Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:de_revolutie_in_rusland

De Revolutie in Rusland

Door Peter Kropotkin

  • Verschenen: 1905
  • Bron: De Revolutie in Rusland, H.A. Wakker & Co, Rotterdam, 1906; The Revolution in Russia, The Nineteenth Century (and after), december 1905 (geschreven november 1905)
  • Digitalisering: Tommy Ryan

Deze tekst betreft een kort artikel over de revolutionaire situatie in rusland, na de mislukte revolutie in 1905.


De Revolutie in Rusland

I.

De gebeurtenissen in Rusland zijn elkander aan het opvolgen met de snelheid, die aan revolutionaire tijdperken eigen is. Elf maanden geleden was het congres van de Zemstwo’s, dat schuchter het verlangen geuit had naar de invoering in Rusland van eenigerlei vertegenwoordigende instellingen de eerste klaarblijkelijke stap, die door een gezamenlijk lichaam gedaan was in de worsteling, die bezig was, met zoo’n ontzettende heftigheid aan den dag te komen.

Thans is de alleenheerschappij, die toen stevig genoeg scheen om in in staat te zijn, menigen storm het hoofd te bieden, reeds gedwongen tot de erkentenis, dat zij moet ophouden te bestaan. Maar tusschen deze twee gebeurtenissen in hebben er zóóvele andere hoogst belangrijke plaats gehad, dat zij in het geheugen teruggeroepen moeten worden, voordat eenige veilige gevolgtrekking gemaakt kan worden ten opzichte van de waarschijnlijke verdere ontwikkelingen van de omwenteling in Rusland.

Op den 10den Augustus 1904 werd de almachtige Minister van Binnenlandsche Zaken, Von Plehwe, door den Revolutionair-Socialist Sazonoff gedood.

Plehwe had op zich genomen, de alleenheerschappij nog tien jaar lang in stand te houden, mits hij en zijn politie met onbeperkte macht bekleed werden, en na deze verkregen te hebben, had hij er zich dusdanig van bediend, dat hij van de politie het meest ontaarde en het gevaarlijkste lichaam van den staat maakte. Om allen tegenstand te verpletteren was hij er niet voor teruggedeinsd, minstens 30,000 personen, bij enkel administratieve beschikkingen, naar afgelegen hoeken van het rijk te deporteeren. Hij gaf telkens onmetelijke sommen gelds uit om zijn eigen persoon te beschermen en wanneer hij in zijn rijtuig door de straten reed, door politieagenten en speurders op fietsen en automobielen in menigten omringd, was hij de best bewaakte man van Rusland, — beter bewaakt zelfs dan de tsaar.

Maar ’t bleek niets te baten, dat alles. Het stelsel van een politieregeering leed de nederlaag en niemand in de omgeving van den tsaar wilde beproeven, het voort te zetten. Zes weken lang bleef de post van Minister van Binnenlandsche Zaken onbezet en toen stemde Nicolaas de Tweede er in toe, met tegenzin, Swiatopolk Mirsky voor lief te nemen, met dien verstande, dat hij aan de Zemstwo’s vergunning zou geven, eenigerlei overgangsvorm uit te werken tusschen de alleenheerschappij, zuiver en onvermengd, en de alleenheerschappij, getemperd door eenigerlei landelijke vertegenwoordiging. Dit werd door de Zemstwo’s gedaan, op hun congres van verleden jaar November (1904), toen zij het waagden te vragen “de waarborging van den persoon en de onschendbaarheid van zijn woning”, “het plaatselijk recht op zelfbestuur” en “een nauw verkeer tusschen regeering en volk” door middel van een bijzonderlijk verkozen lichaam van vertegenwoordigers des volks, die deel zouden hebben aan de wetgevende macht, de vaststelling der begrooting en het toezicht op het bestuur.

Bescheiden als deze verklaring was, werd zij toch het signaal voor een algemeene beroering. Het is waar, aan de Pers werd verboden ze te bespreken, maar alle kranten, en evenzoo de gemeenteraden, de wetenschappelijke genootschappen en allerhande bijzondere groepen bespraken ze desalniettemin. Daarna, verleden jaar December, organiseerden zich de “intellectuels” in uitgebreide vereenigingen van ingenieurs, advocaten, apothekers, onderwijzers en zoo voorts, allen verbonden in een algemeenen Bond der Bonden. En temidden van deze beroering geraakten de schuchtere besluiten van de Zemstwo’s weldra verre achteraf. Een grondwetgevende vergadering, gekozen door middel van algemeen, regelrecht en geheim stemrecht, werd het wachtwoord van alle bijeenkomsten ter verkrijging van een grondwet. Deze eisch was weldra even geliefd bij het volk als de artikelen van het Charter tijdens de Chartistenbeweging.

De studenten waren de eersten, die deze besluiten de straten op brachten, en zij organiseerden indrukwekkende betoogingen ter ondersteuning van deze eischen in St. Petersburg, Moskou en al de universiteitssteden. In Moskou gaf grootvorst Sergius aan de troepen bevel, op de volstrekt vreedzame betooging te schieten. Velen werden gedood en van dien dag af was hij ten doode opgeschreven.

Gevlot zouden de zaken vermoedelijk niet hebben, indien niet de St. Petersburgsche arbeiders op dit oogenblik hun machtigen steun aan de jonge beweging verleend hadden, — door hun daad den aanblik zelf der gebeurtenissen helemaal veranderende. Met alle mogelijke middelen de “intellectuels” te verhinderen hun propaganda onder de arbeiders en de boeren te voeren, daaraan had de Russische regeering voortdurend haar aandacht en zorg gewijd; terwijl, aan den anderen kant, met de arbeiders en de boeren hand aan hand te gaan en onder hen de denkbeelden van Vrijheid en Socialisme te verbreiden altijd het doel geweest was gedurende de laatste veertig jaar, sinds 1861, van de revolutionaire jongelingschap. Het leven zelf werkte aan hun kant. De arbeidersbeweging speelde in het leven van Europa gedurende de laatste halve eeuw zó’n voorname rol, en zij nam in zulk een mate de aandacht in beslag van de geheele Europeesche pers, dat de insiepeling in Rusland van haar denkbeelden niet door onderdrukking kon worden voorkomen. De groote stakingen van 1896—1900 in St. Petersburg en in Midden-Rusland, de groei van de arbeidersorganisaties in Polen en het bewonderenswaardig goed slagen van de Joodsche arbeidersorganisatie, de “Bund”, in West- en Zuid-West-Rusland, bewezen inderdaad, dat de Russische arbeiders in hun verlangens en streven aan hun Westersche broeders de hand reikten.

Onnoodig is ’t, hier te herhalen, wat Vader Gapon reeds in de beschrijving van zijn eigen leven verhaald heeft, n.l., hoe hij er in slaagde een aanzienlijke massa van de St. Petersburgsche arbeiders, binnen; enkele maanden, te groepeeren rond allerhande gelegenheden tot het houden van voordrachten, theerestaurants, coöperatieve vereenigingen en dergelijke, en hoe hij met enkele arbeiders, die met hem bevriend waren, binnen die massa, verscheidene duizendtallen, bezield met hoogere bedoelingen, organiseerde en onderling verbond. Zij slaagden zóó goed in hun ondergrondse werken, dat, toen zij aan de arbeiders te kennen gaven, dat men in massa naar den tsaar moest gaan, en hem een verzoekschrift ontrollen, dat om grondwettelijke waarborgen, zoowel als om eenige economische veranderingen vroeg, binnen 2 dagen ten naaste bij 70.000 man den eed aflegden, zich bij de betooging te zullen aansluiten, hoewel het zoo goed als zeker geworden was, dat de betooging met wapengeweld zou worden gekeerd. Zij hielden woord, en meer dan dat, daar zij in nóg grooteren getale, ongeveer 200.000, opkwamen en, niettegenstaande het vuren der troepen, het winterpaleis hardnekkig naderden.

Bekend is het thans, hoe de keizer, zelf in Tsarskoye Selo zich schuilhoudend, bevelen gaf, de betoogers met geweersalvo’s te ontvangen; hoe de hoofdstad te dien einde in militaire districten verdeeld werd, waarvan elk op een gegeven plaats zijn staf, zijn veldtelephonen, zijn ambulances had…

De troepen vuurden op de dichte menigten, op een afstand van enkele dozijnen meters, en niet minder dan tusschen de twee- en drieduizend mannen, vrouwen en kinderen vielen als slachtoffers van des tsaren bangheid en koppigheid.[1]

Het gevoel van afschuw, waarmee ooggetuigen,' Russen en buitenlanders, over deze slachting spreken, gaat alle beschrijving te boven. Zelfs de tijd zal deze afschuwelijke tooneelen niet uitwisschen uit het geheugen van wie ze zagen, evenals de verschrikkingen van een schipbreuk voor altijd ingegrift blijven in het geheugen van een passagier, die gered werd. Wat Gapon onmiddelijk na de slachting zeide van “het adderengebroed” van het heele regeeringshuis, werd over heel Rusland als een echo weerkaatst en klonk tot in de valleien van Mantsjoerije. Het heele karakter van de beweging werd door deze slachting in eens veranderd. Alle droombeelden werden uiteengevaagd. Aangezien de alleenheerscher en die hem steunden niet gehuiverd hadden voor dat lichtzinnig, duivelsch en lafhartig gemoord, was het klaarblijkelijk, dat zij zich voor geen geweldpleging en voor geen verraad zouden laten weerhouden. Sinds dien dag begon de naam van het regeeringshuis der Romanoffs gehaat te worden onder de arbeiders in Rusland. De zinsbegoocheling van een welwillend alleenheerscher, die van zins was vaderlijk naar de verzoeken zijner onderdanen te luisteren, was weg, voor eeuwig.

Wantrouwen in alles, wat van de Romanoffs zou kunnen komen, kwam daarvoor in de plaats; en het denkbeeld van een democratische republiek, dat vroeger door enkele socialisten slechts werd aanvaard, vond nu zijn weg zelfs naar de betrekkelijk gematigde programma’s. Het volk in den waan te laten, dat zij door den tsaar ontvangen zouden kunnen worden, het naar het Winterpaleis toe te lokken, en het daar met salvo’s geweervuur neer te maaien, voor zulke misdaden wordt nooit vergiffenis geschonken in de geschiedenis.

Indien de bedoeling van Nicolaas de Tweede en zijn raadgevers geweest was de arbeidende klasse door schrik te bedwingen — de uitslag van de Januari-slachting was geheel en al tegenovergesteld. Ze gaf een nieuwe kracht aan de arbeidersbeweging over heel Rusland.

Vijf dagen na den verschrikkelijken “Wladimir” Zondag, brak er een massastaking uit in Warschau, gevolgd door de massastakingen in Lodz en al de nijverheids- en mijnbouw-middelpunten van Polen. Binnen een dag of twee voegden zich bij de Warschausche staking 100.000 handwerkslui en werd ze algemeen. Alle fabrieken werden gesloten, trams reden er niet, kranten kwamen er niet uit. De studenten voegden zich bij de beweging, gevolgd door de leerlingen der hoogere burgerscholen en gymnasia. De winkelbedienden, de kantoorbedienden der banken en van alle openbare en bijzondere handelsondernemingen, de kellners in de restaurants, — allen kwamen geleidelijk voor den dag, om de stakers te steunen. Lodz voegde zich bij Warschau en twee dagen later verspreidde zich de staking over het mijnbouwdistrict Dombrowo.

Een 8-urendag, verhooging der loonen, staatkundige vrijheden, en eigen wetgeving en bestuur, met een Poolschen Landdag, zitting houdende te Warschau, waren de eischen van alle stakers. Wij vinden derhalve in deze Poolsche stakingen al de eigenaardige trekken terug, die, later, van de algemeene stakingen van October jongstleden zoo’n machtig wapen tegen het afbrokkelende alleenheerschersstelsel maakten.

Indien de machthebbers van Rusland het flauwste begrip hadden gehad van hetgeen er gaande was, zouden ze terstond begrepen hebben, dat, in den vorm van een staking, waarin alle klassen der bevolking elkaar de hand reikten, een nieuwe factor van zoodanig vermogen zijn verschijning had gemaakt in de beweging, dat er niets over bleef, dan hun eischen in te willigen; anders zou het heele Staatsgewrocht verbrijzeld worden tot op zijn diepste grondslagen. Maar zij bleven voor de lessen van het Europeesche leven van den nieuwen tijd even doof, als zij het geweest waren voor die der geschiedenis; en toen de stakers in de straten verschenen, indrukwekkende betoogingen organiseerende, wisten zij geen beter hulpmiddel, dan het bevel te sturen: “Schiet ze neer!” In een paar dagen werden er meer dan 300 mannen en vrouwen neergeschoten in Warschau, 100 in Lodz, 43 in Sosnowice, 42 in Ostrowiec, en zoo voorts, over heel Polen!

Het gevolg van deze nieuwe slachtingen was, dat alle klassen der maatschappij zich nauwer aaneensloten om den gemeenschappelijken vijand het hoofd te bieden, en zwoeren te zullen strijden, totdat de overwinning behaald werd. Sinds dien tijd zijn, in alle deelen van Polen, gouverneurs van provinciën, commissarissen van politie, veldwachters, spionnen en dergelijke gedood, zonder dat er één dag voorbij ging, waarop niet melding gemaakt werd van de een of andere zoodanige daad; zoo schatte men in Augustus jongstleden, dat er 95 zulke terroristische daden in Polen hadden plaats gevonden en dat in zeer enkele gevallen de bedrijvers in hechtenis werden genomen. Als regel verdwenen zij, de heele bevolking was blijkbaar behulpzaam ze te verbergen.

II.

Inmiddels bleven over heel Rusland voortduren de boerenopstanden, die reeds een paar jaar geleden begonnen waren, en die, zooals gewoonlijk met boerenopstanden het geval is, een opleving vertoonden aan het begin van den winter en een verflauwing ten tijde, dat de oogsten moeten binnengehaald worden. Zij namen nu ernstige verhoudingen aan in de Oostzee-provincies, in Polen en Littauen, in de middelste provincies Tchernigov, Orel, Koersk en Toela, aan de midden-Wolga en in 't bijzonder in West-Transcaucasië.

Er waren weken, dat de Russische kranten eiken dag wel tien tot twintig gevallen van boerenopstand vermeldden. Toen, gedurende den oogsttijd, was er een daling in deze getallen, maar thans, nu de voornaamste veldarbeid afgeloopen is, zijn de boerenoproeren met vernieuwde kracht aan den gang.

Bij al deze opstanden leggen de boeren een eenheid van gedragingen aan den dag, die de grootste verbazing wekt, een treffende kalmte en merkwaardige organisatievermogens. In de meeste gevallen zijn hun eischen zelfs zeer matig. Zij beginnen met een plechtige bijeenkomst van de “mir” (de dorpsgemeenschap) te houden; dan vragen zij den priester een Te Deum te zingen voor het welslagen van de onderneming; zij kiezen tot hun afgevaardigden de rijkste mannen van het dorp; en zij trekken op met hun karren naar de graanschuren van den landheer. Daar nemen zij nauwkeurig zooveel, als zij noodig hebben om in ’t leven te blijven tot den volgenden oogst, of zij nemen de benoodigde brandstof uit de landheer zijn bosch, en als er geen weerstand geboden is, nemen zij niets anders en keeren zij op dezelfde ordelijke manier naar huis terug; of anders komen zij tot den landheer en beduiden zij hem, dat het, tenzij hij erin toestemt al zijn land aan de dorpsgemeenschap te verhuren voor zo- en zoveel, gewoonlijk een behoorlijken prijs, aan niemand veroorloofd zal worden zijn land in te huren, of arbeid als loonarbeider voor hem te verrichten, en dat ’t daarom het beste wat hij doen kan is, het dorp te verlaten. Op andere plaatsen doen zij het aanbod, als de landheer een goede buur geweest is, al zijn land, onder de verantwoordelijkheid van de gemeenschap, te koopen tegen den prijs, die door land, in massa verkocht, in de buurt kan gehaald worden; of zij bieden hem daarvoor in de plaats de keus van een huur van zo en zoveel per jaar; of zij zijn, als hij voornemens is het land zelf te ontginnen, bereid te arbeiden tegen een behoorlijken prijs, iets boven de thans gangbare prijzen. Maar woekerhuren, ’t verhuren aan tusschenpersonen, of 't verhuren aan andere dorpen om zijn naaste buren te dwingen tot arbeiden voor lagere loonen, — voor altijd moet dit alles worden opgegeven.

Wat den Caucasus betreft, de boeren van Goeria (het Westelijk deel van Georgië) gingen zelfs op een radicaler manier te werk. Zij weigerden te arbeiden voor de landheeren, zonden alle overheden weg en, hun eigen rechters benoemende, organiseerden zij onafhankelijke, een heele landstreek omvattende dorpsgemeenschappen, — zooals de oude kantons Schwyz, Uri en Unterwalden die verscheiden eeuwen achtereen vertoonden.

Al deze feiten wijzen één richting uit. Het landelijk Rusland zal niet tot bedaren gebracht worden, zoolang als niet wat wezenlijks tot stand gebracht is in den geest van landnationalisatie. De bespiegelende staathuishoudkundigen uit de school van het mercantilisme mogen dit vraagstuk in betoog op betoog bespreken, helemaal niet tot een oplossing komende; maar de boeren zijn klaarblijkelijk besloten niet langer te wachten. Zij zien, dat de landheeren niet alleen geen verbeterde stelsels van ontginning invoeren op de landerijen die zij in eigendom hebben, maar eenvoudig hun voordeel doen met den kleinen omvang van de boerenperceelen en de zware belastingen, die de boeren hebben te betalen, om woekerhuren aan hen op te leggen en heel dikwijls daarbij nog den last van een tusschenpersoon, die het land onderverhuurt. En zij schijnen over heel Rusland tot een besluit gekomen te zijn in dezen zin: “Laat de regeering, indien dit noodzakelijk mocht zijn, de landheeren betalen, maar ons moet de grond zijn. Wij zullen, met verbeterde ontginning, veel meer eruit halen, dan nu door ver weg wonende landheeren verkregen wordt, wier inkomen hoofdzakelijk uit den burgerlijken en den krijgsdienst getrokken wordt”.

Het kan daarom als zeker aangenomen worden, dat onbeteekenende maatregelen als het kwijtschelden van achterstallige schulden of een vermindering van de afkoopbelasting, die door den tsaar op den 18den dezer (November 1905) werden uitgevaardigd, bij de boeren volstrekt niets zullen uitwerken. Zij weten, dat er, in het bijzonder met een nieuwen hongersnood in het vooruitzicht, geen achterstallige schulden kunnen worden betaald. Aan den anderen kant is, volgens het eenstemmig getuigenis van allen die de boeren kennen, de algemeene geest (de “mentalité” zouden de Franschen zeggen) van den boer heelemaal veranderd. Hij heeft het besef, dat, terwijl de wereld haar gang gegaan is, hij aan de genade van denzelfden uryadnik (gemeenteveldwachter) en hetzelfde districtshoofd overgeleverd is gebleven, en dat hij, op welk oogenblik ook, voor de enkele blootlegging van de onrechtvaardigheden waardoor hij zich gekrenkt voelt, als een oproerling behandeld, trots alle wetten doodgeranseld of door de kozakken neergeschoten kan worden. Daarom zal hij niet met wiegeliedjes van schijn-hervormingen of beloften-zonder-meer tot gehoorzaamheid gesust worden. Dit is de indruk van allen, die de boeren kennen van met ze omgegaan te hebben en dit blijkt ook zoowel uit het officiëele boerencongres, dat jongstleden zomer gehouden werd, als uit de niet-officiëele congressen, door de Revolutionair-Socialisten in meer dan 100 dorpen in Oost-Rusland georganiseerd. Beiden hebben uitdrukking gegeven aan dezelfde zienswijze: “wij willen den grond hebben, we hebben hem noodig, en wij zullen hem hebben.”

III.

Alleen de boerenoproeren zouden, verspreiden als ze zich deden over uitgebreide landstreken, op- en aanrollend gelijk golven, die vandaag het eene deel van het land en morgen een ander overstroomen, alleen de boerenopstanden zouden voldoende geweest zijn, den gewonen loop van zaken in Rusland heelemaal overstuur te maken; maar wanneer de boerenopstand gepaard gaat met een algemeen ontwaken van de arbeiders in de steden, die weigeren, zich te blijven schikken in de oude, slaafsche omstandigheden; wanneer alle ontwikkelde klassen, openlijk oproerig worden tegen het oude stelsel; en wanneer belangrijke deelen van het rijk, als Finland, Polen, de Caucasus naar eigen wetgeving en zelfbestuur (en volledig) streven, terwijl andere deelen, als Siberië, de Oostzeeprovincies en klein-Rusland, en eigenlijk elke provincie, aanspraak maken op zelf-wetgeving en bevrijd wenschen te zijn van het St. Petersburgsche bureaucratendom, — dan wordt het duidelijk, dat de tijd gekomen is voor een diepe, volledige herziening van alle instellingen. Elk met rede begaafd beschouwer, iedereen, die iets geleerd heeft in zijn leven van de zielkunde der volkeren, zou de slotsom trekken, dat, als er aan den nieuwen geest des tijds bewilligingen moeten gedaan worden, ze dan gedaan moeien worden rondborstig, regelrecht door zee, met een diep gevoel van verantwoordelijkheid voor hetgeen gedaan wordt, — niet als een door de omstandigheden van een gegeven oogenblik afgeperst toegeven, maar als een geheel bewuste weldoordachte gedraging, voorgeschreven door een nauwkeurig begrip van de historische phase, die het land bezig is te doorloopen.

Ongelukkigerwijze ziet men niets van die bewustheid en dat gevoel van verantwoordelijkheid bij hen, die de laatste twaalf maanden de regeerders van Rusland zijn geweest. Ik heb in mijn gedenkschriften verhaald, hoe zekere matige concessies met geestdrift verwelkomd zouden zijn, indien ze tegen het eind van de regeering van Alexander den Tweede of bij de troonsbestijging van zijn zoon waren toegestaan, en hoe zij den weg geëffend zouden hebben voor den geleidelijken en langzamen overgang van de alleenheerschappij naar een regeering met volksvertegenwoordigers. Zelfs in 1895, toen Nicolaas de Tweede keizer was geworden, was het voor zulke concessies niet te laat, maar het was óók duidelijk aan een ieder, die niet verblind werd in dien onnatuurlijken dampkring van het bureaucratendom, welke in alle hoofdsteden voortgebracht wordt, dat er tien jaren later, dat wil zeggen November jongstleden, van zulke concessies als een “Raadgevende Vergadering” reeds geen sprake meer was. De gebeurtenissen van de laatste tien jaar, vroeger al door mij beschreven, — de studentengeschiedenis van 1901, het bewind van Plehwe, enzoovoorts, om van de verfoeielijke misgrepen van den jongsten oorlog te zwijgen, — hadden reeds een te diepe klove geschapen tusschen Rusland en Nicolaas den Tweede. De Januari-slachtingen maakten die kloof nog wijder. Daarom zou een openhartige erkenning van het recht des volks zijn eigen Grondwet saam te stellen, en een volledige, eerlijke kwijtschelding van straf voor staatkundige vergrijpen, verleend als onderpand voor goede trouw, aan Rusland al het bloedvergieten van de laatste tien maanden bespaard hebben. Elk verstandig staatsman zou dat begrepen hebben. Maar de hondsche hoveling Boulyghin, door Nicolaas den Tweede en zijn moeder voor een staatsman gehouden, — bij wien zij zwoeren, die was de man niet, om dat te doen. Zijn eenige politiek was tijd te winnen, in de hoop dat het een of ander de weegschaal ten gunste van zijn meesters zou doen overhellen.

Bij gevolg, vage beloften werden gedaan in December 1904, en daarna in Maart 1905, maar inmiddels nam men, zonder zich in ’t minst ergens om te bekommeren, tot onderdrukking zijn toevlucht, — niet zoo erg openlijk, moet ik zeggen, maar bedektelijk, volgens de lijnen van Von Plehwe’s politiek. Doodvonnissen werden gedurende den afgeloopen zomer met dozijnen uitgedeeld.[2] De slechtste vormen van politie-alleenheerschappij die het bewind van Plehwe kenschetsten deed men herleven, in een vorm nog tergender zelfs dan tevoren, omdat nu gouverneurs-generaal zich de rechten toeeigenden, die vroeger in den Minister van Binnenlandsche Zaken belichaamd waren.

Zoo, om één voorbeeld te geven, verbande krachtens zijn eigen wil de gouverneur-generaal van Odessa dozijnen en dozijnen menschen, waaronder den ouden vroegeren Deken van de Odessa’sche Universiteit, professor Yaroshenko, dien hij den 26sten Juli naar Vologda liet opbrengen!

En dit gebeurde tijdens dat heel Rusland vlam begon te vatten en een reeks gebeurtenissen doorleefde als de opstand van de Musuimannen en de moorden in Bakoe en Nakhichevan; de opstand in Odessa, gedurende welke al de gebouwen in de haven verbrand werden; de muiterij op het pantserschip Knjas Potemkin;[3] de tweede reeks werkstakingen in Polen, wederom gevolgd door slachtingen in Lodz, Warschau en al de andere voornaamste nijverheidsmiddelpunten; een reeks opstanden in Riga, haar hoogtepunt bereikend in de groote straatgevechten van den 28sten Juli — om van een regelmatige, onafgebroken reeks kleinere oproeren op het land te zwijgen. Heel Rusland moest dus in openlijk oproer gebracht worden, het bloed moest in al de groote steden vrijelijk door de straten stroomen, eenvoudig omdat de tsaar het woord niet wenschte uit te spreken, dat een einde zou maken aan zijn poppenkast-alleenheerschappij en de alleenheerschappij van zijn hofkliek. Pas tegen het eind van den zomer kon hij ertoe gebracht worden, eenige concessies te doen, die eindelijk den vorm aannamen van een Rijks-Doema, aangekondigd in de oorkonde van den 17den Augustus.

IV.

Algemeene stomheid-van-verbazing en smadelijke verachting, met geen andere woorden kan de indruk uitgedrukt worden, door deze oorkonde teweeggebracht. Om te beginnen, het was duidelijk aan een ieder, die iets van menschelijke zielkunde weet, dat men geen vergadering, gekozen ter vertegenwoordiging van het volk, zou kunnen in stand houden als een enkel raadgevend lichaam, zonder wetgevende bevoegdheden. Het in de handen stoppen van zulk een beperking was juist de voorwaarden zelf scheppen voor het te voorschijn roepen van de bitterste botsingen tusschen de kroon en het volk. Zich te verbeelden, dat de Doema, indien ze ooit tot stand kon komen in den vorm, waarin de raadgevers van Nicolaas den Tweede zich haar hadden voorgesteld, zich zou bepalen tot de verrichtingen van een enkel raadgevende kamer; dat zij haar verlangens in den vorm van enkel raadgevingen zou uitdrukken, maar niet in den vorm van wetten; en dat ze die wetten niet als zoodanig zou verdedigen, ’t was de ongerijmdheid zelve. Derhalve werd dit toegeven beschouwd louter zóó: de regeering wenschte het volk af te schepen, tijd te winnen. Het werd ontvangen als een nieuw bewijs van de onoprechtheid van Nicolaas den Tweede.

Maar naarmate de werkelijke beteekenis van de Boulyghin’sche Grondwet ontdekt werd, werd het al meer en meer duidelijk, dat zulk een Doema nooit samen zou komen; nooit zouden de Russen ertoe bewogen worden, de klucht van de Doema-verkiezingen naar het Boulyghin’sche stelsel op te voeren. Het bleek, dat volgens dit stelsel de stad St. Petersburg, met haar bevolking van 1.500.000 zielen en haar onmetelijken rijkdom, maar 7000 kiezers zou hebben en dat groote steden van 200.000 tot 700.000 zielen een kiezerskorps zouden hebben, saamgesteld uit maar enkele duizenden, of zelfs enkele honderden kiezers; terwijl 90.000.000 boeren afgedistilleerd zouden worden, na verkiezingen met verscheiden trappen, tot enkele duizenden, die dan een stuk of wat afgevaardigden kozen. Wat betreft de ten naaste bij 4.000.000 Russische arbeiders, zij werden heelemaal uitgesloten van eenige deelneming aan het staatkundig leven des lands. Het was duidelijk, dat alleen geestdrijvers in zake kiesrecht ertoe gebracht konden worden, zoo’n nonsens-tijdverknoeiïng als een kiesrecht-veldtocht onder zulke omstandigheden, belangrijk te vinden. Bovendien, daar de Pers voortdurend de mond gesnoerd bleef, de staat van beleg gehandhaafd werd en de gouverneurs van de verschillende provincies door bleven gaan met hun alleenheerschersbewind op zijn Oostersch-despotisch, verbannend wien ze niet mochten lijden, kwam de openbare meening langzamerhand tot het denkbeeld, dat de Doema nooit bijeen zou komen, wát sommige Gematigde Zemstwoïsten ten gunste van een vergelijk ook mogen zeggen. Toen was het, dat de arbeiders wederom het gewicht van hun wil in den strijd wierpen en een geheel nieuwe wending aan de beweging gaven. Een bakkersstaking brak October jongstleden in Moskou uit en de typografen voegden zich in hun staking bij hen. Dit was niet het werk van eenigerlei revolutionaire organisatie. Het was geheel en al een arbeiderszaak, maar hetgeen bedoeld werd een eenvoudige tentoonspreiding van economische ontevredenheid te zijn kwam plotseling tot wasdom, drong alle vakken binnen, verbreidde zich naar St. Petersburg, toen over heel Rusland en nam het karakter aan van zulk een indrukwekkende revolutionaire betooging, dat ze de alleenheerschappij tot vredesvoorwaarden dwong. Toen de bakkersstaking begon, werden, als iets dat vanzelf sprak, troepen te voorschijn geroepen om ze te onderdrukken. Maar dezen keer hadden de Moskousche arbeiders genoeg gehad van slachtingen. Zij boden een gewapenden tegenstand aan de kozakken. Een driehonderd man verschansten zich op een vliering en een geregeld gevecht tusschen de belegerde arbeiders en de belegerende kozakken volgde. De laatsten kregen natuurlijk de overhand en maakten als slachters de belegerden af, maar toen gingen alle Moskousche arbeiders hand in hand met de stakers. Een algemeene staking werd afgekondigd. “Onzin! Een algemeene staking is onmogelijk!” zeiden de wijsneuzen zelfs toen. Maar de arbeiders zetten in ernst allen arbeid in de groote stad stop en slaagden ten volle.

In enkele dagen werd de staking algemeen. Wat de arbeiders geleden moeten hebben gedurende deze twee of drie weken, toen alle arbeid geschorst was en de voorraad levensmiddelen uiterst schaarsch werd, kan men zich gemakkelijk voorstellen; maar zij hielden het uit. Geen brood, geen vleesch zag Moskou de stad binnen komen; geen licht had ’t in de straten. Alle verkeer op de spoorwegen was stilgezet en de bergen voorraden, die eiken dag de groote stad bereiken, als het leven zijn gewoon verloop heeft, lagen langs de spoorlijnen te verrotten. Kranten verschenen er niet, behalve de proclamaties van de stakingscomités. Duizenden en duizenden passagiers, die tot aan dat groote spoorwegenmiddelpunt, dat Moskou is, gekomen waren, konden niet verder en waren aan het kampeeren in de stations. Brieven hoopten zich aan de postkantoren op tot tonnen en tonnen gewichts en moesten in bijzonder daarvoor ingerichte pakhuizen opgestapeld worden. Maar de staking, verre van te luwen, was zich aldoor aan het uitbreiden over heel Rusland. Nu het hart van Rusland eenmaal gestaakt had, Moskou, nu volgde alle andere steden. Weldra voegde zich bij de staking St. Petersburg en de arbeiders legden de bewonderenswaardigste organisatievermogens aan den dag. Toen haalden, geleidelijk, de geestdrift en toewijding van de armste klasse der maatschappij de andere klassen over. De winkelbedienden, de kantoorbedienden, de onderwijzers, de beambten der banken, de tooneelspelers, de apothekers, ja, zelfs de rechters voegden zich geleidelijk bij de stakers. Een heel land had gestaakt tegen zijn regeering; allen, behalve de troepen; maar zelfs uit de troepen kwamen afzonderlijke officieren en soldaten deel nemen aan de stakersvergaderingen en men zag uniformen in de menigte vreedzame betoogers, die het klaarspeelden een verbazende behendigheid aan den dag te leggen in het vermijden van alle botsingen met het leger.

In enkele dagen had de staking zich uitgebreid over al de voornaamste steden van het rijk, met inbegrip van Polen en Finland. Moskou had geen water, Warschau geen brandstof; overal raakten de voorraden levensmiddelen op; de steden, groot en klein, bleven in volkomen duisternis gedompeld. Geen rookende fabrieken, geen spoortreinen aan ’t loopen, geen trams, geen effectenbeurs, geen bankzaken, geen schouwburgen, geen gerechtszittingen, geen scholen. In vele plaatsen werden óók de restauraties gesloten, aangezien de kellners weggegaan waren, of werden anders de eigenaars door de arbeiders genoodzaakt de lichten na zevenen uit te doen. Alle leven in de steden was komen stil te staan. En wat de regeerders ’t meest verbitterde was, dat de arbeiders geen gelegenheid aanboden, op ze te schieten en met slachtingen de “orde” te herstellen. Een nieuw wapen, ontzagwekkender dan het straatgeoorloog, was zoodoende op de proef gesteld en bleek bewonderenswaardig te werken.

De paniek in de omgeving van den tsaar was hoog gestegen. Hij zelf was inmiddels bezig, om beurten de conservatieven (Ignatiëff, Goremjkin, Stürmer, Stishinsky) te raadplegen, die hem rieden, niets toe te geven, en Witte, die de liberale meening vertegenwoordigde; en men zegt, dat, zwichtte hij voor den raad van den laatste, dat alleen was toen hij zag, dat de conservatieven weigerden hun aanzien, en mogelijk hun leven, op het spel te zetten ter redding van de alleenheerschappij. Hij onderteekende ten slotte, den 30sten October, een oorkonde, waarin hij verklaarde, dat het zijn “onbuigbare wil” was:

l. Aan de bevolking te verleenen de onveranderlijke grondvesten der burgelijke vrijheid, berustende op de werkelijke onschendbaarheid van den persoon, en de vrijheid van geweten, van het woord, van vereeniging en van vergadering.

2. Zonder de reeds bevolen verkiezingen van de Rijks-Doema uit te stellen, tot deelneming aan de Doema op te roepen die klassen der bevolking, voor zoover als zulks mogelijk is met het oog op de kortheid van den tijd voordat de Doema moet bijeenkomen, welke thans volledig van het kiesrecht verstoken zijn, de eindontwikkeling van het beginsel van het kiesrecht in het algemeen overlatende aan de nieuwgevestigde wetgevende orde van zaken.

3. Als onveranderlijken regel in te stellen, dat geen wet van kracht kan worden zonder de goedkeuring van de Rijks-Doema en dat het mogelijk zal zijn voor de gekozenen des volks een werkelijke deelneming uit te oefenen aan het toezicht op de wettigheid van de handelingen der overheden, door ons benoemd.

Op denzelfden dag werd graaf Witte benoemd tot hoofd van een ministerie dat hij zelf had te vormen en de tsaar keurde met zijn handteekening een toelichting van den ministerpresident goed, waarin gezegd werd, dat: “Eerlijkheid en oprechtheid in de bevestiging der burgerlijke vrijheid,” “een streven naar de afschaffing van uitzonderingswetten” en “het vermijden van onderdrukkingsmaatregelen ten opzichte van gedragingen, die niet openlijk de maatschappij en den staat bedreigen” plicht en richtsnoer voor het ministerie moeten zijn. De regeering moest ook “zich onthouden van eenigerlei tusschenkomst in de verkiezingen voor de Doema”, en “haar beslissingen geen tegenstand bieden zoolang als zij niet onvereenigbaar zijn met de geschiedkundige grootheid van Rusland.”

Terzelfder tijd was er ook in Finland een groote werkstaking uitgebroken. De geheele bevolking was één in den steun, dien zij met treffende eensgezindheid eraan verleende; en daar de verbinding met St. Petersburg verbroken werd, gingen er de wildste geruchten aangaande de omwenteling in de Russische hoofdstad te Helsingfors rond.

Daartoe gedwongen door de Finsche bevolking, waagde de gouverneur-generaal het, aan den tsaar een verslag uit te brengen, inhoudende de volstrekte noodzakelijkheid van volledige bewilligingen en daar de tsaar in dezen eisch toestemde, werd onmiddellijk een oorkonde uitgevaardigd, waarbij alle onderdrukkingsmaatregelen van de laatste paar jaren, met inbegrip van de ongelukkige oorkonde van het jaar 1899 (waarbij de Finsche grondwet werd verkracht), vernietigd werden, de Landdag bijeengeroepen werd en een volledige terugkeer tot den toestand, waarin men vóór Bobrikoff’s tijd verkeerde, werd afgekondigd. Hoe jammer voor de toekomstige ontwikkeling van Rusland, dat op juist dezen zelfden dag een maatregel van gelijke strekking, instellende en samenroepende een Poolschen Landdag in Warschau, niet genomen werd! Hoeveel bloedvergieten zou er bespaard zijn! En hoeveel veiliger zou de verdere ontwikkeling van Rusland zijn geweest, indien Polen toen geweten had, dat het in staat zou zijn, eigen leven overeenkomstig eigen wenschen te ontwikkelen!

V.

Nu graaf Witte den 30sten oktober met ruime macht als ministerpresident bekleed is en de verdere loop der gebeurtenissen tot een groote uitgestrektheid afhangt van de manier waarop hij zijn uitgebreid gezag zal aanwenden, nu wordt allerwege de vraag gesteld: “Wat voor iemand is Witte?”

De tegenwoordige eerste minister van Rusland wordt dikwijls beschreven als de Necker van de Russische omwenteling; en het moet erkend worden, dat de gelijkenis tusschen de twee staatslieden niet enkel ligt in de stelling, die zij, elk ten opzichte van zijn eigen monarchie, innemen. Evenals Necker is Witte een met voorspoed gezegend beheerder der geldmiddelen en ook hij is “mercantilist,” hij is een bewonderaar van de groote nijverheden en zou Rusland graag een geldverdienend land zien worden, met zijn Morgans en Rockefellers als kolossale fortuinenmakers in Rusland zelf en in alllerlei Mantsjoerijes, maar hij heeft evenzeer het beperkte staatkundig verstand van Necker en zijn inzichten wijken niet ver af van die, waaraan de Fransche minister uitdrukking gaf in zijn werk: Pouvoir Exécutif, verschenen in“ 1792. Witte’s ideaal is een vrijzinnige, éénhoofdige regeering met een ten halve volstrekte, ten halve door een grondwet aan banden gelegde macht, waarvan hij, Witte, de Bismarck zou zijn, terzijde staande een zwak keizer of koning, en beschut tegen diens grillen door een gezeggelijke middelklasse-vertegenwoordiging. In die vertegenwoordiging zou hij zelfs met een aantal arbeidersleden genoegen willen nemen, — juist in genoegzaam aantal om de het meest op den voorgrond tredende volksleiders onschadelijk te maken en aan de aanspraken, die de arbeiders zouden willen laten gelden, door middel van een vertegenwoordiging uitdrukking te geven.

Witte is stoutmoedig, hij is een man van verstand en een bewonderenswaardig vermogen is hem eigen van te werken; maar een groot staatsman zal hij niet zijn, omdat hij maling heeft aan degenen, die van overtuiging zijn, dat in staatkundige zaken, evenals in alle andere, volmaakte eerlijkheid de gedragslijn is, waarlangs men het verste komt. In den pennestrijd, dien Herbert Spencer eenige jaren geleden voerde ten gunste van “beginselen” in de staatkunde, zou Witte, veronderstel ik, zich bij diens tegenstanders gevoegd hebben, en ik vrees, dat hij heimelijk de “politiek van den almachtigen rijksdaalder” van Cecil Rhodes aanbidt. In Rusland wordt hij door en door gewantrouwd. Het is zeer waarschijnlijk, dat men hem meer macht over Nicolaas den Tweede toeschrijft, dan hij in werkelijkheid heeft, en dat men er niet voldoende rekening mee houdt, dat Witte voortdurend bevreesd moet zijn, zijn meester te veel te vragen, uit vrees dat de meester hem zijn rug zal toedraaien en zich bij de eerste de beste gelegenheid in de handen van zijn reactionaire raadgevers zal werpen, die hij stellig beter begrijpt en mag lijden dan Witte. Maar Witte heeft, evenals zijn Fransch voorbeeld, in bijzonder groote mate behouden de aanbidding van het bureaucratendom en de alléénheerschersmacht, en wantrouwen in de massa. Met al zijn stoutmoedigheid heeft hij niet die stoutmoedigheid van de dingen doortastend te doen, welke alleen verkregen wordt door vastte houden aan zekere grondbeginselen. Hij geeft de voorkeur aan vage beloften boven scherp omlijnde daden, en daarom passen de Russische kringen op hem toe het gezegde: Timeo Danaos et dona ferentes (ik ben bang van de Grieken, óók al komen zij met geschenken aandragen.)

En al is de weigering met hem samen te werken, die hij uit naam van alle op den voorgrond staande vrijzinnigen opgeloopen heeft, veroorzaakt door hun volledige afkeuring van de gedragslijn, volgens welke eigen wetgeving en zelfbestuur voor Polen geweigerd wordt, er blijft daarnaast over: de wijdverbreide achterdocht, dat Witte in staat is te ver te gaan op den weg der minnelijke schikkingen met de paleispartij. Hoe dit ook zij, zelfs de gematigde Zemstwoïsten konden het, vernemen we nu, niet eens zijn met zijn gedragslijn van halve maatregelen, zoowel ten opzichte van de vertegenwoordiging van het volk, als zelfs ten opzichte van zoo’n vraagstuk-van-den-tweeden-rang als de kwijtschelding van straf voor staatkundige misdrijven. Hij weigerde algemeen kiesrecht te aanvaarden en een volledige kwijtschelding van straf te verleenen voor staatkundige misdrijven, op beide welke zaken aan te dringen de Zemstwo-afvaardiging in opdracht had.

Die “eerlijkheid” en die “oprechtheid bij de bevestiging der burgerlijke vrijheid”, welke, zooals de minister schreef, moesten aanvaard worden als plicht en richtsnoer voor zijn ministerie, zijn stellig nog niet in ’t zicht. De staat van beleg blijft niet alleen gehandhaafd in vele deelen van Rusland, maar is uitgebreid over Polen: en wat de kwijtschelding van straf voor staatkundige misdrijven betreft, de onoprechtheid daarvan is zoodanig, dat Pobjedonostseff er jaloersch op zou kunnen worden. Een eerlijke kwijtschelding van straf voor staatkundige misdrijven wordt nooit in vele woorden neergelegd. Zij wordt uitgedrukt in vier of vijf regels; maar Witte’s kwijtschelding is een lange schriftuur, opgesteld met de in ’t oog loopende bedoeling, den lezer omtrent den werkelijken inhoud te misleiden en daarom staat ze vol met verwijzingen naar tal van artikelen van het wetboek, in plaats van de dingen bij hun eigenlijke naam te noemen.

Duizenden geschillen, zeggen Russische advocaten, moeten er ontstaan uit deze poespas-schriftuur. In alle gevallen is één ding duidelijk. Degenen, die in Schlüsselburg sinds 1881—1886 werden opgesloten — heimelijk ingemuurd zou de eigenlijke uitdrukking zijn — en over wier barbaarsche behandeling ik reeds vroeger schreef, die zullen niet in vrijheid gesteld worden, volgens de bewoordingen der kwijtschelding. Zij zullen voor nóg vier jaar als posselentsy (misdadige ballingen) naar Siberië verbannen moeten worden, waarschijnlijk naar de ongezondste streken ervan, voordat ze Rusland weer binnen mogen komen! En dat na een cellulaire opsluiting in volstrekte afzondering, van vier en twintig jaar, zonder eenige gemeenschap, welke ook, met de buitenwereld!

Wat betreft degenen, die door Plehwe’s politiebewind tot wanhoopsdaden werden gedreven, die moeten allen nog gedurende tien tot twaalf jaar in de Russische Bastille van Schlüsselburg blijven; de kwijtschelding is op hen niet van toepassing. En wat de ballingen in ’t buitenland aangaat, hun wordt aangeboden het recht, van de Russische rijkspolitie getuigschriften van toegang tot Rusland te verkrijgen!

De heele wereld over en telken male dat een regeering voor haar algemeene gedragslijn een nieuwe koers afgebakend had, werd een eerlijke algemeene kwijtschelding van straf voor staatkundige misdrijven verleend als een waarborg van goede trouw. Zelfs dat onderpand werd Rusland geweigerd. En zoo gaat het in alles, in alles. Alles wat totnogtoe gedaan werd, zijn woorden, woorden en woorden! En elk dezer woorden kan met een pennestreek doorgeschrapt worden, evenals de beloften van een Grondwet, door den keizer van Oostenrijk na de Weense omwenteling van den 13den Maart 1848 gegeven, enkele maanden later vernietigd werden en de bevolking der hoofdstad afgemaakt werd, zoodra haar omwentelingsgezindheid verkoelde. Is ’t niet dezelfde politiek, naar welke men in Tsarskoye Selo hunkert ? Ongelukkigerwijze is de eerste stap op den weg der reactie reeds gedaan door den staat van beleg in Polen af te kondigen.

VI.

De eerste overwinning van het Russische volk over de alleenheerschappij vond een geestdrift en gejubel, vol uitgelatenheid. Menigten, bestaande uit honderdduizenden mannen en vrouwen uit alle klassen in bonte mengeling, en tallooze roode vlaggen dragend, bewogen zich door de straten der hoofdsteden, en dezelfde geestdrift verbreidde zich snel naar de provincies, tot in de kleinste steden. Het is waar, het was niet enkel gejubel; de menigte sprak ook drie bepaalde eischen uit. Drie dagen lang na de openbaarmaking van de oorkonde, waarin de alleenheerschappij van haar macht afstand gedaan had, was er nog geen kwijtscheldingsoorkonde verschenen en den 3den November was in St. Petersburg een menigte, 100.000 man sterk, van plan het huis van bewaring te bestormen, toen een der leden van den Arbeiders Raad van Afgevaardigden hen toesprak, en verklaarde, dat Witte zooeven zijn woord van eer gegeven had, dat dienzelfden avond een algemeene kwijtschelding van straffen voor staatkundige misdrijven zou worden verleend. De afgevaardigde zei derhalve: “Spaar uw bloed voor ernstiger gelegenheden. Om elf uur zullen we Witte’s antwoord hebben en als het niet bevredigend is, dan zult ge allen morgen om zes uur ingelicht worden, hoe en waar elkander op straat te ontmoeten, om verder te handelen.” En de onmetelijke menigte — ik heb deze bijzonderheden van een ooggetuige — ging langzaam uiteen en verstrooide zich kalm, aldus erkennende de nieuwe macht, de Afgevaardigden van den Arbeid, die in de staking geboren werd.

Twee andere belangrijke punten, behalve de kwijtschelding, moesten ook in ’t reine gebracht worden. Gedurende de laatste paar maanden hadden de kozakken bewezen het afschuwelijkste reactiewerktuig te zijn, altijd klaar om ongewapende menigten te ranselen met de zweep, neer te schieten en aan de bajonet te rijgen, uit louter aardigheid in dat spelletje en met het oogmerk, daarna aan het plunderen te trekken. Bovendien bestond er geen enkele waarborg, dat de betoogers niet ’t een of andere oogenblik door de troepen zouden aangevallen en afgemaakt worden. De menschen op straat eischten daarom het terugtrekken van de troepen en in 't bijzonder van de kozakken, de opheffing van den staat van beleg en de aanstelling van burgerwachten, die onder het bestuur van de gemeenten zouden geplaatst worden.

Het is bekend, hoe, eerst in Odessa en toen over heel Rusland, de jubelende menigten aangevallen begonnen te worden door benden, in hoofdzaak samengesteld uit slachtersknechts en ten deele uit de armste bewoners der achterbuurten, somtijds gewapend en heel dikwijls onder het leiderschap van agenten van politie en politieambtenaren in burgerkleeding; hoe elke poging van de zijde der betoogende Radicalen zulke aanvallen door middel van revolverschoten te weerstaan, onmiddelijk salvo’s geweerschoten van de kozakken uitlokten; hoe vreedzame betoogers door de soldaten werden afgemaakt, nadat het een of ander afzonderlijk pistoolschot, mogelijk een afgesproken teeken van de politie, uit de menigte gelost werd; en hoe, ten slotte, in Odessa een welgeregelde plundering en de slachting van mannen, vrouwen en kinderen in eenige van de armste Joodsche voorsteden plaats hadden, terwijl de troepen op de onvoorbereid opgerichte studentenwacht schoten, die de moorden trachtte te voorkomen of er een eind aan te maken. In Moskou predikten openlijk de hoofdredacteur van de Moskouer Courant, Gringmuth, en een deel der geestelijkheid, opgezet door een herderlijken brief van bisschop Nikon, “de intellectueelen met geweld ten onder te brengen” en werd van het spreekgestoelte vlak vóór de Iberische Maagd door voor de vuist het woord voerende sprekers het dooden der studenten gepredikt. Het gevolg was, dat de Hoogeschool belegerd werd door menigten “verdedigers der orde”, dat door de kozakken op de studenten geschoten werd en dat verscheiden achtereenvolgende avonden lang afzonderlijke studenten in den donker door de Moskouer-krantenlieden aangerand werden, zoodat op een enkelen avond er een en twintig gedood of doodelijk gewond werden.

Een onderzoek in behoorlijken vorm door vrijwilligers-advocaten ingesteld naar den oorsprong dezer moorden is nu aan den gang, maar zóóveel kan men reeds zeggen. Al heeft rassenhaat een belangrijke rol gespeeld in Odessa en in andere steden in het Zuiden, een zoodanige oorzaak kan niet aangevoerd worden in Moskou, Tver (het afbranden van het Zemstwogebouw), Tomsk, Nizjni-Novgorod en een groot aantal steden, die een Zuid-Rusische bevolking hebben. En toch hadden uitbarstingen van hetzelfde woeste karakter in al deze steden en gemeenten ongeveer terzelfder tijd plaats. Men ziet er een met goed overleg uitvoerende hand in en er valt niet aan te twijfelen of dit is de hand van de partij van het eenhoofdig gezag. Zij zond een afvaardiging naar Peterhof met prins Scherbatoff en graaf Sheremetiëff aan ’t hoofd, en nadat deze afgevaardigden hoogst welwillend door Nicolaas den Tweede ontvangen waren, traden zij in de Moskouer Courant en in de oproepen van de bisschoppen Nikon en Nikander openlijk op den voorgrond, een beroep doende op de zich met hen eens van zin voelenden, om den Radicalen openlijk den oorlog te verklaren.

Natuurlijk zou ’t onverstandig zijn, zich te verbeelden, dat de alleenheerschappij en de alleenheerschersmanieren, die van elk politieambtenaar in zijn eigen kring een tsaartje maakten, uit zouden sterven zonder met alle middelen, moord inbegrepen, tegenstand te bieden. De Russische omwenteling zal stellig haar Feuillants en Muscadins hebben. En deze worsteling zal noodzakelijk in Rusland door rassenhaat van ingewikkelden aard worden. Het is altijd de gedragslijn van het tsarendom geweest, den rassenhaat te prikkelen, de Finsche en de Karelische boeren opzettende tegen de Zweden in Finland, de Letten tegen de Duitschers in de Oostzeeprovincies, de Poolsche boeren (ten deele uit de Ukraine) tegen de Poolsche landheeren, de Rechtzinnige Russen tegen de Joden, de Musulmannen tegen de Armeniërs enz. En dan is het gedurende de laatste twintig jaar een in ’t oog loopende eigenaardigheid van Ignatieff’s en later van Plehwe’s gedragslijn geweest, rassenoorlogen uit te lokken met het oogmerk de Socialistische propaganda tegen te houden. En de politie in Rusland heeft met met al zulke uitbarstingen altijd haar voordeel gedaan om te gappen en te plunderen…. Bij gevolg waren enkele wenken van boven genoeg, en verscheiden reactionaire kranten en twee bisschoppen gingen zóó ver zulke wenken openlijk te geven, om de verschrikkelijke moorden in Odessa en de kleinere uitbarstingen elders uit te lokken.

Zulke botsingen tusschen de vertegenwoordigers van een donker verleden en de jonge krachten, de toekomst vertegenwoordigende, zullen stellig eenigen tijd blijven voortduren, voordat de machtige vloeden, die de storm der Revolutie deed rijzen, zakken zullen.

De Revolutie in Engeland duurde van 1639 tot 1655, de Fransche van 1788 tot 1794, en beide werden gevolgd door een tijdperk van verwarring, dat zoowat dertig jaar duurde. Op een uiterst belangrijk kenmerk evenwel moet men nu reeds letten. Tot op het huidig oogenblik is het bloedvergieten niet van den kant der Revolutionairen, maar van dien der verdedigers van de onbeperkte alleenheerschappij gekomen. Men schat, dat reeds meer dan 25.000 menschen sinds Januari 1904 gedood zijn. Maar heel deze reuzenhoeveelheid moorden komt voor rekening van de verdedigers der alleenheerschappij. De overwinning op de onbeperkte alleenheerschappij, die haar noodzaakte afstand te doen, werd verkregen door een staking, eenig in de jaarboeken der geschiedenis door haar eensgezindheid en de zelfverloochening der arbeiders; maar géén bloed werd vergoten om deze eerste overwinning te behalen. Hetzelfde geldt van de dorpen. Men kan het voor zeker aannemen, dat de landeigendom der landheeren reeds een klap te verduren gehad heeft, die een terugkeer tot den toestand, waarin de landeigendom zich vóór dezen bevond, wezenlijk onmogelijk maakt. En deze tweede overwinning, — een zeer groote, mijns inziens, — is men bezig te behalen zonder bloedvergieten vanwege de opgestane boeren. Indien er bloed vergoten wordt, wordt het vergoten door de troepen, die geroepen worden het recht van het alleenbezit van den grond te verdedigen, — niet door hen, die trachten zich aan dat alleenbezit te ontworstelen. Wat de boeren betreft, zij hebben zich zelfs tegen weerwraak uitgesproken.

Nog een sterk uitkomend kenmerk van de Russische omwenteling is de hooge vlucht, die de Arbeid erin genomen heeft. Het zijn niet Sociaal-Democraten, of Revolutionair-Socialisten, of Anarchisten, die de leiding hebben in de tegenwoordige revolutie. Het is de Arbeid, het werkende volk. Reeds tijdens de eerste algemeene werkstaking hadden de St. Peterburgsche arbeiders 132 afgevaardigden benoemd, die een “Raad van den Bond der Arbeiders” instelden, en deze afgevaardigden hadden een uitvoerend bewind van acht leden benoemd. Niemand kende hun naam of hun adres, maar hun raad werd gehoorzaamd als een bevel. Op straat verschenen zij omringd door vijftig of zestig arbeiders, gewapend en als aaneengeschakeld, zoodat niemand een afgevaardigde kon naderen.

Thans hebben de St. Peterburgsche arbeiders blijkbaar hun organisatie uitgebreid en terwijl hun afgevaardigden besprekingen houden met de vertegenwoordigers van de revolutionaire partijen, behouden zij niettemin hun volkomen onafhankelijkheid. Gelijksoortige organisaties zijn zeer waarschijnlijk in Moskou en elders tot stand gekomen en op dit oogenblik zijn de St. Petersburgsche arbeiders stelselmatig bezig zich te wapenen, om tegenstand te bieden aan de “zwarte benden”, handlangers van de onbeperkte alleenheerschappij. Wat de macht van de organisatie van den Arbeid betreft, men kan ze het best zien uit het feit, dat terwijl de rechtsgeleerde regeeringsambtenaren nog bezig zijn, het een of andere misbaksel van een Perswet gaar te stoven, de arbeiders de preventieve censuur in St. Petersburg hebben afgeschaft, door in hun geheim dagblad de Izvestia een kort en bondig besluit van den Raad van Afgevaardigden van den Arbeid openbaar te maken. “Wij verklaren,” zeiden zij, “dat indien de redacteur van eenige krant voortgaat zijn blad vóór de uitgifte aan den censor te sturen, ze door ons op straat verbeurd verklaard en de drukkers uit de drukkerij geroepen zullen worden (zij zullen steun ontvangen van het stakingscomité). Als het blad niettemin blijft verschijnen, zullen de onderkruipers door ons geboycot en de persen vernield worden.”[4] Dit is de wijze, waarop de preventieve censuur opgehouden heeft te bestaan in St. Petersburg. De oude wetten blijven, maar feitelijk is de dagbladpers vrij.

Vele jaren geleden werd de algemeene werkstaking door de Italiaansche arbeiders bepleit als een wapen, dat onweerstaanbaar zou zijn in de handen van den Arbeid ter oplegging van zijn wil. De Russische omwenteling heeft aangetoond, dat zij gelijk hadden. Bovendien, er bestaat niet de minste twijfel of de algemeene werkstaking zal, als ze in staat is geweest de eeuwenoude instelling der alleenheerschappij te dwingen zich over te geven,

óók in staat zijn den wil der arbeiders aan het Kapitaal op te leggen; en even weinig te betwijfelen valt het, of de arbeiders met hun gezond verstand, waarvan zij zulke treffende bewijzen hebben gegeven, zullen ook de middelen vinden om het vraagstuk van den Arbeid zóó op te lossen, dat de nijverheid het middel wordt niet tot persoonlijke verrijking, maar tot voldoening van de behoeften der gemeenschap.

Dat de Russische omwenteling zich niet zal bepalen tot een loutere hervorming van staatkundige instellingen, maar, evenals de Revolutie van 1848, ten minste een poging zal doen het maatschappelijk vraagstuk op te lossen, ben ik altijd van meening geweest. Een halve eeuw socialistische evolutie in Europa kan niet zonder invloed blijven op de komende gebeurtenissen. En de overheerschende stelling door den Arbeid in de huidige crisis ingenomen, schijnt aan dien blik in de toekomst steun te verleenen. Hoever de maatschappelijke verandering gaan zal, en welke tastbare vormen zij zal aannemen, zou ik niet graag wagen te voorspellen zonder ter plaatse, te midden der arbeiders te zijn; maar stappen in die richting moeten zeker gedaan worden.

Dat Rusland zijn groote omwenteling is begonnen, is niet langer een overdrachtelijke manier van zeggen of een voorspelling; het is een feit. En men is verbaasd, te ontdekken hoe de geschiedenis zich herhaalt; niet in de gebeurtenissen natuurlijk, maar wat het zielkundige betreft van de tegenover elkaar staande machten. De regeerende klasse, in elk geval, heeft niets geleerd. Zij blijft onmachtig de werkelijke beteekenis der gebeurtenissen te begrijpen, welke door het geveinsde van haar omgeving voor haar verborgen wordt. Waar een tijdig toegeven, een openhartige, rondborstige erkenning van de noodzakelijkheid van nieuwe levensvormen het land stroomen bloeds zouden bespaard hebben, gaat ze aan het inwilligen op het laatste oogenblik, altijd op een halfslachtige manier en altijd met de heimelijke bedoeling, weldra weer tot de oude vormen terug te keeren. Waarom heeft zij gedurende de laatste tien maanden minstens 25.000 menschen afgemaakt, wanneer zij in October te erkennen had, wat zij verleden jaar December weigerde te erkennen?

Waarom gaat zij voort te onderdrukken en lokt zij nieuwe moordpartijen uit, wanneer zij binnen enkele maanden te erkennen zal hebben algemeen kiesrecht als den grondslag van een regeering mei een vertegenwoordiging in Rusland; en de zelfwetgeving van Polen als het beste, het eenig mogelijke middel om de twee landen, Rusland en Polen, sterk aaneengeschakeld te houden, precies evenals ze genoopt werd te erkennen, na het heele land in vuur en vlam gezet te hebben, dat de eerlijke erkenning van Finlands zelfwetgeving het eenige middel was, het aan Rusland geboeid te houden? Maar neen, zij zal niet erkennen, wat klaar en duidelijk is aan een ieder, zoodra als hij zich vrij maakt uit den dampkring van dat paradijs-der-dwazen, waarin het St. Petersburgsche regeeringsambtenarendom leeft. Zij wil de bitterste burgeroorlogen verwekken.

Gelukkig genoeg is er een hoopvolle kant aan de Russische omwenteling. De twee krachten, die tot nu toe de leidende rol in de omwenteling gespeeld hebben — namelijk de arbeiders in de steden, als broeders met de jongere intellectueelen omgaande, en de boeren op het land, — hebben zulk een bewonderenswaardige eensgezindheid van handelen, zelfs waar men niet van tevoren tot overeenstemming gekomen was, en zulk een tegenzin in nutteloos bloedvergieten aan den dag gelegd, dat wij zeker mogen zijn van hun eindelijke overwinning. De troepen zijn reeds diep onder den indruk gekomen van de eensgezindheid, de zelfopoffering en het zich bewustzijn van hun rechten, door de arbeiders bij hun stakingen ten toon gespreid; en nu de St. Petersburgsche arbeiders begonnen zijn, met hun propaganda in een geest van recht-op-den-man-af de lieden te naderen, die in de “zwarte benden” dienst namen, nu zal waarschijnlijk spoedig dit steunsel der alleenheerschappij evenzoo ophouden te bestaan. Het voornaamste gevaar ligt nu hierin, dat de staatslieden, verliefd op “orde” en door bangige landheeren opgehitst, hun toevlucht misschien nemen tot moordpartijen om de boerenoproeren te dempen, in welk geval een weerwraakneming zou volgen van een omvang en met gevolgen, door niemand te voorspellen.

Het eerste jaar van de Russische omwenteling heeft reeds bewezen, dat er in het Russische volk die eenheid van gedachten is, zonder welke geen ernstige verandering in de staatkundige inrichting des lands mogelijk zou geweest zijn; en dat vermogen tot gezamelijk handelen hetwelk een noodzakelijke voorwaarde tot welslagen is. Men kan er dus zeker van zijn, dat de tegenwoordige beweging de overwinning zal wegdragen. De jaren van verwarring zullen voorbijgaan en Rusland zal eruit te voorschijn te komen als een nieuw volk, eigenaar van een ongepeilden rijkdom aan natuurlijke hulpbronnen, en in staat ze met voordeel aan te wenden; willig te trachten zulks te doen ten algemeenen nutte; een volk, afkeerig van bloedvergieten, afkeerig van den oorlog, en bereid op te marcheeren naar het hooger doel van den vooruitgang. Een van zijn slechtste overerfselen uit een donker verleden, de alleenheerschappij, ligt reeds doodelijk gewond neer en zal niet herleven; en andere overwinningen zullen volgen.

21 November (1905).

P. KROPOTKIN.

Voetnoten

  • [1] Men leze hierover: Gnjew, “De Stormvogel der Revolutie” (H. A. Wakker & Co.)
  • [2] Tal van deze worden opgesomd in “La Tribune Russe” (verschijnend te Parijs), nr. 33, pag. 497.
  • [3] Men leze hierover A. Matouchenko, De Matrozenopstand in de Zwarte Zee. (H. A. Wakker & Co.)
  • [4] Ik neem dit besluit, het een weinig samenvattend, uit de “Roes” van 4 November, den dag, waarop de eerste vrije kranten openlijk verschenen in St. Petersburg.
namespace/de_revolutie_in_rusland.txt · Laatst gewijzigd: 05/05/20 21:49 door defiance