Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:het_fascisme_onder_de_loep

Het fascisme onder de loep

Door Peter Storm

Onderstaand stuk verscheen op de blog ravotr.nl van Peter Storm en eerder in het blad Buiten de Orde jaargang 2017, nummer 1 van de Vrije Bond.


Het fascisme onder de loep

Onderstaand artikel schreef ik voor Buiten de Orde, 2017 nr. 1, verschenen in het voorjaar. Het is dus gemaakt kort vóór de verkiezingen in Nederland, en ook voordat de Franse presidentsverkiezingen plaatsvonden, Dat verklaart de ‘als’-formuleringen in de eerste alinea’s over de dreiging van een overwinning voor Wilders en Le Pen. De rest van het artikel neemt iets meer afstand van de directe actualiteit. Ik heb het hier nog ietsje bewerkt, vooral wat betreft de noten. P. Storm

Project van radicale nationale restauratie

Donald Trump is na zijn succesvolle machtsgreep op het oorlogspad tegen alles wat sociaal is. Geert Wilders dreigt iets soortgelijks te doen als hij na een verkiezingsoverwinning het premierschap zou bemachtigen, hetgeen bepaald niet ondenkbaar is. Marie Le Pen zou zich later dit jaar wel eens in het snel langer wordende rijtje extreem-rechtse staatshoofden en regeringsleiders kunnen voegen als zij het presidentschap van Frankrijk wint, iets waar we maar beter ook rekening mee kunnen houden. In India heerst premier Modi op basis van een autoritaire en nationalistische politiek. Erdogan en Poetin doen in respectievelijk Turkije en Rusland iets soortgelijks. Het betreft een trend, en die trend gaat richting keihard, autoritair, nationalistisch en vaak openlijk racistisch rechts.

Dat roept de vraag op: is bij dit alles sprake van fascisme? Staan deze staatshoofden en regeringsleiders van nu en van een dreigend morgen, in de traditie waar Hitlers Derde Rijk en het fascistische bewind van Mussolini? En als we deze vraag met ‘ja’ beantwoorden, wat bedoelen we daar dan precies mee? Welke conclusie dienen we daar, als strijders voor een wereld van vrijheid, solidariteit en gelijkwaardigheid, dan uit trekken?

Waarschuwing over waarschuwend woord

Eerst een andere vraag. Wat is dat eigenlijk, ‘fascisme’? En waarom is een nauwkeurig antwoord op deze vraag zo belangrijk? Het zijn vragen die we bij het volgen van de opkomst van Wilders voor onze neus krijgen, want over hem en diens PVV wordt al jaren in deze termen gediscussieerd. Wilders, een fascist? De PVV, een fascistische organisatie? Wilders’ aanhangers, dienen we die en bloc als fascisten te typeren?

De vraag naar het wezen van het fascisme heeft meerdere kanten, omdat het woord ‘fascisme’ meerdere ladingen tegelijk heeft. Fascisme is een analytische term. Het duidt een specifieke politieke stroming aan met bepaalde kenmerken. Het duidt ook een bewind aan dat door die stroming wordt nagestreefd en wordt opgebouwd als aanhangers van die stroming het voor het zeggen hebben. Fascisme is, in dit opzicht, een politieke term zoals ander politieke termen: socialisme, liberalisme, anarchisme. Je kunt daar gewoon analytisch gebruik van maken om te kijken hoe de wereld in elkaar zit.

Maar het woord ‘fascisme’ heeft tegelijk een andere lading, en die is er niet van los te koppelen. Het woord refereert immers aan dictatuur, genocide en oorlog op enorme schaal. Een beweging of bewind ‘fascistisch’ noemen betekent die beweging of dat bewind in verband brengen met de nazi’s in Duitsland, met de fascisten in Italië, de Ustasja’s in Kroatië, de Nederlandse NSB en noem maar op. Wilders een fascist noemen is Wilders in één adem noemen met Mussolini, Mussert, Hitler. Wie dat doet, dicht Wilders een verwantschap met genoemde fascistische kopstukken toe. Daar schrikken mensen soms van, dat zien mensen als erg scherp-kritisch.

Die schok, die prikkelende scherpte is echter precies de bedoeling: het etiket ‘fascisme’ dient hier namelijk als waarschuwing, niet louter als analytische omschrijving. Wilders een fascist noemen betekent: erop wijzen hoe gevaarlijk Wilders met zijn optreden is en wordt. Uit die waarschuwing vloeit dan een oproep voort om hem tegen te houden. Immers: ‘Dat Nooit Weer’. Precies dat waarschuwende van het woord, via de verwijzing naar een eerder fascisme, geeft het gebruik van het woord een extra lading, een extra scherpte. Precies daardoor reageren mensen die van fascisme beschuldig worden doorgaans zo fel. Mensen willen immers niet graag tot geestverwant van genocidale dictators worden bestempeld, het is geen goede reclame. Juist mensen die met moslims in grote lijnen zouden willen doen wat eerdere fascisten met joden deden, zien liever niet dat die parallel breed wordt uitgemeten. De parallel zien tussen bijvoorbeeld Wilders en Hitler betekent immers voor veel mensen gelukkig nog dat ze zich met walging van Wilders afwenden. Dat is precies waarom het trekken van zo’n parallel een deel van de noodzakelijke strijd tegen de PVV dient te zijn.

Maar de waarschuwing via zo ’n parallel werkt alleen als de parallel echt aannemelijk is, als de kritiek dus klopt. Het is niet zinvol om elke politicus die een beetje autoritair is een fascist te noemen Het is niet zinvol om elk gewelddadig politieoptreden standaard als fascistisch aan te duiden, het is niet zinvol om elke uiting van racisme als bewijs van fascisme te zien. Waarom niet? Omdat elke regering inherent autoritair is, omdat racisme zeer wijd verbreid is in het hele politieke spectrum, omdat politiegeweld een eigenschap is van elke staat, en niet alleen van de fascistische staatsvorm. Als alles wat autoritair is, staatsgeweld hanteert en racisme uitstraalt automatisch ‘fascistisch’ is, dan hebben we de waarschuwende werking van het woord zo breed gehanteerd dat de analytische werking van het woord zoek is geraakt. Immers, als alle gevestigde politiek en staatsmacht fascistisch is, wat is er dan specifiek fascistisch aan Hitler en Mussolini? Als alles wat onderdrukkend is, meteen ‘fascistisch’ is, dan hebben we het begrip tot scheldwoord teruggebracht. Als uiting van boosheid is dat op zich best. Schelden is een menselijke behoefte, die heeft ook een plek nodig. Maar het is niet behulpzaam als we ons willen oriënteren, als we de sociale realiteit willen doorgronden om die realiteit ten goede, in de richting van vrijheid in solidariteit van gelijkwaardigen, te veranderen.

Wie het woord ‘fascisme’ zó breed hanteert dat niet alleen Trump, maar ook Obama (en Sanders?) er onder vallen, wie niet alleen Wilders, maar ook Rutte, Asscher, Pechtold en Buma (en Roemer?) er onder rekent, die zal vrij snel behoefte voelen aan een nieuw woord. Een woord waarmee Trump en Wilders juist weer onderscheiden worden van Obama, Pechtold en noem ze allemaal maar op. Maar precies als dat onderscheidende begrip is het woord ‘fascisme’ juist nuttig. Ik stel dan ook voor om dat woord niet te hanteren voor alles wat ons vanwege het autoritaire en racistische karakter niet bevalt, maar om er een preciezer, nauwkeuriger betekenis aan toe te kennen. Dit betekent niet dat alle politiek en heerschappij die buiten dat begrip ‘fascisme’ vallen, vrijuit gaan. Fascisme is een bepaalde vorm van uiterst kwaadaardige politiek. Er zijn andere kwaadaardige stromingen en heerschappijvormen, evenzeer verwerpelijk als het fascisme, maar wezenlijk anders. Die verschillen doen ertoe, omdat ze een ander soort bestrijding met zich meebrengen. Neoliberalisme is antisociaal en repressief, net als fascisme, net als trouwens ook stalinisme Maar dat maakt die verschijnselen nog niet identiek.

Fascisme destijds

Wat is het dan wel, dat fascisme? Er zijn tal van pogingen gedaan om dat in kaart te brengen. Zo circuleren er handzame lijstjes van kenmerken waaraan je fascisme kunt herkennen. Eén ervan is van de hand van een zeker Lawrence Britt. Hij komt met veertien kenmerken.[1] Alomtegenwoordig nationalisme is de eerste, gevolgd door het vertrappen van mensenrechten, het aanwijzen van zondebokken als vijanden, ‘suprematie van de militairen’, wijdverbreid seksisme, ‘gecontroleerde media’, een ‘obsessie met nationale veiligheid’ en ga zo maar door. Allemaal zaken die we bij fascistische staten, bewegingen en leiders aantreffen.

Er is alleen een probleempje: de meeste van deze zaken zien we bij andere staatsvormen ook. Noord-Korea kent indrukwekkend militair machtsvertoon, nationalisme, verregaand gecontroleerde media, vertrapping van mensenrechten. Is Noord-Korea fascistisch? Hoe zat het met Nicaragua tussen 1979 en 1990, onder de linkse Sandinisten, die zich door CIA-annex-contrarevolutionaire agressie genoodzaakt voelden het leger uit te bouwen, da nationale veiligheid centraal te stellen, de mensenrechten en de persvrijheid in te perken? Waren die Sandinisten daarmee meteen ook maar deels ‘fascistisch’? Volgens het lijstje misschien: militarisme, ondermijning van mensenrechten, nationale veiligheid, ingeperkte pers, dat zijn al vier van de veertien punten. Maar dat lijkt me geen vruchtbare conclusie, ook niet als we – zoals volgens mij nodig is – de repressieve politiek ook van een linkse regering als die van de Sandinisten afwijzen..

De gemeente Den Haag vertrapt de mensenrechten van antifascisten en van bewoners van de Schilderswijk, de gemeente Rotterdam vertrapt de mensenrechten van anti-Zwarte Piet-activisten. Beiden liggen in een Nederland waar via doe-ff-normaal-retoriek en dergelijke het nationalisme stelselmatig wordt bevorderd, waar vluchtelingen en moslims als zondebok worden aangewezen – bepaald niet louter door de PVV – en waar onder verwijzing naar ‘terrorisme’ de nationale veiligheid op de troon is gehesen. Zijn Den Haag en Rotterdam fascistisch bestuurde steden in een fascistisch Nederland? Met het veertienpuntenlijstje van Britt zou je zeggen van wel. Maar waarom je dan nog specifiek druk maken over Pegida of de NVU? Het fascisme is er immers al? Mij lijkt dit geen zinvolle benadering. Het fascisme heeft inderdaad de door Britt aangewezen kenmerken. Het heeft die kenmerken echter op een specifieke manier, waarmee het fascisme zich onderscheidt van andere stromingen en heerschappijvormen, die de meeste kenmerken ook hebben maar op een andere manier.

Het probleem ligt hier dieper dan in het lijstje zelf. Het probleem ligt in de analyse waarmee Britt tot het lijstje kwam. Boven het lijstje staat: ‘Dr Lawrence Britt heeft de fascistische regimes van Hitler (Duitsland), Mussolini (Italië), Franco (Spanje), Soeharto (Indonesië) en diverse Latijns-Amerikaanse regimes onderzocht’, en daar leidde hij zijn veertien punten uit af. Maar dat betekent dat hij, voordat hij die regimes ging onderzoeken, al reden zag om ze fascistisch te noemen, kennelijk gegronde redenen want de genoemde regimes zijn inderdaad fascistisch of er zeer nauw mee verwant. Maar wat waren de gegronde redenen? Het lijstje is het product van een analyse waarvan we een essentieel deel niet te lezen krijgen: de criteria om een regime fascistisch te noemen. Uit het onderzoek komen dan veertien criteria voort. Het heeft de trekken van een cirkelredenering waarvan echter een deel wezenlijk onzichtbaar blijft.

Ik kies een iets andere benadering. Ik probeer te kijken naar regimes die zichzelf fascistisch noemden, of er openlijk als inspiratiebron naar verwezen. Ik kijk naar wat die regimes, die bewegingen en hun grondleggers motiveerde, wat zij nastreefden en hoe. Daarbij ligt dan de nadruk op wat deze ambitie en methodiek onderscheidde van andere stromen: zeggen dat Hitler ‘de macht wilde’, zegt immers weinig want dat wil elk politicus. Interessanter is de vraag wat hij en zijn geestverwanten wilden met die macht, en hoe ze dat tot zo’n gevaarlijk gewelddadig optreden bracht. Van daaruit worden dan overeenkomsten met bepaalde huidige politici en stromingen duidelijk – zo duidelijk dat het etiket ‘fascisme’ voor zulke politici en stromingen te rechtvaardigen valt.

Startpunt voor fascisten vanaf het begin pal na de Eerste Wereldoorlog in Italië en Duitsland was een zeer specifieke vorm van nationalisme. Het was niet zomaar het zeer wijd verbreide patriottisme van eigen haard is goud waard en oost west thuis best, al maakte het van die sentimenten behendig gebruikt. Het ging dieper, verder en hoger. De natie eiste volgens fascistische gangmakers als Mussolini en Hitler een soort absolute loyaliteit en onderhorigheid van iedereen die van de natie deel uit maakt. De natie is daarmee hét organisatorische beginsel van de maatschappelijke orde. Die natie staat daarmee niet naast allerlei andere loyaliteiten en beginselen zoals godsdienst, familie, beroepsgroep, politieke overtuiging of klasse. Het staat daar boven.

Daar vloeit uit voort dat loyaliteiten die haaks op de natie staan, als vijandig worden gezien. De belangrijkste van die als vijand bejegende loyaliteit is klasse-solidariteit. Die stelt immers leden van dezelfde natie tegenover elkaar: arbeiders die zich verenigen tegen ondernemers ondermijnen daarmee de nationale eenheid. Het verbond bovendien leden van de klassen over de grenzen heen: de arbeiders van alle landen die hun nationale loyaliteit opzij schoven vanwege de internationale solidariteit. Op klassensolidariteit gebaseerd emancipatorisch internationalistisch gedachtegoed en gedrag stond totaal haaks op dit nationalisme. Aanhangers van dit nationalisme betoonden zich van de socialistische, communistische anarchistische arbeidersbewegingen dan ook dodelijke vijanden.

Dit maakte dit slag nationalisten tot aantrekkelijke hulptroepen voor ondernemers die zich door oplaaiende arbeidersstrijd in de verdediging geduwd voelden. Zo verscheen het Italiaanse fascisme in 1919 ten tonele:als verzameling bendes door ondernemers gesteunde activisten tegen de vakbonden en de linkse partijen, als een leger van contrarevolutionaire knokploegen. Voor Hitlers nazi’s gold iets dergelijks. Absolute loyaliteit aan de natie, gewelddadige strijd tegen iedereen die de natie bedreigde. Dat typeerde de fascisten, en het onderscheidde ze van andere rechtse stromingen voor wie de natie gewoon één van de traditionele pijlers van de orde was, maar niet het Allerhoogste Goed. Voor zover een traditionele conservatief een allerhoogste goed erkent, is dat meestal God, niet de Natie. Voor zover een rechtsere liberaal een hoogste goed erkent, is dat Bezit, niet de Natie.

Wat het nationalisme in het fascisme bovendien een bijzonder karakter gaf was de perceptie dat de natie, dat hoogste goed, in acuut gevaar was. In Duitsland wortelde dat gevoel in de nederlaag van de Eerste Wereldoorlog, in Italië in het gevoel dat het land weliswaar tot de overwinnaars hoorde maar volgens nationalisten geen evenredig deel van de oorlogsbuit kreeg. De natie was vernederd, verzwakt, verslagen. Natuurlijk kon dat niet geweten worden aan tekort schieten van de natie zelf, want die was per definitie heilig. Van daaruit was de stap dat de natie van binnenuit wordt ondermijnd, dat een voorheen ‘gezonde’ natie aangetast is door ‘ziektekiemen’, dat het volk ‘volksvreemde elementen’ in haar midden heeft die schade aanrichten, niet ver. Niet enkel individuen werden hiervoor aangewezen, zelfs niet alleen politieke stromingen die de loyaliteit aan de natie ondermijnden, maar ook hele bevolkingsgroepen die deel uitmaakten van de bevolking maar de eenheid van de natie zouden ondermijnden. Daarvoor werden in Duitsland met name de joden aangemerkt. Hier wordt de plek die racisme en zondebokpolitiek in het fascisme heeft, zichtbaar.

Een acuut gevaar, vertegenwoordigd door de internationalistische arbeidersbeweging en door ‘volksvreemde elementen’, vergt in het fascistisch discours acute en hardhandige bestrijding. Tegen de arbeidersbeweging vereiste dit terreur en dictatuur. Tegen de ‘volksvreemde elementen’ vereiste dit systematische uitsluiting, gevolgd door wat later etnische zuivering ging heten en uiteindelijk, in nazi-Duitsland, industrieel georganiseerde uitroeiing door massamoord.

Om de ondeelbare loyaliteit van de natie tot uitdrukking te brengen, voorzagen fascistische bewegingen en regimes zich va een absoluut, eenhoofdig leiderschap. Geen fascisme zonder Führer, Duce of Enig Lid van de Partij. Repressie tegen de arbeidersbeweging en tegen een ieder die de absolute loyaliteit aan de natie uitdaagt; racisme dat zich op uitsluiting en vernietiging en niet ‘alleen maar’ op discriminatie richt, een absoluut leider aan het hoofd: die kenmerken krijgen hun specifiek fascistische samenhang via dat verhitte, maar zich tegelijk acuut bedreigd voelende, nationalisme. Om de heilige natie vervolgens niet alleen binnenslands maar ook buitenlands armslag te geven, wordt oorlog als volstrekt geoorloofd middel gezien. Bewapening en een sleutelrol voor het militaire apparaat vloeien hier uit voort.

Zo zien we hier de karakteristieke mix van een racistische, militaristische terreurstaat, tot de tanden bewapend en openlijk tot oorlog bereid, allemaal ter wille van de Natie, met de Ene Grote Leider aan het hoofd. Veel van de items uit het veertienpuntenlijstje van Briggs zien we terug. Maar nu hebben ze een samenhang in een ultranationalistisch politiek project dat fascisten typeert, en hen onderscheidt van ‘gewone’ rechtse conservatieven, religieuze fundamentalisten, liberalen, stalinisten en wat je verder maar hebt. Al die andere stromingen zijn niet inherent ‘beter’ dan het fascisme. Ze zijn alleen ook niet hetzelfde.

Vandaag de dag

Nu is het ook vrij makkelijk te zien waarin huidige uiterst-rechtse politici en stromingen in het voetspoor van het vooroorlogse fascisme treden. Het is precies die natie die door mensen als Wilders, Le Pen en Trump op een voetstuk is gehesen en aan wie absolute loyaliteit toekomt Maar het is precies ook het gevoel dat die natie acuut bedreigd wordt, dat de politiek van deze mensen en bijbehorende stromingen typeert. Bedreigd door wie? Boven alles door moslims, die in het huidige uiterst rechtse discours de rol van ‘volksvreemde elementen’ toegedicht hebben gekregen, zoals joden die rol in de jaren twintig, dertig en veertig van de twintigste eeuw toegewezen kregen overgenomen van joden. Antimoslimisme [2] neemt bij Geert Wilders en zijn geestverwanten de rol in die antisemitisme bij Hitler en zijn geestverwanten innam.

Dat zich bedreigd voelende nationalisme, dat zo kenmerkend is voor fascistische politiek, zie je niet enkel bij Wilders. Het heeft veel te weinig aandacht gekregen, maar juist ook de retoriek van Trump wijst in die richting. Neem zijn campagneleus: ‘Make America great again’. Hoezo, again? Weer? Moet Amerika groot gemáákt worden, zoals vroeger? Dan is Amerika kennelijk zijn vroegere grootheid kwijt geraakt! Geen mainstream politicus haalde het de afgelopen vijftig jaar in het hoofd zoiets te beweren. ‘Donald Trump (…) is de eerste persoon om openlijk campagne te voeren op een platform van Amerikaanse neergang’, zo schrijft Tom Engelhardt op 26 april van 2016.[3] Eerder was het altijd ‘Amerika, de grootste van alle naties’, in het heden, niet enkel in het betreurde verleden en een nagestreefde toekomst. Het idee dat die grootheid verloren was en herwonnen diende te worden, onderscheidde te retoriek van Trump heel opvallend van die van Clinton die herhaaldelijk beklemtoonde dat het met die grootheid juist wel goed zat. Met het pleidooi tot krachtdadig herstel van verloren gegane nationale glorie plaatst Trump zich dan ook buiten de gangbare ‘liberal’-conservatieve consensus in de VS. Het maakt hem verwant aan het historische fascisme en aan politici als Wilders.

De drastische maatregelen die Trump bepleit – een muur tegen immigranten uit Mexico, het deporteren van immigranten zonder vereiste papieren, dreigende registratie van, en de grenzen dicht voor, moslims – zijn te zien als een hedendaagse versie van de racistische uitsluitingspolitiek van eerdere fascismes. Ja, ook mainstream-politici als Obama hanteerden hier onderdelen van. Onder Obama zijn bijvoorbeeld enkele miljoenen immigranten het land uit gewerkt. Waarin Trump afwijkt is de openlijke hardhandigheid van zijn racistische pleidooi en beleid en het inbedden van zijn racistische politiek in een extreem nationalistisch raamwerk. Die combinatie maakt de campagne en de dynamiek die Trumps kandidatuur en presidentschap oproept en weerspiegelt tot een fascistisch verschijnsel, al is Trump zelf wellicht te incoherent om hem als fascist in ideologische zin te benoemen.

Zo naderen wij het eind van een voorlopige verkenning. Fascisme blijkt vooral een politiek van radicale nationalistische restauratie. Nationalistische restauratie:de natie, die ultieme loyaliteit toekomt, is volgens fascisten bedreigd. Die natie vereist eerherstel en dient haar macht terug te krijgen. Ze dient gerestaureerd te worden in haar oude glorie, en daarmee verbonden dienen traditionele hiërarchieën van staatsgezag, patriarchaat, etnische superioriteit en dergelijke ook in oude reactionaire glorie te worden hersteld.. Omdat de bedreiging acuut is, dient de restauratie dat ook te zijn. Vandaar: radicale, revolutionaire restauratie, via een machtsgreep die hetzij openlijk gewelddadig is, hetzij een impliciete dreiging met straatgeweld niet schuwt. ‘Revolutionair’ betreft hier de grondigheid van de middelen, niet het openlijk contrarevolutionaire doel.

Niet alleen dient volgens fascisten aan de dreiging van ‘volksvreemde elementen’ een hardhandig eind gemaakt te worden, ook het gevaar van emancipatorische, egalitaire bewegingen van onderop dient met draconische middelen uitgeschakeld te worden. Het betreft, om een oudere omschrijving te hanteren, hier dan ook een ‘revolutie tegen de revolutie’, een ‘preventieve contrarevolutie’. Hitler sloot niet enkel een handvol communistische partijleiders op, hij probeerde met grootschalige terreur de organisaties van de arbeidersbeweging uit te roeien en de overlevenden zo bang te maken dat verzet letterlijk ondenkbaar zou worden.

Dat laatste, contrarevolutionaire element zie je vandaag de dag veel minder scherp dan in Italië 1920 of Duitsland 1932. Dat komt natuurlijk omdat er van een arbeidersbeweging die kracht uitstraalt waartegen fascisten zouden willen optreden, amper sprake is. Toch is het radicaal-restauratieve, (contra)revolutionaire element er wel: in het rechtse gefulmineer tegen doorgeschoten vrijheid, bandeloosheid en dergelijke, in het bijbehorende law-and-order-pleidooi, en de zeer positieve houding die zowel Trump als Wilders jegens juist een hardhandig optredende politie ten toon spreiden. Wat bij Hitler de ineenstorting van het Duitse Keizerrijk was, dat zijn bij hard rechts vandaag de dag de jaren zestig.

Ja, VVD-ers kunnen er ook wat van, wat dit soort dingen betreft. Maar dat is samen met het scherpe nationalisme en racisme dat ook die partij propageert dan ook een teken van verwantschap die ook die partij gaandeweg met fascistische politiek is gaan vertonen. Nog is de VVD geen fascistische organisatie, waar de PVV dat wel degelijk is. De VVD is echter al op en top een partij van de collaboratie met het naderende VVD-fascisme geworden. Als Wilders straks Grote Leider wordt, zit er voor Rutte vast wel een staatssecretariaat voor koloniale musea in.

In de VS is de (contra)revolutionaire dynamiek veel duidelijker. De Black Lives Matter-beweging vanuit zwarte gemeenschappen tegen racistisch politiegeweld was bijvoorbeeld expliciet doelwit van de Trump-campagne. Trump moedigde die racistische politie daartegen verder aan en kreeg steun vanuit politie’vak’bonden. Het reactionaire offensief dat Trump ontketent, is wel degelijk een hardhandige tegenaanval op sociale strijd zoals die de laatste jaren via Black Lives Matter en andere sociale bewegingen is opgekomen. In Nederland vervult de strijd tegen de racistische Zwarte Piet-figuur in de motivatie van het Wilders-fascisme op kleinere schaal een soortgelijke rol.

Het fascisme van destijds heeft dus opvolgers, in de vorm van de PVV, het Front National van Le Pen en van de campagne van Trump en zijn Alt Right supporters. Op de verwantschap hameren is een waarschuwing. Die waarschuwing hoort bij het inzicht in hoe dit fascisme werkt, wat dit fascisme beoogt en waarom dit dus de dodelijke vijand is van een ieder die vrijheid en solidariteit op basis van gelijkwaardigheid wil zien bloeien. Waarschuwing en inzicht zijn van een strijd tegen dit fascisme een onmisbaar deel.

Voetnoten

namespace/het_fascisme_onder_de_loep.txt · Laatst gewijzigd: 16/10/19 10:14 (Externe bewerking)