Navigatie
Bijdragen & info
Navigatie
Bijdragen & info
Door Federacion Anarquista Uruguaya
Theorie, ideologie en politieke praktijk - de ‘Huerta Grande’ van de FAU
De tekst ‘Huerta Grande’, vertaald ‘Grote Boombaard’, werd in 1972 geschreven als intern discussiedocument van de Federacion Anarquista Uruguaya, vlak voor de brute militaire coup in juni 1973. Deze kwam aan de macht na de mislukte gewapende strijd van de Tupamaros, een Guevaristische[1] groep, met hun strategie van het ‘foquismo’[2]. Het document onderzoekt de aard van theorie en strategie. De tekst stelt dat een fundamenteel onderdeel van revolutionaire politieke organisatie is, dat men een diep begrip heeft van de materiële werkelijkheid, welke wordt gevoed door de praktische theorie en politieke praktijk. Dit mag misschien niet geheel nieuw of verrassend klinken, maar de implicaties ervan hebben sinds het verschijnen van de tekst grote invloed gehad op het anarchisme in Latijns-Amerika, waarmee de tekst een basisdocument is geworden voor de Especifistische stroming.
De Federación Anarquista Urugaua, bekend als de FAU, werd in 1956 opgericht en was de eerste organisatie die het organisatorische concept van het Especifismo verspreidde. De FAU zag zichzelf tot doel om als organisatie de ‘sociale injectie’ van militanten te coördineren, waarbij militanten met een gemeenschappelijke strategie werken aan en binnen massaorganisaties. Eén van de doelen daarbij is om populaire macht op te bouwen door middel van massaorganisaties en uiteindelijk een breed gedragen libertaire beweging welke een scheuring met de staat zou moeten kunnen bewerkstelligen. In de jaren 1960 was de organisatie cruciaal voor het oprichten van de Uruguayaanse CNT, een nationale confederale vakbond waarbinnen 90% van de arbeiders georganiseerd waren; het Arbeiders en Studenten Verzet (kortweg ROE), een federatie van militante arbeiders en studentengroepen met een lidmaatschap van tegen de 12.000 leden; en de gewapende vleugel van de FAU, OPR-33. De afgelopen twee decennia heeft de FAU geholpen bij de oprichting van verschillende vergelijkbare organisaties in zowel Brazilië, Argentinië en Chili, en heeft anarchistische organisaties over de hele wereld geïnspireerd.
Noot: In de tekst wordt er gebruik gemaakt van de term ‘partij’. Deze komt overeen met de manier waarop Errico Malatesta deze gebruikte als synoniem voor politieke organisatie: ‘Met het begrip ‘partij’ bedoelen wij allen die aan dezelfde kant staan, dat wil zeggen, diegenen die eenzelfde algemene doelstelling hebben en die, op de een of andere manier, strijden voor dezelfde doelen tegen een gemeenschappelijke tegenstanders of vijanden.’
De Engelse vertaling, waar deze Nederlandse vertaling op is gebaseerd, komt van Pedro Ribero en werd door Habriel Ascui in 2018 nogmaals herzien.
Om te begrijpen wat er gaande is (de conjunctuur), is het noodzakelijk om op een correcte wijze te denken. Correct denken betekent het adequaat verwerken en ordenen van de gegevens die over de realiteit in grote hoeveelheden worden geproduceerd.
Correct denken is een onmisbare voorwaarde om correct te analyseren wat er op een gegeven moment gaande is in een land of in de geschiedenis van een land. Dit vraagt om instrumenten. Voor onze taak zijn deze instrumenten concepten, en om correct te denken is er een serie van concepten nodig die coherent aan elkaar geformuleerd zijn. Dat wil zeggen dat er een systeem van concepten noodzakelijk is – een theorie.
Zonder een theorie loopt men het risico dat men elk probleem individueel, in isolatie benaderd, met telkens een verschillend vertrekpunt. Of dat men deze onderzoekt op basis van subjectiviteit, giswerk, voorkomen et cetera.
De partij was in staat om serieuze fouten te voorkomen omdat we in staat waren om te denken aan de hand van concepten die een belangrijke mate van coherentie met elkaar hebben. Er zijn ook serieuze fouten gemaakt door de onvoldoende ontwikkeling van ons theoretische denken als een organisatie.
Om een programma op te kunnen stellen, moeten we de economische, politieke en ideologische realiteit van ons land kennen. Hetzelfde is noodzakelijk voor het opstellen van een politieke lijn die voldoende helder en concreet is. Als we onvoldoende of verkeerde kennis hebben, zullen we geen programma hebben, of slechts een zeer algemene lijn die moeilijk om te zetten zal zijn op alle locaties waar de partij actief is. Als er geen duidelijke lijn is, bestaat er geen efficiënte politieke praktijk. De politieke wil van de partij loopt dan het risico om te verwateren. ‘Voluntaristisch’ handelen leidt ertoe dat men enkel doet wat er op dat moment toevallig opkomt uit goede bedoelingen, maar bepaalt niet de uitkomst van gebeurtenissen vanwege een onnauwkeurige voorstelling. Wij worden door [de gebeurtenissen] bepaald en reageren hier enkel spontaan op.
Zonder een lijn voor het theoretische werk zal een organisatie, ongeacht hoe groot deze is, overdonderd worden door de omstandigheden die het niet kan beïnvloeden of verwerken. De politieke lijn heeft een programma nodig, begrepen als de doelen die bereikt moeten worden in elk stadium. Het programma geeft aan welke krachten ons gunstig gezind zijn, welke vijandig en welke slechts tijdelijke bondgenoten. Maar om dit vast te kunnen stellen, is er een diepgaand begrip van de realiteit in het land nodig. Daarom is het verwerven van deze kennis momenteel van de hoogste prioriteit. Om deze kennis te verzamelen hebben we theorie nodig.
De partij heeft een helder beeld nodig om coherent over het land, de regio en de strijd van internationale arbeidersbewegingen door de geschiedenis heen, na te kunnen denken. We hebben een efficiënt raamwerk nodig om de groeiende hoeveelheid gegevens over onze economische, politieke en ideologische realiteit te ordenen en te waarderen.
We hebben daarvoor een methode nodig die ons helpt deze gegevens te analyseren om te zien wat belangrijker is – welke dingen prioriteit hebben, en welke dingen later komen – zodat we op een goede manier onze krachten organiseren om ze in te brengen in een front. Een conceptueel plan dat ons in staat stelt om dingen met elkaar op een systematische en coherente wijze met elkaar te verbinden, is voor ons als militanten van onze partij van vitaal belang voor onze doelen. Zo’n schema moet helpen voorbeelden te genereren over hoe anderen, door middel van deze concepten, in een andere realiteit kunnen handelen.
Het leren begrijpen van ons land moeten we echter zelf doen; niemand anders zal dit voor ons doen.
We willen daarmee niet stellen dat we geheel nieuwe theoretische schema’s moeten bedenken. We gaan geen nieuwe theorie (en alles wat impliceert) ontwikkelen. De reden hiervoor is de algemene bekrompenheid van ons milieu, de gespecialiseerde instituties en het gebrek aan beschikbaarheid om deze taak op zich te nemen.
Daarom moeten we bestaande theorie nemen zoals deze is, en deze kritisch analyseren. We kunnen geen enkele theorie zomaar zonder kritiek, als een dogma, blind vertrouwen.
We willen een volledige transformatie van ons land, en we zullen daarbij niet de denkwijzen zoals deze ontwikkeld is door de bourgeoisie aannemen. Met bourgeois voorstellingen, zullen we denken zoals de bourgeoisie wil dat wij denken.
Wij willen als revolutionairen over Uruguay en diens omgeving nadenken, en deze als revolutionairen bestuderen. Daarom zullen we, als onderdeel van de verschillende socialistische stromingen, altijd die elementen overnemen die ons helpen dit te doen: om als revolutionairen na te denken over het land, de regio en andere regio’s en ervaringen en deze als zodanig te analyseren.
We nemen daarbij geen theorieën aan omdat deze in de mode zijn. ‘Stellingen’ van anderen op andere plekken en in een andere tijd te herhalen, is gezien hun andere situatie en problemen, geen theorie. Dit doen enkel charlatans.
Theorie is een instrument, een gereedschap dat een doel dient. Het bestaat om de kennis te produceren die we nodig hebben. Het eerste dat we van belang achten, is ons land te begrijpen. Als de theorie niet in staat is om nieuwe zinvolle kennis voor onze politieke praktijk te produceren, is deze absoluut waardeloos. Dan is het enkel een thema voor zinloos gereutel, voor steriele ideologische polemiek.
Iemand die een grote moderne machine koopt, en in plaats van er op te werken, er de hele dag over praat, speelt een slechte rol, is een charlatan. Net als degene die, als hij een machine tot zijn beschikking heeft, het werk liever met de hand doet omdat ‘dat is hoe het altijd gedaan werd…’
Het is belangrijk om op een aantal verschillen te wijzen tussen dat wat gewoonlijk theorie en ideologie genoemd wordt.
Theorie richt zich op de ontwikkeling van conceptuele elementen die nodig zijn om grondig na te kunnen denken en om een diepgaand begrip van de concrete realiteit te krijgen. In die zin zouden we theorie kunnen vergelijken met een wetenschap.
Ideologie bestaat op zijn beurt uit elementen van niet-wetenschappelijke aard, die helpen om actie te stimuleren en te motiveren, gebaseerd op omstandigheden die, hoewel ze betrekking hebben op objectieve omstandigheden, er niet strikt uit voortvloeien. Ideologie wordt bepaald door objectieve omstandigheden, hoewel het niet mechanisch door hen wordt bepaald.
De grondige en diepgaande analyse van een concrete situatie is, in diens werkelijke en objectieve bewoording, een theoretische analyse die op een zo wetenschappelijk mogelijke wijze wordt opgesteld. De uiting van motivaties, het formuleren van doelstellingen of ambities en idealen behoren allemaal tot het veld van de ideologie.
Theorie verfijnt en definieert de voorwaarden voor politiek handelen, waar ideologie motiveert, prikkelt en de ‘ideale’ doelen en stijl formuleert.
Er bestaat een zeer sterke relatie tussen theorie en ideologie, omdat de voorstellen van de tweede worden gebaseerd en ondersteund door de conclusies van de theoretische analyse. De effectiviteit van een ideologie als motor voor politiek handelen hangt daarmee tevens sterk samen met de theoretische ontwikkeling.
Theoretisch werk is altijd werk dat gebaseerd is op en ondersteund wordt door werkelijke processen – door wat er gaande is in de historische realiteit, door wat er gebeurt. Desalniettemin is het werk dat volledig plaats vindt in de sfeer van het denken, en daarom zijn er geen concepten die meer werkelijk zijn dan andere.
Het is belangrijk om daarbij twee basisposities te omschrijven:
Uitgaande van deze twee basisposities, is het ook belangrijk om te begrijpen wat de precieze reikwijdte van theoretisch werk is. Dat wil zeggen, van de inspanning om kennis te vergaren met het doel om diepgaande wetenschappelijke kennis te vergaren.
Theoretisch werk is altijd gebaseerd op vooraf vastgesteld ruw materiaal – de grondstof. Theorie maakt geen deel uit van de concrete werkelijkheid, maar komt voort uit informatie, gegevens en een opvatting van de realiteit. Dit ruwe materiaal wordt in het proces van het theoretische werk verwerkt door middel van bepaalde bruikbare concepten en bepaalde denkwijzen en het product van deze benadering is kennis.
Met andere woorden: er zijn enkel werkelijke, concrete unieke objecten (bepaald door historische omstandigheden, bepaalde momenten). Het proces van theoretisch werk is om deze te leren kennen.
Soms richt theoretisch werk zich op abstracte objecten die niet in de werkelijkheid bestaan, maar slechts in het denken, en toch onmisbare instrumenten zijn; een voorwaarde om de werkelijke objecten te begrijpen (bijvoorbeeld het concept van sociale klassen, et cetera). Bij de productie van kennis, worden grondstoffen (de oppervlakkige waarneming van de werkelijkheid) verwerkt tot een product (diepgaande wetenschappelijke kennis hierover).
De term ‘wetenschappelijke kennis’ moet daarbij worden gedefinieerd in relatie tot de sociale realiteit. Toegepast op de realiteit, heeft het tot doel om begrip te krijgen van de strikte terminologie, en daarmee de beste benadering van de realiteit zoals deze is.
Daarbij moet gezegd worden, dat dit proces van begrip van de sociale realiteit, net zoals met alle andere werkelijke studieobjecten, onderworpen is aan een oneindige theoretische diepgang. Net als dat de natuurkunde, scheikunde en andere wetenschappen hun kennis over de realiteit waaruit hun studie bestaat, oneindig kunnen verdiepen, zo kan op dezelfde wijze de sociale wetenschap oneindige verdieping vinden wat betreft de kennis van de sociale realiteit. Daarom is het een vergissing om te denken dat er ‘volledige’ kennis van de sociale realiteit nodig is, om kunnen beginnen met handelen om zo dingen te veranderen. Net als dat het fout is om te handelen, zonder een diepgaand begrip te hebben van de sociale werkelijkheid.
Diepgaande wetenschappelijke kennis van de sociale realiteit, van sociale structuren, kan alleen worden bereikt door het werken met informatie, statistische data et cetera, door middel van meer abstracte conceptuele instrumenten die ontwikkeld en opgemaakt zijn uit theorie. Door middel van het oefenen met theoretisch werk proberen we de conceptuele instrumenten te ontwikkelen die ons telkens iets preciezer en concreter naar een begrip van de specifieke realiteit van onze omgeving leiden.
Alleen door een adequaat theoretisch begrip, diepgaand en wetenschappelijk, kunnen ideologische elementen worden ontwikkeld (aspiraties, waarden, idealen, et cetera) die samen de adequate middelen voor de transformatie van de sociale realiteit vormen – samen met coherente principes en een efficiënte politieke praktijk.
Een efficiënte politieke praktijk vraagt daarom om kennis van de realiteit (theorie), de harmonieuze samenhang hiervan met de objectieve waardes voor verandering (ideologie) en de concrete politieke middelen om deze transformatie te bereiken (politieke praktijk). Deze drie elementen smelten samen tot een dialectische eenheid, en vormen samen de inspanning voor verandering zoals de partij deze voor heeft.
Je kunt je afvragen of we zouden moeten wachten voor een volledige afgeronde theoretische ontwikkeling voordat er kan worden begonnen met praktisch handelen. Nee. Theoretische ontwikkeling is geen academisch probleem, deze begint niet bij nul. Deze is gebaseerd op en gemotiveerd en ontwikkeld door het bestaan van ideologische waarden en een politieke praktijk. Deze elementen bestaan historisch gezien over het algemeen vóórdat er een theorie over bestaat, en motiveren de ontwikkeling ervan.
De klassenstrijd bestond lang voordat er een theoretisch concept over werd ontwikkeld. De strijd van de onderdrukten wachtte niet op de uitwerking van een theoretisch verhandeling. Het bestaan ervan, ging de kennis erover voor. Het bestond vóórdat er kennis over bestond, vóór de theoretische analyse over het bestaan ervan.
Daarom is het, deze basisregel kennende, van fundamenteel belang om te handelen, om een politieke praktijk te hebben. Alleen uit een praktijk, door de concrete aanwezigheid, onder de bewezen voorwaarden van diens ontwikkeling, kan een bruikbaar theoretisch raamwerk worden uitgewerkt. Een raamwerk dat niet bestaat uit een verzameling van abstracte statements met enige mate van coherentie en interne logica, maar zonder enige samenhang met de ontwikkeling van werkelijke processen. Om effectief te kunnen theoretiseren, is essentieel te handelen.
Kunnen we vanwege de politieke urgentie afzien van theorie? Nee. Er is misschien een politieke praktijk die enkel gebaseerd is op ideologische criteria, welke ongefundeerd is, of onvoldoende gefundeerd op theoretische analyse. Iets dat we veel zien in ons milieu.
Niemand kan beweren dat er, in onze realiteit, of in de realiteit van onze (Latijns) Amerikaanse regio, een adequate theoretische analyse bestaat; een voldoende uitgewerkt begrip nog minder. En deze constatering geldt ook voor de rest van onze realiteit. De theorie is pas in zijn beginstadium. Er is echter al decennia lang strijd gaande, een confrontatie. We moeten daardoor echter het fundamentele belang van theoretisch werk niet onderschatten.
De eerder gestelde vraag moeten we daarom als volgt beantwoorden: de nadruk moet liggen op de praktijk, maar hoe effectief die praktijk is, hangt af van een diepgaand begrip van de realiteit.
In een werkelijkheid als de onze, en de sociale samenstelling van ons land, moet theoretische ontwikkeling, net als overal, vertrekken vanuit een groep efficiënte theoretische concepten die gebaseerd zijn op zoveel mogelijk gegevens, welke samen de grondstoffen vormen voor de theoretische ontwikkeling.
Gegevens op zichzelf, onderzocht in isolatie, zonder enige adequate theoretische of conceptuele benadering, representeren de werkelijkheid niet adequaat. Ze verhullen en decoreren slechts de ideologieën waarvan deze gegevens in dienst worden gesteld.
Abstracte concepten verstrekken op zichzelf ook geen verder begrip van de realiteit.
Het theoretisch werk dat in ons land bestaat, fluctueert gewoonlijk tussen deze twee foutieve extremen: een praktijk zonder voldoende begrip van de realiteit door een ontbrekende theoretische diepgang óf theorieontwikkeling in een geïsoleerd vacuüm zonder een goede koppeling met de praktijk.[3]