Navigatie
Bijdragen & info
Navigatie
Bijdragen & info
Door Harold Barclay
John Zerzans kritiek op landbouw komt in feite neer op een geromantiseerde visie op jagers en verzamelaars enerzijds en een daarmee contrasterende, zeer vooringenomen opvatting over het boerenbestaan anderzijds. Jagers en verzamelaars zitten niet rond het kampvuur te discussiëren over Plato of zoiets. Ze zijn niet in 'eenheid met de natuur' de hele dag bezig met het spelen van spelletjes of met feestvieren. Doordat ze uiterst kleine, geïsoleerde, homogene gemeenschappen waren, kregen ze weinig intellectuele stimulansen van buiten de enge begrenzingen van hun groep. Hen ontbrak tevens een van die vervreemdende systemen - het schrift - dat essentieel is voor de ontwikkeling en verspreiding van complexe gedachten. Ze produceerden zeker wel ideeën, sommige zelfs tamelijk ontwikkeld, zoals Paul Rad in laat zien in zijn Primitive Man as a Philosopher (hoewel zelfs hier de meeste voorbeelden afkomstig zijn van mensen die reeds zijn bezweken voor het kwaad van de landbouw).
Verder kan het leven van jagers en verzamelaars best minder eentonig zijn geweest dan dat van fabrieksarbeiders of negentiende-eeuwse boeren. Maar er was wel degelijk sprake van 'werk', hoewel dat misschien bij vlagen gebeurde: dagen van keihard werken gevolgd door dagen van nietsdoen. Het is interessant dat de voorbeelden die Zerzan geeft allemaal betrekking hebben op volken in een subtropisch of tropisch klimaat. Het leven van jagers en verzamelaars in het subarctisch en arctisch klimaat was bepaald niet zo gemakkelijk en maar al te vaak ronduit meedogenloos.
Zerzan zegt dat productie, net als werk, begint met landbouw, maar jagers-verzamelaars houden zich ook met productie bezig. Zij vervaardigden allerlei gereedschappen, behuizingen, kleding, kunstwerken, vaten, verf- en kleurstoffen, medicijnen etc. En ze probeerden zelfs hun omgeving te beheersen. Belangrijk in dit verband was het gecontroleerd afbranden van bepaalde arealen teneinde de typen planten die daar groeiden te kunnen gebruiken en zodoende specifieke wildsoorten in de hand te werken. Een andere, minder gebruikelijke vorm van beheersing bestond uit het verleggen van waterbronnen. Er is gesuggereerd dat bepaalde omleidingstechnieken per ongeluk resulteerden in een soort wildbeheer, zodat het wild in de onmiddellijke nabijheid op een constant aantal bleef: het ene gebied raakte niet uitgedund en het. andere niet overbevolkt. Jagers-verzamelaars waren geen natuurkinderen. Ook zij waren 'vervreemd' en, zoals heel de mensheid, leefden zij in een wereld van cultuur en symbolen, zo afgescheiden van de natuur.
Over de levensverwachting van jagers- verzamelaars zegt Zerzan “dat de huidige jagers-verzamelaars, wanneer verwondingen en ernstige infecties worden uitgesloten, vaak langer leven dan hun geciviliseerde tijdgenoten” (cursivering toegevoegd). Maar het zijn juist de verwondingen en ernstige infecties die zo'n hoge tol eisten. Naast ongelukken is het sterftecijfer van barende vrouwen en jonge kinderen van belang. Zerzan vermeldt niet dat samenlevingen van jagers-verzamelaars steevast geplaagd werden door tovenarij en de angstaanjagend-dominante macht van sjamanen. Zerzan doet geringschattend over het landbouwbestaan: “de menselijke gevangenschap van het geketend zijn aan oogsten en kuddes”. Hij deelt het geloof van Marx in de “idioterie van het plattelandsleven”. Kennelijk is Zerzan zich niet bewust dat er miljoenen volkomen intelligente menselijke wezens zijn die er werkelijk van genieten om de grond te bewerken en vee te hoeden. Die zien dat niet als eentonig werk en velen beschouwen het niet eens als 'werk.' Momenteel houden boeren en veefokkers in Noord-Amerika hardnekkig vast aan hun manier van leven en zij moeten er niet aan denken ander werk te doen. Er zijn maar weinig beroepen die meer persoonlijke onafhankelijkheid en zelfbeheer toelaten. Ik kan hier niet alle voordelen van een landbouwbestaan schetsen, ik wil alleen benadrukken dat Zerzans zienswijze wordt verduisterd door stedelijke bijziendheid.
Zerzan legt de schuld van de vloek van de arbeid bij landbouw. Maar het is nogal duidelijk dat herdersvolken - gespecialiseerd in het hoeden van vee - slechts één voorbeeld vormen van mensen die hun activiteiten bij het in standhouden van kuddes niet beschouwen als 'werk'. Neem bijvoorbeeld de Fulani of Oost-Afrikaanse veehoeders of de paarden-, koeien- en schaapherders van Centraal-Azië.
Zerzan zegt dat landbouw vrouwen verandert in lastdieren en kinderfokkers. Denkt hij niet dat vrouwen zich ook bij jagers-verzamelaars met deze taken bezighielden? Het is nogal duidelijk dat het domesticeren van grote trekdieren in samenhang met echte landbouw vrouwen en mannen verlichtte van de taak om als lastdieren te fungeren.
Zerzan wijst in verband met de ontbossing van het Middellandse Zeegebied met een beschuldigende vinger naar gedomesticeerde schapen en geiten, maar de waarheid is dat de hoofdschuldigen mensen waren die meer land nodig hadden om te beploegen en hout om schepen te bouwen.
Zerzan schetst de stompzinnigheid van de moderne 'agribusiness' en beschrijft de verhouding tussen mensen en gedomesticeerde dieren in termen van dominantie en fokken voor onderdanigheid. Met deze opvattingen kan ik in grote lijnen akkoord gaan, met betrekking tot gedomesticeerde dieren is hij echter opmerkelijk selectief in zijn bewijsvoering. Een soort met de intelligentie van homo sapiens kon nauwelijks een relatie hebben met vee, welke niet grotendeels dominant was. Immers, een essentieel kenmerk van evolutie is aanpassing, waarbij het onvermijdelijk is dat soorten wedijveren met elkaar. Zodoende zal de een dominant worden over de ander.
Eén bewering van Zerzan mag niet onbecommentarieerd passeren, vooral omdat het een voorbeeld is van zijn poging dieren te vermenselijken. Zerzan stelt dat bij gedomesticeerde dieren “wordt tegengegaan dat ze elkaar het hof maken”. Wat nog het dichtst in de buurt komt van hofmakerij tussen de wilde soortgenoten van gedomesticeerde zoogdieren is het competitieve vechten tussen bronstige mannetjes. De seksuele relatie tussen mannetje en vrouwtje is bijzaak en slechts een kwestie van een paar seconden. Er is helemaal geen sprake van elkaar 'het hof maken', niet bij tamme dieren en niet bij wilde.
Nog even iets over het domesticeren van dieren. Mens-dier relaties bestaan niet uitsluitend uit dominantie en onderdanigheid. Er bestaan ook relaties waarin mensen en dieren als partners samenwerken, of althans moeten samenwerken. En de dieren lijken zelfs te genieten van hun taken, bijvoorbeeld honden tijdens de jacht of bij het hoeden van schapen en paarden bij het van richting veranderen en hoeden van vee, en in het algemeen bij rijden en racen. Op dit moment bestaan er geen bevredigende verklaringen voor de oorsprong van landbouw. En er zouden wel eens meerdere oorzaken kunnen zijn. Ten eerste is de domesticatie van planten onafhankelijk van elkaar op ten minste vier verschillende plaatsen uitgevonden (Zuidwest-Azië, Zuidoost- Azië, Centraal-Amerika en West-Afrika) maar er kunnen nog andere centra zijn geweest. We hebben hier te maken met uiteenlopende tijdstippen en plekken, en waarschijnlijk dus ook met meerdere oorzaken. Ten tweede werden de verschillende soorten planten en dieren niet allemaal om dezelfde redenen gedomesticeerd. Hoenderen werden waarschijnlijk gedomesticeerd voor religieuze doeleinden (bij het voorspellen van de toekomst) maar niets wijst erop dat dit ook een oorzaak is geweest van de domesticatie van honden, ezels of paarden.
Zerzans centrale stelling is dat de oorsprong van landbouw onderdeel is van een of ander enorm, zich ontvouwend proces van toenemende vervreemding, waarin een drijfkracht besloten lag om uniformiteit te creëren en te beheersen. Dit is allemaal erg speculatief en bovendien niet een hypothese die je kunt testen. De geschiedenis laat duidelijk zien dat landbouw samenhangt met staat, regering, natie, maatschappelijke klasse en kaste, slavernij, oorlog en militarisme, destructieve technologieën en stedelijk leven. Als dit tekenen zijn van vervreemding en het verlangen naar overheersing, moeten we onszelf afvragen waarom vervreemding en overheersing voor de mensheid kennelijk zo'n centrale plaats innemen. Over deze aangelegenheid kan ik slechts een paar gedachten opwerpen. Zoals ik heb laten zien, zijn alle homo sapiens 'vervreemd’ - zowel jagers-verzamelaars als landbouwers - aangezien ze nu eenmaal verblijven in de menselijke wereld van cultuur (zie Ernst Cassirer, An Essay on Mm.) De oorspronkelijke vervreemding van homo sapiens begon toen mensen hersenen kregen die voldoende intelligent waren om een gevoel van zelfbewustzijn te laten ontstaan. De scheiding tussen het zelf en het niet-zelf is de eerste daad van vervreemding. Bij onze soort schijnt dat weldra gevolgd te worden door een bewustzijn van ons eindig bestaan en zo'n vijftig- tot honderdduizend jaar geleden werd taal uitgevonden, waarmee de aanzet werd gegeven tot die speciale wereld van cultuur. Kort gezegd, in de context van deze wereld zou het erop lijken dat intelligentie leidt tot nog meer vervreemding. En wat overheersing betreft: een universeel kenmerk van homo sapiens is het verlangen naar achting en erkenning en het verwerven van invloed. De scheidslijn tussen dit en de 'wil tot macht' is inderdaad zeer vaag.
Ongetwijfeld moet de moderne landbouw van karakter veranderen en dienen er ecologisch verantwoorde alternatieven geïntroduceerd te worden. Maar om voor te stellen dat landbouw moet worden afgeschaft, is absurd. Zerzan lijkt te zeggen dat landbouw vervangen moet worden door jagen en verzamelen, in welk geval we af zouden moeten zien te komen van 99 procent van de wereldbevolking. Om maar te zwijgen over de ontelbare goede dingen in het leven die landbouw en civilisatie hebben gebracht en die Zerzan, net als wij allemaal, niet meer dan vanzelfsprekend vindt. De bevrijding komt echt niet zodra landbouw verdwijnt. Het gevolg van Zerzans opvatting is dat bevrijding slechts komt met de dood. Ik wil met kracht betogen dat bevrijding niet iets absoluuts is. Het moet gedefinieerd worden binnen de grenzen van de menselijke situatie en dat betekent op dit moment onder meer een wereldbevolking van zes miljard. We moeten manieren zien te vinden om de daarmee gepaard gaande problemen op te lossen en tegelijkertijd een meer bevrijde en conserverende samenleving te worden. Wat zeker is, is dat we daarbij niet zonder landbouw kunnen.