Navigatie
Bijdragen & info
Navigatie
Bijdragen & info
Poging tot een historisch essay
0.1 Valt een persoonlijk verlangen om te verantwoorden en te rechtvaardigen onder het begrip historisch motief? En dan: te verantwoorden valt er zoveel en waarom moet het nu speciaal het Anti Oorlogs Comité zijn? Dit comité was niet van wereldomvattende betekenis, niet eens van echt nationale betekenis. Van belang voor de arbeidersklasse misschien? Zelfs dit valt te betwijfelen - ook al twijfelden wij er toen niet aan - want die arbeidersklasse toonde maar geringe belangstelling, liet zich, om de termen van die dagen nog eens te gebruiken, ophitsen tot een oorlog tegen het fascisme. In een in 1937 door de Internationale Anti-Militaristische Vereniging (Sectie Holland) uitgegeven manifest heette het o.a.: ‘Het gedrag van fascistische en democratische heersers is in wezen gelijk! Beiden treden zij op voor kapitalistische, imperialistische belangen.’
0.2 Begin 1976 was er een VPRO-televisie-programma over de oude antimilitaristische beweging. Het programma maakte op mij geen grote indruk. Ik verwachtte - waarschijnlijk ten onrechte - een afbeelding van de realiteit van die dagen. Te horen en te zien waren er mensen die vertelden wat ze hadden beleefd en gedacht. Maar dan opeens was daar een gezicht wat ik herkende, zevenendertig jaar na datum: dat van Douwe de Wit, uit Bolsward. Om redenen die verderop duidelijk moeten worden vatte ik kort daarna een tweeledig besluit. Ik zou de historie van het Anti Oorlogs Comité (AOC) schrijven en ik zou min of meer in het verlengde hiervan mijn eigen belevenissen in dat verband beschrijven. Met het laatste had ik het minste moeite, ook al ben ik er zeker een jaar mee bezig geweest. In manuscript (ongeveer 60 000 woorden) ligt daar ‘Mounoury had een racefiets.’ Met het schrijven van de historie van het AOC waren er veel meer moeilijkheden dan ik had voorzien. Deze lagen vooral op het gebied van de ‘artefacten’.
0.3 Bij mijn eigen papieren vond ik niet zoveel. De tijd in het algemeen en de bezettingstijd in het bijzonder hebben heel wat ‘bewijzen’ verloren doen gaan. In exemplaren van Vrije Jeugd (gestencilde uitgaven) vond ik opgenomen: een circulaire van het AOC (zie 1.2), een opwekking van mijn hand (zie 1.6), een kort bericht plus onder het hoofd Correspondentie o.a. ‘C.v. VI. te Bakkum. AOC heeft nog steeds f 1, - van je te goed.’ (zie 1.8) Vrije Jeugd was aanvankelijk een gestencilde resp. gedrukte uitgave van de Vrije jeugd Organisatie (VJO) en later van de groep rondom het blad. Voor een nadere omschrijving van deze organisatie verwijs ik naar mijn artikel ‘Het geluk van jong te zijn’ in De Vrijdenker van 14 en 21 september 1957, de ‘Herinneringen’ van Piet Spigt in De Vrijdenker van 5, 12, 19 en 26 oktober en 2 november 1957, mijn artikel in Symbiose van juli 1962 ‘VJO, een uniek tijdperk’ en het boek van Ger Harmsen ‘Blauwe en rode jeugd’ pag. 350, 351, 460.
0.4 Mijn eerste echte bemoeienissen richtten zich op de man die was opgetreden als sekretaris-penningmeester van het AOC, Cor Hengeveld. Hierover straks meer. Ook bij andere personen heb ik getracht gegevens - harde en zachte - te verkrijgen. Dit leverde nauwelijks iets op zodat ik aanvankelijk het idee kreeg dat ik de enige was die er nog wat van wist. Maar dat is meegevallen, ook al was het veel minder dan ik gehoopt had. Ik heb de drukkerij van de manifesten na enige moeite teruggevonden. Die hadden helaas geen papieren uit die tijd bewaard en de ‘oude baas’ zelf was al gestorven. Na de correspondentie tussen Hengeveld en mij (zie 2.1 tot en met 2.5) bleef de zaak even hangen. Maar in augustus 1978 meldde zich een vriendin uit die dagen, die ik in 1976 tevergeefs gepolst had. Bij het opruimen van de zolder hadden ze allerlei papieren teruggevonden. Wat naar hun mening voor mij van belang was, hadden ze in een grote kartonnen doos gedaan. Die heb ik vanzelfsprekend afgehaald. Er zat heel wat belangwekkends in, helaas maar weinig wat betrekking had op het AOC. Dan toch wel zoveel dat ik me verantwoord achtte om het een en ander op papier te zetten.
1.1 Uit Vrije Tribune no. 18 van maart 1939. Gestencilde uitgave van het Anarchisties Propaganda Comité te Amsterdam.
Bericht
Een voorlopige commissie, gekozen uit afgevaardigden van diverse organisaties, die werkzaam zijn voor de vrede of op antimilitairistisch gebied en die sinds lang de noodzakelijkheid gevoelden het licht der waarheid te doen vallen op de huns inziens verderfelijke actie, van de zijde der overheid gevoerd, voor de luchtbescherming, stelt zich ten doel een tegenactie te voeren.
Zij wil daartoe een bijeenkomst beleggen op 10 maart a.s. van diegenen die, op welke wijze dan ook, bereid zijn hun medewerking te verlenen.
Op deze vergadering stelt zij zich voor iemand een inleiding te doen houden over de praktiese en principiële bezwaren die er tegen de luchtbescherming zijn aan te voeren. Daarna kan vanuit de aanwezigen een definitieve commissie gekozen worden, die zich zal belasten met het aangeven van richtlijnen en de organisatie der verdere werkzaamheden. Het voorl. com. roept allen met het idee sympathiserenden, die de leemte in deze voelen en zich bewust zijn van de ernst der tijd, op deze vergadering te bezoeken.
De vergadering vindt plaats in gebouw ‘De Leeuw’, Valkenburgerstraat.
Namens de voorlopige commissie
1.1.1 Vrije Jeugd was zoals hierboven vermeld de groep rondom het blad Vrije jeugd.
1.1.2 Groep van ant(i) mil(itairistische) werkers was een groep van wisselende samenstelling zoals er in die tijden meerdere waren (geweest). Deze in wezen anarchistische of vrijsocialistische groepen en groeperingen was een kort leven beschoren, maar ze reïnkarneerden steeds opnieuw.
1.1.3 I.A.M.V. staat voor Internationale Anti-Militaristische Vereniging. In 1904 opgericht te Amsterdam door o.a. Domela Nieuwenhuis. Doel: ‘in alle landen voortdurend tegen militarisme en kapitalisme ageeren en alle consequente antimilitaristen te vereenigen.’ (Jos Giesen in zijn boek ‘Nieuwe Geschiedenis’). Nauw hiermee verbonden was het Internationaal Anti Militaristisch Bureau. De krant van het I.A.M.V. was De Wapens Neder. Een en ander was anarchistisch dan wel vrijsocialistisch gezind.
1.1.4 J.V.A. staat voor jongeren Vredes Actie, een van oorsprong vrijzinnig-christelijke jongerenorganisatie. Men zou ze radikaalpacifisten van burgerlijke huize kunnen noemen. Ze deden overigens niet mee aan het AOC.
1.2 Uit Vrije Jeugd 4de jaargang no. 6 (medio mei 1939):
anti-oorlogscomite
Tidorestraat 62 1e et.
Amsterdam Oost
Amsterdam, datum postmerk.
Waarde Geestverwant,
Wederom is zeer onlangs door de Amsterdamse anti-militaristen een manifest verspreid in een oplaag van 63.000 exemplaren. Het reeds bestaande anti-luchtbeschermingscomité heeft zich met de opstellers en verzorgers van het manifest verenigd in een comité onder bovenstaande naam. Een groot aantal verspreide kameraden, I.A.M.V. afd. A'dam, S.A.A. en de groep rond Vrije Jeugd werken thans samen ten einde een zo groot mogelijke activiteit te ontplooien tegen de in allerlei kringen steeds meer veld winnende oorlogsbereidheid.
Het moet thans ieder duidelijk worden gemaakt, dat de keus van deze tijd niet is die tussen ‘democratie’ en fascisme, doch wel tussen enerzijds de ondergang, die een oorlog van deze twee verschijningsvormen van het kapitalisme ons te bieden heeft, of anderzijds de strijd voor een samenleving waar plaats is voor menselijkheid en levensgeluk.
De grondslag van onze propaganda is: wij doen aan geen enkele oorlog mee!
Het is duidelijk, dat wij zonder Uw steun niet kunnen werken. Wij moeten met klem vragen: helpt ons de mogelijkheid scheppen onze arbeid voort te zetten. Uw financiële offer is broodnodig, en is het sommigen van U onmogelijk van Uw steunbedrag of lage loon nog iets af te staan, werkt dan in uw omgeving, maar in ieder geval STEUNT! HELPT! WERKT! Geldzendingen te zenden aan: Cor Hengeveld, Tidorstraat 621 Amsterdam Oost
1.2.1 Bovenstaande was een door het AOC toegezonden rondschrijven.
1.2.2 Het Anti-luchtbeschermingscomité werkte o.a. met kleine vlugschriften (afm. 12 × 16 cm), waarvan een met de volgende inhoud:
1.2.2.1 Luchtbescherming?
is onmogelijk!!!
geeft een vals gevoel van veiligheid Want…
alle militaire deskundigen zijn het er over eens, dat elke waarschuwing omtrent nadering van de ‘vijand’ te laat zal komen.
EN…
‘Bombardementsmachines komen er altijd door.’
(Baldwin, Eng. oud-premier).
WAT DAN??
Bestrijding van het militairisme, dat U door ‘luchtbescherming’ tot zijn dienstplichtige maakt.
1.2.2.2 Het anti-luchtbeschermingsstandpunt was onder meer omvattend bepaald in een destijds door het iamv uitgegeven en verspreide brochure ‘De gevaren van luchtbescherming’ van de hand van dr J. Rudolfs.
1.2.3 S.A.A.. staat voor Sociaal Anarchistische Actie, een van de anarchistische groeperingen die als zodanig langere tijd bestond. Het adjektief ‘sociaal’ is om het onderscheid met individueel-anarchistische broeders en zusters te beklemtonen. In die tijd was de S.A.A. gegroepeerd rondom het weekblad De Arbeider.
1.3 Uit De Wapens Neder van 6 juni 1939:
Nieuws Amsterdam. Het Anti-Oorlogscomité belegt tegen 8 juni een vergadering in ‘Krasnapolski’, waar Mw. v.d. Sluijs, van Mispelblom Beijer en Jo de Haas zullen spreken. De vergadering begint om 8 uur. Toegangsprijs 10 cent.
1.3.1 Genoemde drie personen waren bekende sprekers op antimilitaristische vergaderingen. Jo de Haas, toen al op het standpunt van de totale geweldloosheid, werd in april 1945 voor zijn geestelijk verzet gefusilleerd.
1.4 Kopie van een schrijven, luidend:
anti-oorlogscomite
Tidorestraat 62 1e et.
Amsterdam Oost
Amsterdam, 10 juni 1939.
Aan Het Hoog Militair Gerechtshof te 's-Gravenpage.
Weledele Heren,
Door dezen geven wij u kennis van de volgende motie:
‘Het Anti-oorlogscomité, in grote openbare vergadering bijeen op Donderdag 8 juni 1939 in “Krasnapolski” te Amsterdam, spreekt ten sterkste haar afkeuring uit over de door den advocaat-fiscaal bij het Hoog Militair Gerechtshof te 's Gravenhage geeiste onmenselijke gevangenisstraf van twee en een half jaar tegen vier principiële dienstweigeraars, zonder aftrek van preventief; besluit deze motie op te zenden naar het Hoog Militair Gerechtshof en bekend te maken in de pers.’
Wij verblijven, met alle aan uw ambt verschuldigde eerbied, anti -oorlogscomite, (secr.-penn.)
1.5 Uit De Syndicalist van 17 juni 1939:
Plaatselijk nieuws Amsterdam
Anti-Oorlogscomité. De vergadering in Krasnapolski heeft onze verwachtingen niet teleurgesteld. Van de pl.m. 450 bezoekers gaven zich velen op als werker of voor een wekelijkse of maandelijkse bijdrage. De volgende motie werd uit de vergadering voorgesteld en aangenomen:
‘Het Anti-oorlogscomité, in grote openbare vergadering bijeen, op Donderdag 8 juni 1939 in Krasnapolski te Amsterdam, spreekt ten sterkste haar afkeuring uit over de door de advocaat-fiscaal bij het Hoog Militair Gerechtshof te 's-Gravenhage geëiste onmenselijke straffen van 2½ jaar tegen vier principiële dienstweigeraars, zonder aftrek van preventief;
besluit deze motie op te zenden naar het Hoog Militair Gerechtshof te 's-Gravenhage en bekend te maken in de pers.’
1.5.1 De Syndicalist was een weekblad van het Nederlands Syndicalistisch Vakverbond, onder redactie van Albert de Jong. Men zou de syndicalisten kunnen bestempelen als radenanarchisten. Met name in Spanje hadden ze een grote aanhang wat ook tot uiting kwam in de gewapende strijd tegen generaal Franco c.s.
1.6 Uit Vrije jeugd Ode jaargang no. 7 (eind juni 1939):
anti-oorlogsvergadering op 8 juni in ‘krasnapolski’. Bovenstaande vergadering, uitgeschreven door het Anti-oorlogscomité (niet te verwarren met het Revolutionair Anti Oorlogscomité der R.S.A.P.!) is zeer goed geslaagd. Ook al moest er veel geld bij, moreel was deze vergadering verantwoord. De leden van het Comité zijn unaniem van mening, dat het spreken van Mw. v.d. Sluijs, van Mispelblom Beyer en van de Haas vooral de mensen in eigen kring gesterkt heeft. Was de rede van Mw. v.d. Sluijs een getuigenis, die der laatsten toonden ons (ieder op de hem eigene wijze) de verfascisering, de vermilitairisering der gehele samenleving. Maar niet alleen het spreken dezer mensen, doch ook en veeleer de sfeer, het gevoel van in zekere opzichten verbonden te zijn, maakten, dat de mensen meer strijd-bereid van deze avond huiswaarts keerden. Misschien hebben velen, die klagen over gebrek aan samenwerking in de antimilitaristische beweging in 't algemeen en in de vrij-socialistische in 't byzonder, nog niet door dàt de samenwerking er hier is! Samenwerking is mogelijk, als we maar letten op dat wat ons bindt! Dat is het voornaamste. Wat ons scheidt - veelal persoonlijke grieven en geen principiële - moet secundair zijn. Wat natuurlijk nooit wil zeggen, principiële waarden te laten vallen zolang ons niet het onjuiste of het betere aangetoond is.
Met het uitreiken van de stroken, waarop in te vullen was:
1e of men ineens,
2e of men per week/maand een bedrag wenst te geven,
3e of men werker wilde zijn,
hadden wij succes.
Wij blijven nu echter niet stilzitten. Het werk gaat dòòr! Begrijpelijk moet zijn, dat wij nodig hebben: steun, morele (word werker) als financiële (geld ineens, per week/maand).
Dit zij ons devies: wij gaan door! Wij blijven strijden tegen militairisme en kapitalisme, voor een menswaardiger samenleving! Het corr.-adres van het comité is:
Cor Hengeveld, tidorestraat 62 eerste étage A'dam Oost. f.j.
1.7 Uit De Vrijdenker van 8 juli 1939:
Anti-oorlogscomité Tidorestraat 621, Amsterdam Oost.
De groepen of afdelingen anti-militaristen, die een schrijven ontvingen over de a.s. actie van het anti-oorlogscomité, gelieven zo spoedig mogelijk te antwoorden. Zij, die inlichtingen wensen, schrijven per omgaande aan Cor Hengeveld, Tidorestraat 621, Amsterdam-Oost.
Dit laatste geldt in de eerste plaats voor hen wier adressen het comité nog niet bekend zijn. En dan… de financiële steun is nog steeds nodig. Bijdragen eveneens aan bovenstaand adres.
1.7.1 De Vrijdenker was het blad van de vrijdenkersvereniging De Dageraad en stond onder redaktie van de fervente anti-fascist Jan Hoving.
1.8 Uit Vrije Jeugd 4de jaargang no. 9 (november 1939):
Anti-oorlogscomité
Bovengenoemd comité werkt nog steeds. Het laatste manifest over de dienstweigeraars en de luchtbescherming verscheen in een oplaag van 92.000! De afname buiten A'dam neemt voordurend toe. Dordrecht bijv. nam er 15.000 voor zijn rekening! Aan de vrienden in en buiten A'dam berichten wij, dat èn werkers èn geld ten allen tijde welkom zijn.
steunt! werkt! wij gaan door!!
Correspondentie-adres A.O.C.:
Cor Hengeveld
Tidorestraat 621
A'dam-Oost
1.9 Uit De Wapens Neder van maart 1940:
In de Zaanstreek zijn een drietal vrouwen en een man aangehouden wegens het verspreiden van pamfletten waarin tegen het militarisme en de luchtbescherming geageerd werd. Momenteel zitten nog twee vrouwen in arrest. Volgens de bladen wordt hun opruiïng ten laste gelegd. De redacteur van De Syndicalist, die een pamflet in handen kreeg, kon er geen opruiïng in ontdekken.
1.9.1 Politie en justitie waren in die dagen (en jaren) erg aktief waar het anti-militairisten en revolutionairen betrof. En als er verspreiden plakmateriaal aanwezig was, werd dit vlot in beslag genomen. Tegen mij bijv. werd wegens het uitgeven en verspreiden van een boekje van de seksuoloog Wilhelm Reich f 200 resp. 2 maanden gevangenisstraf geëist.
2.1 Uit brief dd. 28 augustus 1976 van mij aan Hengeveld:
Ik wil een beroep doen op je geheugen - want ik mag niet aannemen dat je nog papieren uit die tijd bezit -. Mijn verzoek luidt dan: wil je me berichten wat je nog weet van het Anti Oorlogscomité. Ik zou je in dit verband suggesties aan de hand kunnen doen, zag echter liever dat je zelf ging associëren. Alles wat je nog weet, is welkom: namen, feiten, cijfers, dingen van horen zeggen, meningen, opvattingen, misverstanden. Het is niet nodig dat je er een afgerond geheel van maakt. Je wilt weten waarvoor ik dat alles nodig heb. Ten eerste wil ik, indien mogelijk, een soort van historisch essay over het AOC schrijven. Ten tweede wil ik er iets in de sfeer van de literatuur over maken. Wel, wat dacht je?
2.2 Uit brief dd. 5/7 oktober 1976 van Hengeveld aan mij:
Eigenlijk zit ik er een beetje mee. Ik heb geprobeerd wat er bij mij nog leeft aan herinneringen (inderdaad, ik heb geen papieren uit die tijd meer) te ordenen, chronologisch of anderszins. En ook geprobeerd de feiten te (onder) scheiden van opvattingen of emoties. Voorzover ik zelf vind dat die opvattingen of emoties in de reeks van feiten thuis horen, zal ik proberen dat in onderstaand bescheiden relaas duidelijk vermelden. Bovendien is het verhaal bijna per definitie nogal speculatief, omdat ik hier of daar ongetwijfeld enige moeite zal hebben om mijn bril van nu af te zetten en te ruilen voor die van toen.
En: Voorts meen ik vrij zeker te weten dat de mobilisatie van 1939 en/of de gedeeltelijke mobilisatie in 1938 de direkte aanleiding waren. Er was bij een aantal vrienden uit de beweging (wat een uitdrukking eigenlijk) naast een gevoel van onvrede over de feitelijke onmacht van ‘links’ een soort wanhopige verzetsbehoefte, die in de bestaande groepen en organisaties geen of te weinig uitlaatklep vond. Een gevoel van verzet tegen een machteloosheid, van waaruit het AOC tegelijk ontstond en naar later zou blijken ook tot diezelfde machteloosheid gedoemd zou zijn. En: We bedreven dan als een soort aktiegroep aktie, die uit het redigeren, laten drukken en verspreiden van manifesten bestond. Ik herinner me er althans èèn dat in ieder geval jij en ik, misschien met nog een ander geschreven hebben naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis van militair-politieke aard, maar die ik me nu weer niet te binnen kan brengen. Misschien wel het oproepen van nieuwe lichtingen of verlenging van de diensttijd of zoiets. Daar hebben we een fel manifest over geschreven, waarin we onder andere iets gezegd hebben over het leger als propaganda-instituut voor homofilie. En ik herinner me ook dat jij en ik over die tekst veel plezier hadden. Het moge ons inmiddels vergeven zijn. Wij plakten ook per stencil vervaardigde affiches. Er staat me iets bij van een afbeelding van de obligate doodskop.
En: Hoe kwamen we aan de centen? Periodieke bijdragen van de deelnemers, veelal werkloos. En wat zeker twee keer gebeurd is, in de ogen van ons, armoedzaaiers, belangrijke financiële steun (illegaal) van de vereniging van gaswerkers V.Z.O.S., die onder het legale mom van personeelsvereniging de schuilplaats was van de voor overheidspersoneel verboden syndikalistische vakbond. Ik moet in mijn onschuld een enorme flater hebben begaan toen ik het bestuur van V.Z.O.S. per brief voor een bepaalde aktie om geld vroeg. Als ‘ze’ er achter kwamen, stonden meteen alle aangesloten gasmannen op de nominatie voor ontslag. Enfin, het gevraagde geld stelden ze toch beschikbaar. O ja, onze drukker was Eikelenboom.
En: P.S. Een ander nalezend: het is misschien de moeite van het vermelden waard dat ik, ik veronderstel begin 1940, nog een keer bij de recherche op de O.Z. Voorburgwal ontboden ben. De aanleiding was het bewuste, hiervoor vermelde, manifest, dat daar bij de heren op tafel lag, dat beledigend werd geacht en waarvan men de herkomst probeerde vast te stellen. Naar men zeide. Het was geen erg scherp verhoor. Men typte mijn ontkenningen en onschuld uit en die verklaring moest ik tekenen.
Op 10 mei 1940 was ik net naar mijn werk, toen er twee rechercheurs mij thuis kwamen arresteren. De namenlijst en andere papieren waren toen juist in rook opgegaan. Huiszoeking hebben ze niet gedaan. Daar hadden ze blijkbaar geen opdracht voor… Ze hebben me verder met rust gelaten.
2.2.1 Inzake het vermelde over die V.Z.O.S. het volgende. Bij de beschikking van de Voorzitter van de Ministerraad no. 220 dd. 5 april 1934 was bepaald dat een aantal organisaties en verenigingen voor ambtenaren verboden waren omdat ‘de doeleinden, welke zij nastreven, of de middelen, welke zij aanwenden, de behoorlijke vervulling door den ambtenaar van zijn plicht als ambtenaar in gevaar kunnen brengen of schaden.’
Verboden voor ambtenaren waren o.a.: de Communistische Partij Holland plus neven- en mantelorganisaties, de Revolutionair Socialistische Partij (Trotzkisten, partijleider was Sneevliet) plus nevenorganisaties, de Onafhankelijk Socialistische Partij (linkse afsplitsing van de S.D.A.P.), de diverse anarchistische, syndikalistische en antimilitaristische organisaties en groeperingen, de Vrijdenkersvereniging De Dageraad, de Nationaal Socialistische Beweging en aanverwanten in de fascistische hoek.
2.3 Uit brief dd. 19 oktober 1976 van mij aan Hengeveld:
Het is helaas niet zo erg veel wat jij je herinnert. Enkele dingen wist ik niet (meer): de relatie met Vriendschap Zij Ons Streven (V.Z.O.S., via Priem en Jaap Richard veronderstel ik), de drukker Eikelenboom (die ik me uit mijn jeugd herinner), jouw ervaringen met de recherche.
En: Ik wil hier je geheugen prikkelen door nog wat andere namen te noemen van Amsterdammers die er mogelijk bij betrokken waren.
En: In Vrije Jeugd 4de jaargang no. 6 staat een circulaire afgedrukt (zie bijlage). In Vrije Jeugd 4de jaargang no. 7 staat een opwekking van mijn hand (zie bijlage). Tenslotte nog een berichtje in Vrije Jeugd no. 9, heel kort (zie bijlage) en dat moet na mijn tocht door het land geweest zijn. In mijn herinnering hangt dat een latere oplage tot 105.000 reikte. Je zult begrepen hebben dat die v.j. ex. mijn geheugen aardig ondersteund hebben.
En: Eind sept. '39 was er een bijeenkomst in een soort kinderspeelzaal in de Jordaan of Oud West. Ik heb er nog even aan de ringen gezwaaid, zag dat de haken niet erg vastzaten en ben er toen mee gestopt. Die avond werd er uitvoerig gepraat. Er werd o.a. naar voren gebracht dat het goed zou zijn als er iemand van het AOC het land zou ingaan. Na hoor en wederhoor gaf ik me op en enige dagen later ben ik vertrokken. Gek is het dat je je daarvan niets herinnert terwijl jij, als penningmeester, mijn kamerhuur ad.f 1,50 per week hebt vergoed.
Het zal je duidelijk zijn dat door die tocht mijn herinneringen veel omvattender moesten zijn dan de jouwe. Die tocht heeft heel wat voor mij betekend. Het merkwaardige is - vind ik nu - dat ik geen echt verslag heb uitgebracht resp. heb moeten uitbrengen. Wel herinner ik me een bijeenkomst in diezelfde zaal zo'n vier weken later. Ik moet wel iets verteld hebben over plaatsen, namen en aantallen, want ik kreeg een warm applaus. Overigens heb ik de dingen zo goed weten te onthouden - helaas toch nog te weinig - door lijsten van namen en adressen in VAU-boeken (plaatselijke vertegenwoordigers) en in exemplaren van Bevrijding (verkoopadressen). Hier volgen enkele namen van personen en plaatsen aan wie ik een bezoek heb gebracht. Paul Rem (Velsen), Niek Blankman (Alkmaar), Engel van Loenen (Noord Scharwoude), Jannes Baron (Aartswoud), Bart Haan (Schagen), Rein Holtjer (Wieringen), Douwe de Wit (Bolsward) - bij wie ik met Jo de Haas in één kamer heb geslapen; Douwe was een half jaar geleden nog op de tv (vpro), Geert v.d. Wal (Leeuwarden), Rudolphy (Gorredijk), Wim Alles (Assen), Jac. Cornelis en Feiko Munniksma (Groningen), Henk Meulenkamp (Finsterwolde), Berend Blauw (Nieuwe Pekela), Harm Poelman (Emmer Compascuum), Henk de Groot (Hengelo), Sisco Wensveen (Apeldoorn), Hein Nijveen (Hilversum), Harm Scheepbouwer (Dordrecht), de Koning (den Haag), Jurjen Hoogeveen (Haarlem), Ab Booy (IJmuiden). Deze opsomming heeft vooral het doel je te doen associëren. Er moet toch gecorrespondeerd zijn over aantallen, betaling, vragen, kritiek.
Van het door jou en mij gezamenlijk opstellen van een manifest is bij mij alles uitgewist resp. verdrongen. Gestencilde bladen resp. blaadjes zijn er inderdaad geplakt.
Ze waren niet van het AOC maar van de VJO. Ik ben toen nog achterna gezeten door een man op de fiets. Hij wilde me met zijn fietspomp bewerken. Later kwam er een rechercheur die zijn revolver trok en ons liet opbrengen door twee grote smerissen.
En: Hoeveel manifesten zijn er uitgegeven (4, 5, 6)? welke aantallen per keer? wat hebben ze gekost (per 1000 stuks)? hoe werden ze verzonden? hoeveel geld was er in totaal bij betrokken? wanneer kwam het laatste manifest uit? hoe is de verspreiding buiten Amsterdam verlopen? hoe en wanneer eindigde het AOC?
En: Voor het andere facet - het proza zal ik maar zeggen - heb ik bijna voldoende gegevens. Ik ben daarmee dan ook druk bezig. Het heet ‘Mounoury had een racefiets’. En nu vraag je natuurlijk wie die Mounoury is. Wel, tijdens de grote stakingen in 1903 heeft hij op zijn racefiets koeriersdiensten verricht voor het Centraal Comité. Er is dus een zekere parallel. En natuurlijk een zekere divergentie.
2.3.1 VAU staat voor Verenigde Anarchistische Uitgeverij.
‘Deze stelde zich ten doel door uitschakeling van elk partikulier winstbelang goedkoop en in massa goede propagandalektuur onder het publiek te brengen. Als lid betaalde men 8 resp. 12 cent per week en ontving elke drie maanden een ingenaaid resp. gebonden boek.’
2.3.2 Bevrijding was de naam van een maandblad dat gewijd was aan de vernieuwing van het socialisme. Als zodanig had het een ‘intellektueel-anarchistische’ karakter.
2.4 Uit brief van Hengeveld aan mij dd. 5 november 1976:
Mijn geheugen laat mij op meer punten niet onverdienstelijk in de steek.
En: Ik geloof dan ook dat het minder de organisaties, bonden of verenigingen waren (of eigenlijk helemaal niet) die het AOC gemaakt hebben, als wel de mensen. Mensen waarvan uiteraard velen wel tot die organisaties behoorden. En: Wèl, en in vaak zeer betekenende mate, hun leden, die niet zelden hun laatste steuncenten voor het goede doel op tafel legden. Het kon ook eigenlijk moeilijk anders. Het AOC, zoals ik me het nu nog herinner, was immers een pure aktiegroep, met alleen een namenlijst van (soms voorwaardelijke) deelnemers/sympathisanten, soms pseudo-illegaal werkend en zonder directe bindingen met organisaties en het daaruit voortvloeiende gevaar van verstarring. En: Van der Bom was een (toen) al wat oudere man, biljartbal, woonde in de Semarangstraat. Zeer principieel, altijd vol met, voor mijn oren wat verwarde, filosofische bespiegelingen. Was werkloos, al jaren en jaren, had militair werk geweigerd en was daarvoor o.a. bestraft met een nog lager steunbedrag dan gewone werklozen. Zij zaten meestal 's winters op dinsdag en woensdag (kan ook woensdag en donderdag geweest zijn) zonder licht omdat er geen gulden voor de meter was. Zoon (Wil) was dienstweigeraar, ondergedoken, sliep soms in de bossen van het Gooi, waagde zich soms thuis en had dan een vluchtroute over het dak tot zijn beschikking naar de woning van Ida (achternaam en voornaam van haar man weet ik niet meer) op het Sumatraplantsoen.
En: Jan te Slaa heb ik eigenlijk pas wat beter leren kennen toen wij nogal eens kampeerden op De Haere. Maar dat was na de oorlog. Wim Cappel. Daar ben ik verscheidene malen thuis geweest, op de Amstelkade meen ik. Wim kende ik vanaf 1936, van de krakende diskussies in het Erich Mühsamhuis in de Turfsteeg, over het al of niet toelaatbare van wapengeweld in de Spaanse revolutie c.q. burgeroorlog. In de oorlog heb ik in februari 1941 nog contact met hem gehad bij gelegenheid van de februaristaking.
En: Evenmin trouwens hoe de gehele financiële administratie en verantwoording reilde en zeilde. Ik herinner me vaag iets van een kasboekje, formaat A4, met harde geelbruine kaft, waarin ik met aan foutenangst ontleende nauwkeurigheid de ontvangsten en uitgaven verantwoordde, of liever gezegd toevertrouwde, want ik kan me geen enkele vorm van controle herinneren. En dat ligt eigenlijk in het verlengde van de nu inderdaad merkwaardig aandoende omstandigheid dat jij geen rapport hebt uitgebracht over jouw tocht. Althans geen schriftelijke. Met merkwaardig bedoel ik niet in de eerste plaats iets negatiefs. Ik weet (te) weinig van de jeugd-van-nu af, maar eigenlijk zou je ze moeten toewensen dat ze óók in belangrijke dingen met elkaar weten samen te werken in een zo vanzelfsprekend vertrouwen als die toen (en dàt herinner ik me wèl) in bijvoorbeeld het AOC ten grondslag lag aan een overigens laakbaar defect aan organisatorische en financiële verantwoording. (Mooie volzin voor Vondeling).
En: Die zaal, tja. Dat kan Ons Huis op de Rozengracht geweest zijn. Maar ook gebouw De … (naam schiet me weer niet te binnen) in de Valkenburgerstraat. Van die bijeenkomst herinner ik me, was de aanvang nogal emotioneel omdat een daar aanwezige en ik dacht nogal bekende figuur B. aanwezig was, die verdacht werd van politiespionage of -handlangerschap. Hij werd tenslotte na wat roerigheden gedwongen de zaal te verlaten. Ik kende de man zoverre dat ik met hem en anderen naïeve pogingen heb gedaan om door brandjes te stichten in het polderland bij de Amstel verduisteringsoefeningen te dwarsbomen. Hij maakte ook op mij een nogal onoprechte, gladde indruk. (En wie weet hoeveel onrecht ik de man daarmee aandoe).
En: Hoe eindigde het AOC? Wanneer? Eigenlijk geloof ik op 10 mei 1940, toen in de Tidorestraat 62 de witte rook van de verbrande bescheiden uit de schoorsteen walmde (en de buren kwamen vragen of er soms schoorsteenbrand was), toen de rechercheurs zich beijverden om behalve de door hen zo vaak beschermde NSB-ers vooral ook hen te arresteren die zich ter linkerzijde en ondanks hun tegenwerking hadden ingespannen om dat te voorkomen wat toen ook hier in volle hevigheid losbarstte. Ik geloof, maar dat is eigenlijk erg persoonlijk, dat het AOC eindigde omdat de tijd er rijp voor was.
2.4.1 Erich Mühsamhuis was een vlak bij het Waterlooplein liggend gebouwtje waar allerlei (semi-)anarchistische bijeenkomsten en vergaderingen werden gehouden. De naam is afkomstig van de in 1934 door de nazi's vermoorde Duitse dichter Erich Mühsam.
2.4.2 Verslag van mijn fietstocht. Dat dit nooit echt geschreven werd moet ook komen doordat ik toen al vond dat iets op papier zetten riskant was. Met de mensen in het land had ik afgesproken dat zij zich met Hengeveld in verbinding zouden stellen. Maar natuurlijk kwam er ook dan zo het een en ander aan namen en adressen op papier te staan. Men moet overigens niet denken dat de politie-autoriteiten niet op de hoogte waren van namen en adressen. Jarenlang hadden die immers in de kranten en krantjes gestaan. Dat ze inderdaad goed op de hoogte waren, bleek op 10 mei 1940 toen vele antimili's werden opgepakt en tezamen met de NSB-ers werden opgesloten.
Wel, het verslag is dus nu toch geschreven, zij het in een geromantiseerde vorm.
2.4.3 Voor de figuur B. (Hengeveld noemt zijn naam voluit) verwijs ik naar 2.5.
2.5 Uit brief dd. 18 december 1939 van mij aan Hengeveld:
Zo langzamerhand ontfutsel ik je toch wel het een en ander. Dus blijf ik nog een beetje boren. En: 3. je hebt het over een namenlijst van (soms voorwaardelijke) deelnemers en sympathisanten. Ik heb voor ik wegging van allerlei mensen namen en adressen opgekregen van lieden in het land. Daarvan heb ik een lijst gemaakt die ik tussen mijn hemd en trui ronddroeg in de weken die toen volgden. Ik weet zeker dat ik tijdens die tocht bijna altijd heb gesproken - en overlegd en gediscussieerd - met vertegenwoordigers van groepen/groepjes. Maar ja, dat was in die tijd toch bijna altijd los-vaste verkering.
En: Probeer je vooral het gelazer met sommigen te herinneren.
En: S. Ida (en Toon Terreehorst) heb ik heel goed gekend, van oudsher al. Ze hadden twee dochtertjes, een met bruine ogen - zoals Ida - en een met ogen van verschillende kleur.
En: de discussie over het wapengeweld inzake Spanje was een van de laatste zandbanken waarop de Nederlandse anarchistische beweging strandde. Die is sindsdien eigenlijk niet meer vlot gekomen, integendeel.
En: B., een donkerharige vlezige man met lange bakkebaarden, bleek inderdaad een zeer kwalijke figuur. Tijdens de bezetting is hij een soort van kamp- of gevangenisbewaker geweest. Hij behandelde de libertairen c.a. beter dan bijv. de communisten.
3.1 Vanzelfsprekend zijn er door mij nog diverse andere - voornamelijk telefonische - pogingen gedaan om aan meer gegevens te komen. Helaas leidden die tot nagenoeg niets. Zelfs mijn doorzoeken van hele jaargangen dagbladen uit die tijd bracht niets aan directe informatie binnen. En zelfs mijn bellen met het Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam leverde niets op. Men had daar niets direct aanwijsbaars. Ik heb zelfs min of meer moeten beloven dat ik die leemte zou opvullen…
3.2 Vooral jammer vind ik dat het mij niet is mogen gelukken ook maar een enkel exemplaar van de toen uitgegeven manifesten op te sporen. Maar dan moet ik er hier direct aan toevoegen dat de manifesten beslist niet uniek waren. Ze lagen immers in het verlengde en ook binnen het kader van andere daaraan voorafgegane manifesten en pamfletten. En wonderen van taal en stijl zijn het beslist niet geweest. Wél uniek was de wijze van samenwerken. Het AOC was dus uniek in zijn geheel. En uniek was toch ook … mijn fietstocht door het land.
3.3 De fietstocht is al enige keren aangetipt. Doordat er geen ander verslag van bestaat dan datgene wat zijn neerslag heeft gevonden in mijn manuscript ‘Mounoury had een racefiets’ valt er hier maar weinig van te zeggen. Bovendien is dat een verslag dat eerst 38 jaar later tot stand kwam. En het is niet een verslag in de gangbare betekenis van het woord. Het is een door mij getekend en ingekleurd stuk proza dat hoogstens naar strekking een juiste weergave van het gebeurde is. Maar die fietstocht is van grote betekenis voor het AOC geweest en daarom moet er hier toch iets van gezegd worden.
Wat is dan wel die betekenis geweest?
In de allereerste plaats kwam er een (wat) nauwer contact tussen medestrijders tot stand. Het valt helaas zelfs niet bij benadering te zeggen hoe dat contact zich tijdens de bezetting heeft gehouden. En het is nu te laat om dat alsnog te onderzoeken.
In de tweede plaats heb ik kunnen vaststellen hoe belangrijk een groot deel van de mensen met wie ik toen heb gesproken, mijn bezoek vonden. Het heeft ze wat moed en vertrouwen gegeven. En dat was echt wel nodig in die tijd van economische crisis en oorlogsdreiging. Een wereld waarin men zich prepareert op de oorlog is erger dan een krankzinnigengesticht waarvan de leiding zich niets van het wel en wee van de patiënten aantrekt.
In de derde plaats kwam er dan toch iets van een tegengif onder de mensen. Een echte evaluatie is hier niet mogelijk. Het aantal verspreide manifesten beliep enige honderdduizenden. De meeste ervan werden in brievenbussen gestopt of onder deuren doorgeschoven of zomaar in handen gegeven. Ettelijke honderden exemplaren werden geplakt op muren, schuttingen en palen. En er is ook nog wel wat blijven liggen, uit laksheid en traagheid maar ook omdat men het met de inhoud niet helemaal eens was. Wat de uitwerking van de wel gebruikte manifesten is geweest, daarnaar valt niet eens te raden. In het algemeen kan gesteld worden dat het was als zaaien op de rotsen: de mensen wilden niet weten dat de oorlog onweerstaanbaar naderde. Laat staan dat ze er iets tegen wilden doen. Of tenminste proberen te doen. De manifesten hebben de oorlog niet tegengehouden, niet eens kunnen afremmen. Dat kunnen manifesten ook niet als zelfs de mensen het niet kunnen… En om het nu maar duidelijk te stellen: hoe kinderlijk van vertrouwen antimili's soms ook waren, zo naïef waren ze toch niet dat ze meenden het naderende onweer te kunnen afstoppen. Maar hùn handen zijn zo goed mogelijk schoon gebleven.
De tocht ging vanuit Amsterdam door Noord-Holland, over de Afsluitdijk, door Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Zuid-Holland en terug naar Noord-Holland en Amsterdam. De dagen van vertrek en aankomst weet ik niet meer precies. Het was in oktober. Ik ben 3½ à 4 weken onderweg geweest en heb in die tijd allerlei gewone maar soms ook bijzondere en in bijna alle gevallen voortreffelijke lieden ontmoet. Ik kwam door al mijn ervaringen zo onder de indruk dat ik ergens in Zuid-Holland terwijl ik stond te plassen een dure eed zwoer. Die eed is nu voor niemand belangrijk, is dat zelfs niet meer voor mij. Belangrijk is nu alleen dat ik hierboven iets heb kunnen vastleggen over de strijd tegen oorlog en militarisme. En voor het overige: wie in het verleden ronddwaalt, komt voortdurend zichzelf tegen.