Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:peter_kropotkin_mijn_oude_vriend_herinneringen_en_kritiek

Peter Kropotkin, mijn oude vriend. Herinneringen en kritiek

Door Errico Malatesta

  • Oorspronkelijke titel: Ricordi e critiche di un vecchio amico (Peter Kropotkin)
  • Verschenen: Studi sociali, 15 april 1931
  • Vertaler: Tinke Davids

Peter Kropotkin, mijn oude vriend. Herinneringen en kritiek

Peter Kropotkin is ongetwijfeld een van hen die het meest hebben bijgedragen — misschien wel meer dan Bakoenin en Elisée Reclus - tot de uitwerking en verbreiding van het anarchistische denken. En daarom verdient hij de bewondering en de erkenning die alle anarchisten voor hem koesteren.

In het belang van de waarheid en nog meer in dat van de Zaak moeten wij echter erkennen dat zijn activiteiten niet uitsluitend heilzaam zijn geweest. Dat was niet zijn schuld, integendeel, juist door zijn grote verdiensten zijn de euvels ontstaan die ik hier wil bespreken.

Natuurlijk heeft Kropotkin, die ook maar een mens was, niet altijd alle dwalingen kunnen vermijden en steeds de totale waarheid verkondigd. Men had daarom moeten profiteren van zijn kostbare bijdrage en moeten zoeken naar middelen om verdere vooruitgang te verwezenlijken. Zijn literaire talenten echter, de betekenis en de omvang van zijn werken, zijn onvermoeibare activiteit, het prestige dat hij genoot als groot geleerde, het feit dat hij een zeer bevoorrechte positie had opgegeven om ten koste van leed en gevaar de zaak van het volk te verdedigen, en voorts zijn bijzondere persoonlijkheid die allen die zo gelukkig waren hem te ontmoeten, wist te betoveren, dat alles heeft Kropotkin zo beroemd en invloedrijk gemaakt dat hij voor de meeste anarchisten optrad als erkend leermeester, en dat in feite ook was.

Als gevolg daarvan was kritiek ongewenst en kwam de ontwikkeling van het anarchistische denken tot stilstand. Jarenlang hebben de meeste anarchisten ondanks hun iconoclastische en progressieve geest, als het om theorie en propaganda ging, niet méér gedaan dan Kropotkin bestuderen en citeren. Wie een andere mening verkondigde dan hij werd door veel kameraden als ‘ketter’ beschouwd.

Het zou dus goed zijn de leer van Kropotkin aan een nauwkeurige kritische analyse te onderwerpen om het ware en levende daarin te scheiden van wat door later denken en latere ervaringen achterhaald is. Dat zou met alleen Kropotkin aangaan, want de dwalingen waarvan men hem kan beschuldigen, werden door anarchisten al beleden voordat Kropotkin zijn vooraanstaande plaats in de beweging veroverd had: hij heeft ze bevestigd en bestendigd door het gewicht dat zijn talent en prestige in de schaal legden, maar wij, de oude militanten, moeten allen of bijna allen delen in de verantwoordelijkheid.

In wat ik nu over Kropotkin schrijf, wil ik niet zijn gehele leer tot in details onderzoeken. Ik wil alleen enkele impressies en herinneringen vastleggen, die volgens mij kunnen dienen om zijn morele en intellectuele persoonlijkheid beter te leren kennen en ons meer inzicht geven in zijn kwaliteiten en tekortkomingen.

Voor alles wil ik enkele woorden zeggen die uit mijn hart komen, want ik kan niet aan Kropotkin denken zonder ontroerd te worden door de herinnering aan zijn mateloze goedheid. Ik herinner me wat hij in Genève in de winter van 1879 heeft gedaan om een groep Italiaanse vluchtelingen in uiterste nood te helpen, een groep waartoe ik zelf behoorde. Ik herinner mij zijn zorgzaamheid die ik bijna moederlijk zou willen noemen, toen ik op een avond in Londen na een ongeluk bij hem aanklopte; ik herinner mij zijn talloze vriendelijke daden jegens allerlei mensen; ik herinner mij de sfeer van hartelijkheid die hem omgaf. Hij was namelijk een door en door goed man, bezield door een bijna onbewuste goedheid die alle leed wilde troosten en glimlach en vreugde om zich heen wilde verspreiden. Men zou eigenlijk kunnen zeggen dat hij goed was zonder het te weten; in elk geval wilde hij niet dat men daarover praatte, en hij was gekwetst toen ik in een artikel ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag geschreven had dat zijn goedheid zijn belangrijkste eigenschap was. Hij liep eerder te koop met zijn energie en zijn moed - misschien omdat deze laatste kwaliteiten zich ontwikkeld hadden in de strijd en door de strijd, terwijl zijn goedheid de spontane expressie was van zijn diepste wezen.

Ik heb de eer en het geluk gehad jarenlang door hechte vriendschap met Kropotkin verbonden te zijn geweest.

Wij hielden van elkaar omdat wij bezield werden door dezelfde hartstocht, dezelfde verwachtingen… en ook door dezelfde illusies.

Wij waren allebei optimistisch (hoewel ik geloof dat het optimisme van Kropotkin het mijne verre overtrof en misschien een andere oorzaak had) en wij zagen de situatie rooskleurig in - helaas, al te rooskleurig! - wij hoopten, al meer dan vijftig jaar geleden, dat er in de naaste toekomst een revolutie zou komen die ons ideaal zou verwerkelijken. In al die jaren zijn er ook perioden van twijfel en ontmoediging geweest. Ik herinner mij bijvoorbeeld dat Kropotkin eens tot mij zei: Mijn beste Errico, ik vrees dat jij en ik de enigen zijn die geloven dat de revolutie voor de deur staat.’ Maar zulke stemmingen gingen voorbij; algauw keerde ons zelfvertrouwen terug; wij redeneerden de bestaande moeilijkheden en de scepsis van onze kameraden weg, wij gingen door met ons werk en bleven hopen.

Toch moet men niet denken dat wij het over alles eens waren. Integendeel, op veel fundamentele punten waren wij het volstrekt oneens en bijna elke keer als wij elkaar ontmoetten, raakten we verwikkeld in luidruchtige en verhitte debatten; omdat Kropotkin er altijd van overtuigd was dat hij het gelijk aan zijn zijde had en geen tegenspraak duldde, en ik aan de andere kant groot respect had voor zijn eruditie en bezorgd was over zijn zwakke gezondheid, eindigden dergelijke discussies steeds door op een ander onderwerp over te stappen om al te grote opwinding te vermijden.

Dat schaadde echter in geen enkel opzicht onze innige relatie, want wij hielden van elkaar en we werkten eerder samen om sentimentele dan intellectuele redenen. Wat ook de verschillen in interpretatie van er feiten waren, of de argumenten waarmee we onze daden verdedigden m de praktijk wilden wij hetzelfde en wij werden gemotiveerd door het zelfde intense verlangen naar vrijheid, gerechtigheid en welzijn voor de gehele mensheid. Daarom konden wij het goed met elkaar vinden.

Wij hebben dan ook nooit ernstig met elkaar van mening verschild tot die dag in 1914 toen wij gesteld werden voor een kwestie van persoonlijk gedrag die voor mij én voor hem van eminent belang was: de houding die de anarchisten moesten aannemen ten aanzien van de [Eerste Wereld-]oorlog. Bij deze gelegenheid ontwaakte in volle hevigheid Kropotkins voorkeur voor alles wat Russisch en Frans was, en hij verklaarde ten volle achter de Entente te staan. Hij leek te zijn vergeten dat hij een Internationalist was, een socialist en een anarchist ; hij vergat wat hij zelf nog maar kort daarvoor had geschreven over de oor log die de kapitalisten aan het voorbereiden waren; hij sprak zijn bewondering uit voor de ergste staatslieden en generaals van de Entente en behandelde de anarchisten die weigerden zich bij de Union Sacré aan te sluiten als lafaards; hij betreurde het dat zijn leeftijd en zwakke gezondheid hem verhinderden het geweer te schouderen en tegen de Duitsers op te trekken. Op dat punt was geen gesprek mogelijk - naar mijn gevoel was het eigenlijk een pathologische kwestie. Toch was het een van de droevigste, pijnlijkste momenten in mijn leven (en ook in het zijne durf ik aan te nemen) toen wij na een bijzonder felle discussie uiteengingen als tegenstanders, als vijanden bijna.

Groot was mijn verdriet om het verlies van mijn vriend en de schade die de beweging was toegebracht als gevolg van de verwarring onder de kameraden door zijn verraad. Ondanks alles bleven de liefde en het respect voor de man in mij voortleven, evenals de hoop dat hij, als de tijdelijke euforie voorbij was en hij de voorspelbare consequenties van de oorlog in hun juiste perspectief kon zien, zijn dwaling zou toe geven en tot ons zou terugkeren als de oude Kropotkin.

Kropotkin was tegelijkertijd geleerde en maatschappijhervormer. Hij werd door twee hartstochten bezeten: de dorst naar kennis en het verlangen om de mensheid goed te doen, twee edele hartstochten die elkaar kunnen inspireren en die men in alle mensen zou willen zien, hoewel deze eigenschappen natuurlijk niet hetzelfde betekenen Kropotkin was echter een bijzonder systematisch man en wilde alles verklaren vanuit één beginsel en alles herleiden tot eenheid, en dat ging volgens mij vaak ten koste van de logica. Hij gebruikte de wetenschap om zijn maatschappelijke idealen te ondersteunen, omdat deze volgens hem niet méér waren dan streng wetenschappelijke conclusies.

Ik ben totaal niet in staat Kropotkin als wetenschapsman te beoordelen. Ik weet dat hij in zijn jonge jaren belangrijke bijdragen heeft geleverd aan geografie en geologie; ik heb grote waardering voor zijn boek over wederzijdse hulp, en ik ben ervan overtuigd dat hij met zijn enorme ontwikkeling en grote intelligentie meer had kunnen doen voor de bevordering van de wetenschap als zijn denken en handelen niet in beslag waren genomen door de maatschappelijke strijd. Toch heb ik de indruk dat er iets aan hem ontbrak om een ware man van de wetenschap te worden - zulke mensen moeten hun idealen en vooronderstellingen kunnen vergeten en de feiten koel en objectief bezien. Ik zou hem liever willen noemen: een dichter van de wetenschap. Door zijn geniale intuïtie had hij nieuwe waarheden kunnen ontdekken, die echter bewezen hadden moeten worden door anderen met minder, of geen, fantasie, maar met meer zogenaamd wetenschappelijke geest. Kropotkin was te hartstochtelijk voor accurate waarnemingen.

Meestal begon hij met een hypothese en zocht dan naar feiten die deze bewezen - en dat kan een goede methode zijn om nieuwe dingen te ontdekken; maar het gebeurde regelmatig dat hij, ongewild, de dingen over het hoofd zag die zijn hypothesen op losse schroeven zetten. Hij was niet in staat een feit te erkennen of er zelfs maar over te denken als hij het niet eerst had kunnen verklaren, dat wil zeggen: in zijn systeem inpassen.

Als voorbeeld wil ik een episode vertellen waarin ik zelf een rol heb gespeeld.

Toen ik in de pampa’s van Argentinië verbleef (van 1885 tot 1889), had ik toevallig iets gelezen over experimenten met hypnose aan de medische faculteit in Nancy, en dat was geheel nieuw voor mij. Het interesseerde me hevig, maar ik kon er destijds niet meer over te weten komen. Toen ik weer in Europa terug was, ontmoette ik Kropotkin in Londen en ik vroeg hem of hij me iets kon vertellen over hypnose. Kropotkin antwoordde rondweg dat dit verschijnsel volstrekt ongeloofwaardig was, liet was bedrog, of het was een kwestie van hallucinatie.

Enige tijd later ontmoette ik hem opnieuw, en we kwamen weer te spreken over dat onderwerp. Tot mijn verbazing ontdekte ik dat hij van mening veranderd was, hypnose was een interessant verschijnsel dat nader onderzocht diende te worden. Wat was er gebeurd? Had hij feiten vernomen, of had hij overtuigende bewijzen gekregen van de feiten die hij voordien ontkend had? Niets van dat alles. Hij had gewoon in een boek van een of andere Duitse fysioloog een theorie gelezen over de relatie tussen de beide hersenhelften, en die kon op de een of andere manier als verklaring dienen voor het verschijnsel hypnose.

Gezien deze houding, waardoor hij de dingen aanpaste zoals hem uitkwam, ook als het om zuiver wetenschappelijke zaken ging waar hartstocht het intellect niet mag verduisteren, was het te voorzien wat er zou gebeuren met kwesties die zijn diepste verlangens en dierbaarste verwachtingen raakten.

Kropotkin was een aanhanger van de materialistische filosofie die in de tweede helft van de negentiende eeuw de geleerden overheerste, de filosofie van Moleschott, Büchner, Vogt et cetera, en dientengevolge was zijn wereldbeschouwing streng mechanistisch.

De wil (een creatieve macht waarvan wij oorsprong noch aard kunnen bevatten, zoals wij ook oorsprong of aard van ‘materie’ of een van de andere ‘eerste oorzaken’ niet kunnen begrijpen), de wil dus, die weinig of niets bij draagt tot de gedragsbepaling van individuele personen of van de maatschappij, bestaat volgens zijn systeem niet en is slechts een illusie. Alles wat bestaan heeft, bestaat en zal bestaan, van de loop der sterren tot het ontstaan en vergaan van een beschaving, van de geur van een roos tot de glimlach van een moeder, van een aardbeving tot het denken van iemand als Newton, van de wreedheid van een tiran tot de goedheid van een heilige, alles heeft moeten gebeuren, gebeurt en zal gebeuren als gevolg van een onvermijdelijke opeenvolging van oorzaak en gevolg van mechanische herkomst, die geen mogelijkheid openlaat voor variatie. De illusie van de wil zou ook zelf slechts een mechanisch feit zijn.

Als de wil geen macht heeft, als alles onvermijdelijk is en niet anders kan zijn, hebben gedachten als vrijheid, rechtvaardigheid en verantwoordelijkheid natuurlijk geen zin, zij staan niet in verband met de realiteit.

Het enige dat dan overblijft, is waarnemen wat er gebeurt in de wereld, onverschillig, met genoegen of met verdriet, afhankelijk van de persoonlijke gevoelens, zonder hoop en zonder de mogelijkheid ooit iets te veranderen.

Kropotkin was dus, ondanks ai zijn kritiek op het fatalisme van de marxisten, zelf een slachtoffer van het mechanistische fatalisme, en dat werkt nog veel verlammender.

De filosofie heeft echter de krachtige wil in Kropotkin niet kunnen doden. Hij was zo volstrekt overtuigd van de waarheid van zijn systeem dat hij het niet kon loslaten of passief toezien hoe anderen het in twijfel trokken; hij was te hartstochtelijk en verlangde te sterk naar vrijheid en rechtvaardigheid om zich te laten weerhouden door logische tegenstrijdigheden en de strijd op te geven. Hij heeft het dilemma opgelost door het anarchisme in zijn systeem op te nemen en het tot wetenschappelijke waarheid te maken.

Hij zocht bevestiging voor zijn standpunt door te beweren dat alle recente ontdekkingen in alle wetenschappen, van astronomie tot biologie en sociologie, samen steeds duidelijker aantoonden dat anarchie de vorm van maatschappij-organisatie is die de natuurwet ons oplegt.

Men had erop kunnen wijzen dat ongeacht welke conclusie men trekt uit de eigentijdse wetenschap het vaststond dat hij, wanneer nieuwe ontdekkingen eigentijdse wetenschappelijke inzichten omver wierpen, ondanks de wetenschap een anarchist zou zijn gebleven, zoals hij ook een anarchist was ondanks de logica. Kropotkin zou echter niet in staat zijn geweest toe te geven dat er een conflict bestond tussen de wetenschap en zijn maatschappelijke idealen en hij zou steeds een middel hebben gevonden, logisch of anderszins, om zijn mechanistische filosofie te verzoenen met zijn anarchisme.

Nadat hij dus beweerd had dat ‘anarchie een wereldbeschouwing is, gebaseerd op de mechanische interpretatie van verschijnselen die de gehele natuur omvatten, inclusief het leven van de maatschappij’ (ik moet toegeven dat ik er nooit in geslaagd ben te begrijpen wat dat betekent), vergat Kropotkin zijn mechanistisch uitgangspunt als zijnde onbelangrijk en wierp hij zich in de strijd met het vuur, het enthousiasme en het zelfvertrouwen van iemand die gelooft in de kracht van zijn wil en hoopt door zijn activiteiten te bereiken wat hij wil, of daar althans een poging toe te doen.

In feite waren Kropotkins anarchisme en communisme veel meer een uitvloeisel van zijn gevoel dan van de rede. In hem sprak eerst zijn hart, en de rede volgde dan om de impulsen van het hart te rechtvaardigen en te versterken.

Zijn karakter werd in diepste wezen bepaald door zijn liefde voor de mensheid, zijn sympathie voor armen en onderdrukten. Hij leed letterlijk mee met anderen en vond onrecht onverdraaglijk, zelfs als hij daar zelf voordeel van had.

In de tijd dat ik hem vaak bezocht in Londen, verdiende hij zijn brood door mee te werken aan wetenschappelijke tijdschriften en andere bladen en leidde hij een tamelijk welgesteld leven, maar hij voelde een zekere géne omdat hij het beter had dan de gemiddelde handarbeider en leek zich altijd te verontschuldigen voor de geringe mate van comfort die hij zich kon veroorloven. Hij zei vaak als hij het over zichzelf en anderen in overeenkomstige omstandigheden had: ‘Als wij een opleiding hebben genoten en onze gaven hebben kunnen ontwikkelen, als wij toegang hebben tot intellectuele vreugden en in niet al te beroerde omstandigheden leven, dan komt dat doordat wij door onze toevallige geboorte hebben geprofiteerd van de uitbuiting waaraan arbeiders blootstaan; en daarom is de strijd voor de bevrijding van de arbeiders een plicht, een schuld die wij moeten inlossen.’

Vanwege zijn liefde voor de rechtvaardigheid, en als het ware om te boeten voor de privileges waarvan hij had geprofiteerd, had hij zijn positie opgegeven, de studie waarvan hij zo genoot verwaarloosd, om zich te wijden aan de ontwikkeling van de arbeiders in St. Petersburg en aan de strijd tegen het despotisme der tsaren. Door deze zelfde gevoelens had hij zich vervolgens aangesloten bij de Internationale en het anarchistische denken aanvaard. Ten slotte koos hij uit de verschillende interpretaties van het anarchisme het communistisch-anarchistisch program, dat hij tot het zijne maakte; dit program is gebaseerd op solidariteit en naastenliefde, en reikt verder dan alleen rechtvaardigheid.

Zoals echter te voorzien was, bleef zijn filosofie niet zonder invloed op de manier waarop hij de toekomst zag en op de vorm die de strijd zou moeten aannemen.

Omdat volgens zijn filosofie alles wat geschiedt, noodzakelijkerwijs geschiedt, moest ook het communistisch anarchisme dat hij verlangde onvermijdelijk triomferen als door een natuurwet.

En dat bevrijdde hem van elke twijfel en ruimde alle moeilijkheden uit de weg. De wereld van de bourgeoisie was voorbestemd onder te gaan; de eerste tekenen waren er al en de revolutionaire actie kon dit proces alleen maar versnellen.

Zijn enorme invloed als propagandist berustte op zijn grote talenten, maar ook op het feit dat hij de dingen zo eenvoudig, zo gemakkelijk, zo onvermijdelijk voorstelde dat wie hem hoorde spreken of zijn artikelen las, onmiddellijk in vuur en vlam stond.

Morele problemen verdwenen omdat hij het ‘volk’, de werkende massa, grote bekwaamheden en deugden toeschreef. Terecht prees hij de morele invloed van de arbeid, al had hij onvoldoende oog voor de deprimerende en ellendige gevolgen van armoede en onderdrukking. Hij dacht dat het voldoende zou zijn om de privileges van de kapitalisten en de macht van de regeerders af te schaffen en dat alle mensen dan onmiddellijk elkaar zouden liefhebben als broeders en de belangen van anderen zouden behartigen als die van zichzelf.

Ook de materiële problemen wilde hij niet erkennen, of hij bagatelliseerde ze. Hij had het denkbeeld van veel anarchisten in die tijd overgenomen dat de voorraden aan voedsel en goederen zo overvloedig waren dat men zich lange tijd geen zorgen zou hoeven te maken over de productie; hij zei altijd dat het directe probleem de consumptie was, dat men ter wille van de overwinning van de revolutie aller behoeften onmiddellijk en overvloedig moest bevredigen en dat de productie het ritme van de consumptie zou volgen. Vandaar zijn gedachte van het ‘leeghalen der pakhuizen’ (prise au tas), die hij populariseerde, en die zeer bepaald de eenvoudigste vorm van communistisch denken is, en de massa liet meest zal aantrekken, maar die tevens een uiterst primitieve, letterlijk utopische methode is. En toen men hem zei dat zo'n opeenhoping van producten onmogelijk kon bestaan, aangezien de bazen normaal alleen toestaan te produceren wat met winst verkocht kan worden, en dat het misschien bij het begin van een revolutie nodig zou zijn een distributiesysteem op te bouwen en de productie te verhogen in plaats van het volk op te roepen pakhuizen leeg te halen die misschien niet eens bestonden, toen ging Kropotkin dit probleem uit de eerste hand bestuderen, en hij kwam tot de conclusie dat een dergelijke overvloed inderdaad niet bestond en dat sommige landen voortdurend bedreigd werden door schaarste. Maar zijn optimisme keerde terug toen hij bedacht welke mogelijkheden er waren voor de landbouw met hulp van de wetenschap. Hij nam als voorbeeld de resultaten van enkele kwekers en begaafde agronomen in een beperkt gebied en trok daaruit de meest bemoedigende conclusies, zonder te bedenken dat boeren dom zijn en onwillig nieuwe dingen aanvaarden, en dat het tijd zou kosten voor de nieuwe methoden van landbouw en distributie algemeen ingang hadden gevonden.

Als steeds zag Kropotkin de dingen zoals hij ze wilde zien, en zoals wij ook allen hopen dat ze eens zullen zijn; hij beschouwde dingen als bestaand of onmiddellijk te verwezenlijken die pas na lange, bittere strijd veroverd kunnen worden.

In wezen zag Kropotkin de natuur als een soort voorzienigheid; dankzij de natuur moest overal harmonie heersen, ook in de maatschappij der mensen.

Dat heeft veel anarchisten ertoe gebracht de verrukkelijk Kropotkiniaanse uitspraak te herhalen: ‘Anarchie is natuurlijke orde.'

Als de natuurwet harmonie is, vind ik dat men zich mag afvragen waarom de natuur gewacht heeft tot er anarchisten werden geboren en blijft wachten tot zij triomferen, om ons te bevrijden van de gruwelijke destructieve conflicten waaronder de mensheid steeds heeft geleden.

Zouden wij de waarheid niet dichter benaderen door te zeggen dat anarchie de strijd in de mensenmaatschappij is, tegen de disharmonie van de natuur?

Ik heb de nadruk gelegd op de twee dwalingen waaraan Kropotkin zich volgens mij schuldig heeft gemaakt -zijn theorie van het fatalisme en zijn overdreven optimisme, omdat ik meen de nadelige gevolgen daarvan in onze beweging te zien.

Er zijn kameraden geweest die de fatalistische theorie - die zij eufemistisch determinisme noemen - serieus namen en als gevolg daarvan alle revolutionair elan verloren. De revolutie, zo zeiden zij, wordt niet gemaakt, die komt vanzelf als de tijd er rijp voor is, en het is zinloos, onwetenschappelijk en zelfs lachwekkend om te proberen de revolutie te ontketenen. En gewapend met dergelijke argumenten trokken zij zich terug uit de beweging en bemoeiden zich voortaan met hun eigen zaken. Het zou echter verkeerd zijn te geloven dat zij naar een gemakkelijk excuus zochten om zich aan de strijd te onttrekken. Ik heb veel moedige, waardevolle kameraden gekend die grote risico's op zich namen en hun vrijheid, of zelfs hun leven, hebben opgeofferd uit naam van de anarchie, hoewel zij overtuigd waren van de zinloosheid van hun daden. Ze handelden uit weerzin jegens de huidige maatschappij, uit wraak, uit wanhoop, of om wille van het grootse gebaar, maar zonder daardoor de revolutie te willen dienen, en dus zonder het juiste doel of het geschikte moment te kiezen, of zonder de moeite te nemen hun actie te coördineren met die van anderen.

Aan de andere kant zijn er mensen geweest die geen zin hadden in filosofische overwegingen, maar wilden werken in de richting van en voor de revolutie, en die de problemen als veel eenvoudiger zagen dan zij in werkelijkheid waren, de moeilijkheden niet voorzagen en zich er niet op voorbereidden… en daardoor zijn wij machteloos gebleken wanneer er een kleine kans op succes was.

Ik hoop dat de dwalingen van het verleden ons leren in de toekomst beter te handelen.

Dat was wat ik wilde zeggen.

Ik denk niet dat mijn kritiek afbreuk doet aan de gestalte van Kropotkin, die ondanks alles een van de stralende figuren van onze beweging blijft.

Als mijn kritiek juist is, zal zij aantonen dat geen mens vrij is van fouten, zelfs niet als hij zo’n groot intellect en zo’n gul hart bezit als Kropotkin.

In elk geval zullen de anarchisten in zijn geschriften een schat van vruchtbare ideeën vinden, en in zijn leven een voorbeeld en een aansporing voor de strijd voor het goede.

namespace/peter_kropotkin_mijn_oude_vriend_herinneringen_en_kritiek.txt · Laatst gewijzigd: 11/12/19 14:45 door defiance