Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:het_imperialisme_de_wereldoorlog_en_de_sociaaldemocratie

Het imperialisme, de wereldoorlog en de sociaaldemocratie

Door Herman Gorter

  • Geschreven: 1914
  • Bron: Uitgave J. J. Bos, Amsterdam 1920. Vierde druk. Uitgaven in de reeks Het Communisme
  • Digitalisation: Adrien Verlee voor het Marxists Internet Archive

Het imperialisme, de wereldoorlog en de sociaaldemocratie

Voorwoord

Het eerste, derde en laatste hoofdstuk van dit geschrift, worden in hoofdzaak gevormd door de rede die de schrijver op het Internationaal Socialistisch Congres te Bazel had moeten houden. Zij kon niet uitgesproken worden, omdat het congres besloot dat geen bespreking zou plaats hebben. De eerste imperialistische wereldoorlog, die nu gaande is, maakt het noodzakelijk dat zij, toegevoegd met een bestrijding van de houding van de Internationale tegenover het imperialisme en de wereldoorlog, wordt uitgegeven.

September 1914.

In de vier laatste delen van deze serie: Het communisme, wordt nadat in de vier eerste de grondslagen van het communisme tegenover de bourgeoisie, de anarchisten en reformisten zijn aangetoond en verdedigd, in de nummers IV en V de wereldbeschouwing van het communisme tegenover die van het kapitalisme gesteld, de praktische strijd tegen het kapitaal, de strijd om de overwinning, de revolutie geschetst.

September 1919.

H. Gorter

I. Het imperialisme

De Internationale Vereniging van arbeiders, in 1864 door Marx gesticht, in 1872 verdwenen, in 1889 herboren, ligt verscheurd uiteen. De eerste maal dat zij internationaal moest zijn, valt zij in stukken. Bij de oorlog van Duitsland en Oostenrijk enerzijds en de Triple Entente: Engeland, Frankrijk, Rusland, en Servië, en België anderzijds hebben de arbeiderspartijen in Duitsland, Oostenrijk, Engeland, Frankrijk en België partij gekozen voor de bourgeoisie van hun land, en over en weer worden reeds de heftigste beschuldigingen door de ene arbeiderspartij tot de andere gericht, alsof zij ons vijanden zijn. Het schijnt alsof de Internationale de socialistische ideeën heeft opgegeven.

Deze débacle, deze nederlaag van de sociaaldemocratische gedachte en organisatie zal in de volgende bladzijden tot de oorzaken worden onderzocht. Het wezen van de Internationale tot nu toe, waardoor zij te gronde ging, zal worden blootgelegd, het karakter van de verandering die over haar komt aangetoond, en de vorm en de strijd die zij zal moeten aannemen, wil zij haar doel bereiken, aangewezen.

De geweldige toename van het kapitaal, zelf veroorzaakt door de groei der productiekrachten in de negentiende eeuw, heeft het imperialisme voortgebracht. Het streven van alle krachtige staten om zich nieuw gebied, vooral in Azië en Afrika, te veroveren.

Evenals, op het economische terrein, de vrije concurrentie vervangen wordt door het monopolie van het syndicaat en de trust, zo zoekt politiek, elke machtige kapitalistische staat het monopolie van grondbezit en van uitbuiting van vreemde gewesten.

In tegenstelling tot de vroegere koloniale politiek, die het voornamelijk om de handel te doen was, wil het moderne kapitalisme ook export van kapitaal en van productiemiddelen om de vreemde landen kapitalistisch te exploiteren, d.w.z. om de bodem te onteigenen en de inwoners tot proletariërs te maken. Dit maakt de politieke beheersing van die landen noodzakelijk.

Het eerste ontwaken van het nieuwe imperialisme, zijn eerste daad, was de bezetting van Egypte door Engeland. Daarna kwam de oorlog van Japan tegen China, Japan verovert Korea, van Amerika tegen Spanje, Amerika neemt Cuba en de Filippijnen, die van de Engelsen tegen de Boeren, de expedities van Europa tegen China, de oorlog van Japan tegen Rusland.

Intussen was de wereld verdeeld. Er bleef zo goed als geen vrij land meer over zelfs in Afrika niet.

Toen barstten achter elkaar de crisissen los. De mogendheden wilde elkaars bezit.

De Marokko crisis bedreigt driemaal de Europese vrede, de Balkan crisis tweemaal. Dan komt de Italiaans-Turkse oorlog om Tripoli, daarna de oorlogen van Servië, Bulgarije en Griekenland tegen Turkije om stukken van dit laatste rijk.

De spanning wordt hierdoor groter en groter. De verdeling van Turkije brengt de hartstochten van hebzucht en heerszucht in beweging. Duitsland wil Klein-Azië, Mesopotamië, Belgisch- en Frans-Congo, Nederlands-Indië, de Portugese bezittingen, een samenhangend gebied in Afrika van Oost naar West, Marokko, als het kan een stuk van de Engelse bezittingen. Frankrijk wil het enorme koloniale rijk dat het in de laatste eeuw verwierf, behouden, en als het kan meer verwerven. Syrië, een stuk van Klein-Azië, Duits-Afrikaans gebied. Italië zoekt uitbreiding in Afrika, als het kan in het Oosten van de Middellandse Zee. Engeland wil houden wat het heeft en Afrika maken tot een Engels werelddeel. Het wil een aaneensluitend gebied van de Kaap naar Egypte, en over het Kanaal van Suez door Klein-Azië Mesopotamië, Arabië, Perzië en Afghanistan naar India.[1]

Duitsland, Frankrijk, Engeland, Rusland, Japan, de Verenigde Staten loeren op China.

Holland wil Nederlands-Indië behouden.

België de Congo.

Portugal zijn Afrikaanse koloniën. Al deze kleine staten willen de uitbuiting en de overheersing van hun koloniën vergroten en vermeerderen.

Oostenrijk-Hongarije wil de oostkust van de Adriatische Zee, Servië een stuk van Macedonië, toegang naar de Egeïsche zee.

Rusland wil de Balkan, Turkije, Klein-Azië, Perzië, Mongolië, misschien havens aan de Atlantische Oceaan.

Alle staten zoeken terreinen voor export van hun waren, voor hoge winstgevende belegging van hun kapitaal.

Het imperialisme wil niet alleen koloniën, het wil ook sferen van invloed voor de handel, en industrieel en financieel monopolie.

Men moet echter niet geloven dat het imperialisme alleen ver over zee, in koloniën expansie zoekt.

Rusland en Oostenrijk, die expansie zoeken in Europa, bewijzen dit.

Indien, het voor de verovering en beheersing van de koloniën en van de zee nodig is, zoekt het kapitaal uitbreiding door verovering en onderwerping, of althans afhankelijk maken van vreemde staten in Europa. Zoals Duitsland nu met België (of van een deel van België!), en Holland, later misschien Denemarken, die het nodig heeft om hun ligging, om hun havens, voor zijn expansie in de wereld en zijn strijd tegen Engeland. Alle grote staten zoeken wereldmacht, beheersing van de zee, een definitief monopolie voor hun volk.

Om al deze doeleinden, of een deel, te bereiken, en anderen er van af te houden, hebben de grote mogendheden met elkaar verbonden gesloten. Duitsland met Oostenrijk, Engeland met Frankrijk en Rusland.

En om deze strijd, althans voorlopig de eerste fase, uit te vechten is deze oorlog ondernomen. De ware oorzaak, het begin, het teweegbrengen van deze oorlog is dus niet één staat, maar alle staten die de imperialistische politiek voeren, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Oostenrijk, Rusland, België, Japan. Elk voor zich en alle samen zijn de oorzaak.[2]

Alle gebazel van burgerlijke en sociaaldemocratische partijen en bladen, dat men een afweeroorlog voert, dat men wel mee moet doen omdat men aangevallen is, is niets dan bedrog dat dient om aan het eigen meedoen een schone schijn te geven.

Duitsland, of Rusland, of Engeland de oorzaak van de oorlog te noemen is even dwaas of onwaar als de opening in de vulkaan, de schuld te geven van de uitbarsting.

Alle Europese staten hebben zich voor dit conflict sinds jaren gewapend. Zij willen allen aan hun roofzucht voldoen. Zij zijn allen even schuldig.

II. De wereldoorlog

Het is dus het kapitalisme dat de schuld draagt van deze eerste wereldoorlog. Het wereldkapitalisme dat expansie zoekt.

De wording van het gehele kapitalisme is één geschiedenis van bloed en moord. Van moord op concurrenten, op arbeiders, op eigen, en op vreemde volken.

Ontelbaar zijn de bladzijden van de geschiedenis van het moderne kapitalisme die druipen van bloed, sinds het zijn loop en ontwikkeling begon met de strijd van de Portugezen en Spanjaarden om de verovering en het bezit van India en Amerika. En zich voortzette in de strijd van Spanjaarden en Hollanders, Hollanders en Engelsen, van Engelsen en Fransen. Op als maar groter schaal, en om almaar meer macht. Tot Engeland de wereldheerschappij over de zee veroverde door hun overwinning op Napoleon. Ontelbaar zijn de van bloed druipende bladzijden van de strijd op het vasteland van Europa en Amerika om de kapitalistische macht.

Maar geen enkele van die bladzijden is zo rood van bloed als die nu beschreven wordt.

De landen die aan deze oorlog direct of indirect meedoen hebben een oppervlakte van meer dan de helft van het land van de aarde, en een bevolking van 900 miljoen mensen.[3] De legers die zij op het been kunnen en zullen brengen, tellen tientallen miljoenen, en de doden en gewonden en voor goed verzwakten, zullen miljoenen en miljoenen zijn.

De aarde wordt gemest met lijken in een aantal zo als nog nimmer in een oorlog.

Daaraan is het kapitalisme, zijn alleen de kapitalistische klassen, schuld. Elkeen en allen.

Want dit alles wordt alleen gedaan: Om de winst van het kapitalisme.

Alle kapitalistische klassen willen met deze oorlog de uitbreiding van het kapitalisme over de aarde.

Om daaruit, en uit alle volken van de aarde die zij in loonarbeiders willen veranderen, nieuw en groter kapitaal te maken.

Het is de winst voor de klasse die zij - die jammerlijke poppen in de handen van de wereldontwikkeling - vertegenwoordigen die keizers en koningen laat roepen over ‘het vaderland dat roept’, of God die getuige is van de edele wil van het volk, de rechtvaardigheid van de zaak, God die zal helpen en de overwinning geven. Jammerlijke poppen in de geschiedenis van de ontwikkeling van de mensheid die, zelf nu groot en heerlijk (immers zij bereidt nu de aarde tot het socialisme voor), deze mensen dwingt zo klein te zijn.

Het is de winst voor de klasse die de bankiers en de industriëlen en het handels- en transportkapitaal en de grondeigenaars roept om nu in de parlementen te besluiten, te doen besluiten tot de oorlog.

Het is de winst, de kleine lage winst door onderwerping aan het grootkapitaal gemaakt, die nu de middenstand dwingt, en de boer en de pachter, om, zij het ook angstig en bevreesd, met het grootkapitaal in de oorlog één te zijn. Het is de winst, de gouden winst, die de gehele wetenschap en de gehele kunst en de gehele godsdienst, dwingt om met de kapitalistische klassen, hunne handen te bezoedelen aan het bloed van miljoenen medemensen.

Het is de winst, de lage materiële winst, die al deze klassen dwingt tot de grootste en meest omvattende leugen, en tot de hoogste en meest openlijke en het duidelijkst met de waarheid van de verhoudingen in strijd zijnde huichelarij, deze namelijk dat zij hun natie, deze oorlog voeren om rechtvaardige redenen. Dat zij de edelste en hoogste bedoelingen hebben: de vrijheid van de volkeren. Dat zij de cultuur dienen. Dat hun vaderland de draagster is van het licht, de menselijkheid, de beschaving.

Dit alles is leugen en huichelarij. Er mag uit de oorlog vooruitgang komen. Die is niet hun doel. Die komt niet door hun wil. Hun wil, om hun doel te bereiken, is bloed. Mensenbloed. Het bloed van hun vijanden. Mensen als zij. En hun enig doel is winst.

Kapitaalwinst. Meerwaarde. Uit zwakke volken en arbeiders geperst.

De vuile lage winst, en niet de cultuur.

En het is tenslotte die winst, waarom en waarmee zij het proletariaat meesleuren in deze oorlog.

De arbeidersvrouw van wie de man, zoon of bruidegom valt in Frankrijk, Vlaanderen of Polen, mag nu denken: Mijn jongen, mijn man ligt daar, omdat hij moest vechten voor de winst uit de Congo, uit China, uit Klein-Azië.

De arbeider mag zeggen: wij zijn gedwongen tot de oorlog, miljoenen van ons worden gedood om de winst van het kapitaal alleen. Onze klasse zal er geen winst, zij zal er alleen nog grootere ellende en slavernij van oogsten.

In dat licht, in dat licht alleen, moeten de keizers en koningen, ministers en parlementsleden, bankiers en industriëlen, in dat licht, in dat licht alleen, de professoren, de geestelijken en de kunstenaars die deze oorlog verdedigde, worden gezien.

Vele sociaaldemocraten, vooral in Duitsland, spreken de waanzin van de oorlogstoerustingen, het imperialisme.

Maar het is allerminst waanzin van de kapitalisten, als elk kapitalistisch land koloniën wil hebben en monopolistisch bezit van wereldgebied, en als elk land zich daarom zo sterk mogelijk bewapent en miljarden voor die bewapening uitgeeft. Het is een gebrek aan betere argumenten, als men van waanzin spreekt.

Want enorme winsten stromen uit dat gebied af op het moederland. Als Duitsland een deel van China of Nederlands-Indië voor zich wist te krijgen als uitbuitingsgebied dan zouden, evenals uit India naar Engeland, miljoenen, ja miljarden vandaar jaarlijks komen in Duitse handen. De Duitse banken en het kleine aantal grootindustriëlen en handelslieden dat Duitsland beheerst, zouden de kosten van leger en vloot die daarvoor nodig zijn, laten betalen door het gehele Duitse volk, en de miljarden winst voor zich houden. Terecht dwingen zij dus het Duitse volk tot bewapening, en vanuit hun standpunt met volkomen juist verstand drijven zij Duitsland tot een oorlog voor imperialistische uitbreiding en koloniaal bezit. En terecht doet de middenstand mee, want ook zij krijgt ten slotte directe voordelen, zij leeft grotendeels van het grootkapitaal. De waanzin is niet bij hen, noch bij de middenstand.

Achter al die klassen, achter die koningen en keizers en parlementen, achter al die legers, staan verborgen en alleen voor het bewuste, het wetenschappelijke oog te zien de hoge bankiers, de grote staal- ijzer- en mijnmagnaten, de wereldtrusts, de syndicaten van het transport, de grote concessionarissen en monopolisten. Zij beheersen de grote bewegingen van het kapitaal en dus de maatschappij. Zij zijn weinig in aantal. Alles gehoorzaamt hun. Onzichtbaar en koel, zonder medelijden of gevoel, alleen met het verstand regelen zij de kapitaalbewegingen. Door de zich uitbreidende productie zijn zij tot de oorlog gedreven om het, hun, kapitalisme verder uit te breiden, groter en machtiger te maken. Het te maken tot de enige wereldmacht.

Maar het kapitalisme, alle kapitalistische klassen, zijn schuldig aan deze oorlog. Want zij volgen allen dat grootkapitaal. Zij zijn hierdoor als één massa, en staan als één massa schuldig aan deze massamoord.

Het wezen van het kapitaal is meerwaardevorming. Altijd groter, door betere werktuigen. Het wezen, het leven, de daden zijn dus uitbreiding, uiteindelijk over de gehele aarde.

Het middel van het kapitaal, dat immers ontstaat door het privaatbezit van de productiemiddelen en dus altijd in het bezit van bijzondere personen is, zijn middel tot uitbreiding, is strijd.

Deze wereldoorlog volgt dus uit het wezen en het leven van het kapitalisme. Hij is dus noodzakelijk. Hij is het noodlot, zoals men vroeger, of God’s wil zo als men later zegde. Hij is de noodzakelijke ontwikkelingsfase, drijfveer en uitwerking van het moderne kapitalisme, zoals wij nu denken.

De kapitalistische klasse heeft nog een grote taak te vervullen in de wereld. De uitbreiding van het kapitaal over de wereld.

Zij heeft nog een enorme macht om dat te doen.

Het proletariaat is nog te zwak, nog een te klein deel ervan is zich van zijn doel en ideaal bewust. Het is nog te zwak voor zijn taak, de bevrijding van de wereld van het kapitaal.

Het imperialisme, en de imperialistische buitenlandse en koloniale politiek, d.w.z. de uitbreiding van het kapitalisme, d.w.z. de hogere arbeidsmethoden over de aarde, de noodzakelijke fase in de ontwikkeling van het kapitalisme, brengt ten slote het wereldsocialisme. Maar de wijze waarop het het kapitalisme ontwikkelt, die is dreigend en vernietigend voor het proletariaat. En het is juist de strijd tegen die wijze die het proletariaat sterker maakt, en waardoor het proletariaat rijp wordt voor de vrijheid.

III. Het proletariaat. Wereld - arbeid tegenover wereld - kapitaal

Het kapitaal komt door het imperialisme in een nieuwe verhouding tegenover het proletariaat.

Het proletariaat komt door het imperialisme in een nieuwe verhouding tegenover de bourgeoisie.

Het imperialisme maakt de toestand van het proletariaat in het algemeen slechter.

Hierbij moeten wij wat langer stilstaan. Om te weten dat het proletariaat zich met alle macht tegen het imperialisme verzetten moet, moet men begrijpen dat het imperialisme het proletariaat nadelig is.

De koloniale politiek brengt aan de kapitalistische maatschappij in het algemeen de grootste voordelen.

Het was de koloniale politiek die in de zestiende en zeventiende eeuw de stroom van edele metalen naar Europa bracht en zo het moderne kapitalisme in Holland, Engeland en Frankrijk deed ontstaan.

Door de koloniale politiek ontstond de kapitalistische handel en industrie, door haar de overzeese markt.

Zij veroverde Noord- en Zuid-Amerika, Australië en Afrika en maakte deze werelden tot voortbrengers van landbouwproducten voor Europa.

Door haar was het mogelijk dat Engeland het eerst, daarna andere landen een grootindustrie ontwikkelden.

Door haar zijn de goudstromen uit Californië, Australië en Transvaal naar Europa gekomen die het kapitalisme opnieuw geweldig hebben bevrucht en reusachtig uitgebreid.

Zij is dus de brenger van goud, de schepper van nieuwe markten, de brenger van altijd meer grondstoffen en voedingsmiddelen.

Zij zet die scheppende kracht vanaf de zestiende tot nu in de twintigste eeuw onafgebroken en steeds intenser voort.

Zij maakte, en maakt dus, met het kapitaal de industrie, - dus ook het moderne proletariaat.

Koloniale politiek, en dus ook het imperialisme, kunnen ook directe voordelen brengen aan het proletariaat.

Of zij ze brengen, hangt alleen van de koloniën af. Er zijn koloniën die alleen aan een kleine groep kapitalisten, er zijn er die aan vele kapitalisten, ambtenaren, officieren voordeel geven en niet of zo goed als niet, aan het proletariaat, er zijn er die zo wel aan een groot gedeelte van de kapitalistische als aan een deel van de arbeidersklasse voordeel brengen.

Engels Indië en Nederlands Indië, door de natuur ontzaglijke rijke landen, met een nijvere, ontwikkelde, talrijke bevolking, brengen ook aan de arbeidersklasse van Engeland en Nederland voordeel, d.w.z. werk en loon. En zo zijn er meer landen, bv. China, waarop het kapitaal nu aast.

Wanneer bv. kapitaal geëxporteerd wordt naar, laat ons zeggen Nederlands-Indië, dan betekent dit export van ijzer en staalwaren, machines enz. die in Nederland zijn gemaakt. Het is Nederlandse industrie, Nederlands kapitaal in de koloniën, en dit begunstigt, wanneer kwaliteit en prijzen gelijk zijn, het moederland. Er is dus direct voordeel voor de Nederlandse arbeider.

Verder houdt de productie van voor de uitvoer naar de koloniën en sferen van invloed en zwakke landen als China, bestemde handelswaren vele arbeiders bezig. Zoals in Nederland vele arbeiders in de textielindustrie. Ook hier begunstigen de koloniën, de sfeer van invloed, het kapitaalsgebied, als de overige voorwaarden gelijk zijn, het moederland.

Verder wordt er voor het transport naar de kolonie, enz. veel in het moederland gebouwd. Bv. schepen. Ook hierdoor krijgen vele arbeiders werk. En dit werkt weer op andere industrieën, bv. de ijzermijnen, de walswerken, de ijzer- en staalfabrieken, de steenkolenmijnen terug.

Verder wekt de handel, met bv. weer Nederlands Oost- en West-Indië bijzondere industrieën, bv. rijst- en koffiepellerijen, cacaofabrieken etc.

Tenslotte druipt de reusachtige winst, in India gemaakt, ook (behalve op de hogere en lagere middenstand) op de arbeiders af. Streken en steden in het moederland, (bv. in Nederland de omgeving van Arnhem, Utrecht, Haarlem, het Gooi, de steden den Haag, Arnhem, Nijmegen) leven voor een deel van die winsten. Ook een deel van de arbeiders, bv. de bouwvakken en de luxe-bedrijven. Verder de bedienden, lakeien, etc.

Al deze arbeiders tesamen vormen in Nederland een groot, in Engeland een zeer groot aantal.

En de arbeiders die alleen hun direct voordeel zien, en in de winst van de bourgeois hun winst, menen dat om die voordelen de koloniale politiek hun voordelig is.[4]

Maar het revolutionaire communisme is tegen de kapitalistische koloniale politiek.

Waarom?

Omdat koloniale politiek altijd gevoerd wordt door middel van roof en plundering, moord, en de vreselijkste uitbuiting. [4bis] Daarin kan het revolutionaire communisme niet toestemmen, niet alleen om de hoogste beginselen en idealen van menselijkheid, die het altijd vertegenwoordigt, maar ook uit eigen belang. Die arbeiders worden gebruikt als hun concurrenten, als drukkers van het loon. De kleine boeren en arbeiders van India, en van de door de machtige staten onderdrukte wereld, zijn de toekomstige socialisten. De tijd komt al nader en nader, en is al gekomen of zeer nabij, dat niet alleen de Japanse en Chinese arbeiders, maar ook de Indische, de Egyptische, de zwarte arbeidersbevolking van sommige deden van Afrika tot de arbeidersbeweging, tot het socialisme komt. Die arbeiders en kleine boeren mag het proletariaat niet van zich vervreemden.

Het moet hen helpen en in alles bijstaan, want het moet door hen geholpen worden.

Zij moeten nu reeds inzien dat zij tot het Europese en Amerikaanse en Australische proletariaat behoren.

Koloniale politiek brengt verder, als arbeiders van verschillende naties aan haar meedoen of willen meedoen, vijandschap tussen hen. Koloniale politiek wekt bij de arbeiders die aan haar meedoen, imperialisme, nationalisme en chauvinisme op en verdeelt hen dus.

Koloniale politiek kan aan een gedeelte van de arbeidersklasse (mijnwerkers, ijzer- en staalwerkers, scheepsbouwers etc., kortom allen die wij genoemd hebben), in het klein en gedeeltelijk ten goede komen, zij bederft echter op de duur de strijd van de klasse.

Daarom kan het proletariaat in het algemeen al niet meedoen aan de kapitalistische koloniale politiek, en komt het er door in een sterkere tegenstelling tegenover het kapitaal.

Maar is dit reeds zo met de gewone, ook vroegere, koloniale politiek, te meer is dit nog het geval met de moderne en imperialistische.

Ten eerste legt het moderne imperialisme in vredestijd lasten op de arbeiders die ondragelijk worden.

Het militarisme groeit door het imperialisme eindeloos, de sociale wetgeving staat stil, belastingen en invoerrechten stijgen, het levensonderhoud wordt duurder, de waarde van het loon vermindert, de reactie wordt sterker.

Ten tweede wordt in oorlogstijd het proletariaat door het imperialisme verpletterd. Zijn organisaties worden verscheurd, onmetelijke lasten worden opgelegd, honger en gebrek, werkloosheid en dood, eindeloze smart, vernietiging van hele geslachten komen over zijn hoofd, de vooruitgang staat jaren stil, volkeren worden tegen elkaar opgehitst, in de schoot van de oorlog liggen nieuwe oorlogen.

Ten derde is na de oorlog de kans op vooruitgang voor het proletariaat zeer onzeker, misschien voor jaren weggevaagd ja. De staten kunnen, als de oorlog lang duurt, zo verarmd zijn, zo met schulden overladen, hun economische inzinking, de verzwakking van hun productie kan zo groot worden dat, indien dan nog nieuwe bewapening en nieuwe oorlog volgt, de economische ondergang van het proletariaat en, ten gevolge daarvan, zijn ondergang als strijdende klasse mogelijk wordt.

Door dit alles kan het proletariaat beter nog minder meedoen aan kapitalistische koloniale politiek, d.w.z. aan imperialisme.

Want al deze nadelen zijn oneindig groter dan de straks genoemde voordelen.[5]

En door dit alles komt het proletariaat, door het imperialisme, ook in een nog veel vijandiger, scherpere verhouding tegenover de bezittende klasse.

Maar ten vierde - en dit is de voornaamste verandering, ja, de onmetelijke verdieping en verscherping die door het imperialisme in de verhouding tussen kapitaal en arbeid wordt teweeggebracht - voor het eerst in de wereldgeschiedenis staat nu - door het imperialisme - in vredes- zowel als in oorlogstijd, het gehele internationale wereldproletariaat, ook het Aziatische en Afrikaanse en dat aller koloniën, samen als één geheel - in één strijd die alleen door het proletariaat tezamen gevoerd kan worden – tegenover de internationale bourgeoisie.

Dit is het nieuwe dat het imperialisme brengt.

Dit is het nieuwe dat moet worden begrepen.

Dit is het wat noch de Internationale, noch de nationale partijen die haar samenstellen, hebben gezien.

Alleen wie dit begrijpt kan de nieuwe tijd, de nieuwe fase waarin de strijd tussen kapitaal en arbeid door het imperialisme is getreden, verstaan.

Hieruit, uit dit begrip, moet de nieuwe tactiek die tegen het imperialisme gevolgd moet worden, worden bepaald.

Alle moderne staten, geen enkele uitgezonderd, [6] bedreigen voortdurend – in vredestijd – en verpletteren in oorlogstijd het gehele proletariaat.

In vredestijd bedreigt de bourgeoisie, de regering, het kapitaal van Duitsland met zijn imperialisme, niet slechts het Duitse, maar ook het Franse, het Engelse, het Oostenrijkse, het Russische enz. proletariaat en dwingt dit oneindige lasten te dragen. Hetzelfde doet het Franse, Engelse en Russische kapitaal met het proletariaat van alle landen.

In oorlogstijd vernietigt het Duitse kapitaal niet alleen de macht van het Duitse, maar tegelijk die van het Franse, Engelse, Russische, Oostenrijkse enz. proletariaat.

Desgelijks doen het Russische, het Franse, het Oostenrijkse enz. proletariaat samen met het proletariaat van alle landen.

En het imperialisme bestrijkt de hele wereld.

Men wapent zich overal.

In deze oorlog doet reeds het grootste deel van de wereld mee.

Het grootste deel van Europa, het grootste deel van Azië, heel Australië, een zeer groot deel van Afrika: Zuid-Afrika, Egypte, Algerije, Tunesië, alle Franse, Engelse en Duitse bezittingen, Canada, straks misschien nog andere machten.

Het wereldkapitaal staat dus, in zijn delen, voor het eerst, praktisch, met daden, met één daad, door het imperialisme, als één geheel tegenover het wereldproletariaat.

Het wereldproletariaat heeft voor het eerst, praktisch, te doen met het kapitaal van de wereld.

In de praktische politiek, in de strijd van de sociaaldemocratie tegen de regeringen van de bourgeoisie stond, tot nu toe, het proletariaat van elk land alleen tegenover zijn eigen bourgeoisie.

In de strijd van de vakverenigingen stond, eveneens tot nu toe, het proletariaat nationaal tegenover het nationale kapitaal.

De internationale congressen van de sociaaldemocratische partijen waren samenkomsten tot het opstellen van gemeenschappelijke principes, geen vergaderingen tot het maken van een praktisch krijgsplan.

Die van de vakverenigingen besloten slechts tot onderlinge steun, zelden samenwerking, hoogstens in enkele bijzondere gevallen. En dan nog slechts voor een deel van de arbeiders tegen een zeer klein deel van het kapitaal.

Internationaal werd er nog weinig of niet gestreden.

Wel gaat de trust, het internationaal ondernemersverbond in deze richting: het internationaliseren van de strijd.

Maar wat zelfs de trust en het internationaal ondernemersverbond nog niet hebben gepresteerd: het verenigen van het gehele proletariaat, door één druk, één bedreiging, één strijd, tot één geheel, tot één actie, heeft het imperialisme tot stand gebracht.

Alle burgerlijke partijen van alle landen zijn voor de bewapening en voor de oorlog. Allen bedreigen dus in vredestijd, en vernietigen in oorlogstijd, het internationale proletariaat.

De eerste imperialistische oorlog van de imperialistische staten onderling, déze oorlog waarop zich het kapitaal na 1871 heeft voorbereid, waartoe het nu eindelijk is volgroeid - déze oorlog - de grootste verscherping van de klassenstrijd die heeft plaats gehad sinds de Internationale werd gesticht - stelt voor het eerst de gehele Internationale als één geheel tegenover het internationale kapitaal.

En het imperialisme is blijvend.

De bourgeoisie van één land is dus niet meer alléén de vijand van de arbeider.

Te midden van de in miljoenen stukken scheidende verdeling die de gewone uitbuiting in de fabrieken en werkplaatsen geeft, te midden van de honderdvoudige verdeling die de onderdrukking in de nationale staten teweeg brengt, te midden daarvan en daarboven uit brengt het imperialisme de arbeidersklasse op één front tegenover het kapitaal.

Voor het eerst in de wereldgeschiedenis.

Door één bedreiging, door één daad van het gehele kapitalisme getroffen, staat het proletariaat als één geheel niet meer alleen tegenover zijn eigen bourgeoisie, maar tegenover de bourgeoisie van alle staten.

Het woord van Marx, van Het Communistisch Manifest, dat de arbeiders van ieder land éérst moeten afrekenen met hun eigen bourgeoisie, is door het imperialisme te niet gedaan, onwaar geworden. [7]

V. Het nationalisme van het proletariaat

De eerste gelegenheid deed zich aan de Internationale voor, de eerste sinds haar bestaan sinds 1864, - om niet in woorden, niet met een demonstratie, maar met één zelfde daad van alle partijen die haar samenstellen, te tonen dat zij één was.

Het nationale van elke partij kon verdwijnen, voor het eerst, en in het internationale opgaan.

Het internationale, het vaderlandloos zijn - altijd nog min of meer een masker, gehuicheld, - of alleen als mooie bloem, mooi sieraad gebruikt, - kon nu tegen de voortdurende bewapening en de eindelijke oorlog, door het imperialisme volkomen, in al zijn kracht en macht, tevoorschijn komen.

En wie voelt niet dat dit de gelegenheid was? Nu alle naties gingen strijden? Gingen strijden voor hetzelfde doel, hetzelfde bezit. De wereld.

Welke socialist heeft niet altijd gehoopt en verwacht en verlangd dat dit eindelijk zou komen: één actie van alle partijen van alle naties van het internationale kapitaal, gericht tegen het ganse wereldproletariaat, tegen de gehele wereldarbeidersklasse?

Men had hem, deze oorlog, ook al jaren zien aankomen.

Talrijke schrijvers, Kautsky vooral, hadden er op gewezen dat de tegenstellingen tussen de grote machten, tot deze geweldigen wereldoorlog kon voeren, zeer waarschijnlijk voeren moest, en dat de revolutie van zulk een oorlog het gevolg kon zijn.

Hilferding had in zijn boek Das Finanzkapital, dat als het ware een vervolg op Marx’ Kapitaal is, en de fase van het kapitalisme behandelt die Marx niet meer heeft beleefd, duidelijk gemaakt welke oorzaken tot het imperialisme voeren.

De congressen in Stuttgart en Bazel hadden het proletariaat opgedragen om, met alle middelen en tot het uiterste, deze wereldoorlog te voorkomen.

Men was dus niet onvoorbereid.

Alleen, hij kwam nog kolossaler dan men gedacht had. Zo algemeen had men zich de deelname van de kapitalistische staten toch niet voorgesteld.

Maar wat kon schitterender en klaarder en duidelijker zijn dan dat het kapitaal van de wereld tot een onderlinge worsteling kwam, en daarmee zich stelde tegen het wereldproletariaat. Wat heerlijker, uit het oogpunt van socialistische propaganda, dan dat het gehele wereldproletariaat binnen de omvang van de oorlog kwam?

Nu had men eindelijk door het kapitaal zelf, door zijn groei, buiten enige verantwoordelijkheid van de arbeiders, de tegenstelling tussen de arbeid en het kapitaal van de gehele wereld.

Hier het kapitalisme dat door zijn modernste uitingen en machten: de trust, het monopolie, het geconcentreerde bankkapitaal de aarde en de arbeiders vernielenden oorlog bracht, daar het proletariaat dat de oorlog wilde, en hem tot het uiterste bestreed.

Welk een schitterende vooruitgang sinds 1864, sinds 1871, de laatste West-Europese oorlog. Toen een oorlog tussen twee kapitalistische volkeren, terwille van de consolidering van één volk tot één staat, het kleine begin van de wording van Duitsland. Toen in overeenstemming daarmee slechts enkele arbeiders die zich verzetten.

Nu een wereldbotsing van haast alle gevestigde volkeren buiten Amerika, terwille van de macht over de aarde, terwille van de taak om het kapitaal zijn laatste reuzentocht over de aarde te laten doen, terwille van de consolidering van het wereldkapitaal. En nu in overeenstemming ook met deze geweldige krachten en het alles omvattende doel, miljoenen en miljoenen arbeiders verenigd, die zich zouden verzetten tegen het kapitaal dat hen voor zichzelf met eindeloze lasten had verdrukt en hen nu nog als voedsel van de kanonnen wilde gebruiken, dat hen door een wilde, razende en blinde, bewapening in zijn einde en werking niet te voorziene oorlog, aan een altijd nieuwe bewapening en nieuwe oorlog blootstelde, en hen aldus met ondergang bedreigde.

En wat was ook eenvoudiger dan dat alle proletariërs, tegen het gevaar dat hen van alle staten dreigde, één protest, één actie, één wijze van strijden tot het laatste toe hadden aangenomen? Tegen alle en tegen elkeen?

Wat was duidelijker, welke actie meer voor de hand liggend, welke daad in zijn gevolgen voor de propaganda, de organisatie, de revolutie schitterender, en de massa tot in zijn verste duistere hoeken meer verhelderend, dan één eensgezinde strijd in alle landen, op dezelfde wijze, van alle leden van de Internationale tegen deze oorlog?

Hoe klaar, hoe bindend, hoe lokkend voor alle arbeiders, en zelfs voor een deel van de kleinburgerij en van de middenstand, zou het geweest zijn als in alle parlementen dezelfde taal had weerklonken, in alle landen dezelfde daden waren gesteld?

En nog eens, wat eenvoudiger, wat klaarder, wat meer met de wezenlijke waarheid van de feiten en verhoudingen overeenstemmend? De wereld van de arbeid voor het eerst tegen het kapitaal van de wereld.

Zo zou men denken.

Maar de gang der zaken is geheel anders geweest.

In plaats van strijd tegen het kapitaal, is er onderwerping aan en samenwerking met het kapitaal gekomen, in plaats van eenheid der arbeiders splitsing in zoveel delen als er naties zijn, in plaats van internationalisme, nationalisme en chauvinisme.

Alleen in Servië hebben de sociaaldemocraten in het parlement tegen de oorlog gestemd, en in Rusland hebben zij zich van stemming onthouden door de zaal te verlaten.[8]

In Duitsland hebben zij de miljarden toegestaan. In Oostenrijk dit goedgekeurd.

In Frankrijk en België zijn zij tot het voeren van de oorlog getreden in het burgerlijke ministerie.

In Engeland heeft de arbeidspartij de dienstneming aangeraden.

In Zweden, Noorwegen, Denemarken, Zwitserland, Nederland, hebben de socialisten de gelden voor de mobilisatie ter bewaring van de neutraliteit goedgekeurd - d.w.z. zo nodig voor de oorlog, de imperialistische oorlog. [9]

In bijna alle landen dus in plaats van bestrijding, een samengaan met de bourgeoisie.

Een kenner van de internationale sociaaldemocratie had dit intussen al lang zien aankomen. Het congres te Stuttgart was het laatste congres waarop waarlijk ernstig stelling genomen werd tegen het imperialisme. Maar in Kopenhagen al wankelde men, en te Bazel ging men op de vlucht.

Het was alsof men naarmate het imperialisme sterker, het oorlogsgevaar groter werd en nader kwam, des te banger werd. In Bazel klonk alleen nog een fanfare, maar uit de holle frasen van Jaurès, de lege dreigementen van Keir Hardie, het laffe gesnik over de ondergang van de cultuur van Victor Adler, en de slappe niets zeggende woorden van Haase, uit het ijdele praten van het congres zelf, klonk reeds de onwil, de afkeer, de onmacht om iets te doen.

Meer nog, men was toen al algemeen van plan tot samenwerking met de bourgeoisie.[10]

De bourgeoisie die, door haar eigen rotheid voor morele ontbinding een zeer fijne reuk heeft, rook onmiddellijk de rotheid van dit congres en de Internationale. Zij voelde dat van dit congres niets te vrezen was. Zij stelde de kathedraal van Bazel tot onze beschikking. En welke plaats kon meer geschikt zijn voor de huichelarij van de sociaaldemocratie, voor een congres dat iets anders zegde dan het wilde, dan een kerk waar sinds eeuwen de christelijke huichelarij dag na dag is verkondigd?

Wij zullen nu aantonen door welke oorzaken die onmacht en de huichelarij gekomen is.

Maar voor wij dit doen zullen wij aan één voorbeeld, Duitsland in bijzonderheid, aantonen tot welk een schande en nadeel voor zichzelf en onderlinge verdeeldheid de Internationale gekomen is, door niet tot het uiterste tegen de imperialistische oorlog van het gehele kapitalisme te strijden, en door hierin niet als één geheel proletariaat tegen hen te zijn.

Wij zullen daarbij tegelijk de gelegenheid vinden de voornaamste redenen die zij zelf voor haar handelen geeft te weerleggen.

V. Het voorbeeld van Duitsland De redenen voor het nationalisme van het proletariaat Weerlegging van deze redenen

Het voorbeeld van Duitsland.

Deze oorlog is de oorlog van Duitsland.

Niet in die zin dat een van de andere grote mogendheden minder “de schuld aan”, de oorzaak van deze oorlog zou zijn.

Maar in deze dat Duitsland hem het best heeft voorbereid, hem met de grootste kracht voert, door de grootste materiële en geestelijke krachten gestuwd wordt, het grootste doel voor ogen heeft, de aanvallende partij dus moet zijn, en, alleen kapitalistisch-technisch, kapitalistisch-economisch gesproken, afgezien van alle andere factoren, winnen moest.

Duitsland heeft zich na 1870 tot tweede Europese kapitalistische staat omhoog gewerkt. Maar Duitsland overtreft Engeland in organisatie van industrie, handel, verkeer en bank, innerlijk is het daarin machtiger. Met de Verenigde Staten is het het enige modern georganiseerde kapitalistische land. Zijn absolutisme, zijn jonkerdom, en daardoor zijn leger en bureaucratie, maken het, naast de gecentraliseerde bank, de geconcentreerde handel, industrie en transport, tot het model van de imperialistische staat, tot de enige volkomen imperialistische staat der wereld. Het verenigt de machtsmiddelen der bourgeoisie met die van de absolute monarchie. Zijn krachten, zijn expansiekracht, zijn door dit alles groter dan die van Engeland zonder zijn kolonies.

Maar Duitsland is afgesneden van volkomen expansie. Het kwam te laat tot de macht. De beste stukken der aarde waren al in het bezit van anderen. En de mogendheden hebben gezorgd dat het niets of bijna niets kreeg. Alle pogingen van Duitsland om iets van betekenis te krijgen zijn geheel of bijna geheel verijdeld. Marokko ging naar Frankrijk, aan België de Congo, Engeland nam het grootste deel van het overige Afrika, de Bagdad-spoorweg kon Duitsland niet alleen houden, van alle zijden kwamen zijlijnen in andere handen. In Azië verwierf het zo goed als niets. In Afrika zeer weinig. De enorme voordelen die uit monopolistisch koloniaal bezit, monopolistische sferen van invloed, kunnen voortvloeien bleven het Duitse kapitaal ontzegd.

Duitslands kapitalisme werd als een stoomketel waaruit de stoom niet ontsnappen kan, en die niet kan werken als gewenst.

Frankrijk, Engeland, Rusland houden het opzettelijk sinds jaren in zijn volkomen expansie tegen, omwille van hun eigen kapitaal.

Dat wil Duitsland niet langer verdragen. En daarom heeft het zich sinds jaren op deze oorlog voorbereid, om zich zelf de weg te banen die het wordt ontzegd.

Daarvoor diende de reusachtige openlijke en geheime bewapening. Daarvoor het reusachtige leger en vloot.

Daarvoor diende de plotselinge aanvraag van 1000 miljoen in 1913. Daarvoor de voorbereiding van de Rijksbank, beter dan die van enige andere nationale bank.

Duitsland wil een einde maken aan zijn kleinheid, het wil nu zijn banden breken.

Duitsland wil nu Marokko, en een groot deel van het overig Frans-Afrika, het wil Frans bezit in Oost-Azië, Siam, Cochin China. Het wil Klein-Azië, Mesopotamië. Het wil Belgisch Congo. Het wil stukken van het Engels bezit. Engels Zuid-Afrika misschien. Misschien stukken van Engels Indië. Het wil de Portugese bezittingen in Afrika. Het wil Nederlands-Indië. Het wil de economische en politieke beheersing van een goed stuk van China. Het wil om dit alles te bereiken, België en Nederland onderwerpen of van zich afhankelijk maken. Dit alles wil het, en door deze oorlog wil het zien wat het hiervan kan bereiken. En waarlijk, van kapitalistisch-economisch standpunt: het komt het Duitse kapitalisme toe. De sterkste verdient het meest in de kapitalistische wereld. Uit het oogpunt van zuiver kapitalistische vooruitgang alleen, en niet uit het onze: dat van de ontwikkeling van het proletariaat, en van zijn strijd tot macht en eenheid,[11] kon men wensen dat het Duitse kapitalisme won.

Hoe ontzaggelijk veel meer zou Duitsland met zijn organisatiekracht, met zijn concentratie aan banken, zijn gecentraliseerde rederijen en handel en industrie kunnen halen uit deze gebieden, dan Engeland, België, Holland, Frankrijk, Portugal. Hoe veel sneller zou de aarde kapitalistisch worden ontwikkeld!

Het Duitse kapitalisme voelt ook dat nu het uur gekomen is, dat nu gehandeld moet worden. Want als bij de verzwakking van het Turkse rijk Rusland Armenië inneemt, Frankrijk Syrië, en een deel van Klein-Azië, Engeland een ander deel daarvan, Egypte en Arabië, en Rusland en Engeland delen Perzië, dan is Duitslands kans op een groot Aziatisch gebied voorbij. En als Engeland dan nog meester wordt van de weg van Cairo naar de Kaap, en China na een tijd zelfstandig en machtig, dan is - daar Zuid-Amerika wel niet meer in Europese handen zal komen- Engeland meester van een overgroot deel van de wereld. [12] Rusland, de Verenigde Staten, later misschien China, zijn enige gelijkwaardige mededingers, en Duitslands kans op een wereldgebied geheel voorbij.

Duitsland is dus èn door de expansie, de uitzettingsmachten die het van binnenuit drijven, èn door de vormen die zijn imperialisme heeft, èn door de geweldige machten die zijn expansie aan alle kanten in de weg treden, èn door het grote doel, de grootste van alle staten, dat het zich stelt, de drijvende kracht van deze eerste imperialistische wereldoorlog.

Duitsland moet dus het voorbeeld zijn waaraan wij de imperialistische politiek en haar gevolgen, en de houding van het proletariaat tegenover haar, aantonen.

Maar aan de anderen kant, Duitsland heeft ook de sterkste arbeidersklasse. Op Duitsland vooral, zegde Marx al, houden de communisten van alle landen het oog gericht. Het heeft de kapitalistische ontwikkeling doorgemaakt onder omstandigheden, onder voorwaarden, die veel verder gevorderd waren dan die waaronder de andere kapitalistische landen van Europa ze doormaakten. Daar is tengevolge daarvan het proletariaat georganiseerd en geschoold zo als nergens, en minder dan ergens anders door burgerlijke traditie bezwaard.

Tengevolge daarvan staan daar tegenover de sterkst georganiseerde kapitalisten, de best georganiseerde arbeiders. Meer dan een miljoen leden heeft de Sociaal-Democratische Partij, vier miljoen stemmen worden op haar uitgebracht, de vakverenigingen tellen tussen de twee en drie miljoen leden. Een geweldig aantal arbeiders leest dagelijks de socialistische couranten.

En evenals in Duitsland, veel meer dan in Engeland, is het kapitaal georganiseerd in syndicaten en kartels en gecentraliseerde banken, zo zijn ook daar veel meer dan in Engeland, de arbeidersverenigingen, de politieke als de economische, niet meer versplinterd maar op reusachtige wijze gecentraliseerd.

De tegenstelling tussen de kapitalisten en de arbeidersklasse is door dit alles daar scherper dan in de andere staten van West-Europa. Het absolutisme, het jonkerdom, en de militaire lasten verscherpen die tegenstelling nog meer.

De sterkste, meest imperialistisch gezinde bourgeoisie, staat daar dus tegenover het meest socialistische proletariaat.

Hier zal men dus de tegenstelling tussen het imperialistische kapitalisme dat alle bewoners van de aarde wil onderwerpen en tot slaaf maken, en het proletarische socialisme dat hen wil bevrijden, het duidelijkst moeten zien.

En toch, de Duitse arbeidersklasse gaf juist èn zelf èn in zijn vertegenwoordigers in de Rijksdag het voorbeeld van samengaan met het imperialisme. Juist daar stemde men het eerst voor de oorlogsuitgaven. En de arbeiders trokken juist daar het eerst, niet alleen haast zonder verzet, maar vaak met geestdrift, ten strijde.

Hoe kwam dit? [13]

Welke redenen gaven zij zelf op?

Maar voordat wij deze onderzoeken, moeten wij eerst nog iets over de oorlog zeggen, dat onze weerlegging van die redenen, die de sociaaldemocraten in het algemeen en de Duitse in het bijzonder voor hun meedoen aan de oorlog geven, versterken zal, en dat wij tot nu toe slechts even aanroerden.

Als deze eerste imperialistische wereldoorlog lang duurt - en het is door de reusachtige krachten en hulpbronnen van Engeland, Duitsland en Rusland waarschijnlijk dat hij lang zal duren - dan is een inzinking van de Europese maatschappij mogelijk.

De honderden miljarden die deze oorlog dan aan Europa kosten zal voor wapens en onderhoud van de legers, moeten vermeerderd worden met de vernielde waarden van stad en land en zee, met de waarde der miljoenen arbeidskrachten die verminkt en vermoord teloor gaan, met de waarde van de producten die niet worden voortgebracht.

Na de oorlog zal voor de honderden geleende miljarden miljarden rente moeten worden betaald.

Maar de Europese landen kunnen dan door dit alles zo verarmd zijn, dat zij zeer moeilijk de benodigde grondstoffen uit andere werelddelen kunnen kopen.

Hierdoor wordt het proletariaat natuurlijk het meest getroffen. Een enorme en lange crisis - misschien na een gedeeltelijke, korte en schijnbare bloei - en werkloosheid staat voor de deur.

Maar dit is niet alles.

Dit ware misschien in op termijn te overwinnen.

Er dreigt nog erger.

Om de gevolgen van deze eerste imperialistische wereldoorlog te begrijpen moet men ook oog hebben voor de wijze waarop hij zal aflopen.

Twee wijzen zijn mogelijk. Of een van beide partijen overwint. Maar geen van beiden kan de tegenstander vernietigen.

Als Duitsland overwint, verplettert het misschien Frankrijk en België, Engelands macht kan het niet vernietigen. Evenmin kan Duitsland Rusland geheel overwinnen. [14]

Overwint dus Duitsland, dan bewapenen Rusland en Engeland zich terstond weer, oneindig sterker dan te voren. En een nieuwe strijd dreigt weer.

Overwinnen echter Rusland, Engeland en Frankrijk, Duitsland kunnen zij toch niet verpletteren.[15] Daartoe is Duitsland innerlijk veel te sterk.[16]

Overwinnen zij dus, dan begint Duitsland opnieuw met bewapening reusachtiger dan te voren, en een nieuwe strijd staat voor de deur.

Het kan ook gebeuren dat geen van allen overwinnen. Maar allen te verzwakt zijn om verder te vechten, en daarom vrede sluiten. Dan beginnen zij zodra zij maar kunnen, hun nieuwe bewapening, om zodra zij sterk genoeg zijn weer te gaan vechten.

Deze twee beëindigingen van de strijd zijn, zover wij kunnen zien de enig mogelijke. Zij zijn echter de ondergang, onder het imperialisme, van het proletariaat.

Als het proletariaat, door de langdurige oorlog en door zijn gevolgen, uitgeput en lange tijd werkloos is, dan weer belast met nieuwe, nog reusachtiger bewapening en een nieuwe oorlog, zou het dit, als georganiseerd strijdende klasse niet kunnen dragen.[17]

De grote materiële ellende, door de oorlog en de economische depressie veroorzaakt, zou het geestelijk hebben uitgeput, zijn weerstandsvermogen hebben verzwakt, - nieuw imperialisme, nieuwe bewapening, nieuwe oorlog zou zijn economische kracht vernietigen.[18]

Bij deze eerste wereldoorlog gaat het dus om het bestaan van de arbeiders. Wel te verstaan: om het bestaan der arbeiders als strijdende klasse.

Het proletariaat moest zich dus, om die mogelijkheid, tot het uiterste en met alle middelen, tegen het imperialisme en de wereldoorlog verzetten. Ook om zijn toekomst. Ook uit zelfbehoud.

En bovendien dreigt na deze oorlog een reeks van wereldoorlogen, zoals wij boven zagen, om het monopolistische bezit van grote delen van de wereld.

Ook daarom dus moest het proletariaat zich tot het uiterst te weer stellen.

Kijken wij nu naar de redenen die de Duitse sociaaldemocraten, en deze van Frankrijk, België, Engeland, etc., voor hun deelnemen aan de wereldoorlog geven.

Zij zeiden: vóór het uitbreken van de oorlog hebben wij alles gedaan om hem te verhinderen.

Dit is onwaar. Het machtigste middel tegen het imperialisme en de oorlog, de actie van de massa zelf, is niet gebruikt.

Noch in de jaren vóór de oorlog, toen zij de Duitse heersende klassen had kunnen doen beven voor de macht van het proletariaat, noch toen de oorlog kwam.

De verdere redenen ter verdediging van het vrijwillig meedoen aan de oorlog als hij eenmaal uitgebroken is, kan men in drie soorten onderscheiden.

De eerste is: de afweer-oorlog.

De tweede: het belang van het gehele proletariaat dat de ene partij wint.

De derde: dat men de vijand uit het land moet houden, om het eigen bestaan, het eigen land, de eigen nationaliteit te redden.

Wij zullen deze argumenten achter elkaar beantwoorden.

De Duitse sociaaldemocratie zegt: Rusland viel Duitsland aan en wij moesten ons dus verzetten.

Wij hebben boven gezien dat dit maar schijn is.

Het Duitse kapitalisme is, evengoed als het Russische, door zijn imperialisme de aanvaller.

Dat dus de Duitse sociaaldemocratie een afweer-oorlog voerde, is onwaar.

Maar nu de belangen van het gehele, van het wereldproletariaat.

U zegt: het is het belang van het wereldproletariaat dat Duitsland Rusland verslaat. Maar de Fransen, Belgen en Engelsen zeggen: het is goed voor het wereldproletariaat, dat Frankrijk en Engeland winnen. Want Duitsland is een absolutistische staat, waar de jonkers regeren en waar de constitutie maar een schijn is. Wie heeft gelijk?

Wij antwoorden: Geen van beide heeft gelijk. De toestand in Europa is zo geworden dat in alle landen, behalve Rusland en Turkije, de arbeidersklasse onder nagenoeg dezelfde voorwaarden van vrijheid en slavernij leeft. De nadelen in het ene land worden door die in het andere opgeheven. In Rusland zelf is de democratie op weg, en oorlog kan daar de arbeidersbeweging, die zich zelf zal vrijmaken, slechts schade doen.

En dit proces van gelijkwording van Europese arbeidersklassen is, door de industrialisatie van alle staten, in voortdurende groei.

Wat wil dit dus zeggen?

Dit: dat deze oorlog en elke volgende imperialistische wereldoorlog van Europese (en wij kunnen er bij voegen Noord-Amerikaanse en Australische) staten geen voordelen, geen grotere vrijheid kan brengen aan het proletariaat, alleen grote nadelen, hoe ook de uitslag zij, er is geen belang meer voor het wereldproletariaat.

Het is met andere woorden voor het proletariaat niet beter dat de ene of de andere partij wint.

Daar komt echter iets anders bij.

U zegt: wij moeten het Russische imperialisme afweren. En omdat te doen helpt u het Oostenrijks-Hongaarse op het been! U steunt het aan het Servische proletariaat vijandige Oostenrijkse imperialisme!

En om Rusland af te weren moet u het Franse, Engelse, Belgische, en misschien ook Nederlandse en Deense proletariaat blootstellen aan het Duitse imperialisme!

Kan dit een juiste proletarische tactiek zijn? Is dat het belang van het proletariaat?

Wij spreken hier nog niet eens van het proletariaat over zee, dat u aanvalt, het Aziatische, het Afrikaanse.

De steun aan het Oostenrijkse imperialisme, de poging tot verplettering van het Franse en Engelse proletariaat, van een groot deel van het wereldproletariaat, het feit alleen al dat u om de Russische inval af te weren deze tracht te verpletteren, dit feit toont al dat uw tactiek, de tactiek van wel meedoen aan een afweeroorlog, zelfs al was zij in dit geval waar, dat deze tactiek nu onjuist en onbruikbaar is.[19]

En wat voor u geldt, geldt voor alle andere naties.

Dat feit alleen al, dat het proletariaat van de verschillende landen met het volgen van deze tactiek elkaar proberen te verpletteren, toont de noodzakelijkheid om de gehele zaak, en de gehele strijd tegen het imperialisme, anders, van een hoger standpunt - niet meer van het ouderwetse nationale, niet meer van uit de vraag: aanval- of afweeroorlog te bezien - namelijk als een strijd van het internationaal onverdeelde proletariaat tegen het internationale imperialisme.

Maar er is nog meer:

U versterkt door het Russisch, het Frans, het Engels imperialisme te bestrijden uw eigen, uw Duits imperialisme. U versterkt uw vijanden die u nog nader zijn dan de Russen: uw eigen heersers.

Als uw regering, met uw hulp Rusland en Engeland en Frankrijk overwint, dan hebt u ook uw eigen imperialisme sterker gemaakt, uw eigen vorsten en jonkers en kapitalisten. Dan zal ook uw eigen juk zwaarder worden. U hebt dan tegelijk uw eigen broeders in Engeland, Frankrijk en Rusland, - en in alle landen van de wereld die u bestrijdt - ten onder gebracht, en u zelf.

Zij zijn dan, bij zege van Duitsland, verzwakt, en hun regeringen zullen met nieuwe bewapening, nog sterker imperialisme, hun leven ondragelijk maken. En uw regering zal daarop eveneens antwoorden met nog sterker bewapening, en zij zal u des te beter en sterker verdrukken.

U zult dan nog meer slaaf zijn.

Dit is de verandering die het imperialisme heeft gebracht: Alle krachtige naties willen gebiedsvergroting. Zij kunnen dat alleen bereiken door oorlog. Het proletariaat dat in de oorlog toestemt, bedreigt en verplettert daardoor het proletariaat van een andere nationaliteit. Het verzwakt daarmee zijn eigen broeders. Het versterkt daarmee het imperialisme in het algemeen van alle volken, en zijn eigen heersers in de eerst plaats. Het verzwakt dus zich zelf en het gehele proletariaat.

Zo is namelijk de toestand geworden: Het proletariaat kan niet meer met zijn bourgeoisie een andere natie afweren of aanvallen, of door die actie bedreigt het het andere proletariaat en zichzelf met ondergang.

Dat is de nieuwe toestand die het imperialisme brengt.

U hebt dus te kiezen: of mèt uw regering tegen het proletariaat van het andere land, van elk ander land, van alle andere landen, of met het proletariaat van alle landen tegen uw regering.

De tijd van het nationaal zijn en handelen en het internationaal spreken, van het internationale woord maar van de nationale daad, is voorbij.

De Duitse sociaaldemocratie zegt: Duitsland moge door zijn imperialisme schuld hebben, - toen wij eenmaal alles beproefd hadden om de oorlog tegen te houden, viel Rusland ons aan en wij moesten ons dus verweren. En daarbij wordt de bekende plaats van Marx aangehaald waar hij zegt dat de wandelaar, als hij op straat overvallen wordt, niet alleen de slagen afweert, maar de aanvaller neerslaat.

Het voorbeeld, in Marx’ tijd misschien juist, is niet meer juist. Het paste toen op de buitenlandse vijand, die de vijand was van de bourgeoisie en van de arbeiders. Zo ligt het niet meer. Het proletariaat, de wandelaar, wordt overvallen. En door de vreemde, vijandelijke, en door zijn eigen bourgeoisie. Het moet, zeker, zich verweren tegen zijn vijand, en hem zelfs neerwerpen. Maar die vijand is niet meer de buitenlander alleen, het is, onder het imperialisme, óók de eigen bourgeoisie.

Het Russische imperialisme valt het Duitse Imperialisme aan. Het Duitse imperialisme het Russische. Maar het Russische imperialisme en het Duitse imperialisme samen vallen het Duitse proletariaat aan. En het Russische imperialisme en het Duitse imperialisme vallen samen het Russische proletariaat aan. En zo is het met alle landen. De imperialismen van alle landen vallen samen het proletariaat van alle landen aan.

De tijden hebben zich veranderd. Het kapitalisme heeft zich zover ontwikkeld dat het zich nog slechts verder kan ontwikkelen door slachting van het proletariaat van alle landen.

Er is een wereldkapitalisme ontstaan dat zich keert tegen het wereldproletariaat.

Het is dus ook onjuist dat de belangen van het proletariaat de oorlog, toen hij eenmaal uitgebroken was, billijkten.

Maar nu het behoud van de arbeiders, de natie, de nationaliteit.

De Duitse sociaaldemocratie zegt dat het proletariaat, als de oorlog eenmaal is uitgebroken, de vijand moet afweren, om de verschrikkingen van de inval, het moorden, plunderen en brandden te ontlopen. Dat de arbeiders ter wille van hun land, hun klasse, hun natie zich verweren moeten.

En dit is hun sterkste argument.

Wij antwoorden, in het algemeen, dat het imperialisme, als geheel, oneindig erger is voor het proletariaat dan de oorlog of de inval. Want het is een duurzaam verschijnsel dat het Europese proletariaat bedreigt.

Daarom moet, zelfs ten koste van een inval, het proletariaat zich tegen het imperialisme, tegen de oorlog van het imperialisme verzetten.

Wij zullen ook dit nog in bijzonderheden bewijzen.

U zegt: het is ons instinct van zelfbehoud dat ons drijft het vaderland te verdedigen.

Wij antwoorden: U wordt door het imperialisme meer als proletariër dan als Duitser bedreigt. Een reeks van imperialistische oorlogen om het bezit der wereld, steeds sterker imperialisme, staat u, uw klasse, te wachten. Uw bestaan als proletariër is dus bedreigd. U gebruikt uw instinct van zelfbehoud - hier uw ‘vaderlandsliefde’ - dus verkeerd, blindelings, onbewust. U moet het anders, bewust, doelmatig gebruiken, en in plaats van met de Duitsers voor het Duitse imperialisme, met het wereldproletariaat tegen het wereldimperialisme strijden.

U zegt: als wij ons tegen het Duitse imperialisme verzetten, vallen er, daar de regering ons dan aanvalt, duizenden, tienduizenden van ons. Wij antwoorden: door de oorlog vallen er honderdduizenden, misschien miljoenen van u.

U zegt: door de revolutionairen strijd tegen het Duitse imperialisme worden onze organisaties vernietigd, de enige kracht die wij hebben. Wij antwoorden: het Duitse imperialisme maakt door deze oorlog uw organisaties machteloos, en zal dit blijven doen na de oorlog, door nieuwe reusachtige bewapening en nieuwe oorlog. Wij antwoorden: de organisatie is geen doel, maar middel tot de strijd.

U zegt: maar onze landen en steden zullen door de vijand worden verwoest als wij hem niet afweren.

Wij antwoorden dat het voor het internationale proletariaat, nu, onder het imperialisme van de 20ste eeuw, even erg is of een stad of streek van Duitsland, België, Frankrijk of Rusland wordt verwoest.

Wij antwoorden: dat u hebt te kiezen tussen aan de oorlog uw toestemming geven en verwoesting van uw of een ander land, of verzet met alle andere proletariërs tegen de oorlog.

Wij antwoorden, dat het imperialisme niet alleen nu, maar in een reeks van jaren, Europa, uw eigen land en de wereld met verwoesting bedreigt.

Wij antwoorden dat u hebt te kiezen tussen meegaan, voor lange tijd, met het verwoesten van landen, of te beginnen met, voor goed, aan alle verwoesting een einde te maken.

Wij antwoorden dat u met het internationale proletariaat tegen de verwoesting der wereld verenigen moet.

Wij antwoorden dat de internationaliteit, nu onder het imperialisme, van nu af aan gaat boven de nationaliteit.

Maar u zegt: De Russen zullen, als wij ons niet verdedigen, ons verwoesten, ons arbeiders, onze klasse. Dat kunnen wij toch niet gedogen.

Wij antwoorden: het is niet alleen het Russische imperialisme dat dit doet. Het is ook het Duitse. Uw Duits imperialisme vermoordt honderdduizenden van uw volk.

En het Duitse imperialisme zal, als u zich niet teweer stelt, als u als knechten de oorlog voert, voortgaan, ook na de vrede, dat te doen. Het zal met nieuwe bewapening komen en nieuwe oorlog. U bent slechts aan het begin. De ondergang van de strijdvaardigheid van uw klasse, van uw Duitse arbeiderspartij, bedreigt u door het imperialisme, doordat van de wereld èn door het Duitse.

Wij antwoorden: Het wereldimperialisme bedreigt de hele arbeidersklasse van de wereld.

Wij antwoorden dat u niet met de Duitse bourgeoisie tegen de verwoesting van de Duitse arbeidersklasse, maar met het wereldproletariaat tegen de verwoesting van de arbeidersklasse van de wereld tot het uiterste teweer moet stellen.

U zegt: Maar onze nationaliteit zal te gronde gaan als Rusland niet wordt geweerd. Want Rusland is een barbaars despotisch land, en zijn overwinning betekent een verovering, een terugdringen van ons vaderland in de barbaarsheid.

Wij antwoorden, zoals wij al zeiden: deze reden gold toen Rusland een Aziatisch land was. Zij geldt nu niet meer.

Dank zij de heldenmoed der Russische proletariërs is Rusland geen Aziatisch land meer, maar op de weg van een Westerse ontwikkeling. Het heeft een parlement. Zijn landbouw komt op, dank zij de revolutie. De binnenlandse markt onstaat zeer snel, de industrie moet gaan bloeien, en dan wordt Rusland gelijk aan Pruisen.

Bovenal: het heeft een proletariaat dat zijn gebrek aan getalsterkte in politiek opzicht meer dan goed maakt door zijn geest en wil. Het Russische proletariaat zal spoedig de Russische toestanden westers maken. U kunt, u mag niet meer dat proletariaat beoorlogen.

Wij antwoorden: Voor de grote naties als Duitsland, Rusland, Engeland, Frankrijk, bestaat geen gevaar dat de natie, het vaderland zal vergaan. Rusland, noch Frankrijk, noch Engeland zullen Duitsland annexeren, evenmin als Duitsland hen.[20]

Het was Rusland niet te doen om Konigsbergen, doch om Erzeroem. Duitsland niet om Calais of Boulogne, zo min als om Kent of Ierland, doch om Mesopotamië en Congo, Frankrijk niet om gebied in Europa, zelfs niet om de Elzas, zozeer als om Syrië en Afrikaans en ander Aziatisch bezit. Etc. etc.

Wij antwoorden: maar al was dit zo, al werd uw natie, uw nationaliteit, een deel van uw land bedreigd, honderd en duizendmaal erger is de voortdurende bedreiging van uw en van alle naties door het imperialisme met zijn reeks van oorlogen, en de mogelijke ondergang van het proletariaat.

Daardoor wordt maar eerst het geluk, de welvaart, ja misschien zelfs het bestaan van de nationaliteiten in gevaar gebracht.

Wij antwoorden: Het is uw bourgeoisie, die u dit voorspiegelt, dat deze, dat elke imperialistische oorlog een oorlog is ter bescherming van, ter verdediging van uw vaderland, uw nationaliteit.

Zij bedriegen u.

Om u als soldaten, voor hun doel, hun ware doel, dat zij u niet zeggen, mee te krijgen.

Om u over te halen dat u voor hen, hun doel, slachten laat.

Daarom zeggen zij, dat de oorlog, zo als vroeger vaak, gaat om het vaderland, om de nationaliteit.

Maar hun doel is uitbreiding van hun bezit, in de koloniën vooral. Onderdrukking van zwakkere volkeren ginds, van proletariërs daar en hier. U strijdt voor hun wereldmacht, hun winst. Wij antwoorden dat als u die voor hen groter gemaakt hebt, zij u, en al uw buitenlandse broeders, daarmee des te zwaarder zullen verdrukken.

Het imperialisme brengt hun winst, maar u ontzaglijke nadelen. Het overstelpt u met lasten, het doet alle vooruitgang ophouden, het verscheurt de eenheid van het internationale proletariaat, het vermoordt u, het dreigt u met ondergang. En het blijft dit doen.

Hoe sterker u het imperialisme maakt, des te meer zal het dit alles doen. En het zal dit nog reeksen van jaren doen.

U zegt: Maar het ene proletariaat is sterker dan het andere. En zo lang dat zo is, is gelijktijdige actie tegen de wereldoorlog onmogelijk. Want het sterkere proletariaat zal zich krachtiger tegen zijn regering verzetten dan het zwakke, het zal het leger en de actie van de eigen natie meer verzwakken dan het andere met het zijne kan doen, en dan zal de vijand overwinnen.

Wij antwoorden, in verband met het boven over de nationaliteit gezegde, dat onder het imperialisme het voor het proletariaat als geheel niet de hoofdzaak is wie wint.[21]

Wij antwoorden dat voor het proletariaat als geheel het de hoofdzaak is dat het als geheel het imperialisme bestrijdt, en als geheel sterk wordt en zijn ondergang door het imperialisme afweert.

Wij antwoorden dat, nu op dit ogenblik, nu het wereldkapitaal de aarde gaat veroveren, en daarvoor zijn eerste wereldoorlog begint, nu deze nieuwe fase van de strijd tussen kapitaal en arbeid gaat aanvangen, waarin het wereldkapitaal zich richt tegen het wereldproletariaat met onderdrukking en belasting zoals nog nimmer, met oorlog en ondergang en dood, dat nu het proletariaat zich moet verzetten, op straffe van stoffelijke en geestelijke en zedelijke ondergang als voor haar vrijheid strijdende klasse. Dat het proletariaat nu sterk moet worden, en zijn ondergang door het imperialisme afweren.

Wij antwoorden nogmaals:

Het nationale imperialisme is voor het proletariaat even gevaarlijk als dat van andere naties. En het is voor het proletariaat als geheel daarom noodzakelijk alle imperialismen, het nationale zo wel als het vreemde, gelijktijdig, d.w.z. even sterk te bestrijden.

Het Duitse imperialisme is voor het Duitse proletariaat even gevaarlijk als het Franse, Engelse, Russische, het Engelse is voor het Engelse proletariaat even gevaarlijk als het Russische, Franse, Duitse, het Franse voor het Franse proletariaat even gevaarlijk als het Engelse, Duitse, Russische, enz. enz.

Wij antwoorden: het internationale imperialisme is even gevaarlijk voor elk nationaal, dus even gevaarlijk voor het gehele internationale proletariaat.

Wij antwoorden:

Voor het imperialisme der bourgeoisie, dat het proletariaat van alle kanten, van binnen- en buitenland uit, evenzeer bedreigt, valt dus het nationalisme van het proletariaat weg.

Wij antwoorden: Het nationaal-zijn, in de zin van andere naties willen bestrijden, altijd nog, sterk of zwak, in het proletariaat levend, wordt door het imperialisme, zodra de arbeider het begrijpend erkent, geheel gedelgd.

Wij antwoorden: Het internationaal, het vaderlandloos zijn, in de zin van geen andere natie willen bestrijden, altijd nog in zwakke mate aanwezig in het proletariaat, wordt door het imperialisme een conditio sine qua non, een bestaansvoorwaarde van het revolutionaire internationale proletariaat.

De gezamenlijke internationale strijd tegen het imperialisme van alle naties, wordt de bestaansvoorwaarde van alle nationale proletariaten van het gehele wereldproletariaat.

Wij antwoorden: De oorlog dreigt u met een inval. Uw instinct zegt u de inval af te weren. Als u dat vrijwillig doet, versterkt u het imperialisme.

Maar het imperialisme dreigt u met gevaar voor voortdurende bewapening, onderdrukking, ondergang.

Uw instinct moet u, dit wetende, dus ook zeggen de inval niet af te weren maar het imperialisme.

U hebt dus te kiezen tussen nu de inval vrijwillig te helpen afweren en daarmee het imperialisme te versterken, of u met het proletariaat van alle landen tot het uiterste te verzetten, en alleen gedwongen deel te nemen aan een imperialistische oorlog. De keus staat voor u tussen uw nationale bourgeoisie te helpen in haar imperialisme, of haar te bestrijden.

De keus staat voor u tussen de internationale bourgeoisie te helpen in haar imperialisme, of haar bestrijden.

De keuze is voor het wereldproletariaat, nu het imperialisme het wereldproletariaat bedreigt voor lange lange jaren, tussen mee te helpen aan het wereldimperialisme en dus aan het ten onderbrengen van het wereldproletariaat, of het wereldimperialisme te bestrijden, dus ten onderbrengen van de wereldbourgeoisie, dus te doen zegevieren het wereldproletariaat.

Wij antwoorden: u hebt nu te kiezen tussen voor of tegen de nationale bourgeoisiën, voor of tegen het nationalisme. U hebt nu te kiezen tussen voor of tegen de imperialistische wereldbourgeoisie, voor of tegen het internationale imperialisme.

Maar de strijd tegen de imperialistische expansie van het kapitaal is een strijd tegen de hoogste levensuiting van het kapitaal, tegen zijn wezen zelf.

U hebt dus, met één woord, te kiezen tussen imperialisme en socialisme.

Het spreekt vanzelf dat het voor een klasse zeer moeilijk is, moeilijker nog dan voor het individu, het instinct van zelfbehoud, dat onbewust werkt, te veranderen in bewustheid, en het kleinere gevaar dat dichtbij is, te trotseren om een ander gevaar dat groter is, maar verder af.

Maar het was immers juist de taak van de sociaaldemocratie het onbewust instinct van de arbeiders te veranderen in verstand?

Hiermede hebben wij, naar onze mening, ook het derde argument: het gevaar van een inval, en daarmee alle argumenten weerlegt.

Het imperialisme dus, deze hoogste ontwikkeling van het kapitalisme tot nu toe, smelt de proletariaten van de wereld aanéén, voor het eerst, tot een internationale actie. Het imperialisme is de vuurgloed waarin het proletariaat aller landen tot één handelen zich aanéén smeedt.

Deze wereldoorlog, de imperialistische oorlog, is de smeltkroes waarin het wereldproletariaat voor het eerst tot eenheid komt. Het imperialisme loutert het proletariaat, terwijl het hen voor het eerst, maar voor eeuwig, brengt tot internationaliteit.

Het imperialisme is dus niet, zo als Kautsky en de radicalen, de z.g. marxisten, en de revisionisten in Duitsland en elders denken, een bijzaak, een voorbijgaand verschijnsel, het is het grote punt waarom de sociale ontwikkeling, de opkomst en de strijd der arbeidersklasse, de revolutie zelf zich wentelt. Het is het grote vraagstuk van de opvatting waarvan en de strijd waartegen, voor lange tijd, voor goed, alles voor het proletariaat van afhangt. Het is het vraagstuk waarvan de gehele ontwikkeling van de strijd der arbeiders afhangt.

De internationale sociale revolutie - zij kan niet anders dan internationaal zijn - hangt van de strijd tegen het imperialisme af.

Niet in die zin dat hij het socialisme in eens brengt. Maar in deze dat hij ons een geweldig stuk verder, langs revolutionaire weg, tot het socialisme brengen kan.

Als die strijd maar revolutionair wordt gevoerd.

De Duitse arbeidersklasse heeft die strijd zelfs niet gestreden. Zij is met het imperialisme meegegaan. Daarmee heeft zij zich zelf, haar eigen zaak en die der Internationale verraden.

Er blijft ons nog over een argument te weerleggen, dat een deel der Duitse sociaal-Democratie voor haar vrijwillig meegaan met de oorlog heeft gegeven.

Een deel van de Duitse arbeiderspartij zegt: ons doel met de strijd tegen Rusland is Polen te bevrijden, en Finland en de Russische arbeiders.

Eigenaardig: dezelfde strijd die de Engelse en Franse arbeiders wil verpletteren, wil het Russische, Poolse en Finse opheffen.

Maar u kunt de Polen, Finnen en Russen niet bevrijden, want dat hangt niet van u af. Dat hangt van uw meester, de Keizer, en de jonkers en uw kapitalisten af. Die willen de Russen, Finnen en Polen niet bevrijden. Hebt u de leiding van de oorlog of zij? Zij hebben te groot voordeel van de Russische autocratie achter hen - tegen u. Zij zullen nooit zover gaan dat zij het tsarisme verpletteren of vernederen.

Zij voeren - en u niet - de oorlog, vooral in de eerste plaats tegen Frankrijk en Engeland. Dit is een imperialistische oorlog. Zij willen Franse, Belgische en Engelse koloniën in de eerste plaats.

U voert de naam van Marx aan, en zegt dat die in zijn tijd Rusland ten onder wilde brengen om de arbeiders te bevrijden.

Dit, dat u dit zegt, toont de ellendige zwakheid van uw politiek. Marx wilde nooit een land, waar de arbeiders al zo machtig waren, bestrijden. Marx wilde nooit een oorlog die het tsarisme misschien krachtiger maakte. Marx wilde nooit Rusland bestrijden door de Franse en Engelse arbeiders zwakker te maken!

Maar dit toont ook de valsheid van uw politiek!

Want u Duitse sociaaldemocraten, een groot deel van u kende zeer goed uw eigen imperialisme.

U wist, een groot deel van u wist, dat het er op uit was, en moest zijn, om Frankrijk en Engeland (en België en Portugal) aan te vallen ter wille van koloniën. Honderdmaal stond dat in uw bladen. U wist dat de strijd niet tegen Rusland ging. De Duitse regering heeft de strijd met Rusland gebruikt om u mee te krijgen, maar een deel van u is maar al te gaarne meegegaan.

De ware reden waarom dat deel aan de oorlog heeft deelgenomen is niet de strijd tegen Rusland, maar het willen meedoen aan koloniale politiek, aan imperialisme [22] met de bourgeoisie, en bij een ander deel, gebrek aan moed om zich daartegen te verzetten.

En datzelfde was het geval ook bij andere partijen van de Internationale.

Hierop kom ik nog terug.

Wat u zegt niet te willen: Frankrijk en Engeland vernederen en verzwakken, dat doet u. En wat u zegt te willen - Rusland vernederen - dat kunt u niet.

Dit toont genoeg de jammerlijke zwakheid van uw politiek. U deed beter het bloed van deze oorlog alleen en geheel over te laten aan het kapitaal. U deed beter de Russische arbeiders niet op deze wijze te willen bevrijden! De Russische arbeiders kunnen alleen zichzelf bevrijden.

Maar de cultuur!

U wil de Duitse cultuur redden! - Voor de Russische barbaren!

Welke cultuur bedoelt u? Die van het verleden?

Maar dan valt u de Engelse en de Franse cultuur aan, die zeker toch niet minder zijn dan de uwe. In het algemeen is de Franse en Engelse burgerlijke cultuur hoger dan de uwe, want zij hadden en kenden de burgerlijke vrijheid. U niet, [23] en in hun kunst, wetenschap en filosofie plukten zij daar de heerlijke vruchten van.

Maar de arbeiders hebben aan deze cultuur geen deel. Of bedoelt u misschien de cultuur van de 19e eeuw?

In de 19e eeuw hadden de Engelsen de hoogste poëzie, de Fransen de hoogste schilderkunst en het hoogste proza, u de hoogste muziek. Dat was dus nogal eerlijk verdeeld! Maar deze zijn alle veilig, zij leven overal op de wereld. Voor deze behoeft u niet bezorgd te zijn.

Maar de arbeiders hebben aan deze cultuur geen deel.

Of bedoelt u de cultuur van nu, van het imperialistische tijdvak, van het begin der twintigste eeuw?

De grote kunst is nu dood. De grote poëzie in alle landen is nu dood. Het grote proza is dood, het impressionisme, het naturalisme, het grote burgerlijk realisme is gestorven.

De grote bouwkunst is dood. Wat van bouwkunst bestaat is zonder hart, zonder liefde. De muziek is een schaduw van wat zij was. De grote schilderkunst is dood. De filosofie is dood, de opkomst van het proletariaat zelf heeft haar gedood. De Godsdienst sterft. De kunst slingert tussen wrede en harde grootkapitalistische, en weke en slappe kleinburgerlijke gevoelens, en een laf mysticisme, heen en weer. Zij heeft geen enkele hoge algemene gedachte meer. Zij raakt in haar wanhoop en in haar uiterst individualisme dikwijls al tot krankzinnigheid.

De filosofie is tot Mach en Ostwald, die de maatschappij niet kennen, of tot de reactionaire Bergson gedaald. Als spoken gaan Kant en Hegel nog om.

De godsdienst leeft nog slechts stuiptrekkend. Bij de bourgeoisie. Niet bij het strijdende proletariaat.

Of bedoelt u misschien met cultuur de algemene zachtheid en schoonheid der zeden? Maar het imperialisme brengt door zijn bloeddorstig wrede onderdrukking van zwakke volkeren en door de stilstand van sociale wetgeving die het brengt, juist algemeen verruwing, verdierlijking en verlaging.

Een hoger stadium van geestesbeschaving, ziels- en karakter- licht en schoonheid wordt eerder door het imperialisme verlaagd.

Deze wereldoorlog is een bewijs daarvan.

Er is geen hoge cultuur meer. Nergens in de kapitalistische wereld.

Cultuur? Waarin bestaat de cultuur van het imperialistische tijdvak?

In een razende storm en jacht naar geld en macht worden individuen en staten in een maalstroom gesleept. De brute macht van geld en geweld loopt alle zwakken onder de voet. Alle volkeren der wereld. Alle individuen. Alle stammen, alle rassen, zwarte en gele en bruine, beschaafden en wilden worden onderworpen. En de grote massa van hen wordt… proletariër.

Wat wil dat zeggen? Hun zelfstandigheid verdwijnt, het geluk der mensen. Hun vrijheid, hun betrekkelijke vrijheid verdwijnt, - zij worden dingen. Geen mensen meer, maar dingen, onderworpen aan het kapitaal. Gestuwd en meegesleept door de razende overmacht van het kapitaal. Aanhangsels van machines.

In de wereld van de kapitalisten zelf neemt de teugelloze begeerte naar geld, macht en genot toe.

De overmatige weelde neemt toe en het bederf.

De krankzinnigheid neemt toe en de zenuwziekten.

De geboorten nemen af. De kunstmatige beperking wordt algemeen.

In de kringen der arbeiders:

De intensiteit van de arbeid neemt toe. Vrouwen- en kinderarbeid nemen toe. Het proletariaat neemt toe. De uitbuiting neemt toe. De felheid van de strijd neemt toe. De macht van de patroons, van regeringen, van trusts, van monopolies neemt toe. De macht van de arbeiders wordt zwakker in vergelijking met die van hen. Hun lasten worden zwaarder, hun leven moeilijker.

Steeds moeilijker wordt de vakbondsstrijd, steeds onvruchtbaarder de parlementaire strijd. De sociale wetgeving staat stil. In één dollen wervelwind vliegen kapitalisten en arbeiders, gedreven door de macht van het kapitaal, voort: De kapitalisten zoeken geld, macht, de overweldiging der mensen. Zij zijn zelf arme slaven, want – deze oorlog bewijst het opnieuw - zij zijn zelf geen meester van hun lot. Zij moeten doen wat zij eigenlijk niet wilden, wat zij vreesden. De overmacht, het noodlot van het kapitaal drijft hen voort. Het kapitaal stort hen in blinde woede op elkaar. Als beesten die niet weten wat zij doen, trachten zij elkaar af te maken. Tegen hun wil, tegen hun hoop, tegen hun diepste levensverlangen. Maar zij moeten. Het kapitaal, in zijn laatste fase, het kapitaal in zijn laatste expansie wil het. Noemt u die toestand, die geestestoestand, cultuur?

Zij is overal in alle landen dezelfde. Er bestaat geen verschil meer tussen Russische, Duitse, Franse, Engelse cultuur. Het verschil dat er nog was wordt door het kapitaal vereffend. En het is alles en overal deze zelfde wancultuur.

De arbeiders gaan mee in deze dolle stroom. Vergeefs trachten zij er zich tegen te verzetten Vergeefs ballen zij zich samen, en trachten er uit te komen. Verwilderd drijven zij mee. Zij zijn zwak, zonder helder inzicht, zonder moed, de overgrote massa van hen.

Het kapitaal is overmachtig. Deze oorlog bewijst dat de arbeiders nog zou goed als niets vermogen of betekenen. Is dat cultuur?

Kapitalisten en arbeiders zijn beide de speelbal van stoffelijke krachten, oneindig groter dan zij zelf. Het productieproces, in deze laatste fase van het kapitalisme, is vreselijker, machtiger dan ooit, overheerst hen geheel. De stille rust, het heerlijk genieten van het leven, de vrije tijd, de klare open ziel die alles rustig ziet en betracht, en alles betrachtend schoon maakt doordat zij het geziene beheerst, die de gehele tijd, de gehele maatschappij weerspiegelt in de ziele-schoonheid, het hoogste weten, de geestelijke diepe bespiegeling, zij kunnen niet bestaan. Noch bij de heersers, noch bij de beheersten. Zij zijn vreemd aan deze tijd.

Noemt u dat cultuur?

De wilde, de barbaar, de handwerksman, de vrije boer, de burger, zij waren vrijer, zelfstandiger dan de mens onder het imperialisme. Zij hadden, als vrijheid cultuur is, meer cultuur.

Bedoelt u misschien met de cultuur, de vakvereniging en de politieke partijen van de arbeiders? Is dat uw cultuur die u redden wilt? Voor zover de vakverenigingen en de politieke partijen van de arbeiders verbeteringen willen, zijn zij verenigingen van knechten, die verbetering zoeken in hun knechtschap.

Er moge in de vereniging, in de onderlinge steun iets van een begin van hoge cultuur zijn, het feit dat dat knechten, slaven zijn die zich verenigen en elkaar steunen, het knechtschap zelf dus, drukt het gehele verschijnsel tot een laag peil.

Er is geen schoonheid in onvrijen, geen hoge cultuur. Alleen de maatschappelijke vrijheid geeft de schoonheid. Vereniging van knechten is alleen dan cultuur, als zij bestemd is, en voortdurend bewust handelt, om het knechtschap op te heffen. Hoeveel arbeiders strijden waarlijk voor hun algemene vrijmaking?

Deze oorlog bewijst het weer. Enkelen. Zeer enkelen.

Wat er is aan cultuur in de arbeiders, voor zover cultuur bestaat in de strijd voor hun vrijheid - en andere cultuur is er niet – wat er is aan die cultuur, is zeer weinig, zeer klein, zeer schaars.

Bedoelt u misschien met cultuur de wetenschap?

Het is waar, de wetenschap bloeit, en overal, internationaal. Maar alleen om déze imperialistische kapitalistische cultuur mogelijk te maken, om al deze afschuwelijke verschijnselen tot stand te brengen. Want voor zover zij dat niet doet, staat zij buiten de maatschappij en is als een buiten aarde en water levende plant.

Maar ook aan de cultuur der wetenschap hebben de arbeiders geen deel.

Maar deze wancultuur, het woeste meeslepen van alle mensen in een dolle storm en maalstroom, gedreven door wilde en woeste maatschappelijke krachten, vindt haar onmetelijk toppunt nu in deze oorlog. Als hoogste uiting van het kapitalisme, als middel waarmee het alleen zich zelf verjongen, vermeerderen, voortplanten, verder brengen kan, komt zijn cultuur nu tot de massamoord. Tot de moord van miljoenen. En wel tot de grootindustriële, machinale massamoord. Tot de volkenmoord als grootbedrijf. Als logisch gevolg, als uit de reeks van zijn daden volgend slot van zijn machinaal bestaan, dat immers bestond uit uitbuiting, uitmergeling van de massa proletariërs, uit het verminken en uitmoorden van hen in de arbeid, komt het nu tot de moord op miljoenen van de gehele wereld op het slagveld. Dat is zijn hoogste bloei, zijn uiting.

En daarmee alleen weet het kapitalisme nog geestdrift en broederschap en gemeenschapszin onder de mensen van een natie te brengen. Gemeenschapszin in het moorden.

Noemt u dit cultuur?

Een vreselijk schouwspel. De kapitalisten meegesleept in een oorlog, in een massale moord waarvan zij het einde niet zien. Huichelend dat hij er is ter wille van de cultuur, van de mensheid. En de arbeiders, hun gehoor gevend, en met hen meegaand, door hen gebruikt en belogen, door hen elkaar vermoordend, en zelf zeggend dat dit alles is terwille van de cultuur.

Een wancultuur die hen tot slaven maakt.

Een cultuur die niet bestaat!

Meesters en arbeiders, allen slaven. Knechten als van eeuwen her.

Er is slechts één cultuur. De proletarische. Die het bezit communistisch en de arbeid socialistisch wil maken, en daarmee aan alle strijd en moord een einde maakt. En alle daden die daartoe bewust bijdragen. Dat is de enige cultuur die onder het imperialisme nog bestaat.

De Duitse arbeidersklasse, de Duitse sociaaldemocratie en haar vertegenwoordiging had deze cultuur kunnen redden en uitbreiden en vergroten, door zich tot het uiterste tegen de oorlog te verzetten en zijn kredieten niet te stemmen.

En juist deze cultuur heeft zij door het zich niet tijdig en met alle kracht, en tot het uiterste verzetten tegen de oorlog, en door het aannemen der oorlogskredieten, vertrapt en gehoond.

Zij heeft de kapitalistisch-imperialistische wancultuur versterkt. Zij is medeplichtig geworden aan al haar gevolgen. Zij heeft haar eigen cultuur verlaten.

Maar ten slotte heeft de Duitse sociaaldemocratie door voor de oorlog te stemmen nog één (en dit is misschien wel het allergrootste) nadeel aan onze zaak toegebracht. De Duitse sociaaldemocratie heeft door haar stemmen voor de oorlog de kans op een revolutie na de oorlog, zover als haar dit mogelijk was, doen verdwijnen.

Hoe vaak hebben Marx, Engels, Kautsky en zo vele anderen een oorlog de meest mogelijke oorzaak van een proletarische revolutie genoemd! Hoe dikwijls is hij dit reeds geweest.

Nu komt de Duitse sociaaldemocratie en hecht aan de meest verwoestende, en meest in zijn afloop onzekere, en het economische leven misschien voor lange tijd vernietigende, en oneindige nieuwe lasten en bewapeningen en andere oorlogen in zich bergende, en slavernij aan grote gedeelten van het proletariaat brengend en dit verdelend en verzwakkend en verscheurend, ja misschien vernietigende oorlog, haar stem.

Was het niet mogelijk dat Duitsland of Frankrijk of Rusland of Engeland, meerdere van deze landen of een enkel, zo geslagen wordt dat het arbeidende volk in opstand komt? Als de legers naar huis komen zal er zulk een werkloosheid, zulk een nood en gebrek zijn misschien, dat zij met de wapens in de hand de regeringen verjagen, en een nieuwe, vrijere regeringsvorm kunnen stichten. Misschien, ja misschien zullen daar de machten zo groot zijn dat ze elkaar niet vernietigen kunnen, alle machten als leeggebloed daar liggen, en vrede moeten sluiten omdat niemand overwinnen kan. Dan zou het internationale proletariaat niet in één, maar in vele landen kunnen optreden, en hen die de schuld dragen van deze oorlog en die de miljoenen arbeiders hebben vermoord, kunnen verjagen.

Zij zouden de regering in handen kunnen nemen en een begin maken met de verwerkelijking van de socialistische eisen.

Het is waar, die kans bestaat nog. Nog niet is de hoop op een dergelijk einde van de oorlog geheel verdwenen.

Maar de Duitse sociaaldemocratie heeft door zonder verzet aan deze oorlog mee te doen, de kans verkleind, bijna doen verdwijnen. Want hoe kan zij die de gelden voor de oorlog heeft bewilligd, hen dus mee heeft bestolen en gevoerd, hem omzetten in een revolutie tegen de bourgeoisie, haar bondgenoot? Hoe kan zij de leidster zijn?

Als er een revolutie komt, dan komt zij buiten haar om, tegen haar wil, langs een anderen weg, voor een ander doel misschien, dan zij wilde.

Dit is het allerergste. Het is een vergrijp tegen de geest zelf van de sociaaldemocratie, van de Internationale. Het is een te niet doen van haar eigen wezen.[24]

Wij hebben op al deze punten, waarmede de Duitse sociaaldemocratie zich verdedigt, zo uitvoerig geantwoord omdat de zaak die wij voorstellen nieuw is. Omdat zij niet met een enkele frase als solidariteit van het proletariaat of de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid kan worden beslist. Omdat de weerlegging, ook van elk onderdeel van hun redenering, om het belang van de zaak en het grote gewicht van de argumenten noodzakelijk is.

Maar tenslotte zeggen wij nog dit: Er zijn ogenblikken in de klassenstrijd waarin alleen de tegenstelling kapitaal en arbeid moet gelden, en waarin hij die deze niet alleen laat gelden, maar alle mogelijkheden en moeilijkheden overwegend, tot nietsdoen komt, tot niet-strijden, de zaak van het strijdende proletariaat verraadt.

Er zijn ogenblikken dat de nederlaag beter is dan het ontlopen van het gevaar. Er zijn ogenblikken dat het wijken voor het onmiddellijk gevaar het verlies in de toekomst betekent waarin men alles moet opofferen om de toekomst te waarborgen.

Er zijn ogenblikken waarop men, trots alle moeilijkheden, strijden moet. Op straffe van erger. Dit was een van die ogenblikken.

Het kapitalisme kwam voor het eerst met, zijn grootste, met zijn gehele kracht, om de wereld te veroveren, maar ook om het proletariaat voor een groot deel te doden, en het in zijn geheel, door zijn expansie over de gehele aarde, voor lange, lange jaren opnieuw zwaarder te knechten, om het misschien voor lange tijd zijn economische ondergang tegemoet te voeren.

Het deed dat voor het eerst met een wereldoorlog. Hier gold het principiis obsta.[25] Hier was het ogenblik voor het proletariaat om te tonen, dat het dit begreep. Hier was het ogenblik om de strijd aan te binden, te aanvaarden dat als men eenmaal gebogen heef t, de strijd oneindig moeilijker wordt.

Het proletariaat begreep dit niet. Het boog. Uit onverstand, uit lage zucht naar kleine niet te bereiken voordelen, uit lafheid. Het proletariaat boog als de knecht, die het is. Het deed geen poging tot strijd voor de vrijheid. Het verzwakte zich zelf daardoor, voor zeer lang.

Het zal nu ook als knecht behandeld worden, als een knecht die de vrijheid niet wil, en een veel zwaarder juk zal na de oorlog op zijn schouders gelegd worden.

Resumeren wij in het kort:

De Duitse sociaaldemocratie heeft toen het proletariaat van Europa door deze wereldoorlog met ondergang werd bedreigd niets gedaan om hem tegen te houden.[26] Integendeel, zij heeft in haar vertegenwoordigers het imperialisme geholpen om de moord op, de verzwakking van, en misschien, de ondergang van dat proletariaat voor te bereiden.

De Duitse sociaaldemocratie heeft, door zich voor de oorlog te verklaren, het internationale proletariaat verzwakt, maar het internationale imperialistische kapitaal tot een alles beheersende macht gemaakt. Ook voor de toekomst.

Het proletariaat, het Duitse vooraan, was de enige vijand van het imperialisme die het vrezen moest. Het proletariaat heeft gebogen, nu is het imperialisme absoluut meester van de wereld.

De Duitse sociaaldemocratie heeft de enige hoge cultuur die bestaat verloochend en heeft mede de verantwoordelijkheid op zich genomen van de massamoorden, van het plunderen en branden, van het vernietigen van staten, van het vernietigen van oude cultuur, waartoe als hoogste uiting, als hoogste vorm van zijn wezen, het nieuwste kapitalisme, het imperialisme komt.

De Duitse sociaaldemocratie heeft zelf de revolutie vermoord.

Maar wat wij hebben gezegd van de Duitse sociaaldemocratie geldt om dezelfde redenen evenzeer voor de Franse, de Belgische, de Engelse. En voor de sociaaldemocratie van al die landen waar de arbeiderspartijen de gelden voor de bewapening, de mobilisatie, voor deze oorlog hebben toegestaan.

De arbeiderspartijen van Duitsland, Frankrijk, Engeland, België, Zwitserland, Holland, Denemarken, Noorwegen, Zweden hebben, toen het imperialisme het proletariaat van Europa met ondergang dreigde, door deze oorlog die nieuwe imperialistische oorlogen in zich draagt, niet alleen niets gedaan, maar zij hebben het imperialisme gesteund.[27]

Het internationale proletariaat als geheel heeft door geen weerstand te bieden aan deze oorlog, als geheel zich zelf verscheurd, het internationaal kapitalisme en imperialisme tot zijn volle kracht gebracht, ook voor de toekomst, en de revolutie vermoord.

VI. De oorzaken van het nationalisme van het proletariaat a. De onkunde betreffende het imperialisme b. Het reformisme

Wij hebben nu de redenen gezien die de sociaaldemocraten zelf opgeven. Maar wat is nu de ware oorzaak van dit alles? Hoe kan het proletariaat zozeer zijn eigen belangen verwerpen, en zo geheel treden in dienst der bourgeoisie?

Als wij zoeken naar de oorzaak dan vinden wij als eerste grond:

Het proletariaat weet nog niet op te treden als één internationaal geheel tegen de bourgeoisie.

En als tweede:

Het proletariaat weet nog niet voor grote verliggende doeleinden te strijden, alleen voor kleine dichtbij liggende. Daardoor was het nu voor het internationaal veraf liggende optreden niet in staat. Het wist niet wat te doen.

Met één woord: Het kende de internationale strijd voor het ver afliggende hoogste doel, het socialisme, niet. Want de strijd tegen het wereldbeheersende imperialisme, dat is de strijd voor het socialisme.

Onkunde was het dus die het internationaal proletariaat zo deed handelen. In de eerste plaats onkunde.

Er is in de arbeidersklasse, in de arbeider, een grote mate van bewustheid nodig wil hij internationaal optreden.

Het nationalisme van de proletariër is van geheel andere aard dan dat van de bourgeois. De natie is voor de bourgeois de natuurlijk gegroeide politiek-economische organisatie die hem door haar eenheid en macht in staat stelt, in het binnenland en naar buiten, zijn kapitaal productief te maken. De natie beheerst voor hem de arbeiders in het binnenland, verdedigt gewapend zijn belangen en vergroot haar macht voor hem in het buitenland.

Dat is de oorzaak van het nationalisme van de bourgeois, dat dus in de hoge mate actief is, evenals zijn kapitaal.

De arbeider echter heeft geen kapitaal, hij ontvangt slechts loon. Zijn nationalisme is dus passief, evenals het ontvangen van loon passief is.

Maar toch, de arbeider leeft in overgrote meerderheid van het nationale kapitaal. Het nationale kapitaal is wel zijn vijand, maar het is de vijand van wie hij eet, die hem te eten geeft.

De arbeider is dus wel passief nationalistisch, maar hij is en moet, zolang hij niet waarlijk socialist is, noodzakelijk zijn… nationalistisch. Omdat de natie, het kapitaal der natie, de grondslag van zijn leven is.

Hij meent dus, en moet dus, zolang hij niet socialist is, menen dat het belang van het nationale kapitaal het zijne is, en dat hij het tegen vijanden verdedigen moet, omdat het kapitaal’s behoud ook zijn behoud is.

Het nationalisme bestaat bij de arbeider uit een reeks van meest kleine gevoelens en instincten, zich aansluitende bij en zich groeperend om het instinct van zelfbehoud. In de eerste plaats het instinct van het behoud van het leven door het werk, het loon. En daarbij aansluitend en daarop berustend kleine gevoelens van huis, ouderlijk huis, huisgezin, traditie, gewoonte, kameraadschap, naaste omgeving, volk, klasse in het volk, partij, en de instincten van het behoud daarvan, die alle onmiddellijk op de persoon betrekking hebben en dus met het instinct van zelfbehoud in nauw verband staan. In het gewone leven bijna sluimerend, ontwaken zij wanneer er gevaar dreigt of schijnt te dreigen, juist door hun verbinding met het instinct van zelfbehoud, met elementaire kracht.

En zij krijgen een gloed van hartstocht, haat voor de vijand, en fanatieke liefde voor het eigen land, wanneer het instinct van zelfbehoud zich met de sociale instincten, van genegenheid voor en eenheid met de gelijken - hier de volksgenoten - verbindt. Er is een grote mate van bewustzijn nodig om op een gegeven ogenblik, op ieder ogenblik, altijd dat instinct, die gevoelens voortdurend te kunnen overwinnen, en de klassenstrijd niet op te geven ter wille van de strijd voor de natie.

Zo moet de arbeider weten dat het nationalisme hem onder het kapitalisme nu nadelen brengt, veel groter dan de voordelen. Hij moet weten welke voordelen, welke nadelen. Hij moet die hebben vergeleken. En die gedachte, die kennis, moet zo zijn, zo sterk in zijn bewustzijn zijn overgegaan, dat zij de instincten van het nationalisme niet alleen weet te overwinnen, maar vervangen heeft. Dit is een ontzaglijk moeilijk en langdurig werk.

Want daartoe is er in de arbeidersklasse, in elke arbeider, een grote mate van bewustheid en kennis nodig van het imperialisme.

Het kapitalisme staat tegenover de arbeider in de werkplaats, in de vakvereniging, in de staat. Het is dus: nationaal. Het imperialisme staat tegenover hem door de buitenlandse politiek van de staat, de grote bank, het kapitalistische syndicaat, de wereldtrust, de wereldpolitiek.

Er is een grote mate van kennis nodig om altijd, voortdurend, bij alle vraagstukken van de strijd (de vakverenigings- en politieke strijd) de samenhang daarvan met de wereldpolitiek, het internationale imperialisme te begrijpen.

Zo moet de arbeider weten dat het imperialisme de gehele politiek beheerst, en hoe. Dat het de arbeidersklasse met ondergang en scheuring bedreigt, doordat het eindeloze oorlogen brengt, dat onder het imperialisme geen afweeroorlogen meer gevoerd worden, dat tenslotte en vooral het imperialisme (en hierin hangt het zozeer samen met het nationalisme dat het er één mee wordt) alle nationale kapitalismen tot één verenigt tegen het wereldproletariaat, dat dus daartegen één zijn moet. Dat dus de strijd tegen het imperialisme de strijd voor het socialisme is.

Dit alles moet de arbeider weten. En ook dit niet met holle woorden en frasen, met hol, oppervlakkig, voorbijgaand begrip, maar met diep volkomen weten. Het begrip moet in zijn bloed zijn overgegaan.

Ook dat is een langdurig, moeilijk werk. Het kennen van het imperialisme en het daarmee samenhangend delgen van het nationalisme is een zeer grote stap, een enorme stijging in het bewustzijn, dat wil zeggen dus in de ontwikkeling van het strijdende proletariaat.

De nieuwe propaganda die daarvoor in dit nieuwe tijdperk van het kapitalisme, het imperialistische, nodig is, is een van de heerlijkste, schoonste en vruchtbaarste werken die voor het socialisme gedaan kunnen worden.

Tegen het nationalisme, tegen het imperialisme, vóór het socialisme.

Het proletariaat had dit alles nog nooit gedaan. Het was altijd alleen nationaal, nog nooit internationaal opgetreden. Het was ook nog nooit tegen het internationale imperialisme opgetreden. Het nationale, en dus ook het internationale proletariaat, kende de strijd tegen het internationale imperialisme niet.

Er waren zeer zeker onder de arbeiders van alle landen, en vooral in Duitsland, groepen van personen en enkele individuen die de nationale instincten hadden overwonnen door kennis en begrip.

Zeker had de sociaaldemocratie ze bij sommigen theoretisch uitgeroeid. En deze groepen en personen hadden de oorlog gaarne bestreden met alle kracht.

Maar ten eerste waren deze groepen en personen, naar onze mening zeer klein in aantal. Ook in Duitsland. In Engeland nauwelijks.[28] In Frankrijk even weinig.

Maar ten tweede zagen zij de weg niet, hoe de oorlog te bestrijden. Zelfs zij die het middel tegen de oorlog wel zagen, zagen de weg niet om het te gebruiken.

Het middel tegen de imperialistische oorlog kan, zoals wij later zullen zien, alleen de nationale massa-actie van het proletariaat zijn, gelijktijdig aangewend door het gehele internationale proletariaat.

Hadden die groepen van arbeiders de weg om dit middel te gebruiken gezien, klaar voor zich, zij hadden hem genomen, en genomen niet alleen, maar zij hadden grote massa’s arbeiders met zich meegesleept.

De redenen waarom zij hem niet zagen, niet kenden, zullen in het volgende worden blootgelegd.

Wat is de geschiedenis van de Internationale?

Zij was eerst een verbond van vakverenigingen en vooruitstrevende en socialistische groepen. Die op schitterende wijze, vooral ook in de buitenlandse politiek, in de Europese politiek, de ideeën en gevoelens van de hoogst ontwikkelde, meest vooraanstaande gedeelten der arbeidersklasse uitten, die elkaar, voor het eerst in de wereldgeschiedenis, tot verbazing van de arbeiders en schrik van de bourgeoisie, internationaal steunden, die voor het eerst in de wereldgeschiedenis, de band vlochten door het gehele proletariaat, die openlijk het communisme als hun doel verkondigden, die een schitterend licht waren voor de arbeiders en de eerste grote bedreiging van de internationale bourgeoisie, en die het zaad strooiden voor de toekomstige partijen.

Een genie ging voor haar uit, een zaaier door de landen van Europa en Amerika.

Zij hadden samen één program en één bestuur, dat hun, uit het hoofd van Marx, adressen zond die hun fonkelende lichten naar de toekomst waren - en leiding gaf. Maar samen deden zij nooit iets dan… demonstreren.

Aan innerlijke versplintering ging deze Internationale na 1872 teniet. Lang voor dat ze meer had kunnen doen als een geheel, als eenheid. Zij was nog te zwak voor de praktische internationale strijd, waarvoor de tijd niet rijp was. Zij had slechts de zaden in verschillende landen gestrooid.

Langzaam groeiden toen daaruit de nationale partijen en vakverenigingen op. Toen brak een grote tijd voor de arbeiders aan.

In alle landen stortten zich scharen van mensen, bezield door de ideeën van Marx, der Internationale, onder de arbeiders en maakten daar propaganda voor communisme en socialisme. Dat waren de beste koppen en de vurigste, warmste harten, de hoogste en edelste karakters. Want de strijd was moeilijk en gevaarlijk. De tegenstand der bourgeoisie fel. Materiële beloning gering of geen.

En de arbeiders, die luisterden, waren de besten. De onstuimigste, de verstandigste, de dappersten. En tegelijk wierpen deze allen zich èn op de theorie èn op de praktijk.

De politiek werd gevoerd met een groot theoretisch doel: de revolutie. Zo was het in vele landen van Europa, in Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk, België, Denemarken, Holland, Spanje, enz.

Deze periode zou men het theoretisch-praktisch-revolutionaire kunnen noemen.

Het aantal deelnemers was nog klein. Maar in deze periode is in de meeste landen het meest bereikt. Ook aan hervormingen. De aanval was zo fel en vurig, de verbazing en ontsteltenis van de heersende klasse zo groot, dat zij iets van verbetering gaven. De beste hervormingen van kiesrecht en sociale wetgeving dateren in vele landen uit die tijd.

Maar ook deze Internationale, deze nationale partijen bemoeiden zich alleen met het nationale, met het nabijliggende en het kleine. Alle nationale partijen wierpen zich op de wetgeving, het parlementarisme, de verkiezingsstrijd. Alle vakverenigingen op de verbetering van het loon en de arbeidstijd, de bescherming van hun leden enz.

Wel hadden zij een hoog-socialistisch beginselprogram, ook uit het genie van Marx afkomstig. Maar dat was theorie. Dat was slechts gezamenlijke propaganda, geen daad.

In die nationale partijen kwam nooit iets voor dat de vraag stelde: kapitalisme of socialisme, hervorming of revolutie. Jaren lang.

Zo werd de revolutie theorie, en de hervorming praktijk.

En nooit kwam er iets voor, in die periode, dat aan de nationale partijen de eis stelde: Wees internationaal. Met de daad. Werp uw nationalisme af.

Zo werd de Internationale, ondanks alle theorie, ondanks de eerlijkste en schoonste propaganda, ondanks alle schone leuzen, een verzameling van partijen die verbetering zochten, en die ze alleen zochten voor zich, nationaal.

De waarheid van een theorie, van een leuze wordt echter alleen door de daad bewezen.

De grote massa van de Internationale Partij bestond uit mensen die verbetering wilden voor zich, voor de mensen van hun vak, van hun klasse, van hun natie. Meer niet. Het internationale socialisme was slechts hun hoge leuze. Voor internationalisme ontbrak de praktijk.

Zo was, zelfs in die schone heldenperiode van de leerlingen van Marx, en van de oude Internationale - die revolutionair-theoretisch-praktische, die met Lassalle aanvangt en langzaam in de jaren negentig eindigt - de Internationale een verzameling van partijen die elk voor zich leefden, en die daarom toen ook zelfs geen uiterlijke band meer bond.

De theoretisch-praktische-revolutionaire periode werd in de landen van Europa waarover wij hier spreken, gevolgd door een andere.

Aangelokt door het succes dat de arbeiderspartijen hadden, kwam de grote massa arbeiders, op hervormingen belust. De niet-vurigsten, de niet-besten, de niet-dappersten. De middelsoort. De massa.

De massa is onder het kapitalisme overwerkt, zonder geestelijke ontwikkeling. Zij, de overgrote meerderheid van haar, lette alleen, kon toen alleen nog letten op het dagelijkse, het werk, het brood, het kleine voordeel. Deze massa kwam.

De strijd was ook gemakkelijker geworden. De arbeiderspartijen waren eindelijk erkend. De regeringen en patroons hadden iets toegegeven, waren hier en daar hun tegemoet gekomen. De grote nationale massa kwam, tuk op hervormingen. Op hervormingen alleen. En dat grote aantal begon zich te doen gelden.

Door het grote aantal kon men macht veroveren. Door de vele stemmen zetels. Hoe de kwaliteit van die personen was begon er minder toe te doen.

Onder deze massa, in de nationale vakverenigingen en de nationale partijen, werd hervorming alles. Verbetering van levensstandaard het doel. De theorie, het revolutionaire ging verloren. En daardoor het internationale geheel. Deze dingen werden geheel tot woord.

Toen kwam het revisionisme op dat deze praktijk tot theorie maakt. De leer die zegt: “arbeiders, arbeiders der natie, verbindt u voor hervormingen. Hervorming, de weg naar het doel, is alles. Verbindt u ook met de bourgeoisie, met een deel van haar, dan krijgt u nog veel meer hervormingen.”

En die leer schoot wortel in de hoofden van die massa, de daarvoor zo ontvankelijke arbeiders - vooral ook omdat er tijden kwamen van prosperiteit - omdat er een goudstroom kwam over Europa, na Californië en Australië, uit de Transvaal, en de gedachte in hun hoofden naar revolutie werd al vager en vager, de gedachte aan hervorming werd het enige. Zo werd de massa.

Toen kwam ook een ander soort leiders.

In de eerste dagen had men de principiële mannen gehad, mensen die ontvlamd waren door de idee van het socialisme en alles daarvoor over hadden en van haar propaganda alles verwachtten. Die de grote moed hadden, de waarlijk revolutionairen geest en wil en kracht. Die vooral ook, voor zover zij geen arbeiders waren, trachtten de bourgeois af te schudden en zich geheel te verplaatsen in de massa, in de arbeidersklasse.

Die zich verplaatsten of trachtten te verplaatsen, in de hoogste idee die zij zich konden vormen, van een zich vrij strijdende arbeidersklasse. Die naar dat ideaal al hun daden en woorden en voorstellen richtten. Met meer of minder helderheid verkondigden zij de revolutie aan de arbeiders en tegen de bourgeoisie.

Dat waren Bebel, Guesde, Liebknecht, Plechanov, Axelrod, Kautsky, Mehring, Labriola, Lafargue, Hyndman, Quelch, Domela Nieuwenhuis in zijn eerste periode, Van der Goes en vele anderen.

Maar toen de macht kwam, kwamen er anderen. Filantropen, ethici, hoog en fijn ontwikkelde burgerlijke, zwakken, eerzuchtigen, gewetenlozen, bedriegers van de massa. Zeer veel welwillenden en onnozelen, die van het socialisme en van zijn theorie niets wisten. Bedriegers uit zichzelf. Beroepspolitici die het socialisme tot vak, tot winstgevend bedrijf, tot levensonderhoud maakten.

En deze grepen alle, uit filantropie, burgerlijke ethiek, hoog en fijn begrip, eerzucht, domheid, onwetendheid en gebrek aan karakter of geweten, praktische zin, naar het revisionisme.

Revolutie was onmogelijk, of slecht, of te ver. Hervorming, dat was mogelijk en nabij en goed en winstgevend. Maar de arbeiders zijn zo zwak, zo dom, hun aantal stemmen in het parlement en de Raad te klein. Laat ons daarom compromissen sluiten met de bourgeoisie.

De ouden, de radicalen, ziende dat het hoge, het ideale, het revolutionaire verdween, verzetten zich. Maar het hielp niet, de massa was zelf, overal, zo op hervormingen, daarop vooral, vaak daarop alleen, gespitst dat zij gehoor gaf aan de reformisten en de raadgevingen van de radicale idealisten, die hun trouwens de revolutie niet geven konden, in de wind sloegen.

Meer en meer werd aldus de theorie, de revolutie een zaak van het hoofd waaraan de besten nu en dan eens, als iets schoon en hogers dachten, een zaak van het hart waarvoor dit nu en dan eens klopte. Maar het gewone, het dagelijkse, het altijd bij hen zijnde, waaraan de massa geregeld dacht, nacht en dag, dat werd de praktijk, de hervorming.[29]

De vakvereniging die alleen voor het kleine strijdt, die alles bereikt door kleine concessies van, en contracten met de patroons, werkte dit zeer in de hand.

Overal werden nu de bestuursplaatsen in alle vakverenigingen ingenomen door reformisten. Overal vulden deze de besturen van de partijen, de redacties der kranten, de gemeenteraads en parlementszetels. Weldra waren zij overal de meerderheid, en in de meeste landen de enige leidende macht.

Maar zowel in de vakbeweging als in de politieke partijen zijn het de leiders, de afgevaardigden, en de besturen, dus de enkele personen die in het parlement, de raad, tegenover andere partijen en in besprekingen met de patroons de overwinning behalen, zij het dan ook slechts de schijn daarvan.

Het zwaartepunt verplaatste zich daardoor van de massa naar de leiders. Er ontstond een arbeidersbureaucratie. De bureaucratie hecht echter uit haar aard aan het bestaande.

De massa, geheel en al op winst belust, niet op revolutie, werd door de leiders daarin nog meer versterkt. Zij liet daartoe alles aan de leiders over, werd indolent en traag. En hoe minder actief, hoe minder zelfhandelend de massa werd, des te meer zagen wederom de leiders zich zelf als de eigenlijke dragers van de beweging aan. Des te meer gingen zij denken dat de actie der arbeiders vooral is de tactiek, en het compromis, die zij bedenken, en dat de middelen der arbeiders zelf niets zijn dan het stembiljet, het betalen der verschuldigde bijdrage, en af en toe een vakstrijd of een demonstratie. Dat de massa eigenlijk een passieve massa is, die geleid wordt, en zij zelf de actieve kracht.

Dit is de tweede fase van de socialistische beweging, die na de eerste theoretisch- en praktisch-revolutionaire komt. Men zou haar kunnen noemen de theoretisch en praktisch hervormende.[30]

Zo was het in Engeland, in de Partij van de Arbeid. Zo werd het in Frankrijk, waar men zo ver ging dat socialisten minister werden. Zo ging het in België waar men de actie der massa voor het algemeen kiesrecht smoorde, in Holland waar men zich aan het liberalisme vastketende, in Italië waar men zich aan de radicalen verkocht. Zo ging het in Duitsland waar men de dempingspolitiek toepaste en de actie van de massa voor het Pruisisch kiesrecht onderdrukte. Zo ging het in Zweden, Denemarken, Zwitserland, overal op eigen door de politieke en economische verhoudingen bepaalde wijze, maar overal met het resultaat: afbrengen van de revolutionaire idee, vestigen van de aandacht van het proletariaat op de kleine hervorming alleen, onderwerping aan de leiders, afzien van alle eigen massa-actie.

De nationale partijen in Frankrijk, Engeland, Duitsland, in alle landen, werd een massa die alleen op het kleine nationale aasde, en aan het kleine nationale dacht. Maar door het militarisme en imperialisme, die al het geld voor zich eiste, kwam nu het kleine, de hervorming, juist niet meer. Maar des te meer beloofden de reformisten de hervormingen. En des te meer werd de massa hierdoor gedemoraliseerd. Want niets is demoraliserender, verderfelijker, dan dat er valselijk aan de massa wordt beloofd, en dat er niets komt. En dat de massa aldoor maar gelovig op hervormingen wacht.

Maar steeds meer kwam het internationale imperialisme op. En steeds nodiger werd, in plaats van het kleine nationale, het internationale alles-omvattende.

En daarom hielden, ondanks zich zelf meer instinctief dan bewust, al deze reeds grotendeels reformistisch-zwakke partijen de nieuwgestichte Internationale in stand, het ijdele lichaam dat wij kennen, en dat nu uiteen viel.

De reformisten vestigden de ogen van die reusachtige wereldklasse, die alle machten der aarde, der natuur en maatschappij, aan zich onderwerpen zal, op de enkele centen loon en de schamele zeldzame arbeidswetgeving alleen. Het reformisme vestigde de aandacht van hen, van die klasse, die de grootste wereldmacht die er ooit was, het kapitalisme, en haar dragers, de kapitalisten van bank, van trust, en van het imperialisme moet ten onder brengen als vijanden, op hun schone woorden waarmee zij de arbeiders bedwelmen, en zei hun dat ze die geloven moesten en met hen een verbond sluiten.

Door enkele onozelen, of onwetenden, of eerzuchtigen werd die reusachtige klasse getemd. Door haar eigen onverstand en slaafsheid ging die klasse onder.

Nog eens gelukte het, wat duizendmaal op de wereld is gelukt, maar wat nu niet meer gelukken moest, omdat deze klasse nu waarlijk de oppermacht, de alleenheerschappij, de almacht veroveren moet: De massa te maken tot dienaren van de heersers… door bedrog. Dit gelukte weer, aan de bourgeoisie, door de reformisten, door de sociaaldemocratie.

Er zijn reformisten die zo ver gaan dat zij voor de kapitaalsexpansie door koloniën en invloedsferen zijn, voor de koloniale politiek. Zij vragen niet of het proletariaat daardoor klassenbewust, rijp voor de revolutie, van binnen, in de geest, revolutionair en socialistisch wordt. Zij vragen alleen naar het onmiddellijk voordeel… voor het kapitalisme.

De koloniale politiek, de nationale koloniale politiek - dus ook het imperialisme - dus ook de imperialistische oorlog, kunnen, zoals wij boven aantoonden, door de kapitaalsexpansie die zij brengen, enorme voordelen, voor de bourgeoisie van de natie opleveren. Zij brengen nieuwe kapitaalbelegging, vergroting van de industrie, nieuwe rijkdom. Zij breiden handel, transport, kortom het hele economische leven van de natie enorm uit. Wel brengt het ook, als het proletariaat meedoet, ondergang van het klassenbewustzijn van de massa, en dus op de duur ondergang van het proletariaat. Brengt het voor het proletariaat zware druk, belastingen en militarisme, oorlog en scheuringen, maar dit doet er voor die reformisten niet toe. Als het kapitaal zich maar uitbreidt en bloeit.

Daarom zijn vele, de groot-burgerlijke reformisten, voorstanders van koloniale politiek, en dus imperialisten.

Zo bv. Schippel en Calwer in Duitsland, Van der Velde, die de annexatie van de Congo door België goedkeurde, in België, Van Kol, die een opdracht van de regering aannam om het imperialisme in India te bevorderen, in Holland, enz. Andere reformisten zijn voor de koloniale politiek om de kleine directe verbeteringen die zij voor het proletariaat brengt, ook onverschillig wat er in de toekomst door komt.

Wij hebben boven gezien, dat de koloniale politiek, en dus het imperialisme, aan sommige grote of kleine groepen van arbeiders directe kleine voordelen kunnen geven. Er komt werk en loon. Ook voor de kleine burgers, de kleine bazen en winkeliers, vallen er druppels van de gouden winsten in de koloniën gemaakt. Daarom zijn de Duitse kleinburgerlijke reformisten, zoals Bernstein en Noske enz. enz., voor de koloniale politiek.

Daarom zijn in Holland de kleinburgerlijke reformisten, zoals Troelstra, Schaper, Vliegen, de Kamerfractie, de gehele leiding, en bijna alle leden van de SDAP voor de koloniale politiek, en vijand van de zelfstandigheid en de onmiddellijke vrijmaking van India.

Daarom zijn in alle kolonies bezittende en imperialistische landen van de wereld: Engeland, Duitsland, Holland, Frankrijk, België, en ook in die waar men op wereldhandel, wereldinvloed, wereldgezag hoopt: Italië, Amerika, Australië, enz. enz., een menigte van de leiders, en een massa van de arbeiders voor koloniale politiek, d.w.z. voor het imperialisme.

Het was dus juist de koloniale politiek die de revisionisten bevorderden. En daarvan juist beloofden zij de arbeiders grote winst. En de arbeiders, belust op winst, gingen juist daarop in! Juist dat punt van de politiek, waarop het imperialisme berust, dat het imperialisme is, dat namen de arbeiders van de reformisten over, van hen aan.

Maar imperialisme is nationalisme.

Juist dat imperialisme, dat al nader en nader kwam, dat hen met oorlog, dood, ondergang en verscheuring dreigde, dat hen als mensen en als klasse vermoorden, vernietigen of eindeloos verzwakken zou, dat hun ook juist alle hervormingen zou ontnemen nu en voor jaren, door zijn militarisme en zijn waarschijnlijk eindeloze rij van oorlogen, dat imperialisme, die koloniale politiek namen de arbeiders… van de reformisten…, van de sociaaldemocraten…, van de sociaaldemocratische nationale partijen, en dus van de Internationale aan.[31]

De Internationale nam dus in de jaren van het imperialisme, die deze oorlog vooraf gingen, haar eigen ondergang van de bourgeoisie, en van zichzelf, aan.

De arbeiders, die alleen directe voordelen willen, moeten de koloniale politiek en dus het imperialisme aannemen en het nationalisme. Want die beloven onmiddellijke voordelen.

Alleen hij die dieper ziet, die begrijpt dat de koloniale politiek tenslotte groter nadeel geeft dan voordeel, en vooral hij die inziet dat zij het proletariaat verdeelt en verscheurt, kortom hij die wezenlijk revolutionair socialistisch voelt en denkt, hij kan zich tegen het nationale imperialisme verzetten ondanks zijn voordelen. En alleen hij die nog dieper doordringt en inziet dat het imperialisme alle kapitalismen van de wereld verenigt tegen het proletariaat, alleen hij kan het nationalisme geheel in zich uitroeien, en met het wereldproletariaat zich verenigen tot één Bond, tot één revolutionaire strijd tegen het wereldkapitaal.

Maar door het reformisme en revisionisme was juist alle helder, diep, alle theoretisch inzicht en al het revolutionair en internationale gevoel verdwenen.

Het reformisme is dus de oorzaak, dat de arbeiders, toch al zozeer op het kleine uit, nog meer daarop alleen letten. Het reformisme, het kleine reformisme, is dus de oorzaak dat de arbeiders, toch al nationaal, nog nationaler werden. Het is de oorzaak dat de arbeiders, zelfs toen het imperialisme naderde, belust werden op koloniale politiek. Het is de oorzaak dat, terwijl het imperialisme naderde, de aandacht daarvan af werd gewend, en de arbeiders geen kennis daarvan kregen.

Daardoor, door het reformisme, zijn in alle landen de internationale leiders van de Internationale der arbeiders, en de arbeiders zelf - wat zij ook van zichzelf mogen denken en wat hun mond ook moge spreken - inderdaad nationalisten, imperialisten, en zelfs, als de oorlog dreigt, chauvinisten.

De reformisten, het reformisme, zijn, naast de onkunde van het proletariaat, de schuld dat het proletariaat zich zelf aan het imperialisme, de wereldoorlog, zijn eigen ondergang, heeft overgegeven. Dat het zich niet verzet heeft (zichzelf door verzet niet heeft sterker gemaakt), maar met vreugde en geestdrift zelfs zijn eigen verzwakking is tegemoet gegaan.

Het was hun alleen om hervormingen te doen, en juist daardoor, doordat zij de revolutie niet meer wilden, hebben zij hun verzwakking, ondergang en scheuring geoogst. Het was hun alleen om het nationale te doen, en juist daardoor zijn zij nationalisten en imperialisten geworden. Het was hun alleen om de hervorming binnen de natie te doen, en juist daarom zijn zij door het internationale geweld van het imperialisme overwonnen.

Als men nu bedenkt dat al die zo geaarde partijen, alleen nationaal optraden, en dat nog geen gelegenheid bestaan had ooit, om op te komen samen internationaal, als één geheel tegen het kapitaal, dat dus dat strijden voor een klein doel - dat maar in kleine, beperkte nationale omgevingen plaats had, die het oog niet gewennen aan het zien van de strijd van het gehele proletariaat tegen het gehele kapitaal - hun enige strijd was, dan ziet men in dat toen daar langzaamaan die grote wereldbotsing tussen kapitaal en arbeid naderde, door het imperialisme, dat die wereldstrijd brengt, dat de gehele arbeidersklasse op één front plaatst tegen het gehele wereldkapitaal, dat toen de arbeidersklasse dit niet zag, dat zij aldoor maar bleef kijken in het nationale kleine kringetje, naar het eigen kleine belang.

Slechts enkele bladen in Duitsland leerden het proletariaat wat het imperialisme is. De meeste, waaronder het centrale orgaan de Vorwäts, en ook het wetenschappelijke orgaan de Neue Zeit, deden wat zij konden om het imperialisme voor te stellen als niets te maken te hebben met de as waarrond de politiek wentelde, en niet tot het hoofdpunt van de aandacht en de actie van het proletariaat te maken. En in de overige landen was er, zover wij weten, behalve De Tribune in Holland, geen enkel blad dat dit deed.

De revisionisten: de Bernsteins, de Adlers, de Van der Veldes, de Jaurès, de Vliegens, de Brantings, wij noemen slechts de besten, hadden de aandacht van de arbeiders op het kleine gevestigd. De arbeiders waren daarmee bezig.

Met een betere belasting, met een verzekering voor de oude arbeiders - dikwijls alleen met de hoop daarop - met de mogelijkheid van een combinatie met liberalen of Fortschrittler of radicalen die een beter kiesrecht zouden brengen…

Zij staarden naar de leiders, naar de parlementen en deden zelf niets. Van de leiders uit de parlementen moest het goede komen.

Langzaam, met ijzeren schreden, naderde het imperialisme. Eerst werd Egypte bezet, toen Transvaal, dan China. Duitsland, het wereldland van het kapitaal, werd omcirkeld door vijandige machten.

De arbeiders merkten het niet.

Weet u, lezer, wat het imperialisme is? Het is de hoogste vorm van klassenstrijd die er tot nu toe bestaat. Het is daardoor ook de volkomen, de afdoende weerlegging, de weerlegging met de vuist die het neerslaat, van het revisionisme.

De revisionistische theorie heeft nooit iets betekend. Kautsky heeft haar onmiddellijk en afdoend weerlegd. Van haar verzachting van de klassenstrijd, van haar uithollingstheorie, van haar grote verwachting van de trust, de ontwapening, de middenstand, het nieuw-liberalisme is niets gekomen. De theorie, was grondeloos. De revisionisten hebben zich op het terrein van de praktijk teruggetrokken, om alleen daar de arbeiders te begoochelen en met het maanzaad van ijdele verwachtingen te vergiftigen. Maar die praktijk, het enige wat van hen over is, die praktijk, het imperialisme, komt en grijpt ze bij de keel en slaat ze dood.

Stel het u voor lezer, zoals de ontwikkeling ging:

Daar waren de arbeiders aller landen bezig met hun mooie plannen, hun door de reformisten gemaakt. Met hun verzekeringen, belastingstelsels, kieswetten en pensioenen, door behulp van liberalen te verkrijgen. Wat werd er niet voor gedaan om toch maar die kleine vooruitgang te winnen! Hier ging men in ministeries, daar sloot men een verbond met de liberalen, daar kroop men, daar vernederde men zich, daar dempte men de eigen actie, daar dreef men de marxisten uit.

Alles was in volle actie. Als kleine dwergen waren de duizenden afgevaardigden aan het werk, en de miljoenen, de massa, waren in volle afwachting.

Daar naderen wie? - De ondergang. De dood.

Het imperialisme is de ondergang en de dood. Voor miljoenen arbeiders, voor hun kinderen, vrouwen, vaders en moeders. Het is de stilstand, de achteruitgang, de dood van hun organisatie, voor langen tijd.

De revisionisten, de Troelstras, de Südekums, de Scheidemanns, de Anseeles, de Turatis, de Franks, de Macdonalds, paradeerden bij de bourgeoisie, beloofden te stemmen voor alles, zelfs voor de oorlogsuitgaven! Bezochten vorsten, legerhoofden, beloofden, al dinerend en paraderend en vertegenwoordigend, de bourgeoisie hun stem, aan de arbeiders gouden bergen, prachtige vooruitgang, democratie, als ze hen maar wethouder, minister, afgevaardigden maakten en op hen vertrouwden. Daar naderde langzaam, maar op ijzeren voeten, de eerste waarlijk groot-imperialistische wereldoorlog. De revisionisten hadden: hervormingen voor het heden beloofd. De hervorming komt: de dood. De revisionisten hebben aan de arbeiders democratie beloofd. Er komt gelijkheid! Zij komt, maar in de dood. Kapitalist en arbeider zijn waarlijk in de dood gelijk. De revisionisten hebben algemeen stemrecht beloofd, als men maar in de liberalen geloofde. De liberalen geven de arbeiders het stemrecht. In de dood! De doden, de duizenden arbeiders protesteren met hun dode stem. De revisionisten hebben, als men hun tactiek slechts volgde, de verzoening van de klassen beloofd. De oorlog verbindt ook alle klassen in de dood. Het revisionisme had ook de verzoening der mensheid beloofd en ontwapening! De volken der aarde staan in rijen van duizenden kilometers tegenover elkaar, druipend van bloed! De revisionisten hebben de verzachting van de klassenstrijd beloofd, de wereldoorlog, het imperialisme aller naties, zij is de verscherping van de klassenstrijd, zoals er nog nooit plaats vond, sinds het kapitaal bestaat. De revisionisten hebben voordelen van koloniale politiek beloofd, de koloniale politiek brengt juist de ondergang. De revisionisten hebben hervorming voor de toekomst beloofd. Na deze oorlog dreigt nieuwe oorlog, nieuwe bewapening. Dus verkwijning en ondergang. En dus geen hervorming.

Een klasse die 20 jaar gehoord heeft dat zij in de bourgeoisie vertrouwen moet hebben, kan haar niet meer bestrijden. Terwijl de revisionisten (met de burgerlijke partijen) de arbeiders vooruitgang beloofden, bereidden zij door de arbeiders te verblinden, de ondergang voor van het proletariaat. Dit is het toppunt van het revisionistische bedrog waartoe het komen moest.

Maar het is ook de ondergang van het revisionisme, van de strijd-voor-het-kleine-alleen. Het is de ondergang van deze tweede, de hervormende, fase van de arbeidersstrijd.

Want de reformisten zijn niet alleen, naast de kapitalisten en de onkunde der arbeiders, de oorzaak van de machteloosheid, de onwetendheid, de lafheid, het nationalisme, het chauvinisme, het imperialisme van nu van het proletariaat, van de ellende, de scheuring, de verzwakking nu, maar zij zijn ook de oorzaak van mede-verantwoordelijkheid voor en mede-schuldig aan al wat na de oorlog komen zal: de verzwakking voor lange tijd, de ellende, het ophouden van alle hervorming, de noodzakelijkheid om met een zeer verzwakt proletariaat de strijd, de noodzakelijkheid misschien om met een geestelijk gedemoraliseerd proletariaat de strijd voor de revolutie te herbeginnen.

O, mocht het door de uitslag en de afloop en de ellende en de gevolgen die deze oorlog brengt, gebeuren dat de reformisten, en al wat hun gelijk is, door het arbeidende volk werden weggevaagd!

De schrijver van deze brochure en de partij waartoe hij behoort, heeft reeds vele jaren geleden het proletariaat van hun land gewaarschuwd. Hijzelf en de leden van zijn partij hebben in talloze vergaderingen, brochures en couranten artikelen over het imperialisme, tot de oorlog toe, gezegd dat van alle schone beloften van de bourgeoisie en revisionisten niets komen kon, want dat het militarisme, de koloniale politiek, kortom het imperialisme alle geld voor zich eist, alle vooruitgang tegenhield, de lasten verzwaarde, en dat waarschijnlijk een wereldoorlog, een tijdperk van wereldoorlogen in aantocht was. Daarom vooral veroordeelden wij het samengaan met burgerlijke partijen, die niets zouden doen. Wij zijn daarom door de revisionisten uit de Nederlandse sociaaldemocratie gesmeten en hebben een eigen partij moeten stichten! Wij zijn om het imperialisme, dat wij bestrijden wilden, maar dat zij steunden, uit de sociaaldemocratie geworpen. De arbeiders kunnen nu zien wie gelijk heeft gehad.

VII. De nationale massa-actie

Intussen, het imperialisme kon niet over de wereld komen zonder de arbeiders tot een nieuwe grotere strijd te dwingen.

De revisionisten, de afgevaardigden, leiders en vakverenigingsbesturen mogen in hun kleine beperkte kring het algemene van zijn komst dan niet merken, met alle middelen trachten de arbeiders bij het kleine te houden, het kapitaal zelf met zijn nieuwe enorme expansie, in alle landen, doet hun pogingen te niet, logenstraft ze althans.

Het imperialisme brengt of gelijktijdig met zich, of veroorzaakt, enorme hoge staatsuitgaven, kolossale zware belastingen, invoerrechten, stijging van prijzen, daling van het werkelijke loon, oppermacht van patroonsbonden, achteruitgang in kracht van vakorganisaties, stilstand van de arbeidswetgeving, achteruitgang van het parlementarisme.

De reformisten mogen nog zo veel onderhandelen met de bourgeoisie, de arbeidersklasse nog zo zeer willen prostitueren; de vakverenigingsleiders mogen nog zo zeer een bureaucratie vormen die de vrije beweging van de arbeiders weerhoudt en hun klassenleven dwingt in eentonige lage banen, hun geesten verslaaft en tot stof maakt, de ontwikkeling van het kapitalisme tot het imperialisme laat zich telkens heftiger voelen.

Het kapitaal is niet een doffe, dode, stilstaande macht, evenmin een bewegelijk vloeiende bron van weldaden. Het is een voortdurend zich ontwikkelende kracht die aldoor nieuwe strijd baart.

En wat is nu het eigenaardige, het nieuwe, de nieuwe kracht, de nieuwe strijd, de nieuwe ontwikkeling in het kapitalistische tijdperk dat imperialisme heet? Wat is de nieuwe zegenrijke macht die het nu in het leven van de arbeiders brengt? Wat is de nieuwe zegenrijke macht die het nu door zijn aanval aan de arbeiders geeft? Wat is de weldaad, de allesovertreffende weldaad waarmee het de arbeiders (nu voor het eerst waarlijk) opheft, naar een hogere trap?

Nu, nu!

Dit: dat de massa zelf moet gaan handelen.

In de voor-imperialistische periode, na de eerste tijd van de aaneensluiting van de arbeiders onderling en hun eerste revolutionaire theoretisch-radicale opstand tegen de bourgeoisie, geschiedde de actie vooral door kleine groepen en leiders.

Maar tegen trusts, banken, en de imperialistische regering, en tegen het imperialisme zelf, vermogen kleine groepen weinig, en leiders, met de slimste tactiek, zo goed als niets. Wat vermag tegen een syndicaat, een vakverenigingsleiding, en tegen een imperialistische regering, een vertegenwoordiger, een vertegenwoordiging alleen?

Ieder die voelt wat de macht is van een trust tegenover een vakvereniging, van een grote bank over de economie en politiek van een land tegenover een vertegenwoordiging van een regering, die imperialisme en oorlog wil, tegen een parlementaire partij, zal erkennen dat de actie van de massa, naast de vertegenwoordiging en de leiding, noodzakelijk is.

Dit ligt in de macht opgesloten die tegenover de arbeiders staat. Die door de trust en het imperialisme oneindig groter geworden is.

Om de trust, de bank, de ondernemersbonden, de regering. Om de regering, ondanks het imperialisme, te dwingen tot vooruitgang, moet de massa op het toneel. De nationale massa. Er is geen andere weg voor het proletariaat tot vooruitgang, tot hervorming.

Er is geen andere weg voor het proletariaat naar de toekomst, naar de maatschappij van Vrijheid, Gelijkheid en Eenheid.

Een nieuwe fase vangt aan.

De theoretisch-radicale was de eerste. Zij diende om het zaad te strooien. De hervormende was de tweede. Zij splitste zich in de revolutionair-hervormende en in de revisionistisch-hervormende. Zij diende om de hervormingen, die te krijgen waren, te veroveren.

De derde komt. Zij dient om de massa te verzamelen tegen het bankkapitaal, de trust, de imperialistische regeringen. Zij roept de massa op. De eerste fase riep de enkeling op tot theoretisch begrip. De tweede de massa tot hervorming door leiders. De derde de massa tot de revolutionaire daad.

Zij is de hoogste fase die wij nu bereiken kunnen.[32] Voelt u wat dit zeggen wil, lezer: De massa komt op het toneel?

Het betekent dat de massa eindelijk ontwaken gaat. Het betekent dat zij zonder leiders, of zonder veel betekenis der leiders gaat handelen. Het betekent dat wij een stap doen zo groot als de arbeidersklasse nog nimmer deed. Het betekent dat wij zeer dicht ons einddoel naderen.

Er is geen andere weg voor het proletariaat naar het socialisme.

De massa moet zelf gaan handelen, moet komen. De ontwikkeling van het kapitalisme tot trust, grootbank en imperialistisch parlement en regering wil het. Het kan niet anders.

En de massa is dan ook al gekomen in de laatste tientallen jaren, sinds het imperialisme kwam.

Ondanks alle praatjes en beloften, verdragen voor, aan, en met de bourgeoisie, en voor, over, en met de arbeiders, ondanks alle pogingen van vakverenigingsbesturen en afgevaardigden om het werk alleen, van boven af, te doen, heeft de massa de taak ook zelf in handen genomen.

In Zweden, in Noorwegen, in Denemarken, in Engeland, in Holland, Frankrijk en België, in Italië en Spanje, in Oostenrijk en Rusland heeft het proletariaat zelf, door algemene en massastakingen, door protest en demonstratie en dwangstakingen, door economische en politieke stakingen, door stakingen van gehele arbeidersbevolkingen en van gedeelten daarvan, getoond dat het de nieuwe ontwikkeling heeft gevoeld. Het heeft kleine delen van het proletariaat met algemene staking geholpen tegen kleine kapitalen, het heeft grote kapitalistische maatschappijen overwonnen, het heeft steden en landen geschokt, het heeft met de generale staking, als direct gevolg van een imperialistische oorlog de eerste proletarische revolutie gemaakt.

De enorme stakingswoede van het Engelse proletariaat tegen de leiders in, van de laatste jaren, is een gevolg van wat het imperialisme met zich brengt. En de demonstratie die het Duitse proletariaat voor enige jaren heeft gehouden tegen het kiesrecht in Pruisen, was een poging om langs die weg de ontwikkeling van het al machtiger wordende imperialisme tegen te houden. In de Verenigde Staten hebben de arbeiders in de laatste jaren herhaaldelijk de massa-actie gebruikt om verbeteringen te krijgen van de machtige trusts, en om hun recht van vereniging te verdedigen.

De arbeidersklasse van Europa en Amerika is al sinds jaren in beweging om het imperialisme te breken, of althans in de strijd er tegen nieuwe macht, nieuwe concentratie, hogere en betere eenheid te verwerven.

Het handelen der massa is gekomen - vanzelf.

De actie tegen het imperialisme is van zelf, natuurlijk, de massa-actie. De actie tegen de imperialistische oorlog kan niet anders dan internationale massa-actie zijn. Alleen wanneer het nationale proletariaat voelt dat het vijandig buitenlandse kapitaal even goed bestreden wordt als het eigene, zal het zich met het internationale proletariaat verenigen tot afweer en vernietiging van de oorlog.

Alleen, de massa-actie van het proletariaat ging tot nu toe nog in het klein, onbewust van de grote oorzaak, en van het ene grote doel, nog niet geconcentreerd, nog niet met alle krachten naar één doel, met één woord zij ging nog ongeorganiseerd en nationaal.

VIII. De oorzaken van het nationalisme van het proletariaat c. De radicalen. Kautsky

Maar nog niet hebben wij alle oorzaken en remmende krachten genoemd die de arbeidersklasse tegenhielden om van de oude, kleine en nationale weg tot de grote en internationale te komen.

Tegen de nieuwe kracht van de arbeiders, de actie van de massa, treedt naast het revisionisme weer een nieuwe kracht op om haar de voortgang te beletten. Maar de nieuwe tegenstand kwam van hen van wie men het vroeger niet zou hebben verwacht. Zij kwam van de marxistische of radicale arbeiders en leiders van socialistische partijen.

Bij de opgang die het proletariaat noodzakelijk maken moest, van de oude tactiek, van de strijd door vertegenwoordigers en kleine gedeelten van het proletariaat, tot de massa-actie in het algemeen en de algemene staking in het bijzonder, bij de opgang die het maken moest van nationale tot internationale actie, bij die opgang traden haar de aanhangers en leiders van de oude tactiek in de weg, en nu niet alleen, of voornamelijk, meer de reformistische maar de marxistische. Juist degenen die in de eerste revolutionair-theoretisch-praktische periode de leiders van de arbeiders waren, en die zich in de volgende, de revisionistische periode, krachtig en schitterend tegen het reformisme hadden verzet.

Duitsland is ook hier weer het beste voorbeeld. Hoewel men het verschijnsel overal, in Holland en België; in Frankrijk en Italië, in Oostenrijk en Engeland kan zien. Het duidelijkst blijkt het door de grote afmetingen van de strijd in Duitsland.

Terwijl de revisionistische leiders (en arbeiders) daar (in Duitsland) alles deden om het proletariaat door beloften van kleine voordelen, en van voordelen door hulp van de bourgeoisie, in het parlement, of door de dagelijkse strijd van de vakvereniging te behalen, af te houden van een massaal optreden buiten het parlement en groter dan de vakverenigingen, trachtten de radicale leiders datzelfde te bereiken… door ontmoediging.

Zij weerhielden iedere massa-actie binnen het raam van de natie tegen de regering. Terwijl het imperialisme machtiger en machtiger werd, beloofden aan de ene kant de reformisten al groter voordelen van een samengaan met die zelfde partijen die de dragers van het imperialisme zijn, en dus oorlog brachten. En raden de radicale leiders de massa tot niets doen, tot passief zijn, tot geen actie, aan. Of als ze dit niet luid aanraadden, dan waren zij toch tegen alle actie van de massa gekant en verzetten zich daartegen met alle macht.

Hoe is dit zo gekomen? Hoe hebben juist die radicalen de revolutionaire tactiek van het proletariaat verloochend? De meeste van de radicalen, die marxisten waren of zich zo noemden, vreesden de nieuwe actie van het proletariaat, en wilden daarom alle actie maar laten zoals ze was: stembus, vakvereniging en leiders. En de voornaamste, meest gezaghebbende theoreticus van de partij, Kautsky, was onder hen, werd nu van deze radicalen de theoreticus.

Kautsky heeft alles gedaan wat hij kon om de massa van het Duitse proletariaat tegen te houden, en te beletten een eigen actie te beginnen. [33] Kautsky heeft (in zijn discussie met Rosa Luxemburg) de algemene staking voor Duitsland bestreden. Alsof Duitsland in Europa een uitzondering was.

Hij heeft in deze periode en deze tijd, voornamelijk de aandacht van het proletariaat gevestigd op het parlement. Daar lag weer, volgens hem, het belangrijkste toneel van de strijd. Alsof het imperialisme in het parlement te overwinnen was.

Hij heeft in deze periode, toen de arbeiders alleen nog maar van zichzelf iets hadden te hopen, gezegd dat van de steun van de middenstand de strijd afhing. Die moesten wij eerst aan onze zijde hebben. Alsof de middenstand niet met het imperialisme gaat. Hij heeft om de vrede te behouden, het vormen van een Europese statenbond aangeraden, alsof de arbeiders daaraan iets konden doen, alsof het imperialisme daarop zou wachten, alsof een statenbond niet tot nog sterker imperialisme zou voeren, alsof onder de bourgeoisie nu beduidende krachten waren tegen de oorlog, alsof de arbeiders niet alleen stonden.

Hij heeft nog in oktober 1911 in de Neue Zeit de massa georganiseerden ontmoedigd door de massa der ongeorganiseerden onbetrouwbaar te noemen. Alsof de massa van ongeorganiseerden niet alleen tot strijd komt door strijd.

Hij heeft in 1910 door de mogelijkheid, voor de bourgeoisie, van ontwapening te bepleiten, en de ontwapening op dat ogenblik, tot leuze van het proletariaat te maken, de aandacht van het proletariaat van de op dat ogenblik enige wijze van bestrijding van het imperialisme, nl. door de actie van de massa zelf, voor Duitsland afgeleid. Alsof ontwapening in 1910, en nu, en onder het imperialisme, mogelijk was.

Hetzelfde deed, op zijn raad en met medewerking van alle revisionisten en marxisten van Kautsky’s richting het Kopenhaagse congres. Alsof de bourgeoisie ontwapening wil, alsof zij die kan willen!

Kautsky heeft, in de tijd dat het imperialisme in alle grote staten al aan de rand van de oorlog stond, bij de verkiezingen van 1912 in Duitsland, de raad gegeven de groepen van de bourgeoisie die tot de scherpste voorstanders van het imperialisme behoren, de vrijzinnigen, te steunen. Alsof niet juist deze liberalen, de reders, het, intellect, etc., meer nog dan enige andere partij, de dragers van het imperialisme zijn.

Ook daarmee heeft hij de arbeiders doen geloven dat in deze tijd, op dit ogenblik, uit het parlement van de vrijzinnigen iets anders dan de zwaarste onderdrukking, de oorlog en de ondergang kon komen.

Kautsky heeft, als theoreticus van de radicalen, de massa-actie afgeraden, omdat de organisaties van de arbeiders dan gevaar liepen. Alsof de organisaties het doel en niet het middel zijn van de klassenstrijd! Alsof het imperialisme de organisaties niet toch machteloos maakt! Alsof organisaties van arbeiders niet weer herleven. Kautsky heeft allen die het proletariaat trachtten te overtuigen dat het nu zelf moest optreden zoveel hij kon bestreden.

Wel ging deze strijd van hem en de radicalen om punten van nationale politiek in vredestijd, vooral om de massa-actie voor het algemeen kiesrecht in Pruisen, maar het spreekt vanzelf dat de voor nationale actie door hem ontmoedigde massa, ook tegen het groeiende imperialisme en de komende wereldoorlog niets zou durven ondernemen. [34]

Kautsky wilde, zo als hij zeide, met deze tactiek de regering en de heersende klassen afmatten. Het blijkt nu dat hij daarmee niet haar, maar de arbeidersklasse tot de dood toe heeft afgemat.

Op het Bazels congres heeft Kautsky, met de reformistische en radicale leiders, elke bespreking van een internationale actie van het proletariaat onmogelijk gemaakt. Alsof deze - juist toen - niet het enige was.

Kautsky zegt tot de arbeiders, nu, in deze periode van de ontwikkeling van het kapitalisme, nu alle staten elkaar aanvallen, en daardoor het hele proletariaat aanvallen: U moet, als uw vaderland wordt aangevallen, voor het vaderland vechten. [35] Alsof nu niet het ogenblik was gekomen voor het gevecht tegen het imperialisme.

Dit kentekent het optreden van deze radicalen in alle landen van West-Europa. Zij waren tegen de massa-actie van het proletariaat. Zij waren dus voor de vrije loop laten aan het imperialisme. Zij waren voor het imperialisme zelf. [36]

Het enormste verschijnsel van de kapitalistische tijd, het definitief veroveren van de hele wereld, van het reusachtige gedeelte dat nog over was, door het kapitalisme, treedt in, en maakt reusachtige vorderingen en nadert zijn doel. Het bedreigt het proletariaat met een zeer grote verlenging van de duur van zijn slavernij. Het bedreigt het proletariaat met een periode van achteruitgang, verzwakking, ondergang misschien. De radicalen van het slag van Kautsky, weten niet wat te doen. Het enige wat zij zeggen is: houdt uw politieke en vakvereenigingsvergaderingen, houdt ‘s avonds een demonstratie en stem voor het parlement.

Meer nog: het ganse kapitalisme van de wereld, althans een reusachtig gedeelte er van, keert zich voor het eerst in de wereldgeschiedenis tegen het proletariaat van geheel Europa, een groot deel van Azië, van Australië, een deel van Amerika, en een deel van Afrika, met één daad.

Voor het eerst komt het proletariaat van de wereld, als geheel, rechtstreeks in botsing met het wereldkapitaal. En de marxist, de leerling van Marx, weet niet anders tot het proletariaat dan te zeggen: u moet ieder voor uw vaderland vechten, u moet de wil van de kapitalisten doen.

Wij willen, omdat het bestrijden en het overwinnen van dit soort van marxisme, evenals van het revisionisme, een levenskwestie is voor het proletariaat, nog een ander voorbeeld aanvoeren.

Cunow (zie Parteizusammenbruch blz. 13-21) meent dat de poging om het imperialisme de weg te versperren en dus te overwinnen, niet gedaan moet worden omdat het imperialisme een historisch noodzakelijke ontwikkelingsfase van het kapitalisme is. De strijd tegen de machine was een domheid. Zo zou de strijd om het imperialisme te vernietigen een domheid zijn.

Met Kautsky is Cunow het klassieke voorbeeld van de oude marxisten. De een zegt: de arbeiders kunnen het imperialisme niet bestrijden, zij moeten in het imperialisme berusten. De ander meent: zij mogen het niet bestrijden, omdat het imperialisme historisch noodzakelijk is.

Kautsky zegt wel dat hij het imperialisme wil bestrijden. Maar het enige werkelijke wapen tegen het imperialisme wil hij niet, d.w.z. hij wil niet de massa-actie. Ook Cunow zegt dat hij wil strijden. Hij wil zelfs de massa-actie. Maar alleen in de toekomst, in een niet aangeduide verre toekomst. [37] Hij wil dus nu het enige werkelijke wapen niet. Hij wil dus de strijd niet.

Kautsky wil het rad der geschiedenis terugdraaien. Het kapitalisme moet terugkeren tot zijn oude vormen uit de voor-imperialistische tijd. Tot politieke verbonden en handelsverdragen. Kautsky is ook utopist. Het imperialisme moet tot zachte middelen overgaan, tot scheidsgerechten en ontwapening. Kautsky wil niet de laatste reusachtige strijd tot verbreiding van het kapitalisme over de aarde, waaruit het socialisme zal voortkomen. De reuzenstrijders moeten tot een vergelijk komen, nu reeds. [38] Kautsky wil machteloze, utopische tegenstand. Feitelijk is Kautsky dus degene die de machine weer door het handwerk wil vervangen.

Cunow, die de noodzakelijkheid van het imperialisme en van zijn strijd erkent, heeft tegenover Kautsky gelijk. Maar waartoe leidt Cunows raad? Hiertoe, dat hij geen tegenstand wil, dat hij de arbeiders van Europa, in de eerste plaats die van Duitsland en Engeland, aanraadt niet te strijden, te wachten tot Europa en de wereld rijp zijn voor het socialisme, en zich in die tussentijd te laten vermoorden.

Ditzelfde, maar uit andere beweegredenen, wil Kautsky. Beide, Kautsky en Cunow, horen bij elkaar. Want beide willen de strijd van het proletariaat tegen het imperialisme niet.

Voor wij verder gaan willen wij eerst nog uitvoeriger bewijzen dat Cunow de strijd niet wil. Want deze radicalen van het slag van Kautsky zijn gewend om met spreekwijzen en termen uit de voor-imperialistische tijd zich de schijn te geven als willen zij de revolutionaire strijd wel. En zoals de revisionisten door valse beloften, misleiden zij door deze schijn het proletariaat. En omdat deze radicalen na de oorlog zullen proberen de arbeiders opnieuw door deze valse schijn van de strijd af te houden, daarom moet deze schijn worden weggenomen.

Wij willen in zijn eigen woorden weergeven hoe Cunow zich deze strijd denkt.

Hij schrijft (Parteizusammenbruch, blz. 18): “Dit wil niet zeggen dat nu de arbeidersklasse geduldig en zonder tegenstand de heerschappij van het imperialisme moet verdragen… Het wordt integendeel de taak van de sociaaldemocratische arbeiderspartij om de schadelijke gevolgen van het imperialisme zoveel mogelijk af te weren, en om daarentegen de nieuwe maatschappelijke vormen, waaruit voor de arbeiders iets te halen valt, onverbiddelijk in het belang van de arbeiders uit te buiten, hun organisaties krachtig te maken, en zo nodig te wijzigen in overeenstemming met de nieuwe doeleinden, … in een woord, om de arbeidersklasse zo welbehouden mogelijk door de nieuwe ontwikkelingsfase te brengen.”

En verder: Verovering en benutting van de politieke macht, staatscontrole en staatsbeheer van de productie… Ziedaar Cunows strijd.

Wat betekenen deze woorden? Wij zullen ze vergelijken met de werkelijke klassenverhoudingen zoals die door het imperialisme en de oorlog worden. Wij zullen nu aantonen wat deze strijd tegenover het imperialisme is.

Cunow wil de schadelijke gevolgen van het imperialisme afweren. Welke zijn die? Het is de oorlog. Het zijn de miljoenen doden. Het zijn de honderdduizenden miljoenen schuld die Europa, de tienduizenden miljoenen schuld die Duitsland zal hebben. Hoe wilde en hoe zal Cunow ze afweren zonder massa-actie?

Het was en het is niet mogelijk deze gevolgen af te wenden alleen door het stembiljet, of door een parlementsfractie. Het imperialisme lacht om die middelen.

Cunow wil de nieuwe maatschappelijke vormen uitbuiten. Welke bedoelt hij? De geweldige nieuwe banken die zullen ontstaan door de schulden van de wereld, en van Duitsland? De macht van die banken over de staat, die door deze schulden tien en honderdmaal groter zal worden? De macht van die banken over de productie en het transport? Hoe wil hij die voor de arbeiders uitbuiten - zonder massa-actie?

Gelooft Cunow dat de arbeidersklasse alleen door een parlementsfractie - die voor de oorlog al niets vermocht - na de oorlog de door oorlogswinst en staatsschuld enorm vergrote en geconcentreerde macht van de grootkapitalisten zal kunnen breken zonder massa-actie?

Cunow wil de arbeidersorganisaties krachtiger maken. Hoe zal hij dat doen, als de arbeidersorganisaties van Engeland, Duitsland, Frankrijk, Rusland, Italië en België na de oorlog krachteloos zijn. Als ze ten gevolge van de oorlog, verpletterd neerliggen onder staatsschuld en belastingen? Als hun kas leeg is en hun leden werkloos? Hoe wil hij dat doen zonder massa-actie?

Cunow wil, in één woord, de arbeidersklasse zo welbehouden mogelijk door de nieuwe ontwikkelingsfase brengen. Cunow heeft dit wat laat bedacht! Want de arbeidersklasse die hij wil behouden, ligt in Europa, Afrika, Amerika, Australië en Azië bloedend neer. Ze is verminkt en verzwakt, en in zichzelf verdeeld en vijandig. De tijd om deze ellende af te weren is voorbij. Ten dele daardoor, dat Cunow en de radicalen de massa-actie niet hebben gewild. Hoe zal hij ze behoeden voor een tweede dergelijke ondergang zonder de massa-actie? Het klinkt als een hoon van een radicaal te horen dat hij de massa welbehouden door de nieuwe fase heen wil brengen zonder de actie van deze massa zelf.

En verder, staatsbeheer en controle van de grootproductie. Ziet Cunow niet dat de macht welke de grootproductie controleert en bestuurt, d.w.z. de grootbank, dat die naacht door deze oorlog tot tien, tot honderdmaal grotere hoogte stijgt? Ziet hij niet dat de arbeidersorganisatie echter zeer verzwakt uit de oorlog komt? Dat nu een veel zwakkere tegenover een veel sterkere komt te staan? Dat de arbeiders nu alleen nog krachtig zijn door hun aantal? Hoe wil hij dan die macht bestrijden, haar vervangen door de macht van het volk, zonder de actie van de massa?

En dan ten laatste. De verovering van de politieke macht op het imperialisme, de grote banken en de door hen geregeerde machtige staat. - Wie zal ze de heersers ontnemen na de oorlog?

De geruïneerde arbeidersklasse, het proletariaat dat neergedrukt wordt door belastingen, de verpletterde organisaties, de arbeidersklasse die zich slaafs aan het imperialisme onderworpen heeft!

En die arbeidersklasse zou het moeten doen, volgens Cunow, door zich wederom aan het imperialisme te onderwerpen, en niet op te staan in massa-actie.

Niet een enkele maal noemt Cunow de massa-actie als het enige middel om de oorlog af te weren, de nieuwe vormen uit te buiten, de arbeidersorganisaties niet te laten verpletteren en de arbeidersklasse te redden. Nergens noemt hij haar als het middel dat nu ogenblikkelijk, of, wanneer dat niet kan, direct na de oorlog moet worden aangewend. Haar, de massa-actie, die alleen in staat is het imperialisme en de staat te overwinnen en de politieke macht te veroveren. Hij spot met de mensen die de massa-actie willen aanwenden. Hij noemt haar, zelfs voor de verre toekomst, niet als daad maar als woord.

De grote woorden van Cunow voor zijn strijd zijn niets meer dan grote woorden. Het zijn niets dan leuzen uit de voor-imperialistische tijd. Door de leuzen uit de voor-imperialistische tijd, die nu lege klanken zijn, wil hij de schijn aannemen alsof hij wil strijden. “Onverbiddelijk gebruiken”, “organisaties versterken”, “welbehouden door deze fase brengen”, “de politieke macht veroveren” … maar zonder het enige middel dat deze dingen kracht kan geven, dat deze woorden tot daad kan maken. Het klinkt als kindertaal tegenover het reusachtige imperialisme. Het klinkt als de taal van een kinds man.

Wanneer Cunow zegt: “ik wil de vernietigingsstrijd tegen het imperialisme niet, omdat het imperialisme noodzakelijk is. Ik wil een andere strijd” dan blijkt het dat hij in het geheel geen strijd wil. Cunows woorden zijn holle klanken. Zijn strijd is geen strijd.

En nu zoekt Cunow, en met hem de radicalen, die onmacht, die onwil om te strijden te verbergen onder drie argumenten. Dat het imperialisme noodzakelijk is. Dat het kapitalisme nog niet kan vernietigd worden. En dat de wereld nog niet rijp is voor het socialisme.

Daar nu Cunows opvatting, dat het imperialisme een historische noodzakelijkheid is, en dat de wereld nog niet rijp is voor het socialisme, naar de schijn marxisme is, en het hoofdargument zal worden waarmee de radicalen en de reformisten zich verdedigen en waarop zij zich zullen beroepen, en daar vooral deze opvatting, dit schijn-marxisme de arbeiders het meest kan misleiden en in hun dwaling versterken, zullen wij haar hier in het bijzonder bestrijden en weerleggen.

Wat betreft de bewering dat de wereld nog niet rijp zou zijn voor het socialisme, dat het kapitalisme nog niet kan worden vernietigd. Wij zijn van een andere mening. Wij zijn van mening dat de beide leidende staten Engeland en Duitsland in materieel opzicht rijp voor het socialisme zijn. Landen waar de grootste productietakken als ijzer, kolen, werktuigproductie, de kleding en ten dele ook de voedingsindustrie, en het transport op zo reusachtige schaal zijn gecentraliseerd, waar al zoveel syndicaten en kartels bestaan en waar met zo weinig moeite nog zo veel productietakken kunnen worden gecentraliseerd, waar de gecentraliseerde bank zozeer industrie en transport beheerst, die staten achten wij materieel, technisch, rijp voor het socialisme.

De verwezenlijking van het socialisme hangt, vooral in de twee leidende staten Duitsland en Engeland, nu slechts af van de geestelijke factoren, van de wil, het bewustzijn, de moed van het proletariaat.

Wie wil, wie kan loochenen dat, wanneer het Engelse en het Duitse proletariaat geestelijk rijp waren, en vooral wanneer ze samen naast elkaar streden, de productiekrachten en productieverhoudingen hen reeds nu tot oneindig grote daden zouden in staat stellen. Zij zouden de strijd voor de verwezenlijking van het socialisme kunnen beginnen, in een voortdurende geweldige strijd de politieke macht kunnen veroveren, en technisch met betrekkelijk weinig moeite, de maatschappij kunnen hervormen.

Maar dit zijn beweringen. Die wij slechts daarom vooraf doen gaan en tegenover die van Cunow stellen opdat de lezer dadelijk de hogere bewering horen. Voor wij verder op haar ingaan, willen wij Cunows mening over de noodzakelijkheid van het imperialisme en de onmogelijkheid om het te bestrijden weerleggen.

Wij zagen dat Cunow geen werkelijke strijd wil. Een zonderlinge bewering. Dat het proletariaat iets niet moet bestrijden, het niet de weg moet zien te versperren, omdat het een noodzakelijke fase in de ontwikkeling is. Een zonderlinge bewering, vooral voor een marxist.

De meest algemene zin van het marxisme is het begrip van de dialectische ontwikkeling, de ontwikkeling door strijd. Dat twee dingen zich tezelfdertijd kunnen ontwikkelen, en dat door de strijd tussen die twee dingen een nieuwe ontwikkeling, een nieuw ding ontstaat. Zo bv. de ontwikkeling van de kapitalistenklasse, de ontwikkeling van het socialisme.

De kapitalistenklasse ontwikkelt zich door de kapitalistische productiekrachten. Maar te midden van deze productiekrachten ontwikkelt zich ook het proletariaat. En door de ontwikkeling van beide, van de kapitalistenklasse en van het proletariaat, ontwikkelt zich de strijd tussen beide. En door deze strijd het nieuwe: uit het kapitalisme het socialisme.

De ontwikkeling van het kapitalisme is noodzakelijk, de ontwikkeling van het proletariaat is noodzakelijk, de strijd tussen beide is noodzakelijk, en door deze strijd alleen komt het socialisme, dat door deze strijd noodzakelijk wordt.

Zonderling om te horen dat men niet moet strijden, omdat de ontwikkeling van het kapitalisme noodzakelijk is.

De ontwikkeling van iedere fase van het kapitalisme is noodzakelijk, ook die van het imperialisme. Zonderling om te horen dat men daarom het imperialisme niet moet bestrijden. Men gelooft zijn ogen nauwelijks, als men dit een marxist beweren ziet.

Maar dat is toch ook nooit de leer, nooit de praktijk geweest!

Hebben wij ooit iets niet bestreden omdat het noodzakelijk was? Ja, wij hebben nooit iets dat noodzakelijk was willen vervangen door iets achterlijk. Maar dat willen wij ook nu niet.

De vergelijking van Cunow is onjuist. Eens hebben de arbeiders de machine willen vervangen door het achterlijke handwerk. Maar wij willen het imperialisme vervangen door het socialisme, een hogere ontwikkelingsfase dan het imperialisme.

Hebben wij soms de bond van werkgevers niet bestreden, omdat hij noodzakelijk was? Hij was noodzakelijk. Toch hebben wij hem bestreden. Hebben wij de trust, het syndicaat bestreden? Bestrijden wij ze? Ze zijn noodzakelijk. Maar wij bestrijden ze. Hebben wij het militarisme bestreden? Het is noodzakelijk, maar wij bestrijden het. Hebben wij de staat bestreden? Hij is noodzakelijk. Wij bestrijden hem. Hebben wij het steeds groter en sterker worden van de staat, van de regering bestreden? Het is noodzakelijk. Wij bestrijden het. Enz. enz.

Het kapitalisme tot nu toe was ook een noodzakelijke fase in de ontwikkeling. Maar de arbeiders hebben het niet zonder strijd over zich laten komen, zij hebben het bestreden. Cunow echter wil het imperialisme niet bestrijden omdat het noodzakelijk is!

Maar iets anders nog dient hier gezegd, dat beslissend is voor de vraag of wij tegen het noodzakelijke imperialisme moeten strijden.

Het is juist de strijd tegen het noodzakelijke, tegen elke noodzakelijke fase van het kapitalisme, het is deze strijd alleen, die ons sterker maakt. Onze grote voorvechters, leiders en massa, hebben tegen iedere noodzakelijke fase van de ontwikkeling van het kapitalisme gestreden, en zij hebben dit gedaan met alle kracht die zij hadden, en daardoor, daardoor alleen zijn zij sterker geworden.

Zij hebben adel en bourgeoisie, kerk en staat bestreden, zij hebben nooit een schrede terug willen doen, zoals Kautsky nu. En daardoor hebben zij het kiesrecht, arbeidswetgeving en het recht van vergadering verkregen. Daardoor verkregen zij vóór alles: Eenheid, bewustheid, grotere kracht.

Zij wisten dat èn het kapitalisme èn hun vijanden noodzakelijk waren. Maar zij wisten ook dat zij zelf en dat het socialisme noodzakelijk waren. Zij wisten dat het noodzakelijke het noodzakelijke bestrijdt. Maar dat het sterkste, hier het socialisme, overwint. En daarom streden zij steeds daarvoor met alle, steeds met hun uiterste kracht.

Cunow wil nu de strijd niet, omdat de tegenstander noodzakelijk is!

Als zij, onze voorgangers, datgene gedaan hadden wat Cunow nu wil, wat zou dan gebeurd zijn? Men stelle zich dit even voor ogen en men zal onmiddellijk het verkeerde van Cunows tactiek inzien.

Zij zouden overwonnen zijn, en in plaats van een schare, vechtend voor de vrijheid, met energie, inzicht, aaneensluiting, organisatie, vrijheidsliefde en macht, welke haar in staat stelde verder te strijden en tenslotte het kapitalisme te vervangen door socialisme, waren zij een menigte van slaven geworden, dof en laag en zonder enige macht. De strijd uit alle macht tegen het noodzakelijke heeft hen daarvoor behoed.

Zo willen ook wij nu strijden, uit alle macht, met alle middelen, die ons ter beschikking staan, tegen het noodzakelijke imperialisme, opdat wij niet worden tot een geestelijk, materieel en zedelijk wegzinkende massa van koelies, maar tot een zegevierend proletariaat.

Hier ziet men duidelijk het onderscheid in algemene opvatting tussen de oude marxisten en ons. Wij zullen het echter nog duidelijker, nog beslissender aantonen.

Wij zullen nu de argumenten weerleggen dat de wereld nog niet rijp zou zijn voor het socialisme, en, dat het kapitalisme nog niet kan vernietigd worden.

Cunow zegt: U tracht het imperialisme de weg te versperren, het te vernietigen. U wilt het vernietigen door massa-actie, door massastakingen, enz., u wilt het vervangen door het socialisme, en deze strijd van versperring, van vernietiging is onmogelijk, omdat het kapitalisme nog noodzakelijk is, het imperialisme nog een noodzakelijke ontwikkelingsfase van het kapitalisme is, het socialisme nog onmogelijk is.

Wij zouden hem kunnen voorhouden dat iedere door de socialisten gevoerde strijd tegen het kapitalisme, ook de kleinste vakverenigingsstrijd, een strijd tot zijn vernietiging is. En dat in alle fasen van het kapitalisme de socialisten, onze grote voorvechters, hun strijd altijd hebben opgevat als een strijd tot vernietiging van het kapitalisme. Hetzij door hun geweldige energie en vuur, hetzij door hun helder inzicht: zij hebben elke strijd zo opgevat alsof hij de verwezenlijking van het socialisme zou brengen. Dat heeft hun niet alleen hun weergaloze moed en hun kracht gegevens maar zij hebben, zo als wij verderop zullen zien, met deze opvatting ook in hogere zin gelijk gehad. [39]

Toch willen wij Cunows bewering voor een ogenblik als waar aannemen. Want hier ligt het knooppunt, de kern van de hele tegenstelling tussen de oude en de nieuwe marxisten, tussen de aanhangers van de oude en die van de nieuwe tactiek.

Het onderscheid tussen de oude ontwikkeling van het kapitalisme en de nieuwe, tussen die van de negentiende en die van de twintigste eeuw is dit: Het kapitalisme heeft zich nu ontwikkeld en ontwikkelt zich tot een hoogte waarboven geen hoger meer is. Boven de trust, het syndicaat, het monopolie bevindt zich niet nog een andere hogere hoogte. Dit op economisch gebied.

En wat de trust, het monopolie is op economisch, dat is het imperialisme op politiek gebied. Het imperialisme is de invoering, de uitbreiding van het kapitalisme over de gehele aarde. En juist door de trusts, de banken, de syndicaten, de financiële en industriële monopolies. Het is dus de uitbreiding van de macht der grote banken, trusts en syndicaten, van de monopolies over de aarde.

Maar verder dan het monopolie kan de ontwikkeling niet gaan, en verder dan de aarde voert geen weg, tenzij men de sterren kapitalistisch wil maken. De gehele aarde onder het beheer van de georganiseerde trusts, van de monopolies, dat is het toppunt van de kapitalistische productie.

Het kapitalisme is dus door het verdwijnen van de vrije concurrentie, door de vestiging van financiële, industriële en transport-monopolies, en door het imperialisme dat deze machten over de aarde verspreidt, aangeland in zijn laatste fase.

Men versta ons wel.

Wij weten dat dit proces eerst in zijn begin is. Wij weten dat het nog voor meerdere ontwikkeling vatbaar is. Nog is er eindeloos veel over uit het vorige tijdperk.[40] De reuzenmaatschappijen kunnen zich nog geweldig vermeerderen en uitbreiden.

En dit niet alleen. De monopolistische maatschappijen kunnen niet slechts kwantitatief veranderen. Zij zouden eens, in de toekomst, één lichaam kunnen vormen dat de gehele aarde omvat, en waar hun onderdelen zonder concurrentie naast elkaar leven. Het imperialisme zelf, de heerschappij over de wereld door de monopolies, zou van vreedzame aard kunnen worden, de staten zouden een wereldbond kunnen oprichten[41] als instellingen die niet langer elkaar beoorlogen, maar waarin de geweldige monopolies samen alle bewoners van de aarde uitbuiten, en alle winst voor zich nemen. Dit alles weten wij.

Maar wat wij zeggen willen is dit: deze ontwikkeling, hoger dan welke iemand zich een andere kapitalistische ontwikkeling kan denken, en die door de socialisten steeds is beschouwd als de basis van hun eigen maatschappij, deze ontwikkeling is weliswaar nog in aanvang, maar toch is ze begonnen.

Wat zijn wezen aangaat heeft het kapitalisme zijn laatste ontwikkelingstrap bereikt. Naar zijn wezen, het mag zich nog zo uitbreiden, vergroten, en zelfs zijn strijd omzetten in vrede, naar zijn wezen is door de financiële en andere syndicaten, en door het imperialisme, daar de basis van de nieuwe maatschappij.

Dat is het onderscheid tussen toen en nu, tussen de tijd van Marx en de onze, tussen de negentiende en de twintigste eeuw. Wat wil dat alles zeggen voor de strijd?

Dit. Ten eerste dat de strijd met oneindig groter middelen moet worden gevoerd. Met de massa-actie, zoals wij hebben aangetoond. Want wij staan nu tegenover reuzenkrachten waartegen de oude middelen niet langer voldoende zijn.

Maar ten tweede, dat de strijd tegen het kapitalisme voortaan steeds moet zijn - en vanzelf ook wordt - een strijd tot vernietiging van de tegenstander en tot de zege van het proletariaat.

Deze nieuwe formaties in de laatste fase van het kapitalisme, de imperialistische staat, trusts, syndicaten, en wij kunnen er bijvoegen: de ondernemersbonden, want ook zij zijn een soort van kartels, monopolies van de strijd, deze formaties zijn zo geweldig, omvatten zo volkomen en doortrekken zozeer de hele maatschappij, het gehele nationale en internationale leven, dat een strijd er tegen de hele wereld doet wankelen en een strijd is tegen de kapitalistische maatschappij zelf.

Het grote geconcentreerde kapitaal dooradert zoals het bloed het lichaam, zozeer de gehele industrie, het gehele transport en de handel, dat een geweldige slag tegen een van de onderdelen het hele lichaam trillen doet. De strijd van een deel van het kapitaal roept nu terstond de andere delen op, een politieke beweging richt zich tegen de hele maatschappij, een grote staking richt zich tegen de staat.

Daar de trusts, de monopolies, de grootbank, en dus ook het imperialisme, dat ze over de hele wereld verbreidt, de hoogste vormen van kapitalisme zijn, waarop reeds nu de hele maatschappij berust, daar deze formaties nu al het geraamte zijn van de gehele maatschappij, kan de strijd er tegen voor de socialisten niet anders zijn dan de strijd om het kapitalisme te vernietigen. En daarom ook is nu elke strijd die tegen de hoogste vormen van het kapitaal wordt gevoerd, tegen de reusachtige ondernemersbonden, de syndicaten en het imperialisme, voor de socialisten noodzakelijk en vanzelf een strijd voor het socialisme.

Nu te zeggen, zoals Cunow doet, dat men het imperialisme niet moet bestrijden om het te vernietigen, betekent dus niets anders dan te zeggen dat de strijd tot vernietiging van het kapitalisme moet worden opgegeven. Dat betekent dus ook niet anders dan de strijd tot verwezenlijking van het socialisme op te geven. En daar de strijd nu bestaat uit een reeks van zodanige pogingen die het gehele kapitalisme dreigen te vernietigen, betekent de raad het imperialisme niet te bestrijden niet anders dan geen van deze strijden te strijden.

Want deze strijden tegen een syndicaat, een trust, een geweldige ondernemersbond, een imperialistische staat, zij zijn een strijd om het kapitalisme te vernietigen, en het socialisme te grondvesten, niets meer of minder dan de strijd tegen het imperialisme. Wie die ene strijd niet wil voeren, raadt ook de andere af. Dus betekent de raad van Cunow elke strijd, de gehele strijd op te geven.

Maar nog veel duidelijker blijkt de noodzakelijkheid van de strijd en het verkeerde van Cunows raad, wanneer men zich de hele ontwikkeling van de strijd tussen proletariaat en kapitaal, zoals die van nu af aan zal verlopen, en de zege van het socialisme zoals die zal komen, voor ogen stelt.

De laatste ontwikkelingstrap van het kapitaal, die het nu bereikt, is een langdurig proces van tientallen jaren. Ook de strijd van de arbeidersklasse tegen deze nieuwste vormen van het kapitaal, die nu begint, is een proces van tientallen jaren, een proces van de groei van de macht van de arbeidersklasse. Maar ook de zege van de arbeidersklasse is een proces van tientallen jaren. De zege van het socialisme is geen catastrofe die plotseling komt.

Daar de zege van het socialisme een proces, een lange rij van strijd is, overwint voorlopig geen enkele strijd het kapitalisme. Geen enkele strijd vernietigt het voorlopig.[42] Iedere strijd is slechts een poging om het kapitalisme te vernietigen, het socialisme tot overwinning te voeren.

Iedere overwinning die van nu aan wordt behaald, over de nieuwste vormen van het kapitalisme, over de grootbanken, een trust, een ondernemersbond, een syndicaat, of de imperialistische staat, over het imperialisme, iedere zodanige overwinning waardoor de arbeidersklasse in deze strijd stijgt naar hogere organisaties, naar hoger bewustzijn en zelfvertrouwen, naar hogere macht, iedere overwinning is desondanks een overwinning van het socialisme, juist omdat deze vormen de hoogste, de laatste vormen van het kapitalisme zijn. Een overwinning over de hoogste vormen van het kapitalisme vernietigt ten dele het kapitalisme, en is daarom een overwinning van het socialisme.[43] Om dit duidelijk te maken willen wij twee schitterende voorbeelden aanvoeren.

Wanneer het de arbeiders zou gelukken ook maar een syndicaat in de macht, in de handen van de arbeiders te brengen, zou dat nog niet de vernietiging van het kapitalisme, niet de verwerkelijking van het socialisme, maar toch de overwinning van het socialisme, een deel van zijn zege zijn.

Wanneer het de arbeiders kon gelukken door hun massa-actie een imperialistische oorlog te verhinderen, zou dat niet de vernietiging van het kapitalisme, niet de vestiging van het socialisme zijn, maar toch de zege van het socialisme, een deel van zijn zege.

Een machtsvermeerdering, een deel van de almacht die de arbeidersklasse eens zal veroveren. En de reeks van zulke pogingen en overwinningen, steeds geweldiger, steeds meer de hele maatschappij omvattend, zal de gehele zege uitmaken.

Wie de zaak zo, dus naar waarheid beziet, en de strijd, de opgang, de zege van het socialisme als een proces opvat, die ziet wat het betekent als men de strijd tegen het imperialisme niet wil voeren omdat men zogenaamd het kapitalisme nog niet ten val kan brengen. Deze strijd moet het niet geheel ten val brengen, dat gaat niet eens op. Hij moet het verzwakken, zo dat het eens zal vallen.

Het betekent dat men het kapitalisme in het geheel niet meer wil ten val brengen, niet meer wil overwinnen.

Daar het imperialisme slechts een van de hoogste ontwikkelingsvormen van het kapitalisme is, een onder vele, alle gelijk in kracht, wiens bestrijding het kapitalisme evenzeer doet wankelen, evenzeer met vernietiging bedreigt, betekent het niet vernietigen, het niet overwinnen willen van het imperialisme, het niet overwinnen willen van al deze vormen.

Wanneer men het imperialisme en dus de hoogste uitingen, de hoogste vormen van het kapitalisme niet wil overwinnen, dan wil men in het geheel niet overwinnen. Dan heeft men de wil om te overwinnen niet meer.

Daar de zege van het socialisme een reeks van partiële overwinningen over de hoogste vormen van het kapitalisme is, betekent het niet-willen-overwinnen van het imperialisme, het opgeven van de zege van het socialisme.

En dan ziet men eindelijk geheel klaar dat deze raad niet anders is dan het opgeven van elke strijd in deze fase van het kapitalisme tegen zijn hoogste uitingsvormen, het niet-willen van iedere overwinning over deze vormen, en dus de algehele onderwerping van het proletariaat aan deze vormen. En dat is wat Cunow wil. Hij wil onderwerping.[44]

De twee geweldige ontwikkelingsprocessen van onze tijd groeien. Het kapitalisme en de arbeidersbeweging. Het kapitalisme bereikt een trap waarop het zich reusachtig versterkt, door monopolies en door het imperialisme, dat deze verbreidt over de aarde. De fundamenten voor het socialisme worden gelegd. En nu, juist nu raadt Cunow de arbeidersklasse aan de strijd tot verkrijging van het socialisme, tot vernietiging van het kapitalisme, niet te strijden. Zich niet krachtig te maken door het enige middel dat voor haar bestaat: de strijd.

De kapitalisten vermeerderen hun macht. De arbeiders moeten blijven stilstaan.

De kapitalisten van alle landen storten zich op het wereld proletariaat. En nu, juist nu raadt Cunow het wereldproletariaat aan zich niet te verenigen in massa-actie, maar zich ieder voor de kapitalisten van zijn volk te laten slachten. Bij miljoenen vermoord te worden, na de oorlog de organisaties vernietigd te zien, internationaal verdeeld te zijn, een geweldige werkloosheid tegemoet te gaan en verpletterd te worden onder de staatsschulden. Dat is de raad van Cunow.

Wanneer de arbeiders deze raad opvolgen, dan storten zij in een afgrond van geestelijke, zedelijke en stoffelijke ondergang. Wanneer het proletariaat zich aan het imperialisme onderwerpt, dan onderwerpt het zich aan het bankkapitaal, de trust, het syndicaat, de ondernemersbond, de imperialistische regering, het absolutisme, de oorlog. Dan vervalt het in de diepste slavernij. Dat is het wat Cunow aanraadt.

Wij echter raden het proletariaat aan het imperialisme te bestrijden als een verenigt internationaal proletariaat. Wij geloven dat deze vereniging, evenals het imperialisme in de geschiedenis van het kapitaal, een noodzakelijke fase in de ontwikkeling, in de beweging van het proletariaat is. Wij willen tegenover het internationale wereldkapitaal dat voor zijn ontwikkeling over de aarde strijd, het internationale proletariaat stellen. Wij willen de levende productiekrachten, de arbeiders, door strijd tegen het imperialisme, tegen deze noodzakelijke fase in de ontwikkeling van het kapitaal, hun noodzakelijke fase doen doorlopen: de internationale vereniging tot een internationale van de daad, van de strijd. Slechts op deze wijze zal het proletariaat overwinnen.

Cunows raad - de draagwijdte ervan - komt dus hierop neer:

Hij raadt het proletariaat aan niet te strijden, zich niet door strijd te versterken, de strijd tegen de hoogste vormen van het kapitalisme, d.w.z. de strijd voor het socialisme niet te voeren. De wil tot strijden, tot overwinnen op te geven, en zich te onderwerpen aan de kapitalisten in hun hoogste fase. Dat alles ligt in Cunows raad om het imperialisme niet te bestrijden opgesloten. En deze raad verbergt hij, zoals al deze radicalen, onder marxistische leuzen, onder zegswijzen uit een vroegere periode, onder een valse schijn.

Wij keren nu tot het uitgangspunt van onze bespreking over Cunow terug, en roepen nu, in het licht van de opvattingen die wij gaven, nu dat wij weten wat te verstaan onder noodzakelijkheid van het imperialisme, noodzakelijkheid van het kapitalisme, vernietiging van het kapitalisme, rijpheid tot en zege van het socialisme, de arbeiders tegenover Cunows bewering onze, nu duidelijk geworden, opvattingen toe.

Het vormen van syndicaten, trust, kartel, monopolie en het imperialisme dat ze over de aarde verbreidt, zijn zo ver gevorderd dat het proletariaat de strijd er tegen, d.w.z. dus de strijd voor het socialisme, moet beginnen. Door deze strijd alleen kan het krachtig worden en rijp voor de overwinning.

Vooral in Duitsland en Engeland is de organisatie van de productiekrachten, de beheersing van de grootste productietakken door het gecentraliseerde bankkapitaal zo groot, dat deze staten rijp zijn voor het socialisme. Ook is de organisatie van de arbeiders in deze beide landen zo machtig dat zij de productie in handen zouden kunnen nemen.

Onder de leiding van deze beide landen zal het proletariaat van Europa, van de wereld, de hoogste uitingsvormen van het kapitaal, de monopolies en het imperialisme, langzamerhand overwinnen, en eindelijk het socialisme kunnen grondvesten.

Het proletariaat van Europa moet daarom de strijd tegen het imperialisme opnemen.

Het proletariaat van Europa staat op een kruispunt. Het kan zich verbinden met de revisionisten en de radicalen aan de ene zijde, en de revolutionairen aan de andere. Het moet kiezen.

Na deze bespreking van Cunow keren wij tot Kautsky terug.

Deze radicalen weten dus over de imperialistische oorlog niets anders te zeggen dan: laat hem maar over u gaan. Hij is onvermijdelijk.

Zij leren de passiviteit.

Hoe komt dit alles? Wat is de oorzaak hiervan?

Kautsky was een zeer goede wegwijzer, en de radicalen waren zeer goede wegwijzers en leiders, zolang de verhoudingen in het kapitalisme dezelfde, over het algemeen, waren als tijdens het leven van Marx en Engels, zolang er nationaal gestreden moest worden voor de stichting en uitbreiding der nationale partijen in ieder land. Zolang er op gewone wijze in parlement en vakvereniging moest worden gestreden. Zij waren zeer goede wegwijzers van de eerste eenvoudige en betrekkelijk nog gemakkelijke weg, zij waren vooral zeer goede verklaarders van die weg, verlichters voor het proletariaat van de oorzaken die het proletariaat tot die eerste eenvoudige actie moest drijven, de bewegingen van het kapitaal, van partijen, van patroons, van regeringen, de klassenverhoudingen in die tijd van het kapitalisme.

Maar de strijd ontwikkelt zich. Het kapitaal neemt vormen aan die Marx gedeeltelijk wel heeft voorzien, maar niet gezien. De trust komt, de grootbank wordt leider van de gehele economie van de wereld, het imperialisme komt. De overvloed en de concentratie van het kapitaal doet alle staten in één actie, het veroveren der wereld, gelijktijdig, tegen het gehele proletariaat der wereld optreden, het imperialisme begint de reeks van zijn oorlogen. Een andere wijze van handelen dan in het parlement alleen door vertegenwoordigers, of in vakverenigingen door een deel van het proletariaat en hun leiders, wordt nodig. De massa, de nationale massa en de internationale massa van de wereld moet op het toneel, zij alleen kan de geweldige nieuwe machten van trust en wereldkapitaal overwinnen. Daar deinzen Kautsky, Bebel, Van der Goes, Guesde en Hyndman, en met hen vele anderen, terug, en weten niet wat te doen. Beter is het maar niets te doen en de economische ontwikkeling, de ontwikkeling van het kapitalisme, van de dingen, de werktuigen, de productiekrachten, van het kapitaal, te laten gaan zoals zij willen. Beter is het - want zich niet verzetten in de strijd is meegaan - mèt het imperialisme, mèt de oorlog, te gaan.

In de oude voorgaande periode waarvan Kautsky de theoreticus is geweest, was alles zeer eenvoudig en klaar. In ieder land moest de arbeider “socialist” worden. Hoe klaar is het dat hij tot zijn vakvereniging behoort en tot zijn partij! Dat hij staakt voor zijn vak en stemt voor zijn belang. Het onmiddellijke belang eist het. Niet veel verstand, niet veel moed vereisen, nadat de eerste strijd is gestreden, die daden, al is het ook een grote vooruitgang bij de vorige slavernij, om ze te doen.

De economische omstandigheden wijzen in die tijd de arbeider van zelf de weg. De economische omstandigheden zijn sterker dan de mens.

Voor die tijd was Kautsky de goede theoreticus en deze leiders de goede leiders.

Maar het imperialisme komt, en valt het wereldproletariaat aan. Nu geldt het niet meer van te strijden door vertegenwoordigers alleen. Nu geld het te strijden voor alle proletariërs, direct. En zelf. Niet met de leuze, met de grote frase, maar met de daad. Nu geldt het zelf op te treden tegen de regering! Het imperialisme maakt de strijd voor het eerst tot wereldstrijd. Nu geldt het eindelijk het vaderland af te zweren. Nu is de vijand niet meer het Duitse kapitalisme, maar direct, ook het Russische, ook het Franse, ook het Engelse. De vijand, de werkelijke, niet alleen de theoretische, maar daadwerkelijk de praktische vijand is van nu af aan, en voor goed, totdat het socialisme gekomen is, het wereldkapitaal. Het geldt dus, de massa, zelf direct op te treden tegen alle regeringen.

Het geldt nu voor de arbeider zelf groot te worden. Nu geldt het voor de massa zelf groot te zijn. Het geldt nu voor de massa om socialistisch te worden. Het geldt nu voor de massa waarlijk socialistisch te handelen. De massa mag nu niet meer onwetend, laf, lauw, dof of onverschillig zijn. Zij mag niet meer middensoort zijn, niet meer laag. Nu gaat het om het karakter van de massa. Dit moet veel hoger dan vroeger worden.

Vanuit de passieve strijd moet het proletariaat stijgen tot de actieve, vanuit de kleine strijd door vertegenwoordigers, moet het proletariaat - zelf, alleen - zonder leiders of met de leiders als bijzaak, de geweldige stap doen tot alleen handelen tegen het allersterkste kapitaalwezen, de sterkste maatschappelijke kracht, die ooit bestond het imperialistisch wereldkapitaal. Vanuit de kleine nationale strijd door vertegenwoordigers moet het proletariaat, en moet de proletariër, naar de grote internationale - op zich zelf, alleen.

Natuurlijk zijn ook nu de drijfkrachten van dit alles de economische krachten. Het is, evenals in de vorige periode, de ontwikkeling van de arbeid, in dit geval de in de syndicaten enz. geconcentreerde arbeid, die de arbeiders brengt tot dit nieuwe begrip en daad. Maar hoeveel hoger is het begrip en de daad dan in de vorige periode. Hoe moeten begrip en gevoel en daad van het proletariaat groeien om deze strijd te beginnen.

Kautsky, Guesde, helaas de radicalen van het vorige geslacht,[45] kunnen niet meer mede. Zij blijven achter en menen dat een nieuwe strijd niet mogelijk is. Zij begrijpen die nieuwe strijd niet. Zij zien niet dat zelfs voor het verkrijgen van hervormingen de massa-actie nu nodig is. Zij zien niet dat zij alleen tegen het imperialisme en de oorlog baten kan. Zij zien niet dat het imperialisme van alle landen zich tegelijk richt tegen elk proletariaat. Zij zien niet dat het proletarische belang is niet meer voor het imperialistische vaderland te strijden, maar samen tegen het imperialisme van alle landen. Zij zien niet de nieuwe internationale wereldactie van het proletariaat tegen het imperialisme. “Vecht maar voor uw vaderland. Het kan niet anders.”

Zij zien niet dat het imperialisme eindelijk - voor het eerst - de proletariërs aller landen verenigt.

Marx meende, in de eerste plaats, dat de communisten vooraan moeten gaan. Dat zij in de beweging de toekomst van de beweging vertegenwoordigen. Kautsky, de radicalen, blijven achter bij de beweging.

Marx was economisch determinist, historisch materialist. Dat wil zeggen dat hij meende dat als de ontwikkeling van de productiekrachten een klasse omhoog stuwt naar de zege, de geest van die klasse alle moeilijkheden die de strijd haar stelt, kan overwinnen. De vraagstukken die de maatschappij, dat is de mens zich stelt kunnen door de mens worden opgelost. Marx leerde dus, voor wie hem begrijpt, dat de geest de wel niet vrije, maar toch machtigste economische factor is, die tenslotte telkens weer en telkens weer, in altijd nieuwe verhoudingen, de maatschappij maakt, schept.

Kautsky meent dat de economische omstandigheden, nu het kapitalistische imperialisme, sterker zijn dan de door die verhoudingen geschapen en door haar opkomende, arbeidersklasse, dat zij ze niet te boven kan komen. Dat de al zo geweldig sterke arbeidersorganisaties zich zonder werkelijke strijd moeten overgeven. Daarom zegt hij: u kunt niet anders dan uw vaderland voor het imperialisme dienen. U kunt geen nieuwe methode volgen, geen nieuwe actie. U moet u buigen.

De klasse van de toekomst moet zich volgens hem voor het imperialisme buigen. Zij moeten onder het imperialisme, dat alle staten tot aanvallende staten maakt, aanvallend op elkaar, aanvallend op koloniën met zwakke bevolkingen, aanvallend op het wereldproletariaat, voor het imperialisme van hun vaderland vechten. Zij moeten dus aanvallen op de bewoners van die koloniën en op het wereldproletariaat!

Zij moeten dus aanvallen op zich zelf.

Zij moeten, mèt het imperialisme, mèt het kapitalisme, voor hun imperialistisch vaderland, zichzelf en het wereldproletariaat voeren tot ontzaglijke verzwakking, tot misschien voor jaren ondergang.

En dat moeten zij doen zonder zich te verzetten op de wijze die de sterkste is, die zij ze1f al hebben gevonden: de massa-actie tot het uiterste!

Hiermede heeft Kautsky, in zijn nieuwe vorm, als theoreticus van dit radicalisme, voor ons opgehouden te zijn de theoreticus voor de praktische strijd van het proletariaat.[46]

Want dit is niet langer, noch klassenstrijd, noch revolutionair marxisme, noch ook historisch materialisme. Dit is het opgeven van de klassenstrijd in economisch en politiek fatalisme. En dit dachten en zo spraken, schreven, en handelden met hem de radicalen in Duitsland, en met en door hen een menigte van arbeiders.

En als dat in Duitsland zo was, hoe moest het dan in andere landen zijn waar die radicalen of weinig of niet gevonden worden. In Frankrijk, waar het marxisme nog altijd geen vaste bodem vond. In Engeland, waar de arbeidersklasse zonder theorie handelt naar het toeval der gelegenheid.

Of in Holland, waar een hele partij jarenlang handelt naar de wil van, waar het zwakke proletariaat gevallen is in handen van één man, die - belachelijk schouwspel! - de geweldigste wereldbewegingen meet naar de maatstaf van zijn geringe persoonlijke eerzucht.

Het zijn dus ook de radicalen, of de zogenaamde marxisten, die het proletariaat tot zwakheid hebben gebracht, waarvan wij nu getuigen waren. Zij zijn, naast de onkunde van de arbeiders en het reformisme, mee de oorzaak dat de arbeiders niets hebben gedaan, maar zich hebben overgegeven aan het imperialisme. Zij zijn mee de schuld van het nationalisme en chauvinisme van de massa. Zij zijn dus ook mee verantwoordelijk voor al wat na de oorlog gebeurt, of gebeuren kan. De verscheuring van het proletariaat, zijn verzwakking als strijdende klasse, zijn mogelijke ondergang voor jaren.[47]

Samenvattend kunnen wij dus zeggen dat reformisme en radicalisme, d.w.z. dus de binnenlandse politiek van de sociaaldemocratische partijen, de oorzaak zijn van de machteloosheid van het proletariaat bij deze oorlog. De zwakheid van de nationale politiek tegen de heersende klassen is de oorzaak van de zwakheid der Internationale tegen het imperialisme.

Onder de invloed van deze krachten: het voortdurend bezig zijn in vakvereniging en partij met het kleine en nationale, het reformisme, terwijl het imperialisme naderde, verbeteringen beloofde door samenwerking met de burgerlijke partijen, en dat in het tijdperk van het imperialisme een koloniale politiek wilde voeren, het oude radicalisme dat, ondanks dat de massa met massa-actie nationaal begon, deze tegenhield, onder het algemeen onverstand dus van het imperialisme, en tenslotte ook omdat niemand begreep dat internationale actie het enige verweermiddel tegen het imperialisme is, en geen enkele nationale partij iets tegen het wereldimperialisme vermag zonder de andere nationale partijen. Dat internationale actie van de massa dus noodzakelijk is, - door al deze krachten is het dat het proletariaat zo goed als verstandeloos meedoet aan de oorlog, zijn enorme en machtige organisaties niet heeft gebruikt, weerstandloos meedoet met het imperialisme, in zoveel delen nu gescheiden is als er naties zijn, de Internationale is gescheurd en ineen gestort, en de internationale sociaaldemocratie op de ellendigste wijze haar eigen zaak verraden heeft en overgeleverd aan een toekomst, die de grootste gevaren in zich sluit.[48]

Het imperialisme is voor het proletariaat nog te machtig gebleken. Het kapitaal had zich geestelijk veel sneller ontwikkeld dan het proletariaat. De machtige bourgeoisie had alles gedaan voor haar groei.

De slaven hadden, als altijd, de groei van de macht van hun meesters niet gezien. Zij hadden, als altijd, hun macht daartegen niet gevormd.

IX. De marxistische richting De nationale en internationale massa-actie

En nu is de eerste imperialistische wereldoorlog gekomen. Nu kan het proletariaat zien, en aan het lichaam voelen, en met de geest begrijpen, wat het imperialisme is.

Ging het imperialisme te snel voor zijn begrip, de economische ontwikkeling zorgt, zo als altijd, - door de feiten - dat het het toch moet gaan begrijpen. En nu zal het ook kunnen oordelen, welke strijdwijze, welke van de richtingen, die in het proletariaat aanwezig waren, de juiste is geweest.

Opdat het proletariaat dit nu zal kunnen beslissen, moeten wij nog een richting bespreken die wij tot nog toe, omdat zij zo goed als geen invloed heeft gehad en dus niet mee de houding van het proletariaat en zijn toekomst, en die der Internationale heeft bepaald, zijn voorbij gegaan.

Er was ook nog een andere richting in de Internationale, behalve de reformistische en radicale. Dat was de onze, die wij verdedigen in dit geschrift. De Revolutionaire. Het was die van een zeer klein deel van de Internationale.

Wij meenden, dat de arbeidersklasse, sinds het imperialisme zijn doel en karakter duidelijk vertoonde, een revolutionaire strijd tegen de kapitalistische klasse in Europa en Amerika had moeten beginnen.

Toen het duidelijk werd dat het imperialisme - met zijn begeleidende en uit dezelfde bron ontspringende verschijnselen: trusts, syndicaten en geweldige ondernemersbonden, aldoor sterker militarisme, steeds groeiende belasting en onderdrukking van de arbeidersklasse, duurte, economische machteloosheid van de arbeiders, stilstand van arbeidswetgeving en oorlog bracht - met sterker imperialisme in het verschiet - toen het bleek dat alle burgerlijke partijen in alle landen het imperialisme steunden, was er naar onze mening maar één strijd mogelijk: de revolutionaire politieke strijd.

Van toen af aan hadden alle compromissen en verbonden met de burgerlijke partijen moeten zijn opgezegd en geweigerd. Alle toegemoet komingen. Alle posten in regeringen en verantwoordelijke lichamen. De hele nationale politiek had alleen revolutionair moeten zijn.

En daar het toen duidelijk werd dat de actie van de vakverenigingen en de parlementaire groepen, zoals die tot op dat ogenblik gevoerd werd tegenover het imperialisme dat alle partijen van de bourgeoisie verenigt en hen waarlijk tot één massa maakt, niet meer voldoende waren, had, naar onze mening, naast de oude middelen, in alle landen de massa-actie moeten worden gepropageerd in alle vergaderingen, bladen, geschriften en parlementen. En vooral de machtigste massa-actie. De massa-staking.[49]

Maar daar het imperialisme alle kapitalistische naties tegelijk tot één en dezelfde actie tegen het proletariaat brengt, moest deze massa-actie tegen het imperialisme, naast een nationale, vooral en in de eerste plaats een internationale zijn. Wij meenden dat het internationale imperialisme alleen door internationale massa-actie kan worden overwonnen, bestreden.

Het proletariaat had zich dus dag en nacht moeten voorbereiden op de komende strijd tegen het imperialisme, internationaal. Het imperialisme had tot hoekpunt van de gehele politiek moeten gemaakt zijn. In alle couranten, in alle vergaderingen, in alle geschriften, van de gehele strijd.

Omdat dat, als hoofdzaak in deze periode, de arbeiders onderdrukte en alle vooruitgang voor hen tegenhield. Omdat dat hen in de toekomst met achteruitgang bedreigde. Omdat dat hun klasse, misschien, bedreigde met ondergang. Hier lag het punt, waarom het in de naaste toekomst, en tot in de verre toekomst, zou gaan. Hier was het slagveld, hier het front.

Het imperialisme - geen enkele andere zaak - noch het kiesrecht, noch de arbeidswetgeving - de strijd waarvoor het juist vernietigde - noch tollen en invoerrechten, noch het onderwijs, noch de kerk, verhief zich als de schitterende hoogste kracht van het kapitalisme, voor de ogen van de arbeiders, als hoogte, als hoogvlakte, als gevechtsterrein.

En het imperialisme is niet alleen de hoogste materiële uiting van het kapitalisme tot nu toe, het is ook het hoogste ideële beeld van het kapitalisme. Het is de hoogste, laatste, ideologie der bourgeoisie. Het is haar enig haar nog blijvend ideaal. De godsdienst van de bourgeoisie is dood, haar filosofie is dood, haar kunst is dood, maar zij heeft de verheffing van de macht, van het brute geweld, van de macht over de wereld tot haar geloof, haar ideaal, de grond en het doel, het begin en het eind van haar klassendenken gemaakt. Het imperialisme, de wereldmacht, van haar als natie, als groep van heersenden, is haar God.

Daar tegen, tegen het imperialisme in zijn stoffelijke en geestelijke uitingen, had, naar onze mening, de gehele stoffelijke en geestelijke strijd van de arbeiders moeten gaan.

Zij hadden tegenover het brute geweld van het imperialisme hun materiële kracht, de massa-actie, de massa-staking, tegenover het imperialistische idealisme hun socialistisch ideaal moeten stellen.

Wij zeggen dit niet nu. Het kan algemeen bekend zijn dat de partij, waartoe de schrijver de eer en het geluk heeft te behoren,[50] deze dingen al jarenlang heeft gezegd. Maar het proletariaat kan nu zelf oordelen. Het vergelijke nu het reformisme, het radicalisme, en onze richting, de marxistische.

Het ziet nu zelf wat het reformisme is en deed. Van al de beloften van de reformisten is niets gekomen. Noch kiesrecht, noch staatspensioen, noch andere sociale wetgeving, noch betere belastingen. In geen enkel groot-imperialistisch land van Europa, waar alle of enkele van deze dingen door de arbeidersklasse werden geëist.[51] Van al hun beloften kan ook in de toekomst niets komen, als de staten door de oorlog te verarmd zullen zijn en de arbeiders met lasten zullen worden overladen.

Zij hebben het imperialisme gesteund. Toen de oorlog kwam zijn zij meegegaan met volle instemming. En de radicalen?

Ze hebben niet de regering in het gezicht geslingerd dat zij loog, dat zij huichelde om het arbeidende volk mee te krijgen als soldaten voor de winst van het kapitaal. Maar zij zijn zelf, door het toestaan van de kredieten, meegegaan met de leugen en de huichelarij van de bourgeoisie, tegen het proletariaat. De radicalen hebben de massa ontmoedigd en hebben niets gedaan om de oorlog tegen te houden. Toen de oorlog kwam hebben zij zo goed als alle voor de oorlog gestemd.

Wanneer wij denken aan al de redevoeringen en artikelen van de radicalen in Duitsland gedurende de laatste twintig of dertig jaren, aan hun verklaring dat het proletariaat de enige borg, de vaste verdediging van de vrede was, aan hun dreigen dat de regeringen het niet licht meer zouden wagen de oorlog te ontketenen uit vrees voor het proletariaat en de revolutie na de oorlog, en wij vergelijken daarmee hun niets doen, hun tegenhouden van de massa-actie en hun stemmen voor de oorlogskredieten, dan komt ons een rij van andere Duitsers, van andere Duitse parlementariërs in de geest. De liberalen van 1848.

Evenals die bogen voor vorsten en adel, zo de radicale sociaaldemocraten voor de keizer, de vorsten, de jonkers en de bourgeoisie. Dezelfde moed met woorden voor de slag! Dezelfde lafheid in het gevecht. Nog altijd dezelfde slavengeest.

Wij zeggen dit opzettelijk zo scherp als dit optreden der radicalen het verdient, niet om deze mannen te kwetsen, maar om aan het proletariaat, het Duitse in de allereerste plaats, te laten zien dat er in de strijd van het proletariaat tegen het imperialisme geen tussenweg mogelijk is, dat men moet zijn of vóór of tegen, en dat er maar één waarlijk afdoend wapen tegen het imperialisme bestaat, nl. de revolutionaire actie van de massa zelf.

Want de radicalen kwamen tot zulk een, met hun eigen verleden zo totaal in tegenspraak zijnde lafheid, omdat zij voelden dat er geen massa achter hen stond.

Hun eenzaamheid, hun niet gesteund worden door de massa, dat zij zelf hadden gewild, maakte hen bang. Toen verrieden zij de zaak van het proletariaat.

En wat bij de reformisten geldt, dat geldt ook hier: Als dat in Duitsland bij de radicalen zo was, hoe moest het dan wel in de andere landen zijn.

Men ziet slechts naar Frankrijk… waar Guesde minister werd, naar Engeland waar Hyndman de arbeiders letterlijk ophitst tegen Duitsland. Naar Holland, waar de eens radicale voorzitter van de SDAP in een hoofdartikel in het partijorgaan Het Volk, het voorstel deed dat Nederland Duitsland de oorlog aan zou doen.

Zo waren de reformisten en de radicalen. Dit hadden zij van de strijd van het proletariaat gemaakt.

Hiertegenover stellen wij datgene waarvoor wij propaganda hebben gevoerd, en wat wij, zover wij konden, hebben gedaan. Wij zijn klein, wij hebben niet veel macht. Wij kunnen dus niet veel uitvoeren van wat wij willen.

Wij hebben in de eerste plaats, sinds de werking van het imperialisme duidelijk werd, het proletariaat aangeraden met alle burgerlijke partijen te breken. Wij hebben in de tweede plaats voortdurend voor de actie van de massa, naast de gewone parlementaire en economische, gepropageerd.

Maar toen deze oorlog tenslotte kwam, voor het eerst dreigde, bij de Balkanoorlog en de spanning tussen Rusland en Oostenrijk, hebben wij op het congres van Bazel in 1912, voorgesteld dat de proletariërs van alle landen op één wenk van de Internationale een proteststaking zouden houden, als waarschuwing aan de regeringen en als voorbereiding voor zichzelf.[52]

Zodra de oorlog nu, in 1914, werkelijk kwam, hadden naar onze mening de proletariërs van alle landen zoveel mogelijk gelijktijdig moeten optreden. Op de zaterdagavond, toen het ultimatum van Oostenrijk aan Servië bekend was geworden, demonstreerde de Berlijnse bourgeoisie (de studenten) vóór de oorlog. Op de volgende dag, zondag, had het Duitse proletariaat in alle Duitse steden, in zijn miljoenen opgeroepen door de Duitse partij, moeten demonstreren tegen de oorlog.[53]

De proletariaten van alle direct bij de oorlog betrokken mogendheden in de eerste plaats, maar ook van alle andere landen, hadden diezelfde zondag en, als dit niet mogelijk was, de volgende maandag, in alle steden van Europa, opgeroepen door de Internationale, moeten demonstreren tegen de oorlog. Wij hebben dit onmiddellijk geschreven in het blad van onze partij DeTribune.

Deze demonstraties hadden, op oproep van de Internationale en de nationale partijen, elke dag moeten zijn voortgezet. Elke dag en in steeds sterker mate. Zij hadden wanneer, zoals vanzelf spreekt, de politie en het leger opgetreden waren, met versterkte heftigheid en zo nodig, met geweld, elke dag moeten worden voortgezet en worden versterkt, zoals trouwens vanzelf zou zijn gegaan door algemene en massa-stakingen. Overal, in de allereerste plaats in de direct betrokken landen. En dit had moeten worden doorgezet tot het antwoord van Servië, tot de Rijksdag- en parlementsvergaderingen die over de oorlog zouden beslissen. En in die vergaderingen hadden alle kredieten moeten worden geweigerd overal, in alle landen, ook in de neutrale. Immers de mobilisatie tot verdediging is, onder het imperialisme, de voorbereiding tot de aanvalsoorlog en het imperialisme zelf.

En in alle parlementen had een rede moeten gehouden worden van ongeveer deze inhoud:

“Deze oorlog is een aanvalsoorlog van dit land. U wilt land veroveren. Wij weigeren daarom alle kredieten. Hij is een aanvalsoorlog van alle landen op elkaar. Wij weigeren daarom alle kredieten met onze broeders in alle andere landen. Hij is niet alleen een aanvalsoorlog van alle landen op elkaar, hij is ook een aanval van het wereldkapitaal op het wereldproletariaat, om het nog erger, nog talrijker uit te buiten, te onderdrukken en als mens en klasse te vernietigen. Wij zijn misschien nog te zwak om een oorlog te verhinderen, maar wij, gezamenlijke proletariërs aller landen, dreigen nu al met de revolutie na de oorlog.”

En terwijl de vertegenwoordigers van de partij zo spraken, had de actie van de massa tot het uiterste moeten zijn voortgezet. Dat was wat wij hadden gedaan, als wij de macht er toe hadden gehad. Wij, marxisten.

Dat is het ook wat wij in Holland, zover wij konden, hebben gepropageerd en zoveel wij konden voorbereid.[54]

Wij geloven dat, als in alle landen de tactiek naar het imperialisme was ingericht zoals wij dat jaren en jaren hebben gepropageerd, als men in alle landen het gevaar van het imperialisme had ingezien en daarom, voor deze periode, met de liberale en burgerlijke partijen had gebroken, en de massa in alle grote politieke en economische strijd tot de massa-actie had gebracht - zoals in Duitsland voor het Pruisisch kiesrecht - wij menen dat dan de regeringen, uit vrees voor de houding van de arbeiders bij een wereldoorlog, voorzichtiger waren geworden. Misschien wel de wereldoorlog hadden voorkomen.

Misschien had het niet geholpen, misschien hadden wij de regeringen niet kunnen weerhouden. Misschien was ook de massa van het proletariaat nog niet gekomen.

Waar wij menen dat dat laatste wel zou zijn gebeurd. Wij menen dat als bij het eerste conflict op de Balkan de stem van de Internationale terstond had weerklonken, die de arbeiders van de wereld opriep tot staking, reeds honderdduizenden waren gekomen. Reeds nu kwamen er 160.000 in Frankrijk alleen al.

Wij menen dat, als nu in juli 1914, te Berlijn en in alle steden van Duitsland de honderdduizenden, door de partij geroepen, terstond, toen het nog tijd was, waren gekomen. Wij geloven dat, als dit in Petersburg, in Moskou, in Riga en Odessa, in Lodz en Warschau, in Kiev en Charkow was gehoord, dat de honderdduizenden, de miljoenen van Duitse georganiseerde arbeiders waren opgetreden om te voorkomen dat zij en de Russische arbeiders elkaar vermoordden, zij ook daar in honderdduizenden waren gekomen. Wij geloven dat, als dit door Europa had weerklonken, dat de miljoenen Duitsers en de honderdduizenden, ja misschien ook miljoenen Russen elkaar niet slachten wilden, de arbeidersklasse, althans de georganiseerden van Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Scandinavië, België en Holland op deze zelfde wijze de Internationale bij honderdduizenden hadden geantwoord. Wij geloven dat ook in Engeland velen gekomen zouden zijn.[55] Wij geloven dat overal zeer vele ongeorganiseerden waren meegesleept.

Het proletariaat, dat algemeen staken kan voor een klein recht, een loonsverbetering, een kiesrecht, kan dat ook tegen de oorlog.

Wij menen dat, als dat verzet dag bij dag sterker en heftiger geworden was in Duitsland, Rusland en Frankrijk, de landen die bij het begin de doorslag moesten geven, ook in allerlei andere landen grote stakingen hadden plaats gehad.

Misschien waren wij toch niet machtig genoeg geweest om de oorlog tegen te houden.

Het kapitaal, de machtige grootbank (die alles leidt, waaraan alles gehoorzaam is uit de hoge en lage bourgeoisie), dit imperialisme met zijn idealisme, en het nationalisme, zijn slaaf, zijn nog te sterk. Waarschijnlijk.

Maar als wij tot het laatst toe hadden volgehouden, als in alle parlementen tot het laatste ogenblik, tot voor de tronen van keizers en koningen, de trotse weigering had weerklonken van het wereldproletariaat, dat eindelijk nu voor het eerst, en bij de eerste gelegenheid die zich bood in opstand kwam en weigerde zich te laten vermoorden voor het uitsluitend kapitaalsbelang, dan hadden wij althans onze plicht gedaan. Want dan was de eenheid, de hogere organisatie in de toekomst, de propaganda voor de toekomst na de oorlog, door ons bewaard, gehandhaafd, ja veel sterker, onwrikbaar en reusachtig geworden. Dan waren wij de leidster, de enige geworden voor al de onderdrukten in de wereld, die ons nu nog niet zien. Dan hadden wij gehandeld in overeenstemming met de ontwikkeling van het kapitalisme die door het imperialisme, het wereldproletariaat en wereldkapitaal tegenover elkaar stelt.

Dan hadden wij ons deze strijd, deze nederlaag misschien tot de basis gemaakt van de revolutie na de oorlog. Dan hadden wij de grondslag voor de overwinning in de toekomst gelegd. Dan was werkelijk de Internationale, de Internationale geweest.

Daarvan is niets gebeurd. Door de onkunde en de kleinheid van de arbeiders, het bedrog van de reformisten, de lafheid en besluiteloosheid van de radicalen, leed de Internationale de nederlaag.

De tweede Internationale ging dus in de praktijk te gronde doordat zij niet internationaal was. Zij was een verzameling van nationale organisaties, geen internationaal organisme. Zij heette, maar dacht noch handelde internationaal. Zij was de verzameling van organisaties, die niet internationaal waren noch handelden. Haar internationaal-zijn ging niet verder dan voor het imperialisme nodig was.

Terwijl het kapitaal door zijn trusts, banken, industriële wereldmaatschappijen meer en meer internationaal werkte, bleef de sociaaldemocratie nationaal. Terwijl het kapitaal, zij het dan ook nog vijandig onderling in zijn delen, de wereldstrijd begon om het bezit der aarde, terwijl het daartoe grote verbonden van naties sloot om de aarde gemeenschappelijk tegenover andere verbonden te verdelen, bleef het proletariaat klein en nationaal, zich bezig houden met de kleine nationale kwesties. Terwijl het kapitaal groot en heerlijk, zich het wereldvraagstuk stelde, hoe de aarde en haar bewoners aan zich te onderwerpen, kapitalistisch te maken door actie, door verovering en strijd, bleef het proletariaat klein en onbeduidend zich bezig houden met zijn beter loon en kortere werktijd en wetgeving van dit of dat, in het raam van zijn natie.

Terwijl de machtigste geesten van de bourgeoisie - bruut en alleen materialistisch, het is waar, en grof en laag, en tot een laag doel, het winstbejag - maar toch de ganse aarde omvattend en dus groot, hun plannen maakten en tot uitvoer brachten van wereldmarkt en wereldmacht, organiseerden de geesten der arbeiders en hun leiders zich slechts tot nationale, niet tot internationale macht.

Terwijl het internationale kapitaal zich op schitterende, overal, in alle grote staten, en zelfs in de kleinere, om de preciesheid, volkomenheid, snelheid en weergaloze organisatorische kracht, de hoogste bewondering afdwingende wijze zich toerustte tot de wereldoorlog tussen zijn delen onderling en tegen het wereldproletariaat, de bewoners van de aarde, rustte de Internationale der arbeiders zich in het geheel niet toe om die wereldoorlog af te weren. Het rustte zich toe tot niets.

Indien het internationale proletariaat maar een tiende, een honderdste gedeelte had bezeten van de organisatorische kracht, de doelbewustheid en de bliksemsnelle promptheid waarmee het kapitaal jaren van te voren zich toerustte, jaren van te voren alles voorzag, en in twee dagen (de inval in België) uitvoerde wat voor de wereldverovering allereerst nodig was, dan had het proletariaat nog een goed figuur gemaakt. Maar het deed niets, het had niets voorzien.

Het kapitaal werd in de hoogste mate actief, in wereldactie. De Internationale werd passief. Zij deed niet wat zij moest doen, wat de tijd eiste. Zij kwam niet tot wereldactie.

Zij werd dus weer, wat het proletariaat vroeger altijd geweest is, een radeloze massa die de grote gebeurtenissen van de geschiedenis over zich heen moet laten gaan.

De Internationale was verrot. Zij was ijdel en leeg. Zij bestond uit partijen die niet internationaal waren. Van die partijen was zij de schijnbare bond.

De arbeiders, haar leden, waren voor het overgrote deel een massa op verbetering belusten, die zich lieten bedriegen en tegenhouden door een schijn.

Zij die de werkelijke ontwikkeling begrepen en handelen wilden, waren met weinig.

De arbeiders moeten nu zelf zien, nu zij zelf voelen wat het imperialisme is, nu zij het imperialisme moeten begrijpen, wie en welke richting hen het beste heeft geleid en leiden zal. De arbeiders moeten nu zelf zien hoe in de toekomst een waarlijke Internationale op te bouwen en een nieuwe ineenstorting te voorkomen.

X. De toekomst

Wij hebben de oorzaken gezien waardoor de Internationale te gronde ging. Wij hebben haar karakter waardoor zij te gronde moest gaan toen het imperialisme kwam in het licht gesteld, wij hebben de verandering die over haar komen moet, wil zij haar doel bereiken, aangewezen. Er blijft ons nu nog over een blik in de toekomst te slaan om te trachten de ontwikkeling te zien die zij zal ondergaan, en de weg aan te wijzen die zij zal moeten nemen.

Hoe zal de toekomst zijn van de Internationale?

Zal zij het imperialisme bestrijden, nationaal en internationaal? Zal zij tot zelf-actie, in massa, kunnen komen? Zal het proletariaat door deze oorlog komen op een hogere trap van geest, karakter, wil, begrip, idealisme, moed?

Dit alles hangt, zoals de gehele wording van het proletariaat, van de ontwikkeling van het kapitalisme af.

Het hangt nu in de eerste plaats dus af van de vragen: Zal het imperialisme blijven? Zal er oorlog blijven? Is de beperking van de bewapening, de ontwapening, de vrede mogelijk? Beantwoorden wij dus eerst deze vragen.

Twee bewegingen, die in één versmelten, zijn te zien in het kapitalisme. De ene is zijn uitbreiding over de wereld, in steeds grotere productievormen. Deze beweging is al zeer ver gevorderd en neemt steeds sterker toe, ook in snelheid. De andere is de uitbreiding van het nationale kapitaal, de vermenging van de nationale kapitalen tot internationaal kapitaal.

De tendens van beide samen is: Het kapitalisme wordt wereldkapitalisme. Het kapitaal van de naties smelt zich samen en de hele aarde wordt onderworpen aan het internationaal wereldkapitaal. [56] Het hele ontwikkelingsproces van het imperialisme is het ontwikkelingsproces van het kapitalisme tot verbreiding over de wereld en tot internationalisatie van kapitaal. Het imperialisme, de oorlog, zijn slechts een fase in die ontwikkeling, een middel om het kapitaal meer internationaal, meer wereldkapitaal te maken.

Beschouwen wij dus, daar het ontwikkelingsproces van het imperialisme een internationaal, een wereldproces is, het ontwikkelingsproees van het kapitaal over de gehele aarde. Eerst dat van uitbreiding, daarna dat van internationalisatie van het kapitaal.

De industrie is de hoofdbron geworden van de meerwaarde. Zij overtreft nu ver de landbouw die maar langzaam en weinig meerwaarde levert.

In de grote verst ontwikkelde landen, Engeland, Duitsland, Frankrijk, de Verenigde Staten, wordt elk jaar door de industrie een hoeveelheid meerwaarde voortgebracht of ontvangen, ontzaggelijk veel groter onder de bestaande kapitalistische verhoudingen, dan voor de belegging in het eigen land nodig is. Zij dringen naar buiten, moeten worden belegd in vreemde landen, uitgevoerd naar andere gewesten, waar een kolossale winst, veel groter dan in het moederland, lokt. Zij verbreiden zich over de aarde.

Ontzaggelijk ongelijk zijn evenwel onder elkaar de landen, de toestand en de hoogte van de kapitalistische productie van de landen die kapitaal uitvoeren. Ze zijn in de grootst mogelijke verscheidenheid van productieverhoudingen. Engeland heeft een massa koloniën, is zelfs bijna geheel industrieland, heeft haast geen landbouw meer, moet dus alles hebben van export van industriewaren, belegging in buitenland, import van landbouwwaren.

Duitsland heeft weinig koloniën, zijn industrie groeit aldoor machtiger, zijn landbouw vermindert relatief, het zoekt dus meer koloniën om kapitaal en industrieproducten te exporteren om grondstoffen te importeren.

Frankrijk heeft nog zeer veel landbouw, minder industrie dan Duitsland en Engeland, maar schatten van bankkapitaal. Het moet dus koloniën, sferen van invloed etc. hebben om o.a. kapitaal te exporteren.

De Verenigde Staten van Amerika worden meer en meer industrieland. Hun kapitaal stijgt enorm. Zij moeten expansie zoeken en deden dit al.

In al die landen zwelt het kapitaal elk jaar enorm, en steeds sneller, door de kolossale productiekrachten. Maar in elk land op verschillende wijze, onder andere verhoudingen. Dit in de voornaamste kapitalistische landen.

Maar daarnaast de andere, in welk een verscheidenheid!

Rusland nog bijna geheel agrarisch, maar met zulk een ontzaglijke rijkdom in de bodem, met zulk een machtige binnenlandse markt, dat alles doet een alles overtreffende kapitalistische groei verwachten.

En de kleinere landen, gedeeltelijk al door industrie tot hoge kapitaalbloei gekomen, gedeeltelijk snel op weg daarheen: Italië, Zwitserland, Nederland, België, Zweden, Noorwegen.

Uit al die landen zwellen of beginnen te zwellen kapitaalstromen die over de wereld gaan en beleggingen zoeken.

Maar alle op verschillende wijze, onder verschillende verhoudingen van landbouw en industrie, op verschillenden trappen, met verschillende intensiteit, snelheid, grootte, in dit alles niet met elkaar in evenwicht.

En nu al de landen waarheen het kapitaal wordt geëxporteerd door de machtige kapitalistische industriële staten.

Het zijn, algemeen, de agrarische landen die nog niet beschikken over genoegzaam kapitaal voor de eigen industrie, die uit hun landbouw nog niet genoeg kapitaal daartoe hebben gewonnen, die dus vreemd kapitaal nodig hebben om zich kapitalistisch en industrieel te grondvesten, spoorwegen en kanalen, havens, dokken en fabrieken te bouwen, mijnen te ontginnen, die voedingstoffen of grondstoffen voor de industrie kunnen exporteren. Hun verschil is nog veel groter dan van de industriële kapitaal exporterende landen.

Zij nemen alle trappen van ontwikkeling in.

Vanaf de landen die reeds in de overgang zijn van in hoofdzaak agrarisch tot in hoofdzaak industrie, en die beginnen kapitaal te exporteren, zoals het oosten van de Verenigde Staten, tot die hoofdzakelijk nog voeding en grondstoffen exporteren als Canada, Australië, Zuid-Amerika, tot die waar naast kleine intensieve landbouw, cultuur voor export bestaat waardoor of de inheemse grootgrondbezitters of de kapitalisten van kapitaalkrachtige naties als Engeland, Nederland, Frankrijk, de bevolking uitzuigen en verhinderen dat er kapitaal in de handen van de inboorlingen komt, zoals China en Engels-, Frans- en Nederlands Indië, - tot de streken waar alleen primitieve landbouw de bewoners voedt, maar waar grondstoffen moeten worden verzameld voor de Europese kapitalisten, zoals Centraal-Afrika.

Al deze landen waarheen het kapitaal heenstroomt of begint te stromen, ook weer in heel verschillende productieverhoudingen, op geheel verschillende trap van ontwikkeling, verschillend van rijkdom, ontvankelijkheid voor kapitaal, politieke verhoudingen, aard en karakter van de bevolking.

Evenals de kapitaal exporterende landen, helemaal niet met elkaar, evenmin als met deze zelf, in evenwicht zijn, maar alle verschillend van kracht, van kapitalistisch - actieve of passieve - kracht. En onder hen nog vele die in het geheel geen eigen kracht hebben, maar die weerloos openstaan voor de plundering door het kapitaal.

Maar in al die landen, in de kapitaal exporterende zowel als in de kapitaal importerende, of zelf in het geheel geen kapitalistische kracht bezittende, is het proces van internationaal samenwerken van het kapitaal maar in zijn begin. Een klein deel van de ondernemingen in die streken wordt ontgonnen met internationaal samenwerkend kapitaal, het grootste deel van het kapitaal in eigen landen, de kolonies, de sferen van invloed, is eensoortig nationaal werkend kapitaal.

Wel wordt er in jonge agrarische landen veel vreemd kapitaal ingevoerd, maar dit wordt als in Noord-Amerika snel door het nationale overtroffen. Wel zijn er internationale trusts van nationale maatschappijen gevormd, maar daarin zijn de nationale kapitalen tegenover elkaar nog vaak als vijanden, als concurrenten, die alle voor zich het grootste deel opeisen. Zoals in de grote scheepvaarttrust tussen Europa en Amerika. Wel zijn er ook reusachtige trusts gevormd van nationale kapitalen tot een internationaal geheel, maar dit strijdt dan weer met reusachtige combinaties van andere landen. Zoals de Nederlands-Engelse combinatie, de Dordrechtse Koninklijke-Shell groep, die met haar petroleum-monopolies een verwoede strijd voert tegen de Standard Oil Company van Amerika. Wel wordt er in de kapitaal behoevende landen veel internationaal kapitaal geïmporteerd, maar een zeer groot deel daarvan blijft nationaal, tegen andere nationale kapitalen strijdend kapitaal.

Maar deze internationale kapitalen zijn tegenover de nationale kapitalen nog zulk een minderheid dat zij er tegen verdwijnen. In die ontzaglijke verwarring van landen, elk op eigen trap van ontwikkeling, waartussen geen evenwichtstoestand heerst, maar die elk hun eigen verhoudingen en voorwaarden hebben, beslaat de internationalisatie dus nog weinig.

En waardoor wordt nu het kapitaal in al die landen gestuwd? In Engeland, Frankrijk, Duitsland, de Verenigde Staten, in Italië, Nederland, Zwitserland, Spanje, Noorwegen, Zweden, Denemarken, in Rusland en Japan, in Canada, Argentinië, Zuid-Afrika, Australië, in Engels en Nederlands-Indië, Algiers, Marokko, Egypte, in Congo, Brits en Duits-Afrika, in Hongkong en Sjanghai, in Kiaotsjou en andere delen van China? Door de natie, de natie die daar leeft of de macht heeft, door de natie als eenheid, als gehee1, als macht.

In al de kapitaalkrachtige landen van Europa en Amerika welt en stroomt het kapitaal op, door de loonarbeiders gemaakt, en vloeit weg, gestuwd door de kracht van de natie. In al de nog niet kapitaalkrachtige, niet volkomen, slechts gedeeltelijk industriële landen, als sommige delen van Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Australië, Japan. Wordt het bewaard en vermeerderd om het land, de natie, industrieel en kapitaalkrachtig te maken.

Uit al de kapitaalzwakke, door vreemd kapitaal uitgebuite landen van Azië en Afrika stroomt het daar gevormde nieuwe kapitaal weg, om de naties die hier heersen, maar ginds ver over zee liggen, te verrijken. Uit Perzië, India en Centraal Azië, uit Marokko en Algiers, Egypte en Soedan, Congo en geheel Centraal Afrika.

Maar alle landen, behalve dan misschien die van de laatste soort, die al te zwak zijn, proberen kapitaalkrachtig te worden of krachtiger en de grotere macht te verkrijgen. Engeland, Duitsland, Frankrijk, de Verenigde Staten, Rusland, streven naar de allergrootste kapitaalsmacht. Italië, België, Zweden, Denemarken, Holland, Zwitserland, Japan naar grote macht.

En de half of geheel agrarische landen streven er naar zich tot onafhankelijke kapitalistische staten te maken, met eigen industrie: Canada, Argentinië, Australië, Zuid-Afrika.

En er zijn bovendien landen die hun nationaliteit nog moeten grondvesten op kapitaalvaste basis en die daarnaar streven. De landen van Oostenrijk-Hongarije, de Balkan, Turkije, China.

En de onderworpen koloniën beginnen te streven naar eigen onafhankelijk-kapitalistische macht: Engels en Nederlands-Indië, Egypte.

Maar overal is de natie, de nationaliteit, de stuwende kracht en tevens de grondslag waarop en waardoor het kapitalisme zich ontwikkelen kan. En overal is de internationaliteit van het kapitaal nog gering. En het zijn juist de kapitaalkrachtige landen als Engeland, Duitsland, Frankrijk, die het minst internationaal kapitaal hebben, het meest nationaal-kapitalistisch, of kapitaal-nationalistisch zijn.

En het zijn juist de kapitaalkrachtig wordende landen als de Verenigde Staten, Canada, Australië, sommige staten van Zuid-Amerika, Japan, die beproeven het internationaal kapitaal te overmeesteren en nationaal-kapitalistisch te worden. [57]

En juist in kapitaalzwakke staten als China, Turkije, Perzië, is het internationaal kapitaal nationaal in die zin, dat het zich niet vermengt, maar onderling strijdt. (Zoals in Perzië het Engelse en Russische, in China dat van alle machtige staten etc.) Overal dus een streven naar nationaal zijn van het kapitaal. [58]

En al die naties hebben hun eigen belangen die met elkaar strijden. De kapitaalkrachtige industriële naties willen allen de meeste export van kapitaal. Zij willen alle grondstoffen en voedingstoffen producerende landen in hun macht. Daarmee botsen zij op elkaar. Want zij willen allen dezelfde landen, de rijkste landen.

De kapitaal-importerende naties willen zich vrij maken van de kapitaal-exporterende, en zelf kapitaal-exporteerend worden. Daarmee botsen zij op deze. En zij zoeken zelf al landen voor grondstoffen en voedingsmiddelen, zoals de Verenigde Staten en Japan. En daarmee botsen zij op elkaar.

En de nog niet gegrondveste nationaliteiten: China en Turkije, de Balkanstaten, willen vrije naties worden, met eigen nationaal kapitaal, onafhankelijk van de kapitaalkrachtige naties. Daarom komen zij in strijd met deze. En de onderworpen kolonies willen vrij en zelf kapitaalkrachtig worden. Daarmee komt hun belang met dat van hun uitbuiters in strijd.

Alle naties willen de machtigste, of zelf machtig, of zelfstandig worden door kapitaal, door kapitaalsproductie, door onderwerping van arbeiders, door kapitaalbezit. En de belangen van alle naties komen daardoor met elkaar in strijd.

Dit is het schouwspel van de aarde: kapitaalkrachtige naties, kapitaalzwakke naties, afhankelijke, overheerste, nog niet gegrondveste kapitalistische naties. Maar alle streven naar kapitaalovermacht en macht. Daarnaast nog de machtelozen, zoals de negers, die zelf nog niets kunnen en dus slechts buit en voorwerp zijn.

En aldoor groeit de expansie. Sneller en sneller. Door de aldoor sneller groeiende, jagende productiekrachten. De belangen worden groter, machtiger, heftiger. En de botsingen dus talrijker en sterker.

Maar hoe ontwikkelt zich het kapitalisme tot nu toe?

Hoe, op welke wijze, verbreidt het zich over de aarde, en door welke middelen wordt het nationaal machtig? Het antwoord is, zoals wij vroeger al zeiden, door strijd. Door bloedvergieten en moord.

Het kapitalisme dat de wetenschap, de techniek, het maatschappelijk bewustzijn, de betere arbeidsmethoden, grote rijkdom, het socialisme tenslotte, over de aarde brengt, deed dat altijd, en doet dat ook nu, alleen met doodslag en oorlog. Het richt zich om zijn doel te bereiken, zijn historische taak te volvoeren, om het kapitalisme te verbreiden over de aarde, en het internationaal te maken, tegen zichzelf in zijn delen en verbonden, tegen zwakke volkeren, tegen het proletariaat. Het vermoordt en verdrukt en maakt tot slaaf, de zwakke volken, het voert oorlog onder zich, onder zijn eigen leden, individuen en naties. Het ruimt voortdurend zijn zwakke leden door vernietiging en strijd en moord op. Het gebruikt het proletariaat als middel om te moorden en als materiaal om gedood te worden. Het richt zich in zijn imperialistische strijd tegen het wereld proletariaat. In één bloedbad van de eigen leden ouderling, van zwakken, van zwakke volkeren, en van proletariërs, groeit het op. Door een zee van bloed - deze oorlog bewijst het weer - waadt het naar zijn doel.

Nooit is de strijd, de oorlog meer het middel tot ontwikkeling van het kapitalisme geweest dan nu, onder het imperialisme. Dat zal nu niet anders worden! Er zal nu geen andere weg, geen ander middel tot ontwikkeling van het kapitalisme gevonden worden dan dit, dat eeuwen lang het enige grote middel is geweest.

Nu de opeenstapeling van het kapitaal in alle landen enorm is geworden en enorm groeit, meer dan ooit, nu dus de belangen bij expansie enorm zijn gestegen, duizendmaal groter zijn gewonden, nu de internationaliteit van het kapitaal, zijn internationale vermenging, wel in gang is, maar nog in het begin is, nu de naties, de nationale regeringen, de gewapende naties, de voornaamste steun, de stuwkracht zijn, die de kapitalisten hebben of trachten te krijgen, of waarop zij hopen, over de hele aarde om hun kapitaal te grondvesten, te vermeerderen of alleenheersend te maken over de hele aarde, nu de belangen aan alle kanten van alle volken op elkaar botsen rondom de gehele aarde, van Japan tot Nederland, van Rusland tot Zuid-Afrika, zal dit niet anders worden! De ontwikkeling zal nu evenzeer als vroeger met oorlog gaan. In één woord, nu de strijd tussen de belangen groter is geworden, en de expansie noodzakelijker, zal de strijd niet ophouden.

Integendeel, daar de ontwikkeling, de opeenstapeling van het kapitaal door de aldoor betere techniek en de aldoor grootere massa proletariërs, steeds sneller gaat, zal de strijd heftiger, de bewapening groter, de oorlog zwaarder en omvattender worden.

Dit is dus ons resultaat:

Het kapitalisme groeit en breidt zich uit over de wereld door de kracht van de naties. De internationalisatie van het kapitaal is nog gering. De internationale kapitalen zijn tegenover de nationale kapitalen nog een kleine minderheid. De nationale kapitalen, het kapitaal door de naties gevormd en bestuurd, zijn het overheersende, het de doorslaggevend kapitaal. En al die naties en nationale kapitalen hebben verschillende belangen.

En het enige middel tot oplossing van die strijd van belangen is de bewapening, de oorlog.

De bourgeoisie, een groot deel van de sociaaldemocraten, de reformisten en de radicalen, propageren de wereldvrede, de ontwapening, de beperking van bewapening.

Zij allen, die de vrede en de ontwapening prediken, zullen moeten aantonen - om te bewijzen dat zij mogelijk is - dat de belangen van de naties, van de nationale kapitalen overeenstemmend zijn.

En zij zullen moeten aantonen dat het kapitaal niet meer grotendeels nationaal, maar internationaal is.

Als zij dit niet kunnen aantonen dan is het ook zeker dat de ontwapening, de vrede, onmogelijk is.

Zij kunnen dit niet. Nergens is hun dit ook maar enigszins gelukt. Deze weerlegging is eigenlijk afdoende. Hiermee is voldoende gezegd. Want de tegenstrijdige kapitaalsbelangen van de naties voeren tot oorlog. Maar omdat dit boekje niet alleen moet dienen voor het duidelijk aantonen, aan de arbeiders, van de grote lijnen van de ontwikkeling van het imperialisme en de strijd van het proletariaat, maar ook voor de kleine oorlog, het debat enz. van de arbeiders, onderling strijdende en tegen de bourgeoisie, laten wij hier nog enige kleinere argumenten tegen de vredesbeweging en ontwapening volgen.

Zij die de vrede, de ontwapening of beperking van bewapening willen en propageren moeten aantonen dat zij mogelijk is. Zij moeten niet met holle frasen, met hoop of verwachting, of vage vergelijking met de trusts, maar precies, met voorbeelden en feiten, aantonen welk middel tot ontwikkeling zij hebben, onder het kapitalisme, anders dan strijd, en welk principe, anders dan macht. Zij moeten aantonen hoe in de duizendvoudige verscheidenheid van volken, die alle in andere verhoudingen zijn, alle van verschillende krachten, alle begerend naar macht, waarvan de belangen duizendvoudig op elkaar botsen, die niet in evenwicht zijn in zichzelf, noch met elkaar, hoe daar het evenwicht te brengen zonder strijd.

Zij moeten aantonen, precies, met de voorbeelden, met enkel voorbeelden uit de praktijk van politiek en economie, hoe zij zich die regeling denken, hoe de verdeling. Welk stuk zal Engeland, welk Duitsland krijgen, welk Rusland, welk Amerika, welk Frankrijk, welk Japan? Tot exploitatie, tot uitbuiting, tot macht of invloed. Volgens welk principe zal verdeeld worden en ontnomen? Wie zal de verdeler, de scheidsrechter zijn? Hoe zal het vertrouwen tussen die machten, en al de andere, komen zodat zij zich niet sterker wapenen?

Dit kunnen zij niet. Zodra gespecificeerd moet worden falen zij. Nog nooit is er een weg aangegeven tot ontwapening, ontwikkeling zonder strijd, verdeling naar ieders zin, harmonie en evenwicht.

Er was tot nu toe geen beginsel volgens welk de verdeling van de waarde, de ontwikkeling van het kapitalisme nu, onder het kapitalisme zoals het nu is, mogelijk was, dan de macht. Er was onder het kapitalisme, zoals het nu is, tot nu toe geen ander middel tot expansie, uitbreiding over de aarde, internationalisatie, dan het geweld.

Men zegt: het Recht. Maar waarom heeft Duitsland meer recht op Mesopotamië dan Engeland? Waarom heeft een van beiden het? Recht is macht. Het geweld, de macht, beslist. De voorstanders van beperking van bewapening moeten aantonen, welk ander recht.

Men zegt: men moet China enz. in sferen van invloed verdelen voor Frankrijk, Rusland, Duitsland, Engeland etc., elk een stuk. Maar behalve dat die verdeling slechts door strijd tot stand komt, ook hier beslist slechts de macht, zullen daardoor de wrijvingsvlakken tussen de mogendheden slechts groter worden, de sferen van invloed zullen zich niet gelijkelijk ontwikkelen, en deze zelf zullen tot oorzaak en voorwerp van nieuwe oorlogen worden.

Men zegt: de vrije handel. Maar hoe ontstaat de handel in de primitieve landen, in Centraal Afrika? Door geweld, door moord en oorlog. Alleen door moord dwingt men de zwakke bevolking tot levering van rubber en dergelijke. Wie zal die moord plegen, die wapens dragen? Duitsland of Engeland? Het geweld alleen kan beslissen.

Maar de handel is niet meer het voornaamste doel! Het voornaamste doel is kapitaalsexport, om nieuw kapitaal te maken. Het is de aanleg van spoorwegen, havens, fabrieken. En hoe brengt men die, hoe brengt men kapitaal in China, Perzië, Marokko, Tripolis, Centraal Azië. Mongolië, Korea? Hoe zorgt men voor de voorwaarden van kapitalistische productie, de heerschappij van het kapitaal, de proletarisering van de inboorlingen? Met geweld. Met onteigening. De Chinezen, Perzen, Marokkanen etc. willen echter niet onteigend, geen proletariërs, worden. Men onteigent hen toch, men slaat hun onwil met geweld neer. En wie moet dat doen, wie zal daar de onteigenaar zijn? Het geweld beslist, de oorlog. De bourgeois en socialisten, die voor de vrede zijn, moeten aantonen hoe de handel en export van kapitaal zullen plaats hebben zonder geweld.

Men zegt: het verkeer. Het verkeer is de band der volkeren, en dit is toch internationaal. De spoorwegen en stoomvaartlijnen verbinden alle naties. Maar de spoorwegen en stoomvaartlijnen zijn voor het overgrote deel in handen van nationale kapitalen en zij zijn elkaars concurrenten, d.i. vijanden. Maar bovendien, het grootkapitaal zoekt en wil de bronnen zelf van de meerwaarde, de oorspronkelijke, d.w.z. de grondstoffen, en de loonarbeiders en de productie van waren. Daarom gaat de oorlog. Het verkeer is slechts een secundaire bron. En de grootkapitalisten weten dat zij het verkeer wel zullen veroveren als zij de bodem, de grondstoffen en de inboorlingen als arbeiders hebben.

Maar is de vraag naar eenheid niet belachelijk als de belangen en de verschillen in kracht nog zo groot zijn? Als Engeland denkt dat het alles kan krijgen, waarom zou het zich verbinden met Duitsland? Als Engeland wint, waarom zou het met Duitsland delen? Als Duitsland wint, waarom zou het niet blijven vertrouwen om met een oorlog meer te krijgen? Als Rusland en de Verenigde Staten de haast oneindige bronnen voelen, die zij in zich hebben, en die zij nog moeten ontwikkelen, waarom zouden zij zich vóór die tijd met anderen verbinden en hun buit, die veel groter kan worden, kleiner maken? Zolang Duitsland denkt dat zijn militarisme alles verpletteren kan, waarom zou het zijn macht met de andere grootste staten delen?

Zolang er zulke reuzenstukken als China, Voor-Azië, Nederlands-Indië, delen van Midden-Azië en Afrika te verdelen zijn, zolang er nog zulke zwakken te verpletteren, te overheersen zijn, zal men op eigen kracht vertrouwen en de oorlog en het eigen imperium maken tot cultuurideaal.

Men zegt: men moet statenbonden vormen. Een Statenbond van Europa. Maar de belangen van Duitsland, Rusland en Engeland verzetten zich daartegen. Men zal misschien Statenbonden vormen, van Duitsland met Midden-Europa, Duitsland met Rusland, (dit dreigt zeer zeker in de toekomst, en misschien terstond na deze oorlog), Duitsland met Frankrijk, Duitsland met Engeland, maar het zal zijn om des te sterker oorlog te kunnen voeren en de zwakkeren des te sterker uit te buiten.

Men zegt: de kosten zijn te groot aan geld en aan levens.[59] Wij wezen er al op dat de miljarden uitgegeven voor imperialisme en oorlog, om Mesopotamie, Congo, China, Nederlands-Indië meester te worden, vergoed worden door miljarden rente. Men zal jaren moeten wachten, het proletariaat ontzaglijk laten lijden, maar dan komt de rente, honderdvoudig.

En nieuwe oorlogen, nieuwe bewapening kan, daar de productiekracht inmiddels stijgt, wéér hogere beloning brengen. Men zal de doden vergeten, al de ellende en alle kosten. En met alle kracht het nieuwe, frisse, bloeiende doel najagen met alle middelen.

Hoe weinig kennen zij toch de psyche, de ziel van het kapitalisme, die menen dat het nu veranderen kan, nu het imperialisme pas begint.

Wij wezen er al op dat de algemene geestesrichting van het kapitalisme geen enkele kosten, geen enkel middel schuwt, niet schuwen kan, om de uitbuiting van het kapitalisme over de aarde te bereiken!

Het wezen van het kapitalisme is meerwaardeschepping, in aldoor grotere mate. Meerwaarde die, aldoor sneller, nieuwe grotere meerwaarde maakt. Dus: uitbreiding, expansie. Dat is het wezen van onze maatschappij. Aan die tendens moet alles gehoorzamen wat kapitalistisch is.

Het kapitaal bestaat alleen door privaatbezit van productiemiddelen. Dat brengt, omdat slechts enkelen ze bezitten, noodzakelijk strijd. Strijd tussen de enkelen en de verbonden die zij maken, de naties. Wie aan het wezen van het kapitaal gehoorzaamt, moet dus ook aan dit middel gehoorzamen, het gebruiken.

Het is zeker waar dat grote kringen en rijen van de bourgeoisie, na deze vreselijke oorlog een afschuw zullen hebben van het imperialisme, en in ernst zullen hopen op en trachten naar vrede. Maar de vraag is of zullen zij dat kunnen maken? De vraag is niet wat zij voelen, maar wat zij kunnen doen.

De leiding van economie en politiek van het kapitaal hebben de grote magnaten van bank en industrie. Zij vrezen de oorlog niet, maar gebruiken hem voor hun doel de uitbuiting van de wereld, het maken van de bewoners tot proletariërs. De oorlog brengt hun die uitbuiting, hij is hun beste, hun sterkste middel, en faalt tenslotte nooit. Hij brengt hun de aarde en de arbeiders onder hun macht. En daarom, omdat zij de macht zijn die slaagt in het doel van het kapitalisme, omdat zij de macht zijn die het kapitaal waarlijk vruchtdragend maakt, voorgoed, algemeen, overal, omdat zij de dragers en de uitvoerders zijn van de expansiekracht, daarom kunnen alle andere kapitalisten en klassen die van dit wezen van het kapitaal, de meerwaarde, leven, niet anders doen dan hen volgen en gehoorzamen.

Deze onzichtbare, aan de massa onbekende machten, de magnaten van grootbank, van industriesyndicaten, regeren de wereld niet eens zozeer door hun politieke en economische macht. Zij regeren de wereld veeleer doordat zij volkomen geheel en al het wezen van het kapitaal vertegenwoordigen.

In hun reusachtige kapitaalmassa, geconcentreerd en georganiseerd, ligt de expansiekracht van het kapitaal opgesloten. Zij zelf gehoorzamen aan de uitzettingskracht, zij zelf gehoorzamen aan het wezen van hun kapitaal. En hun gehoorzamen weer alle mensen die van de meerwaarde leven.

Wel kunnen de kleine kapitalisten en de middenstand voelen dat zij tegen hun wil het grootkapitaal gehoorzamen, maar dit veranderen kunnen zij niet.

Alleen het proletariaat dat een ander doel heeft, niet de uitbuiting, maar het socialisme, kan zich tegen het imperialisme verzetten.

Reeds ziet men klaar en helder hoe het na de oorlog zal gaan.

In een ontzaglijke bewapening zullen alle naties zich hullen. De ganse aarde zal star zijn van wapenen. Een ontzaglijke huichelarij van vrede zal die bewapening vergezellen. De voorstellen tot bewapening, groter dan ooit, zullen de parlementen van alle volkeren bereiken. En alle leden van de burgerlijke partijen, vredesvrienden of niet, zullen toestemmen in de bewapening. En als de oorlog dan weer nadert staan de legers oneindig groter en machtiger dan nu tegenover elkaar, en de nog bloediger strijd om de beheersing van de aarde begint opnieuw.

Het kan niet anders. Deze oorlog bewijst weer hoe alle individuen van de kapitalistische klassen, en die hun gehoorzamen, door het instinct van zelfbehoud gedreven en door de sociale instincten die het behoud van de maatschappij willen waarin men leeft, met welke men een is, geen enkele kost, noch van bezit, noch van bloed, vrezen om het kapitalisme, het enige waardoor zij bestaan, uit te breiden door strijd. Zelfs al zouden de kapitalisten ontwapening, vrede, beperking van bewapening willen, zij zouden niet kunnen. Het kapitalisme heeft zijn eigen wetten door zijn aard. En de hoofdwetten zijn: uitbreiding en strijd.

Nogmaals. De bourgeois, de reformisten en de radicale socialisten moeten aantonen: of dat het kapitaal grotendeels internationaal, niet meer nationaal is, of dat de belangen van de naties overeenstemmend zijn.

En zij moeten ook aantonen dat nu, in deze verhoudingen die er nu nog zijn tussen individuen en naties, de wil van de kapitalisten, de leden van de kapitalistische maatschappij, vrij is om op andere wijze dan het kapitalisme nu nog voorschrijft, het kapitalisme te ontwikkelen. Zij moeten aantonen dat niet het kapitalisme de kapitalisten, maar omgekeerd de kapitalisten het kapitalisme beheersen.

Maar dit alles kunnen zij niet. Maar dit is ook niet hun doel. Hun doel is: afhouden van het proletariaat van de strijd.

De reformisten en de radicalen zijn, terwijl de wereldoorlog nog woedt, bezig met de bourgeoisie, om een middel te zoeken om het proletariaat opnieuw na de oorlog te ontzenuwen, te ontkrachten en te bedriegen.

De radicalen, de reformisten, en de bourgeoisie hebben al een middel gevonden om de arbeiders opnieuw af te brengen van de revolutie, om hen te doen geloven in de bourgeoisie en niet in de eigen kracht.

Dat middel is de ontwapening. Dat middel is het Statenverbond van Europa. Dat middel is de wereldvrede.

Zij allen gaan prediken, niet de strijd tegen de oorlog, tegen het imperialisme, tegen de bourgeoisie, maar de strijd - met de bourgeoisie - voor de vrede.

Het spreekt vanzelf dat de bourgeoisie zich, evenals vroeger, de schijn zal geven de vrede, nu vooral na deze vreselijke oorlog, lief te hebben, de vrede te willen. Terwijl zij zich intussen tot het uiterste bewapent. Daarmee wil zij het proletariaat doen inslapen.

En terwijl de bourgeoisie zich die schijn geeft, en met woorden meer dan ooit vroeger de vrede prijst en daarmee praalt, zullen de reformisten de gelegenheid hebben om wederom met die bourgeoisie te gaan, met haar te konkelen bij verkiezingen, compromissen met haar te sluiten, zetels te veroveren, macht - voor zich - te krijgen. Dat kunnen zij doen, want de bourgeoisie wil immers de vrede!

Daarvoor dient de reformist de vrede, de ontwapening.

En de radicalen zullen de gelegenheid vinden om, daar de bourgeoisie toch zelf belang heeft bij ontwapening en deze wil, het proletariaat daarmee van revolutionaire actie af te houden. Want zij vrezen die actie.

Daarvoor dient de ontwapening de radicalen.

Reeds ziet men overal de tekenen daarvan. Reeds maken reformisten en radicalen in alle landen zich daartoe gereed.[60] Reeds leest men het in couranten en tijdschriften van de radicalen. Reeds heeft Kautsky de leuze van ontwapening, van ophouden met imperialisme en met de wedstrijd in bewapening aangeheven.[61] Het zal de leuze zijn waarop allen weer bijeenkomen. Het zal van Kautsky tot de laatste reformist de leuze worden voor de toekomst. Het zal ook de leuze worden van wederaansluiting bij de bourgeoisie.

Allen die het proletariaat tegenhielden en bedrogen, allen die stemden voor de oorlog, allen die het socialisme schonden, zullen zich verzoenen onder die leuze en elkaar hun zonden vergeven. Het zal de leuze worden van de herenigde Internationale. En onder die leuze zal de Internationale, zullen alle nationale partijen, weer worden ontkracht.

Bovendien is de bourgeoisie, terwijl zij zich tot het uiterst wapent, toch ook voor de wereldvrede, omdat het kapitaal dan de zwakke volkeren in de koloniën oneindig sterker zou kunnen uitbuiten. Kon het kapitaal de koloniën, de sferen van invloed, staten als China onder zich verdelen zonder oorlog, dan had het niets uit te geven voor legers en vloten, maar kon alles aanwenden tot uitbuiting en uitzuiging van die landen. Dan eerst zou het kapitaal reusachtig groeien.

Het doel, het niet te bereiken doel, van de vredesbeweging is dus, achter haar mooie frasen: de kneveling van het proletariaat, de onderwerping en uitbuiting van de zwakkere volkeren. Voor zover zij niet huichelarij of zelfbedrog is, is zij dus reactionair. Terwijl zij de strijd, het enige middel nu nog tot ontwikkeling wil doen ophouden, is zij reactionair.

Maar zowel als huichelarij en zelfbedrog als middel tot grotere kneveling en uitbuiting, is zij de keerzijde van het imperialisme. Vredesbeweging en imperialisme behoren bij elkaar. Zij zijn twee zijden van hetzelfde ding.

Evenals de sociale wetgeving de liefde voor de arbeiders de keerzijde is van de steeds heftiger uitbuiting, de steeds intenser arbeid, de fellere klassenstrijd, zo is de vrede, de ontwapeningsbeweging de keerzijde van het imperialisme. Alleen is zij nog onvruchtbaarder.

Evenals de sociale wetgeving moet dienen tot tempering van de nationale klassenstrijd, zo is de vredesbeweging het middel tegen de internationalen. De vredesbeweging is wat de godsdienst is in de wereld, de kerk in de maatschappij, het hart tegenover het verstand, de geest tegenover het lichaam, het goede tegenover het kwade. Zij is, met de oorlog, het dubbelzinnige, het tweeslachtige van de maatschappij die op uitbuiting berust en waarin het kwade overwint.

De vredesbeweging is de poging van de bourgeoisie en allen die met haar denken, om het kapitalisme in staat te stellen, ook door het imperialisme, ook door de oorlog, zich uit te leven tot volkomen macht, tot gehele uitbreiding over de wereld. Zij is de poging om het proletariaat af te houden van zijn taak, van zijn poging om onder het imperialisme, onder de oorlog - voordat het kapitaal zijn taak, de uitbreiding over de wereld geheel vervult heeft - het kapitaal op te heffen en het socialisme te stichten.

De vredesbeweging is de poging om door voorspiegeling van de mogelijkheid van de kapitalistische vrede, de socialistische onmogelijk te maken.

De vredesbeweging is de poging van de bourgeoisie, de reformisten en de radicalen om, nu het proletariaat staat voor de keuze van imperialisme of socialisme, het proletariaat te sturen naar het eerste. De vredesbeweging is de poging van het imperialisme van de bourgeoisie tegen het socialisme van het proletariaat.

Dwaas, dom en blind van het proletariaat, dat nu al zijn tactiek zou inrichten op deze toekomstdroom, op vrede onder het kapitalisme. Misleiders zij die, bourgeois of socialist, bewust of onbewust, het proletariaat daarmee willen doen inslapen. Het zou weer zichzelf verdoemen tot passiviteit. Het zou weer, evenals nu, gewurgd worden door het imperialisme en de oorlog, vermorzeld door de ontwikkeling. Het zou weer niets dan nederlagen en nadeel lijden. Het zou opnieuw ondergaan.

Het proletariaat luistere slechts, niet naar de theorie alleen, maar naar de werkelijkheid. Het lette slechts op de leidende kracht, het grootkapitaal. Reeds siddert de grond van nieuwe oorlogen na deze. Reeds vallen de nieuwe breuken. Reeds dreunen door de donder van de kanonnen nieuwe geschillen. Wanneer Engeland, Frankrijk en Rusland overwonnen zullen hebben, dan eigenen zij zich Arabië en Mesopotamië, Syrië en Armenië, misschien de Bosporus, toe, en waarschijnlijk de Duitse koloniën. Dit zal Duitsland nooit blijvend dulden. Het zal zich opnieuw wapenen en nieuwe verbonden zoeken.

Als Duitsland wint, neemt het Franse en Belgische koloniën en verzekert zich van oppermacht in Turkije, Klein-Azië, Mesopotamië en Arabië en daarmee de doorgang over land naar India. Dat kan Engeland niet dulden. Het zal zich opnieuw bewapenen, zo ook Frankrijk, zo ook Rusland.

Wint geen van allen, dan wapenen allen zich des te beter. Onmiddellijk na deze oorlog komt een bewapening, zoals nog nimmer, over de wereld. Het imperialisme blijft, en de bewapening, en de oorlog blijft. In de schoot van deze oorlog, wij zeiden het al in de aanvang van dit geschrift, ligt nieuwe oorlog, nieuw imperialisme, nieuwe grotere bewapening.

De grote staten en de kleinere, kortom alle kapitalistische staten, en die het worden, en zelfs vele die het worden willen, blijven als roofdieren liggen gereed om hun prooi, hun buit, de zwakke volkeren en elkaar te bespringen, en het proletariaat van hun naties, en het internationale proletariaat te vermoorden.

En als dit alles dan beslist is, waarover nu de oorlog gaat, dan dreigen weer nieuwe oorlogen. Want nog is dan het vraagstuk op de Balkan niet voorgoed beslist. De nationaliteiten van Oostenrijk staan evenmin nog op vaste basis. Rusland heeft geen uitgang aan de Atlantische Oceaan, Duitsland is nog niet machtig genoeg. Engeland nog te machtig. Het is voldoende om enkele namen te noemen om nieuwe oorzaken tot oorlog en zekerheid van bewapening voor de geest te roepen. Duitsland en Nederland en België, Rusland en Scandinavië, Oostenrijk-Hongarije en de Balkan, Italië en de Balkan en Griekenland, Turkije, Abyssinië, Egypte, Perzië, Centraal-Azië, China, Mongolië, Engels, Nederlands, Frans-Indië, Centraal en Zuid-Afrika, Mexico en Midden-Amerika, Zuid-Amerika misschien - en tenslotte, maar niet het minst, de wordende reusachtige kapitalistische rijken, de Verenigde Staten, Rusland en China.

Alles blijft nog in spanning, niet in evenwicht. En het kapitaal groeit, de noodzakelijkheid tot expansie, maar tevens tot onafhankelijkheid groeit. Overal.

En alle belangen botsen op elkaar. Nog voor lang, nog voor vele, vele jaren. Overal in alle delen van de wereld.

Het lijdt geen twijfel. Het imperialisme heeft zijn intrede gedaan. De kapitaalsexpansie van de machtigen stoot op het onafhankelijkheidsbewustzijn en de zelfstandigheidswil van de zwakkeren en nog machtelozen. Zij stoot in al haar delen op zichzelf. Een ontzaglijke wereldbotsing van kapitalistische krachten op elkaar, van de machtigen op de zwakken. Van verbonden van allen op elkaar, is begonnen. Een reeks van oorlogen dreigt, reusachtige bewapeningen zijn zeker, over de hele wereld. Het proletariaat zal verdrukt en vermoord worden door bewapening en oorlog op een wijze, in afmetingen, zoals nog nooit. Het imperialisme blijft. De oorlog blijft.

En weer rijst daarom de vraag: Wat zal het proletariaat doen? Het proletariaat dat alleen de drager van de vrede is. Dat alleen gelijke belangen heeft. Dat alleen de vrede onder het imperialisme kan brengen, doordat het het kapitalisme en daarmee het imperialisme opheft.

Het proletariaat dat in West-Europa, in Engeland en Duitsland vóóral, de keuze kan stellen: imperialisme of socialisme.

Zal het proletariaat weigeren om langer het imperialisme te dienen? Zal het weigeren om voor de winst van kapitaalmagnaten, en alle kapitalisten, telkens weer gewurgd, vermoord te worden? Wat zal het proletariaat doen? Wat zullen de arbeiders doen?

Zullen zij zover komen, zo sterk worden, zo hoog stijgen dat zij onder het imperialisme, het socialisme en de vrede brengen? Zullen zij daarvoor de kracht hebben? Terwijl het kapitaal nog niet internationaal is, zullen zij internationaal kunnen worden? Zullen zij het sneller kunnen worden dan het kapitaal? [62]

Het is mogelijk, want het kapitaal, hoewel niet internationaal vermengd tot één geheel, staat toch als één geheel tegenover de belangen van het internationale proletariaat het bedreigt hen in alle landen gelijkelijk, internationaal dus, door zijn imperialisme en oorlog, met lange jaren van ellende, onderdrukking, achteruitgang, dood en ondergang.

Het kapitaal moet zich uitbreiden, en kan dat alleen door het vermoorden van miljoenen proletariërs. Het proletariaat kan dat niet dulden. Hier is dus de botsing voorhanden die de grondslag van de revolutie kan zijn. Het imperialisme kan de keten worden die het kapitaal om zijn productiekrachten slaat, en die het eerst moet worden gebroken.

De verwoesting van zijn eigen levende en dode productiekrachten door de oorlog kan de crisis worden waaruit het socialisme te voorschijn komt. Het proletariaat kan dus internationaal revolutionair gaan handelen. Een gelegenheid tot revolutionaire actie van het gehele internationale proletariaat doet zich voor zoals nog nimmer, nu vorsten en kapitalisten de arbeiders bij miljoenen hebben geslacht, nu de komende economische nood, de zware politieke onderdrukking, de geweldige bewapening en de komende nieuwe wereldoorlog, de nieuwe slachting in alle landen, in alle werelddelen bedreigen.

Het proletariaat kan dus internationaal worden door strijd. Maar daarvoor is een ontzaglijke grote mate van geestkracht en kracht van hart en idealisme nodig. En van organisatie.

Maar is die organisatie niet al voor een groot deel aanwezig? Het komt er slechts op aan ze met een andere, de internationale geest te vervullen, met andere nieuwe zielskracht, en kracht van hart.

Het proletariaat staat door deze eerste imperialistische wereldoorlog, en door het gehele imperialisme, en door de reeks van bewapeningen en oorlogen die volgen, op een tweesprong.[63]

Twee wegen openen zich. De ene weg is die van reformisten en radicalen. Het is deze om met het imperialisme van de bourgeoisie te gaan. Dus in de praktijk te zijn voor de oorlog en in de mond voor de vrede. Om te zijn voor de natie in de daad en haar macht, en in schijn voor de vrede. In de daad nationaal, chauvinist en imperialist, in schijn internationaal. Dus te handelen zoals het nu bij deze oorlog gehandeld heeft. Het proletariaat kan en zal misschien die weg volgen.

Als het proletariaat die weg volgt, dan ontstaat in de politiek en in de economie van het proletariaat een reusachtige stilstand en achteruitgang. Oneindig veel groter dan dat waarin het proletariaat voor deze oorlog al was. Want dan krijgt men deze toestand. Elke staat, door en door chauvinistisch en imperialistisch - hetzij aanvallend of verdedigend - wapent zich voortdurend sterker. De democratie gaat onder in het militarisme.

Daar al het beschikbare geld wordt uitgegeven voor het imperialisme komen er geen sociale hervormingen. Daarom worden er aldoor beloften gegeven door bourgeoisie, reformisten en radicalen. Het proletariaat gelooft die, volgt bourgeoisie en deze leiders, wordt geheel ontzenuwd en gedemoraliseerd. Daar echter de oorzaken en gevolgen, de begeleidende verschijnselen van het imperialisme, de grote trusts, de sterke ondernemersbonden en de grootbank tegelijk met het imperialisme toenemen in kracht, wordt ook de economische strijd van het proletariaat veel moeilijker dan hij al was. De invoerrechten en indirecte belastingen stijgen, de duurte neemt toe, de crisissen worden zwaarder, en ondanks tijden van bloei van de industrie, de koopkracht van het loon zinkt. Het proletariaat ontvangt dus geen verbeteringen, noch politiek, noch economisch. Daar het echter toegeeft aan het imperialisme, wordt de politieke strijd ijdel en verdwijnt. Het proletariaat verliest, daar het ziet dat de sociaaldemocratie het imperialisme, het centrum van de kracht van het kapitaal niet aanvalt, alle zelfvertrouwen. Het wordt een massa die de slaaf is van de heersenden. Waaruit alle geestkracht, alle idealisme, verdwenen is. Een massa die alleen als slaaf materieel voordeel zoekt, en een gewillig werktuig is van het imperialisme. Een lage nationale massa in de dienst van de natie, zonder socialisme, zonder internationalisme, zonder internationale politieke strijd, die nu alleen de geest van een socialistisch proletariaat kan zijn. Het proletariaat hult zich met de bourgeoisie in een wolk van vredeshuichelarij terwijl zij beide weten dat zij voor de oorlog gereed staan, maar spreken van internationalisme en vrede. Dan komen telkens oorlogsbedreigingen, en misschien langzamer, misschien snel opeen, oorlogen over de wereld of gedeelten daarvan. Door dat alles wordt het proletariaat ook geestelijk, moreel, zeer zwak.

Evenals in de nieuwe geschiedenis, in de aanvang van de negentiende eeuw in Engeland, hoewel op een hogere trap, ontstaat een redeloos, gedemoraliseerd proletariaat dat nu eens werk heeft, dan een aalmoes krijgt, dan plotseling in vernietigende oorlogen wordt gestort.

In plaats van een trots, krachtig, strijdend proletariaat, ontstaat een nieuw, slaafs, laag gedrukt onder de trusts, de grootbank, de almachtige regeringen, het imperialisme, zonder geest, zonder wil, zonder hart.

De klassenstrijd is ijdel. Soms komt een beloning voor de vrijwillige slavernij. Lege woorden en praal zijn alles. Het gehele proletariaat is ontkracht. En die toestand breidt zich uit over Europa.

Maar het proletariaat kan ook de andere weg kiezen. Het kan het imperialisme gaan bestrijden. Het kan het nationalisme van bourgeoisie en van zichzelf gaan bestrijden. Het kan internationaal worden met de daad.

Het kan nationaal het imperialistische nationalisme van de bourgeoisie en de arbeiders bestrijden. Het kan in de eerste plaats zijn nationale politiek in overeenstemming brengen met de nieuwe krachten van het kapitalisme, het imperialisme. Het kan daartoe het revisionisme vernietigen. Het kan internationaal de oorlog en het wereldimperialisme bestrijden.

Het kan daartoe een nieuwe Internationale stichten.

Als het proletariaat die weg volgt dan komt het in een voortdurend hogere opgang. Zo groot en sterk als het nog nimmer bereikte, en waarbij vergeleken alles wat het tot nu toe deed klein wordt. Want terwijl het imperialisme en kapitalisme zich steeds verder, door steeds sterker bewapening en strijd uitbreidt over de aarde, stijgt het proletariaat door zijn strijd er tegen altijd hoger. Door nooit toe te geven aan imperialisme, door zich voortdurend, tot het uiterste tegen imperialisme en oorlog te verzetten, behaalt het binnen de naties de politieke hervormingen die nog te behalen zijn.

Daar het proletariaat ziet dat de sociaaldemocratie het sterkste bolwerk, de hoogste kracht van het kapitaal, het imperialisme aanvalt en dit niet vreest, krijgt het vertrouwen. Het krijgt daardoor vertrouwen om ook de andere bolwerken van het kapitaal, de trusts, de syndicaten, de ondernemersbonden aan te vallen en de macht van de vakbonden stijgt daardoor. Ook zij behalen de hervormingen die nog te bereiken zijn.

Daar echter het imperialisme, de imperialistische regeringen, de trusts en de ondernemersbonden één zijn, één geheel van organisatie, van wil, doel en macht, zo wordt de strijd tegen hen allen één. En wat het proletariaat zolang nastreeft: de volkomen eenheid van politieke en vakactie wordt daardoor nu, vanzelf, door het imperialisme en door de onverschrokken strijd daartegen, bereikt.

Door zijn voortdurend, met alle krachten, tot het uiterste gevoerde strijd tegen het imperialisme, sleept het het gehele proletariaat, ook de ongeorganiseerden, mee. Langzamerhand wordt het een macht die de bourgeoisie vreest, en waardoor zij vreest voor oorlog.

En daar de strijd internationaal wordt gevoerd, wordt langzamerhand de Internationale volkomen internationaal, volkomen internationaal georganiseerd, en één. En doordat het karakter van de massa en individuen, van arbeiders, dus door de massa-actie, en de internationale actie, alle kleinheid verliest, stijgt het door het alles overtreffende doel der arbeidersklasse tot een hoogte waarbij de kracht van de grootste revolutionaire perioden van de bezittende klassen verbleekt.

En daar het kapitalisme onmogelijk kan toelaten dat zijn expansie, zijn imperialisme, wordt ingeperkt door het proletariaat, wordt deze strijd van het internationale proletariaat vanzelf de strijd om de socialistische maatschappij.

De strijd der Internationale is dan de strijd voor het socialisme.

En wie zou ons dan kunnen weerstaan?

In één voortdurende opgang daartoe, komt het proletariaat als het de tweede weg volgt, als het de nieuwe Internationale tot die strijd tegen het imperialisme schept.

Deze oorlog, wij herhalen het, is het vuur, kan het vuur worden, waaruit de Internationale gelouterd te voorschijn komt. Die nieuwe Internationale moet gevormd worden.

Die nieuwe Internationale moet ontstaan. De marxisten zullen alles doen om te maken, dat zij ontstaat. Die nieuwe Internationale is mogelijk. Zij is noodzakelijk, omdat zij volgt uit de ontwikkeling van het kapitalisme en imperialisme, zoals wij ze voor ons zien.[64]

Langzamerhand onderscheiden wij duidelijker en duidelijker twee fasen in het moderne kapitalisme. De eerste was die van de vrije concurrentie. De nationale staten worden gevormd. De kapitalisten buiten de arbeiders van hun natie uit. Koloniën dienen slechts voor de handel.

In overeenstemming met die toestand verenigen de arbeiders zich nationaal. In partij en vakvereniging. De internationale koloniale kwesties raken hen niet. Dit is de fase, die achter ons ligt.

De tweede fase is die van het monopolie. De concurrentie verdwijnt. De grootbank wordt de centrale leider van industrie, handel, landbouw. Zij wordt meer en meer, hoewel nog in het begin en langzaam, internationaal. Het kapitaal verbreidt zich over de aarde. De kartels, trusts en syndicaten vormen zich.

In verband hiermee verscherpt zich de klassenstrijd. De patroonsbonden worden overmachtig. De sociale wetgeving komt tot stilstand. In deze fase moeten de arbeidersverenigingen grote industriële verbonden vormen en neemt de politieke strijd van de arbeidersklasse groter, scherpere, vormen aan. De massa-actie begint tegen de patroonsbonden, de syndicaten, de regeringen. Deze actie is voorlopig alleen nog nationaal. Gericht tegen de nationale uitbuiting, de stilstand van wetgeving, de verzwaring van de nationale omstandigheden.

Maar nu komt het imperialisme op, het streven van alle machtige naties om hun gebied uit te breiden. Het imperialisme dat, schijnbaar met nationale tendens, schijnbaar een strijd voerend tegen het proletariaat van zijn natie, inderdaad doordat alle staten imperialistisch zijn, alle elkaar bekampen en alle strijden om de wereldmacht, als een geheel strijd voert tegen het gehele proletariaat.

En als antwoord daarop, op die eerste gezamenlijke actie van het wereldkapitaal tegen het wereldproletariaat, moet nu de eerste internationale actie van het proletariaat beginnen.

In de vroegere jaren: tegenover het naar vakken en naties verdeelde patronaat, de nationale vakvereniging.

In de vroegere fase tegenover de nationale ondernemersbonden, het nationale vakverbond.

In de vroegere fase tegenover de nationale regering, de nationale partij.

Nu, in deze fase, naast deze organisaties: Tegenover de internationale trust, het internationale bankkapitaal, het wereldvakverbond.

Tegenover het imperialisme, de politiek van alle staten, de nieuwe internationale partij.

Tegenover beide, nationaal en internationaal, de actie van de massa.

Dat is de fase waarin wij leven.

De weerspiegeling van deze gedachte, de omzetting in de materie hiervan, de daad hiervan, dat moet de nieuwe Internationale zijn. Die uit de oude, uit deze oorlog, moet geboren worden.

Alle arbeiders die voelen dat tegenover al de nieuwe verschijnselen van onze tijd, naast de revolutionaire vakstrijd en de revolutionaire parlementaire strijd, deze waarlijk nieuwe Internationale en de actie van de massa nodig is, moeten deelnemen aan haar schepping en toetreden tot de richting van de arbeidersbeweging die haar zo maken wil. De revolutionaire massa-actie van het wereldproletariaat tegen het wereldkapitaal, zij moet het program, de geest, de wil en de daad zijn van de nieuwe Internationale.

Alle leiders, alle arbeiders, die in de nationale partijen van de wereld, voelen, begrijpen, weten, dat de Internationale dit moet doen, moeten zich samen verenigen, samen een organisatie vormen om èn in hun nationale partij, èn in de internationale partij propaganda te maken voor deze gedachte en deze daad te organiseren.

Het program van deze organisatie moet zijn:

Zolang het imperialisme en de wereldoorlog het proletariaat bedreigt, zolang de vreedzame ontwikkeling van de arbeidersstrijd niet verzekerd is,

  • ten eerste geen compromissen of verbonden te vormen met enige burgerlijke partij;
  • geen enkele verantwoordelijke taak op zich te nemen door het proletariaat;
  • het imperialisme te maken tot de as, de spil van de nationale en internationale politiek;
  • alle kredieten voor militarisme en imperialisme te weigeren, ook in geval van oorlog;
  • het imperialisme en al de nevenverschijnselen van het imperialisme, als verzwaring van de vakstrijd, stilstand van arbeidswetgeving, onthouding of beroving van politieke rechten te bekampen, naast de gewone middelen van vak- en parlementairen strijd, door de nationale massa-actie;
  • het imperialisme en de oorlog te bekampen door de massa-actie van het internationale proletariaat.

Daartoe roepen wij bij deze het internationale proletariaat op.[65]

Voetnoten

  • [1] Het karakter van het imperialisme van verschillende landen is verschillend, bv. dat van Rusland anders dan dat van Engeland. Het zou ons te ver voeren dit hier uiteen te zetten.
  • [2] Kautsky is van een andere mening. Hij meent (in zijn brochure nationale Staat, Imperialistische Staat en Statenbond) dat de tegenwoordige oorlog niet door imperialistische motieven ontstaan is. Hoe komt Kautsky tot deze mening? Hij geeft toe dat de strijd tussen Duitsland en Engeland om de weg over land naar India, over de Balkan, Turkije, Klein-Azië, Arabië de hoofdoorzaak van hun tegenstelling is. Maar, zegt hij, deze oorzaak bestaat niet meer. Tussen Oostenrijk en Turkije ligt nu een slagboom van zelfstandige staten: Servië enz. Daardoor, zegt Kautsky, verloor de Duitse politiek in Turkije en Klein-Azië haar voor Engeland dreigend karakter. “Daarom heeft men het recht te zeggen, dat het Oost-Europese uitgangspunt van de oorlog niet imperialistisch is.” De Oost-Europese politiek wordt niet door imperialistische verlangens beheerst. En “West-Europa werd in de tijd van het uitbreken van de oorlog door geen imperialistische strijdvraag verdeeld. Zij waren allen geregeld.” Wij vragen: En het ultimatum van Servië aan Oostenrijk? Het ultimatum dat Duitsland waarschijnlijk dicteerde, in elk geval wilde? Wat was dit ultimatum anders dan het ontrollen van het gehele Balkan-vraagstuk, zijn gewelddadige oplossing naar de wil van Oostenrijk en Duitsland, waardoor vanzelf ook het Turkse, het Klein-Aziatische, het Arabische en als slot ook het Indische vraagstuk werd ontrold? Zo raakte het Oostenrijkse ultimatum de diepste kern van de Duits-Engelse tegenstelling. Hiermee is Kautsky’s bewering weerlegd. Wij zullen verder zien dat Kautsky tot deze vervalsing van de feiten komt door vrees. Door vrees voor de niet te ontwijken strijd tussen imperialisme en proletariaat, en voor zijn sterkste wapen: de massa-actie. Kautsky is met deze bewering tot bondgenoot geworden van de Duitse en Oostenrijke imperialistische klasse, de grote banken en haar knechten. Want niets kan deze mensen aangenamer zijn dan dat deze oorlog, de slachting van hun volk en de moord op de arbeiders van Europa, de arbeiders niet wordt voorgesteld als het noodzakelijke gevolg van hun onverzadelijke dorst naar vergroting van gebied. Het spreekt van zelf dat bij een zo reusachtige oorlog ook andere motieven hier en daar meespelen. Deze zijn echter onbetekenend vergeleken bij het imperialisme, en kunnen daarom hier weggelaten worden. Alleen zij vermeldt dat Servië vecht voor zijn stichting als nationale staat.
  • [3] Deze cijfers zijn in de loop van de oorlog veel groter geworden.
  • [4] Hier ligt een wortel van het reformisme. Wij zullen verder in ons betoog zien dat hier ook een wortel ligt van de zwakheid van de Internationale en van het meedoen en instemmen van haar met de bourgeoisie in deze wereldoorlog. Wanneer overigens de kapitalist tegenover de arbeidersklasse hoog opgeeft van de voordelen die ook voor haar uit de koloniën komen, dan kan de revolutionaire arbeider daarop als antwoord geven dat als het kapitaal, dat nu daar geïmporteerd wordt, in het moederland, bv. Nederland, bleef en in industriële ondernemingen belegd werd, dit direct, onmiddellijk, voor de eersten tijd, nog voordeliger zou zijn voor het proletariaat. Want dan zouden de machines hier gebruikt worden. Het loon dat nu in India de gekleurde arbeiders verdienen zou hier worden betaald, etc. En de arbeider kan daarbij voegen dat een kapitalistisch land zonder koloniën, en zonder sferen van invloed, een enorme bloei kan bereiken. Alleen door handel, uit- en invoer, of door de hoge ontwikkeling van techniek, wetenschap en organisatie van de industrie. En dat Duitsland en België daarvan het bewijs zijn. Dat dus deze imperialistische oorlog niet nodig is voor de arbeider, doch alleen door de onverzadelijke hebzucht van het kapitaal veroorzaakt wordt. [4bis] Men zie o.a. het belastingstelsel in Nederlands- en Engels-Indië.
  • [5] En het proletariaat, hoewel het inziet dat de koloniale politiek het kapitalisme ontwikkelt, heeft het recht zich tegen haar te verzetten. Want niet alleen is de aarde nu verdeeld, en moet het het proletariaat als geheel onverschillig zijn of Duitsland, dan wel Engeland of een ander land een groter stuk van de wereld bezit, en moet het zich dus verzetten tegen elke strijd daarom, maar het heeft bovendien nu het recht zich tegen de koloniale kapitalistische politiek te verzetten, omdat het een andere en betere maatschappij kent en wil dan de kapitalistische, ene waarin geen koloniale uitbuitingspolitiek nodig is, omdat althans de West-Europese staten, Duitsland en Engeland vooral, voor die socialistische maatschappij materieel rijp zijn, omdat de revolutie naar het socialisme, ook door deze oorlog, nabij is, en omdat de onafhankelijkheid van de koloniën de revolutie mogelijk maakt in Europa en Amerika. Het koloniale program van de revolutionaire sociaaldemocratie is hiermee dus ook aangewezen. Het bestaat uit: 1. Protest tegen koloniale overweldiging en uitzuiging; 2. Poging tot bescherming en vrijmaking van de inlanders, zolang zij zelf te zwak zijn voor revolutionaire actie; 3. Ondersteuning van elke revolutionaire actie van de inboorlingen, en eis van hun politieke en nationale onafhankelijkheid, zodra zij zelf een revolutionaire actie beginnen.
  • [6] Ook de kleine niet. Holland, België, Portugal nemen direct deel aan de imperialistische koloniale politiek.
  • [7] De houding, de richting van een nationale sociaaldemocratische partij heeft dus voor de andere sociaaldemocratische partijen niet langer een alleen theoretisch belang. Zij is voor haar een levensvraag en dus voorwerp van kritiek en strijd.
  • [8] Dit is in de Doema de scherpste vorm van protest, scherper nog dan tegenstemmen.
  • [9] In Italië is de Kamer niet bijeengeroepen. De Italiaanse sociaaldemocratie heeft zich op schitterende wijze tegen de oorlog verzet.
  • [10] Greulich zei reeds op het congres dat de Zwitsers zeker naar de grens zouden gaan. Hetzelfde zei kort na het congres Renner in de Rijksraad. Troelstra had het al herhaaldelijk in Holland beloofd en bevestigde het na het congres opnieuw.
  • [11] Wij duiden boven reeds aan dat het enige standpunt van de revolutionaire communist is: de strijd tegen het imperialisme van alle volkeren, tegen het imperialisme van welk volk ook. Want elk imperialisme bedreigt de arbeidende klasse, en alleen door de strijd er tegen wordt zij sterk.
  • [12] Tot dat India, Egypte enz. zich zelfstandig maken.
  • [13] De ware oorzaken zullen wij in het volgende hoofdstuk bespreken.
  • [14] Duitsland heeft ook een sterk Rusland nodig. Het moet tegen Engeland later op Rusland kunnen steunen.
  • [15] Noch Rusland, noch Engeland wil ook Duitsland geheel overwinnen, want zij hebben een sterk Duitsland tegen elkaar nodig.
  • [16] Alleen met de hulp van de Verenigde Staten hebben zij het kunnen doen. (Noot van 1920).
  • [17] Over de kansen van de wereldvrede, het Statenverbond van Europa en dergelijke, spreken wij in het laatste hoofdstuk.
  • [18] Een revolutie, als gevolg van deze ellende, zou mogelijk zijn. Maar onder de allerslechtste omstandigheden, door een uitgeput en ongewapend proletariaat gevoerd. Op de mogelijkheid van een revolutie onder zulke omstandigheden kan het proletariaat evenmin aansturen. Toevoeging van 1920: Ook deze “voorspelling” is uitgekomen. In Polen, Oostenrijk, en andere staten is de revolutie, tot nu toe, door de uitputting en armoede van het proletariaat mislukt, in Duitsland wordt zij er zeer door bemoeilijkt.
  • [19] Er was een tijd, in de negentiende eeuw, toen de arbeiders samen met de bourgeoisie oorlog moesten voeren. De nationale oorlogen van de negentiende eeuw, die dienden om de nationale staten België, Italië, Duitsland te stichten of te bevestigen, waren noodzakelijk voor de kapitalistische ontwikkeling en dus voor het proletariaat. Want dit kon zijn organisatie en zijn strijd tegen de nationale bourgeoisie alleen ontwikkelen op de grondslag van die nationale staat. Het was te verklaren dat het proletariaat daarin toestemde. Toch hebben Bebel en Liebknecht hun toestemming voor de oorlog van 1870 geweigerd. Zij drukten daarmee uit de komende strijd van de proletariërs tegen de nieuwe orde in Duitsland. Zij begonnen die strijd daarmee, tegen Bismarck en het nieuwe Duitse Rijk. Het tweede geval was wanneer er een oorlog gevoerd werd, bv. door Napoleon III, om dynastieke redenen. Zulk een oorlog moest het proletariaat ook met de wapenen bekampen. Het derde geval was wanneer een reactionaire regering, bv. die van Rusland, door een oorlog kon worden omvergeworpen. Dit waren de voornaamste redenen waarom het proletariaat in een oorlog toestemde. Maar het imperialisme voert geen oorlogen tot het stichten van nationale staten. Het vernietigt ze veeleer. Nog minder voert het oorlogen voor een dynastie. Immers de vorsten zijn slechts de slaven van grote banken. En allerminst bestrijdt imperialisme het absolutisme. Het gevaar bestaat veeleer dat het absolutisme sterker wordt door het imperialisme. Van de oorzaken die in Marx’ tijd het proletariaat tot de oorlog kon drijven bestaat er dus geen enkele meer. Maar, zal men zeggen, de noodzakelijke ontwikkeling van het kapitaal door het imperialisme en de imperialistische wereldoorlogen? Het antwoord moet luiden: De toestand is geheel veranderd sinds de tijd van Marx. Wij hebben tegen het imperialisme een nieuwe tactiek nodig. Niet de oorlog voor de nationale bourgeoisie, maar de strijd tegen de internationale bourgeoisie is nu noodzakelijk voor de ontwikkeling van het proletariaat.
  • [20] Wat de kleine naties betreft, hun nationaliteit wordt zeker bedreigd. En wel van alle kanten. Door ‘vrienden’ en vijanden. Een zelfstandige politiek kunnen zij niet blijvend voeren. Het proletariaat van die landen heeft zich dus, behalve om de andere redenen, ook hierom te richten naar de door ons verdedigde politiek van de proletariaten der grotere landen. Voor zover nationaliteit betekent nationale cultuur, spreken wij hierover verder in dit geschrift.
  • [21] Het was trouwens zeer de vraag wie, bij een gemeenschappelijke strijd tegen het imperialisme en de oorlog, relatief de sterkste kracht, de grootste druk zou hebben uitgeoefend, het Russische of het Duitse proletariaat. Hoe weinig kracht deze opgegeven reden meer heeft kan ook blijken uit de overweging dat bij deze oorlog hoogstwaarschijnlijk tussen de krachten van het Duits-Oostenrijks-Hongaarse proletariaat en het Russisch-Engels-Franse niet veel verschil zou hebben bestaan, als zij zich beide tegen de oorlog hadden gewend.
  • [22] Er heerst bij de Europese arbeidersklasse, bij een groot deel van haar, een verborgen imperialisme en nationalisme. Bij de bespreking van het reformisme zal dit uitvoerig behandeld worden.
  • [23] “Wij Duitsers waren slechts éénmaal in het gezelschap der Vrijheid: op de dag waarop zij begraven werd.” Marx.
  • [24] De Nederlandse sociaaldemocratie. D.w.z. de officiële, de SDAP zegt niet dat zij onschuldig is. Door de gelden voor de mobilisatie toe te staan heeft zij ook voor een oorlog gestemd. Zij is dus even schuldig als de Duitse. Maar het is waar dat de Duitse sociaaldemocratie de machtigste was en - om haar verleden, en ook omdat zij als eerste te beslissen had - het voorbeeld had moeten geven.
  • [25] Verzet u als het kwaad begint.
  • [26] De demonstratie op dinsdagavond vóór de oorlog, veel te laat gehouden, was gelijk niets.
  • [27] De ruimte laat niet toe alle landen afzonderlijk te bespreken. De welwillende lezer zal de bijzonderheden en verschillen willen aanvullen. Er waren wel in verschillende landen groepen tegen de oorlog en tegen de kredieten. Zo een kleine groep in de Duitse Rijksdag, en in Engeland de Independent Labour Party e.a. Evenwel niet uit een juist begrip van het imperialisme. Etc. – De syndicalisten hebben veelal in de oorlog toegestemd. De anarchisten hebben hem natuurlijk van uit het abstracte begrip – het recht – opgevat, dat in België geschonden zou zijn.
  • [28] De redenen waarom de Independent Labour Party in Engeland tegen de oorlog is, zijn kleinburgerlijke redenen. Het zijn little-Englanders, Zij menen dat Engeland genoeg koloniën heeft.
  • [29] Een korte tijd bracht de Russische revolutie enige verbetering, in Oostenrijk en Pruisen in de kiesrechtstrijd.
  • [30] In deze periode - wij zeiden het al - die met de opkomst van het imperialisme ongeveer samenvalt, komen, althans in de krachtige imperialistische landen, d.i. Duitsland, Frankrijk, Holland, België (Engeland vormt zoals wij zien zullen een uitzondering) de minste hervormingen. Terwijl in de revolutionaire tijdperken betekenisvolle verandering in de wetgeving werd bereikt, komen zij nu zo goed als niet meer. Holland is daarvoor een zeer goed voorbeeld. Door de eerste revolutionaire stroom kwam een zeer grote verbetering in het kiesrecht. Door de revolutionair-theoretisch-praktische propaganda werd de Ongevallenwet bereikt, die aan door de arbeid invalide arbeiders 70 percent geeft van het loon, zonder dat zij zelf iets betalen. In de reformistische periode kregen de arme mensen, niet de arbeiders, de belofte dat, als zij zeer arm zijn en zich goed gedragen en de gemeente dit erkent, zij 2 gulden in de week zullen ontvangen. Dus een verplaatsing van de armenzorg. Van recht tot aalmoes, dat is de overgang van revolutie tot reformisme. Hetzelfde ziet men in Duitsland. Sociale wetgeving werd door de radicale tactiek bereikt, door de reformistische: niets. Hetzelfde in België. Uitbreiding van kiesrecht door revolutionaire tactiek - door de reformistische: niets. En wat bereikten in Frankrijk: Millerand, Briand, Viviani? Men zou kunnen vragen: hoe is het mogelijk, dat juist onder het imperialisme het reformisme bloeit. Daar het imperialisme toch de hervormingen belet. Het antwoord hierop is: Voor de reformisten bestaat het socialisme, de arbeidersbeweging, uit strijd voor hervormingen alleen. Zij kunnen zich een andere arbeidersbeweging niet voorstellen. Hoe minder dus de hervormingen komen, des te meer moeten zij ze voorspiegelen, en altijd weer nieuwe. Anders was hun gehele leven, en de arbeidersbeweging, naar hun mening, doelloos, niets meer. Voor Vliegen, Schaper, Hugenholtz, ter Laan, etc., om alleen Holland te noemen, bestaat hun leven en de arbeidersbeweging, uit aldoor meer en altijd nieuwe hervormingen voorspiegelen, als lokaas voorhouden aan het proletariaat. En de SDAP en het Hollandse proletariaat ziet alleen naar die spiegel en aast op dat lokaas. En onder het imperialisme daarom te meer, omdat dit juist hervormingen onmogelijk maakt.
  • [31] Er waren er die vóór de oorlogsbegroting wilde stemmen. Alleen maar om hervormingen te krijgen. Hervormingen die door het imperialisme toch niet konden komen. - Zo de SDAP in Nederland.
  • [32] Een zeer veel hogere dan die Marx gekend heeft.
  • [33] Eén korte aanloop heeft men gewaagd, tegen het Pruisische kiesrecht. Maar die heeft men spoedig gesmoord. Men zie over dit en de volgende punten de debatten in de Neue Zeit tussen Rosa Luxemburg, Pannekoek, Mehring, e.a. en Kautsky. Wij geven hier slechts de algemene geest van de artikelen van de laatste.
  • [34] Hoezeer het Duitse proletariaat, het sterkst georganiseerde van de wereld, ontzenuwd was, bleek bij het bezoek van de Tsaar van Rusland aan Berlijn. Toen roerde het Berlijnse sociaaldemocratische proletariaat, dat sterker georganiseerd is dan het proletariaat van enige stad ter wereld, zich niet. Het manifesteerde niet, het hield niet eens een vergadering.
  • [35] Zie o.a. de Neue Zeit van 2 oktober 1914, blz. 4. “Ieder volk en ook het proletariaat van ieder volk heeft er een dringend belang bij de vijand het overtrekken van de grenzen te verhinderen”, (d.w.z. om deze imperialistische oorlog te voeren), om de verschrikkingen en verwoestingen door de inval. En op p. 7. “Daaruit volgt voor de sociaaldemocraten van alle naties hetzelfde recht en dezelfde plicht aan de verdediging deel te nemen.” Men houde hierbij in het oog dat juist Kautsky de arbeiders zoveel hij kon heeft belet de oorlog te verhinderen, en gemaakt heeft dat de sociaaldemocratie en de massa niets deed. Dat geeft ons het recht van Kautsky te zeggen wat hierboven staat. Of hierdoor, door het vrijwillig meedoen van het proletariaat, het imperialisme versterkt wordt, en later juist hierdoor, veel erger verschrikkingen en verwoestingen ontstaan, dat neemt Kautsky niet in zijn overwegingen op.
  • [36] “Ein hüben und drüben nur gilt.” “Wie niet voor mij is, is tegen mij”. Men zie hierboven, in hoofdstuk IV, waar wij hebben aangetoond dat de keuze voor de arbeiders ligt tussen gezamenlijke actie, dus massa-actie, van het wereldproletariaat tegen het imperialisme, of samengaan met het imperialisme. Wie voor de strijd tegen het imperialisme is, moet voor de massa-actie zijn, want een ander middel tot overwinning van het imperialisme bestaat niet.
  • [37] Zie Parteizusammenbruch, blz. 21.
  • [38] Waarom een vergelijk, ontwapening e.d. nu onmogelijk zijn bespreken wij in het voorlaatste hoofdstuk.
  • [39] Als voorbeeld noemen wij de laatste grote strijd. De Russische revolutie. Haar grootste strijders streden voor de val van het tsarisme en voor de spoedige verwezenlijking van het socialisme. Hun eisen richtten zich naar beide.
  • [40] Wij zullen zelf in het tiende hoofdstuk aantonen dat de internationalisering van het wereldkapitaal een voorwaarde van het wereldmonopolie, nog in haar begin is.
  • [41] Over de mogelijkheid van een statenbond nu, handelen wij in het voorlaatste hoofdstuk.
  • [42] Kautsky, Cunow en de marxisten van deze soort in het algemeen doen het als altijd ook nu weer voorkomen alsof wij de zege snel, of zelfs met één slag voor mogelijk houden. Deze voorstelling is vals. Wanneer wij spreken van vernietiging, ontworteling enz., dan bedoelen wij niet vernietiging ineens. En wij geloven ook niet aan een snelle zege. Omgekeerd: te zeggen dat het imperialisme niet moet worden bestreden, omdat het kapitalisme noodzakelijk en het socialisme nog onmogelijk is, is een bewijs dat men zelf een valse voorstelling heeft van de hele ontwikkeling, dat men nog in het begrip der catastrofale revolutie, van de omwenteling met één slag bevangen is.
  • [43] Dit gevoel, dat iedere gedeeltelijke overwinning een overwinning van het socialisme is, dit gevoel was het ook dat onze grote strijders er toe bracht steeds te geloven dat zij voor het gehele socialisme streden. In hogere zin hadden zij dus gelijk. Hoeveel te meer wij, die de grote vormen voor ons zien waarop de socialistische maatschappij zal worden gegrondvest.
  • [44] Dat Cunow onderwerping wil volgt ook uit zijn opvatting van de oorlog. Hij schrijft (blz. 13 van de geciteerde brochure): “Dat een Sarajevo kwestie aanleiding zou kunnen zijn tot de oorlog… heb ik nauwelijks voor mogelijk gehouden… Een zodanige strijd scheen mij eerst enigermate als een doelloos tussenspel in het wordende, waarvoor de sociaaldemocratische rijksdagfractie, door te stemmen voor de oorlogskredieten, niet de minste verantwoordelijkheid op mocht nemen - tot ik weldra steeds duidelijker besefte dat Engelands bourgeoisie deze oorlog als gunstige gelegenheid denkt te benutten om nu reeds de grote afrekening te beginnen.” Deze opvatting neemt een waardige plaats in naast die van Kautsky (zie blz. 4 van dit geschrift), dat de huidige oorlog niet door imperialistische motieven zou zijn ontstaan, noch in Oost- noch in West-Europa.
  • De lezer zal zich herinneren dat wij Engelands politiek tot insluiting van Duitsland niet minder voor de oorzaak van de oorlog houden dan de politiek van Duitsland. Maar dat een Duits sociaaldemocraat niet de Duitse heersende klassen beschuldigt maar de Engelse, dat bewijst dat hij zich aan de Duitse heersende klassen onderwerpt.
  • Van deze beide radicalen verontschuldigt de een de heersende klassen, de ander beschuldigt Engeland. Dat maakt hen beiden tot bondgenoten, neen, tot slaven van het imperialisme. De radicalen zijn voor de arbeidersbeweging een niet geringer gevaar dan de revisionisten. Want deze willen zich met de bourgeoisie verbinden. De radicalen willen, onder de schijn van de revolutionaire strijd, de onderwerping aan de bourgeoisie.
  • [45] En helaas vele jongeren! Zie de houding van de Oostenrijkse marxisten! Enz.
  • [46] Het spreekt vanzelf dat voor ons - juist voor ons, voor ons alleen - de theoretisch-praktische geschriften uit Kautsky’s vroegere tijd, tot en met De Weg naar de macht, al hun waarde blijven behouden. En niet minder zijn theoretische werken.
  • [47] Er bestaan in Duitsland partijgenoten die in de praktijk marxisten zijn gebleven. Een groep van 17 Rijksdagleden was tegen het toestaan van de oorlogskredieten op 4 augustus 1914, waagden het evenwel niet dit in de Rijksdag te doen blijken. - Wij noemen verder slechts Mehring, Rosa Luxemburg, Clara Zetkin, Radek, Karl Liebknecht. De laatste heeft in de Rijksdagzitting van begin december 1914 tegen de oorlogskredieten gestemd, en dat aldus gemotiveerd: “Mijn stem tegen het wetsvoorstel van heden berust op deze overwegingen. Deze oorlog, die geen der betrokken volken zelf heeft gewild, is niet, ontstoken ten bate van de welvaart van het Duitse of van enig ander volk. Men heeft te maken met een imperialistische oorlog, een oorlog om politieke heerschappij over gewichtige exploitatieterreinen voor het industrie- en bankkapitaal. Van het standpunt der concurrentie in de oorlogstoerustingen heeft men te maken met een door de Duitse en Oostenrijkse oorlogspartijen gemeenschappelijk in de duisternis van het half-absolutisme en de geheime diplomatie uitgelokte oorlog, om de tegenstanders voor te zijn. Tevens is de oorlog een bonapartistische poging om de groeiende arbeidersbeweging te ontzenuwen en te verpletteren. Dit hebben de verlopen maanden, in weerwil van een niets ontziende veldtocht om de hoofden te verwarren, met steeds grotere duidelijkheid getoond. De Duitse leuze: “Tegen het tsarisme”, bedoelde - evenals de tegenwoordige Engelse en Franse leuzen: “Tegen het militarisme” - de edelste neigingen, de revolutionaire overleveringen en idealen van het volk voor de volkshaat in beweging te brengen. Duitsland, de medeplichtige van het tsarisme, het voorbeeld van politieke achterlijkheid tot de dag van heden toe, heeft geen roeping als bevrijder van de volkeren. De bevrijding van zowel het Russische als het Duitse volk, moet beider werk zijn. De oorlog is geen Duitse verdedigingsoorlog. Zijn historisch karakter en aanvankelijke verloop beletten vertrouwen te stellen in de bewering van een kapitalistische regering, dat het doel waarvoor zij kredieten vraagt, de verdediging van het vaderland is.” In verband hiermee moet ook genoemd worden het Bremer partijblad, dat voor en tijdens de oorlog een schitterende revolutionaire propaganda voert. Wij hopen, dat zij allen een groot aantal Duitse arbeiders achter zich hebben.
  • [48] Wij laten met opzet de bespreking van het syndicalisme onder de oorzaken van de zwakte van het proletariaat weg. Want hoe kinderlijk lijkt nu de poging, om met enige vakverenigingen de imperialistische staat, de wereldstaat en de wereldoorlog te willen overwinnen! Wij zwijgen ook van de houding der revionisten, der radicalen en van de syndicalisten tijdens de oorlog. Een sociaal-imperialisme is ontstaan in plaats van een sociaaldemocratie! Zij hebben allen nu getoond wat zij waren.
  • [49] Dit is voor de nationale actie in Duitsland vooral uitstekend gedaan door Rosa Luxemburg en Anton Pannekoek. Er zijn sociaaldemocraten die onze mening over de nationale en internationale massa-staking syndicalistisch of zelfs anarchosyndicalistisch noemen, omdat deze staking door deze richtingen werd gepropageerd. Het onderscheid tussen ons en hen is dit, dat wij in de parlementaire strijd altijd zagen, en nu ook nog zien, een machtig wapen, en in de politieke strijd de alles omvattende strijd van het proletariaat. Als zij slechts revolutionair en in harmonie en samenhang met de actie van de massa worden gevoerd. Verder is het onderscheid dit, dat de anarchisten en syndicalisten de massa-staking propageerden toen noch de productiekrachten, noch de productieverhoudingen, noch de arbeidersorganisaties rijp waren. Dat wij haar nu echter propageren - nu Engeland en Duitsland materieel rijp zijn, en het imperialisme het wereldproletariaat aanvalt - tegen de syndicaten en de trusts, tegen het imperialisme van alle regeringen en voor miljoenen van georganiseerde arbeiders. De waarde en de betekenis van een propaganda en van hare ideeën hangt van het ogenblik af waarop zij gevoerd wordt.
  • [50] Toen de SDP in Nederland.
  • [51] Slechts Engeland maakt een uitzondering. Engeland, dat door de onmetelijke rijkdommen uit zijn koloniën, en omdat het tot nu toe geen militarisme had te land, in staat is nu en dan een brok toe te werpen aan zijn arbeiders.
  • [52] Dit voorstel is niet in behandeling kunnen komen omdat het congres besloot dat er geen enkele discussie zou worden gehouden.
  • [53] Dit gebeurde eerst dinsdag. Het spreekt vanzelf dat met zulke besturen als de nationale partijen en de Internationale nu hebben, een werkelijk energieke actie tegen het imperialisme onmogelijk is. Zij bestaan alle uit vakverenigingsleiders en parlementariërs uit de vorige vóór-imperialistische tijd. Zij zijn bovendien bijna allen reformisten. Zij weten dus niet de Internationale te organiseren tegen het imperialisme. Zij weten niet wat te doen.
  • [54] De SDP heeft tot het laatst toe, in de eerste dagen van augustus, toen ieder dacht dat ook Holland in de oorlog zou worden betrokken, tegen de oorlog, ook door straatbetogingen gedemonstreerd. Natuurlijk heeft de houding van de Internationale en de nationalistische SDAP haar actie zeer verzwakt. Toch is zij er in geslaagd meer dan 25.000 georganiseerde arbeiders in een actie tot demobilisatie te verenigen. De SDP is dus aan het program van de Internationale congressen trouw gebleven.
  • [55] Zelfs nu heeft men in Wales gestaakt.
  • [56] De oorlog wordt immers ook gevoerd tot internationalisatie van het kapitaal, zo bv. door Duitsland om het Franse kapitalisme te dwingen zich te verbinden met het Duitse.
  • [57] Rusland gebruikt het vreemde Franse kapitaal voor een groot deel voor zijn militarisme en imperialisme, d.i. om zich als kapitalistische natie te grondvesten.
  • [58] Hier ligt de hoofdoorzaak van het nationalisme en chauvinisme onder het imperialisme. Hierdoor krijgen onder het imperialisme nationalisme en chauvinisme hun geweldige kracht.
  • [59] Sommigen zullen ook zeggen dat de oorlog onmogelijk is geworden door de ontzaglijke legers en de geweldige bewapening zelf. Dat men elkaar niet meer overwinnen kan, dat er geen uitslag meer komt. Maar de techniek en de wetenschap zullen nieuwe wapens, nieuwe strategieën vinden. Omdat de uitbreiding van het kapitaal ze eist.
  • [60] Voor het zelfde doel als de ontwapening, nl. voor het in slaap brengen van het proletariaat en het samengaan met een deel van de bourgeoisie dienen de andere nieuwe eisen van radicalen en reformisten: de internationale arbitrage en de afschaffing van geheime diplomatie.
  • [61] Men leze de volgende plaatsen: Op p. 7 van Die Neue Zeit (2 oktober 1914). De sociaaldemocratie zal streven naar duurzame vrede “door het uit de weg ruimen van verhoudingen die de oorlog veroorzaakten, d.w.z. van de imperialistische verhoudingen en van de wedstrijd in bewapening.” Hier wordt dus duidelijk weer, evenals vóór de oorlog, aan het proletariaat voorgespiegeld dat de ontwapening nu mogelijk is, en de sociaaldemocratie daartoe in staat is. Ja, zij is zelfs in staat de imperialistische verhoudingen weg te ruimen! En op p. 250 van Die Neue Zeit (27 november 1915) wordt als het blijvende doel van de Internationale, nadat nog eens uitdrukkelijk in het artikel gezegd is dat de sociaaldemocraten deel moeten nemen aan een oorlog wanneer de inval dreigt, genoemd: “Strijd voor de vrede, klassenstrijd in de vrede.” Strijd tegen de oorlog van de toekomst wordt niet meer genoemd, en evenmin gezinspeeld op de revolutie na de oorlog. Vergelijk hiermee wat de vroegere Kautsky, de Kautsky van 1908, schreef in De Weg naar de macht over de oorlog, het imperialisme en bewapening: “Het met zoveel moeite bereikte politieke evenwicht van staten gaat door onverwachte veranderingen, waarop zij geen invloed hebben, aan het wankelen. Problemen waarvan de vreedzame oplossing onmogelijk scheen, en die men daarom op de lange baan schoof, zoals de verhouding tot de Balkanstaten, staan plotseling op en eisen hun oplossing. Onrust, wantrouwen, onzekerheid overal. De door de wedstrijd in bewapening al verhoogde nervositeit wordt op de spits gedreven. De wereldoorlog komt nu dreigend nabij. De ondervinding van het laatste tiental jaren bewijst echter dat oorlog revolutie betekent, die grote politieke machtsverschuivingen tengevolge heeft. In het jaar 1891 dacht Engels nog dat het een groot ongeluk voor ons zou zijn wanneer er een oorlog kwam die de revolutie veroorzaakte en ons aan het roer bracht, omdat dit ontijdig zou geschieden. Een tijdlang kon het proletariaat door gebruiken van de gegeven staatkundige bodem nog met meer zekerheid vooruit komen, dan door het risico van een door oorlog veroorzaakte revolutie. Sinds die tijd is de situatie zeer veranderd. Het proletariaat is tegenwoordig zoveel sterker dat het een oorlog met meer gerustheid tegemoet kan gaan…” “In deze algemene onzekerheid is echter de eerste taak van het proletariaat duidelijk aangegeven. Wij hebben haar reeds genoemd. Het kan niet meer vooruitgaan zonder verandering van de grondslagen van de staat waarop het zijn strijd voert. Om met de meest mogelijke energie aan te sturen op de democratie in het rijk, maar ook in enkele staten, voornamelijk in Pruisen en Saksen, is de eerste taak van het proletariaat in Duitsland, zijn eerste internationale taak de strijd tegen wereldpolitiek en militarisme. Even duidelijk als deze, zijn ook de middelen waarover wij kunnen beschikken. Bij de tot nu al gebruikte is nog de massa-staking gekomen…” “Hoe onverzoenlijker, consequenter, vaster de sociaaldemocratie blijft, des te eerder zal zij haar tegenstanders overmeesteren…” Kautsky heeft toen het imperialisme nog ver was, toen het zich nog ver als schaduw, als schema, vertoonde, het begrepen, gezien, en gezegd hoe men het aanvallen moest. Toen het echter in vlees en bloed, levend naderde, is hij, en zijn met hem de radicalen, op de vlucht gegaan. Dat het imperialisme en de imperialistische oorlog het proletariaat van de wereld verenigt, had hij trouwens niet begrepen. Kautsky - en hij is hierin zeker de woordvoerder van bijna geheel de sociaaldemocratie tot nu toe - meent dat de belangen van het proletariaat van de verschillende naties in geval van oorlog verschillend zijn. Hij schrijft op p. 246 van Die Neue Zeit (november 1914): “In het partijtrekken volgens nationale gezichtspunten ligt zonder twijfel een groot gevaar voor de Internationale. Wel is het partijtrekken in de oorlog tot afweer van een vijandelijke inval zeer wel verenigbaar met onze beginselen. De beslissing naar deze maatstaf staat zeker theoretisch niet zo hoog als die volgens de maatstaf van de belangen van het proletariaat van de wereld. Maar ten eerste faalt deze maatstaf in deze oorlog bijna geheel…” Hier ziet men het verschil tussen Kautsky en mij duidelijk. Ik meen dat het imperialisme de belangen van het wereldproletariaat gelijk maakt, en dat deze eerste imperialistische wereldoorlog dit bewijst.
  • [62] De Russische revolutie van 1917 heeft de wereldrevolutie begonnen, en daarmee op al deze vragen het antwoord gegeven. (Noot van 1920).
  • [63] Marx heeft niet vermoed dat het proletariaat voor de keus: imperialisme of socialisme zou komen. En evenals de expansiekracht van het kapitaal, zo heeft hij de kracht, de stoffelijke en de geestelijke, die het proletariaat nodig heeft om te winnen onderschat. Dit kon in zijn tijd niet anders.
  • [64] Deze nieuwe Internationale is in 1918 te Moskou gesticht. (Noot van 1920).
  • [65] Dit program is intussen overtroffen door de Russische en de wereld-revolutie naar het Communisme. Men zie daarover de volgende brochure in deze serie. (Noot van 1920).
namespace/het_imperialisme_de_wereldoorlog_en_de_sociaaldemocratie.txt · Laatst gewijzigd: 13/11/20 21:14 door defiance