Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:supplement_bij_het_organisatorisch_platform_vragen_en_antwoorden

Supplement bij het Organisatorisch Platform (vragen en antwoorden)

Door Dielo Trouda - Groep van Russische anarchisten in het buitenland


Supplement bij het Organisatorisch Platform (vragen en antwoorden)

Zoals te verwachten was, heeft het Organisatorisch Platform van de Algemene Bond van Anarchisten, onder verschillende militanten uit de Russische libertaire beweging, zeer levendige belangstelling gewekt. Terwijl sommigen met volledige instemming het algemene idee en de basisprincipes van het Platform onderschrijven, zijn er anderen die hun kritiek en ongenoegen uiten over bepaalde delen van haar stellingen.

We verwelkomen het positieve ontvangst van het Platform even goed als de kritiek daarop. Want, voor de onderneming om een algemeen anarchistisch programma en een algemene libertaire organisatie te ontwikkelen, is eerlijke, serieuze en substantiële kritiek even belangrijk als dat positieve creatieve initiatieven dat zijn.

De vragen die we hieronder afdrukken, geven een indruk van deze serieuze en nodige kritiek, en het is met enige voldoening dat we deze verwelkomen. Maria Isidine – een militant die al vele jaren actief en zeer gerespecteerd is binnen onze beweging – schreef ons in een toegestuurde brief het volgende:

“Het organisatorische platform is duidelijk opgesteld om door alle anarchisten bediscussieerd te worden. Voordat ik een definitieve mening over dit ‘Platform’ kan formuleren, of erover in de pers kan spreken, moet ik eerst een aantal verduidelijkingen hebben over onderwerpen waar men te weinig concreet over is. Het kan zijn dat andere lezers in het ‘Platform’ een zekere nauwgezetheid weten vinden en dat bepaalde bezwaren slechts op misverstanden gebaseerd zijn. Om die reden wil ik jullie allereerst een reeks vragen voorleggen. Het is van groot belang dat jullie op duidelijke wijze antwoord geven op deze vragen, want het zijn jullie antwoorden die een indruk zullen geven van de geest van het Platform.”

In de afsluiting van de brief voegt de kameraad toe dat ze controversen in de kolommen van de krant Dielo Trouda graag wil vermeiden. Hierom vraagt ze boven alles dat bepaalde essentiële punten van het Platform verder worden toegelicht. Zo’n aanpak is zeer integer. Het is veel te gemakkelijk om polemieken te starten tegen een opvatting waarvan men denkt het mee oneens te zijn. Nog gemakkelijker is het om jezelf enkel en alleen bezig te houden met polemieken zonder de moeite te nemen om enige alternatieve positieve suggesties te doen ten opzichte van de aangevallen opvatting. Wat ongelofelijk veel moeilijker is, is de nieuwe voorstellen genoegend te analyseren en te begrijpen, zodat men hierover tot een goedgefundeerde mening komt. Het is precies deze laatste, en moeilijkste weg, die de auteur met haar vragen heeft verkozen.

Hier volgen deze vragen:

1. Het centrale punt van het Platform is om de overgrote meerderheid van de militanten van de anarchistische beweging te verenigen op basis van een gemeenschappelijke tactische en politieke lijn: de formatie van de Algemene Bond. Aangezien jullie federalisten zijn, hebben jullie klaarblijkelijk het idee voor een Executief Comité dat verantwoordelijk is voor de “ideologische en organisatorische uitvoering van de activiteiten van geïsoleerde groepen.” Zo’n organisatievorm is binnen alle partijen te vinden, maar is enkel mogelijk wanneer men het meerderheidsprincipe aanvaard. Zal binnen jullie organisatie elke groep de vrijheid hebben om eigen tactieken te formuleren en deze te volgen en een eigen positie kunnen ontwikkelen voor de verschillende onderwerpen die zich aandoen? Als het antwoord ja is, dan is jullie eenheid van puur morele aard (zoals dit nu ook is en altijd het geval is geweest binnen de anarchistische beweging). Als jullie echter een organisatorische eenheid nastreven, zal die eenheid noodzakelijkerwijze afgedwongen moeten worden. Als jullie binnen jullie organisatie het meerderheidsprincipe aanvaarden, op welke basis verwerpen jullie deze dan in het sociale stelsel?

Ik zou graag meer opheldering willen over jullie opvattingen over federalistische verbanden, de rol van congressen en het meerderheidsprincipe.

2. Als jullie spreken van het “vrije regime van sovjets”, wat voor een taken zien jullie dan voor deze sovjets weggelegd om “de eerste stap in de richting van constructieve niet-statelijke activiteit” te worden? Wat zal hun taak zijn? Zijn hun besluiten bindend?

3. Het Platform stelt dat “Anarchisten gebeurtenissen vanuit een theoretisch perspectief moeten benaderen.” Dit statement is onvoldoende duidelijk. Betekend dit eenvoudigweg dat anarchisten hun uiterste best moeten doen om de organisaties die de nieuwe orde moeten opbouwen (vakbonden, lokale groepen, coöperatieven, etc.) te doordringen met libertaire ideeën? Of betekend dit dat anarchisten zelf de leiding nemen bij dit opbouwende werk? Als dit laatste het geval is, in hoeverre verschilt die vorm dan van een “partijdictatuur”?

Het is zeer belangrijk dat dit punt wordt verduidelijkt. Vooral omdat dezelfde vraag opkomt over de rol van anarchisten binnen de vakbonden. Wat wordt bedoelt met: “de vakbonden op een georganiseerde manier toetreden”? Betekend dit slechts dat de kameraden binnen de vakbonden tot een bepaalde overeenstemming moeten komen om een gemeenschappelijke politieke lijn vast te stellen? Of betekend dit dat het anarchistische Uitvoerende Comité tactieken aan de arbeidersbeweging zal voorschrijven, zoals de regels voor stakingen, demonstraties, etc. Moeten de anarchisten die actief zijn binnen de vakbonden ernaar streven om leidinggevende functies daarbinnen te bemachtigen en, gebruikmakend van hun macht, besluiten opleggen aan de gewone leden van de vakbond? Het opperen dat de activiteiten van de anarchistische groepen die actief zijn binnen vakbondskringen moeten worden “gestuurd door een anarchistische koepelorganisatie” roept allerlei bedenkingen op.

4. In de sectie over de verdediging van de revolutie wordt gesteld dat het leger ondergeschikt moet zijn “aan de arbeiders- en landarbeidersorganisaties in de regio, die door de massa’s de taak hebben gekregen om het economische en sociale leven van het land te organiseren.” In normaal taalgebruik wordt dit “civiel bestuur” door de volksvertegenwoordigers genoemd. Wat betekend dit voor jullie? Het is duidelijk dat een organisatie die in feite het hele leven overziet en zich op het leger kan beroepen, niets ander is dan een staatsmacht. Dit punt is van dermate groot belang dat de auteurs van het Platform een plicht hebben om hier langer bij stil te staan. Als dit een “overgangsvorm” is, waarom verwerpt het platformistische project dan de “overgangsperiode”? En als dit de definitieve vorm is, in hoeverre is het Platform dan anarchistisch?

5. Er zijn een aantal vragen die, ondanks dat zij door het Platform niet behandeld zijn, toch een belangrijke rol spelen in de onenigheid tussen kameraden. Laat me hier een paar van deze vragen citeren:

Laten we aannemen dat een regio zich effectief onder de invloed van de anarchisten bevindt. Wat is dan hun houding tegenover andere partijen? Zien de auteurs van het Platform geweld tegen hun vijand ook als een optie als die geen wapen ter hand hebben genomen? Of verkondigen zij, het anarchistische ideaal trouw blijvende, de onvoorwaardelijke vrijheid van meningsuiting, van de pers, van organisatie, etc. voor allen? (Een aantal jaar geleden zouden deze vragen niet op zijn plaats geweest zijn. Maar met enkele van de huidige ideeën ben ik mij niet helemaal zeker van het antwoord.)

En is het, algemeen gezien, acceptabel als iemand zijn besluiten met geweld doordrukt? Vinden de auteurs van het Platform het acceptabel om macht uit te oefenen, ook als dit slechts van korte duur is?

Ik kan niet langer mijn mond houden over één specifiek punt in het Platform dat openlijk in tegenspraak is met het anarchistische communisme dat het predikt - wat de antwoorden van de groep ook mogen zijn op al deze vragen. Jullie speculeren erover dat op het moment dan het loonsysteem en de uitbuiting worden afgeschaft, er hoe dan ook niet-werkende elementen zouden blijven bestaan. Jullie willen hen uitsluiten van de algemene arbeidersgemeenschap; zij zullen geen aanspraak kunnen maken op hun deel van de gemeenschappelijke productie. Nu is er een principe dat altijd een fundamenteel onderdeel was van het anarchisme, “aan iedereen naar diens behoeften”, en dit principe was voor het anarchisme altijd de beste garantie voor de sociale solidariteit. Geconfronteerd met de vraag “Wat doen jullie met niet-werkenden?”, was het antwoord “beter een aantal niet-werkenden voor niets voeden dan een fout en schadelijk principe in de samenleving introduceren op basis van hun eenvoudige aanwezigheid.”

Nu creëren jullie, vanuit politieke overwegingen, een soort niet-werkenden-categorie, die jullie willen onderdrukken door hen te laten sterven van de honger. Maar hebben jullie je, los van dit morele aspect, afgevraagd waartoe dit zal leiden? Bij iedere niet-werkende persoon zullen we moeten gaan vaststellen wat de reden is deze niet werkt. We zullen gedachtelezers moeten worden om hun overtuigingen te doorgronden. Als iemand zijn of haar gegeven taak weigert uit te voeren, moeten we onderzoeken wat de reden is van dit weigeren. We zullen er op toe moeten zien dat het geen sabotage is, of een contrarevolutie. Resultaat? Bespieden, gedwongen arbeid, “arbeidsmobilisatie” en, om het af te maken, zijn de middelen die nodig zijn om te leven een schenking van de autoriteiten die de mogelijkheid hebben om de oppositie uit te hongeren! Rantsoenen als wapen in een politieke strijd! Kan het zijn dat wat jullie in Rusland hebben gezien, jullie niet overtuigd heeft van de monstrueuze aard van zo’n organisatie! En ik heb het hier nog niet eens over de schade die het zou doen aan de toekomst van de revolutie; zo’n schaamteloze inbreuk op de sociale solidariteit kan enkel gevaarlijke vijanden voortbrengen.

De sleutel tot de hele anarchistische voorstelling van de sociale organisatie heeft betrekking tot dit probleem. Als iemand op dit punt concessies maakt, zal dit ertoe leiden dat men alle andere anarchistische idealen over boort gooit, want jullie aanpak van dit probleem maakt elke niet-statelijke sociale organisatie onmogelijk.

Het kan zijn dat ik mij tot de pers moet richten over het Platform. Maar ik wacht hier liever nog mee totdat al deze grijze gebieden zijn opgehelderd.

* * *

Het Platform roept in de brief die zojuist werd aangehaald dus een reeks inhoudelijke vragen op, namelijk:

  1. de vraag over meerderheden en minderheden binnen de anarchistische beweging;
  2. over de structuur en de essentiële kenmerken van het vrije regime van sovjets;
  3. over de ideologische sturing van de activiteiten van de massa’s;
  4. over de verdediging van de revolutie;
  5. over de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting; en de structuur die voortbouwt op het anarchistische principe van “aan iedereen naar diens behoeften”.

Laten ons deze vragen hier één voor één beantwoorden:

1. De vraag over meerderheden en minderheden binnen de anarchistische beweging

De auteur [van de brief] oppert dit punt door dit te verbinden met het idee van een Uitvoerend Comité van de Bond. Als het Uitvoerende Comité van de Bond, naast functies van uitvoerende aard, ook een “sturende functie heeft om geïsoleerde groepen op theoretisch en organisatorisch niveau te sturen”, moet dat sturen dan niet dwingend zijn? Zijn groepen die zich bij de Bond hebben aangesloten dan vrij om hun eigen tactieken te bepalen een eigen positie te bepalen tot elk onderwerp dat zich voordoet? Of zijn zij gedwongen om zich te houden aan de algemene tactiek en de algemene opvattingen zoals deze zijn geformuleerd door de meerderheid binnen de Bond?

Laten we allereerst stellen, dat het Uitvoerende Comité van de Bond naar ons idee op geen enkele wijze een orgaan kan zijn dat dwingende macht mag hebben zoals dit het geval is bij politieke partijen. Het Uitvoerende Comité van de Algemene Anarchistische Bond is een orgaan dat de taken van de Bond uitvoerd, die van algemene aard zijn. In plaats van “Uitvoerend Comité” had dit orgaan ook “Algemeen Secretariaat van de Bond” kunnen heten. De naam “Uitvoerend Comité” heeft echter onze voorkeur, omdat deze beter het uitvoerende karakter en die van het initiatief samenvat. Zonder op enig enkele wijze de rechten van geïsoleerde groepen te beperken, kan het Uitvoerende Comité hun activiteiten sturen op het vlak van de theorie en op organisatorische wijze. Er zullen namelijk altijd groepen binnen de Bond zijn die zich bedolven voelen onder verschillende tactische vragen, waardoor er voor bepaalde groepen ideologische of organisatorische ondersteuning nodig zal zijn. Het is logisch dat het Uitvoerende Comité door haar positie een goede rol kan spelen bij deze ondersteuning, want deze heeft, vanwege haar positie en taken, bij veel verschillende onderwerpen een goed overzicht van de tactische en organisatorische lijn, zoals deze is aangenomen door de Bond.

Maar, als de een of andere organisatie desondanks toch aangeeft dat deze wenst een eigen tactische lijn te vervolgen, zal het Uitvoerende Comité of de Bond dan het recht hebben om hen dit te ontzeggen? In andere woorden: zal de tactische en organisatorische lijn van de Bond door de meerderheid vastgesteld worden, of zal elke groep naar eigen inzicht kunnen handelen, en, zal de Bond daarmee vanaf begin af aan meerdere lijnen hebben?

Wij zijn van mening dat de Bond als regel één tactische politieke lijn zou moeten hebben. De Bond is juist ontworpen om een einde te maken aan de versplintering en wanorganisatie binnen de anarchistische beweging. Met dit doel hebben wij, in plaats van een veelheid aan tactische lijnen die leiden tot onderlinge frictie, een algemene beleidslijn uitgestippeld die alle libertaire elementen de mogelijkheid geeft om in een gemeenschappelijke richting te werken en daarmee succesvoller te zijn in het behalen van hun doelen. Zonder deze zou de Bond een van haar bestaansgronden verliezen.

Er kunnen echter momenten zijn dat de meningen binnen de Bond over bepaalde onderwerpen verdeeld zijn, wat kan leiden tot een meerderheids- en minderheidsstandpunt. Dit is iets dat heel normaal is en voorkomt binnen alle organisaties en partijen. Normaal wordt er op zo’n moment een resolutie uitgewerkt.

Wij zijn allereerst van mening dat met het doel om de eenheid binnen de Bond te bewaren, de minderheid in zulke gevallen concessies zal moeten doen aan de meerderheid. Dit is bij onbeduidende meningsverschillen tussen de minderheid en meerderheid gemakkelijk haalbaar. Als de minderheid het bij haar standpunt voor onmogelijk houdt om deze op te geven, kan er een situatie ontstaan waarbij er twee van elkaar verschillende opvattingen en tactieken binnen de Bond bestaan; een meerderheidsstandpunt en tactiek en een minderheidsstandpunt en tactiek. In dit geval gaat dit punt de hele Bond aan. Als er, na discussie, wordt vastgesteld dat de twee verschillende standpunten [binnen de Bond] kunnen bestaan, zal het bestaan van twee van zulke standpunten worden geaccepteerd als definitieve uitkomst.

In het geval dat er een overeenstemming tussen de meerderheid en de minderheid over de tactische en politieke zaken onmogelijk is gebleken, zal er een splitsing plaatsvinden. De minderheid scheurt zich af van de meerderheid en zal een eigen nieuwe organisatie oprichten.

Dit zijn de drie mogelijke uitkomsten in het geval van een meningsverschil tussen een minderheid en een meerderheid. Dit vraagstuk zal door de gehele Bond worden opgelost: door middel van een Bondsconferentie of congres en in geen enkel geval door het Uitvoerend Comité. Wij herhalen nogmaals dat dit slechts een uitvoerend orgaan van de Bond is.

2. Het vrije sovjet-regime

Wij wijzen het huidige (Bolsjewistische) sovjet-systeem af. Dit representeert enkel een bepaalde politieke Staatsvorm. De sovjets van arbeiders- en landarbeidersafgevaardigden vormen een statelijke politieke organisatie die bestuurd wordt door een politieke partij. Wij bieden daarentegen sovjets van de productie- en consumptieorganisaties van de arbeiders en landarbeiders. Dat is wat de leus “vrij regime van sovjets en fabriekscomités” betekend. Voor ons betekent zo’n regime een economische en sociale constructie waarbinnen alle takken en functies van het economische en sociale leven zich concentreren, en dat in handen is van de productie- en consumptieorganisaties van de arbeiders. Dat regime zal werken met als doelstelling om de gehele werkende samenleving in haar behoeften te voorzien. Een federatie van deze organisaties en hun sovjets zal zich van de staat en het kapitalistische systeem ontdoen, en zal de belangrijkste spil zijn van het vrije sovjet-regime. Dit regime zal zeker niet direct het volledige ideaal van de anarchistische commune weerspiegelen, maar het zal de eerste zijn die zichzelf daadwerkelijk toont, het eerste praktische experiment van die commune en het zal het tijdperk van de vrije, niet-statelijke creativiteit van de arbeiders inluiden.

Wij zijn van mening dat – wat betreft de besluiten die over de verschillende economische en sociale bereiken gaan – de sovjets van de arbeiders- en landarbeidersorganisaties of de fabriekscomités er op toe zullen zien dit niet door middel van geweld of wetten gebeurt, maar in overeenstemming met de werkende massa’s die een directe hand hebben in het maken van deze besluiten. Die besluiten zullen echter bindend moeten zijn voor iedereen die ermee in heeft gestemd.

3. Anarchisten zullen de massa's en gebeurtenissen sturen wat betreft theorie

Het sturen van revolutionaire elementen en de revolutionaire bewegingen van de massa’s in de zin van hun ideeën, zou nooit, en kan nooit een streven van het anarchistische kamp worden, aangezien zij de bouw van een nieuwe wereld in eigen hand moeten nemen. De bouw daarvan kan niet plaats vinden tenzij dit door de gehele arbeidende samenleving wordt gedaan, want de verantwoordelijkheid hiervoor ligt enkel bij hen, en elke poging om hen dit recht te ontnemen moet als anti-anarchistisch worden gezien. Het vraagstuk van het ideologisch leiderschap is geen kwestie van socialistische constructie, maar eerder van theoretische en politieke invloed die wordt uitgeoefend op de revolutionaire ontwikkelingen bij politieke gebeurtenissen. We zouden noch revolutionairen, noch strijders zijn als we geen aandacht zouden hebben voor het karakter en de teneur van de revolutionaire strijd van de massa. En omdat het karakter en de teneur van die strijd niet alleen worden bepaald door objectieve factoren, maar ook door subjectieve factoren – dat wil zeggen door de invloed van een verscheidenheid aan politieke groepen – hebben wij de plicht om alles in onze macht te doen om te zorgen dat de ideologische invloed van het anarchisme op de voortgang van de revolutie, zo groot mogelijk is.

Het huidige “tijdperk van oorlogen en revoluties” stelt ons voor een groot dilemma met uitzonderlijke urgentie: revolutionaire gebeurtenissen ontwikkelen zich onder de invloed van statelijke ideeën (zelfs als deze socialistisch zijn) of onder die van niet-statelijke ideeën (anarchisme). En, omdat we er stellig van overtuigd zijn dat de statelijke tendens de revolutie een nederlaag zal brengen en de massa’s opnieuw in de slavernij, komen wij tot de logische conclusie dat het onze taak is er alles aan te doen om te zorgen dat de revolutie vorm krijgt door de anarchistische stroming. Nu is het zo dat onze oude werkwijze – een primitieve aanpak die steunt op kleine, verdeelde groepen – niet alleen zal mislukken, maar dit zelfs zal verhinderen. Daarom moeten we op een nieuwe methode overstappen. We moeten de kracht van de theoretische invloed van het anarchisme op de loop der gebeurtenissen organiseren. In plaats van bij vlagen invloed te hebben door middel van wanhopige, kleine acties, moet het een krachtige, continue factor zijn. Dat is, naar ons idee, nauwelijks mogelijk zijn tenzij de beste anarchistische militanten – zowel theoretische als praktische – zichzelf organiseren in een organisatie die in staat is tot daadkrachtige acties en die goedgefundeerd is wat betreft theorie en tactieken: een Algemene Bond van Anarchisten. Het sturen van het revolutionaire syndicalisme moet op eenzelfde manier worden begrepen. Het op georganiseerde wijze toetreden tot de vakbonden betekend dat men toetreed als de dragers van een bepaalde theorie, een vooraf bepaald werkschema, werk dat strikt moet passen bij alle anarchisten die binnen de vakbonden werken. De Anarchistische Bond zal zichzelf er niet mee bezig houden om tactieken aan de arbeidersbeweging voor te schrijven, of plannen uitwerken voor stakingen of demonstraties. Maar deze zal diens ideeën over revolutionaire tactieken voor de werkende klasse en uiteenlopende gebeurtenissen binnen de vakbonden moeten verspreiden; dat is één van diens onvervreemdbare rechten. In deze onderneming van het verspreiden van ideeën zullen anarchisten echter in strikte overeenstemming met elkaar moeten zijn, zowel met elkaar als met de activiteiten van de anarchistische koepelorganisatie waar zij tot behoren en in wiens naam zij hun ideologische en organisatorische werk uitvoeren binnen de vakbonden. Deze libertaire inspanningen binnen de vakbonden op georganiseerde wijze aangaan, en het zorgen dat anarchistische inspanningen op elkaar aansluiten, hebben niets met een autoritaire werkwijze te maken.

4. De verdediging van de revolitie

De kritiek die de auteur uitte op de these van het programma dat gaat over de verdediging van de revolutie, is meer dan welke dan ook, gebaseerd op een misverstand.

Het Platform heeft gesteld dat het nodig en onvermijdelijk is dat de arbeiders, in de context van een burgeroorlog, een revolutionair leger oprichten. Wij veronderstellen daarbij dat dit leger ondergeschikt zal moeten zijn aan de algemene aanwijzingen van de productie- en consumptieorganisaties van de arbeiders en landarbeiders.

De ondergeschiktheid van het leger aan deze organisaties betekend helemaal niet dat er een gekozen civiele autoriteit moet zijn. Absoluut niet. Een leger kan echter, zelfs als het in mentaliteit en titel het meest revolutionaire en populaire leger is, niet uit eigen initiatief bestaan en handelen, maar moet altijd aan iemand verantwoordelijkheid afleggen. Als orgaan ter zelfverdediging van de rechten van de arbeiders en revolutionaire posities, moet het leger, om precies om deze reden, politiek gezien volledig onder controle van de arbeiders staan en door hen worden aangestuurd. We zeggen hier politiek omdat, als het om militaire en strategische keuzes gaat, deze enkel door militaire organen binnen de rangen van het leger zelf kunnen worden gemaakt. Zij zijn echter verantwoordingsplichtig aan de leidende arbeiders en landarbeidersorganisaties.

Maar aan wie zou het leger directe politieke verantwoordelijkheid af moeten leggen? De arbeiders vormen geen éénduidig lichaam. Zij zullen zich representeren in een veelvoud aan economische organisaties. Het zijn precies deze organisaties, in de vorm van een federale koepelorganisatie, waaraan het leger ondergeschikt is. Het karakter en de sociale functies van deze instellingen worden gedefinieerd door de volgende stelling.

De notie van een revolutionair arbeidersleger moet ofwel geaccepteerd of verworpen worden. Maar als er voor een leger wordt gekozen, zal het principe dat deze ondergeschikt is aan de arbeiders en landarbeidersorganisaties moeten worden geaccepteerd. We zien geen andere mogelijke oplossing wat betreft dit punt.

5. Persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, van organisatie etc.

Het zegevierende proletariaat moet niet knoeien met de vrijheid van meningsuiting, noch met die van de pers, zelfs niet met die van voormalige vijanden en onderdrukkers nu deze door de revolutie verslagen zijn. En het rommelen met de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in de context van socialistische en anarchistische revolutionaire groepen binnen de rangen van het zegevierende proletariaat is nog minder acceptabel.

Vrijheid van meningsuiting en persvrijheid zijn van essentieel belang voor de arbeiders. Niet alleen omdat deze hen kan verlichten en hen beter grip geeft op de taken die hen voorliggen in hun constructieve economische en sociale ondernemingen, maar om beter inzicht te hebben in de essentiële elementen, argumenten, plannen en bedoelingen van hun vijanden.

Het klopt niet dat de kapitalistische en sociaal-opportunistische pers de revolutionaire arbeiders op een dwaalspoor kan zetten. De laatstgenoemde zijn prima in staat om de leugenachtige pers te doorzien, te ontmaskeren en daarop de antwoorden te formuleren die daarom vragen. Persvrijheid en vrijheid van meningsuiting boezemen alleen de kapitalisten en staatssocialisten angst in. Zij overleven door middel van smerige daden die zij moeten verbergen voor de ogen van de geweldige werkende massa. Voor de arbeiders zal vrijheid van meningsuiting een ongelofelijke zegening zijn. Deze geeft hen de mogelijkheid van alles te horen en een weging te geven, zelf een oordeel over dingen vellen, hun begrip van de dingen te verdiepen en hun handelen te effectiever te maken.

Het monopoliseren van de pers en het recht om te spreken, of het beperken hiervan door hen binnen de kaders van de dogma’s van één enkele partij te dwingen, herstelt al het vertrouwen in de monopolisten en hun pers. Als de vrije pers wordt onderdrukt, is dit omdat er een wens is om de waarheid te verhullen: iets dat de Bolsjewieken op sensationele wijze demonstreren. Hun pers is afhankelijk van de bajonet en wordt uit pure noodzaak gelezen, er is geen andere [pers].

Er kunnen echter specifieke momenten zijn dat de pers, of beter gezegd, het misbruiken van de pers, beperkt kan worden op basis van revolutionaire noodzaak. Als voorbeeld willen we daarvoor graag een episode uit het revolutionaire tijdperk in Rusland aanhalen.

In 1919 was de stad Ekaterinoslav gedurende de maand november in de handen van het Makhnovistische rebellenleger. Maar het was op dat moment omsingeld door Denikins troepen, die zich op de westelijke oever van de Dnieper hadden ingegraven in de omliggende dorpen Amur en Nizhnedneprovsk. Ondertussen namen zij Ekaterinoslav continu met kanonnen onder vuur vanaf hun gepantserde treinen. En vanuit het noorden rukte een eenheid van Denekins leger, onder leiding van generaal Slashchev, vanuit het gebied rond Kremenchug op naar Ekaterinoslav.

In die tijd verschenen dankzij de vrijheid van meningsuiting in Ekaterinoslav de volgende kranten: het Makhnovistische orgaan Putsk Svobodey (vert. Weg naar de vrijheid), de Rechts Sociaal-Revolutionaire Narodovlastiye (vert. Macht van het volk), het Oekraïense Links Sociaal-Revolutionaire Borotba (vert. Strijd), en het Bolsjewistische orgaan Zvezda (vert. Ster). Alleen de Kadetten, de toenmalige spirituele voorhoede van de Denikinistische beweging, hadden geen eigen krant. Wel nu! Stel dat de Kadetten in Ekaterinoslav hun eigen krant zouden willen publiceren – wat zonder twijfel een strategie in Denikins operaties had kunnen zijn – zouden de revolutionaire arbeiders en rebellen dan de Kadetten hen het recht op hun eigen krant moeten hebben geven? Zelfs op een moment waarbij de primair militaire functie hiervan in deze situatie overduidelijk is? Wij denken van niet.

In het geval van een burgeroorlog kunnen zulke situaties zich meer dan eens voordoen. In dat geval zullen de arbeiders en landarbeiders zich niet laten leiden door het principe van de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting, maar door de functie die de spreekbuis van de vijand vervult in relatie tot de militaire strijd.

Over het algemeen zullen de zegevierende arbeiders echter, met uitzondering van bijzondere situaties (zoals een burgeroorlog), zowel de linkse als de rechtse pers de vrijheid geven om zich te uiten. Die vrijheid is de trots en het genoegen van de vrije arbeidersmaatschappij.

Anarchisten zijn voorstander van revolutionair geweld in de strijd tegen hun klassenvijand. Zij roepen het volk ertoe op hier gebruikt van te gebruiken. Maar zij zullen er nooit de macht grijpen en tevens niet met geweld hun wil aan de massa opleggen, zelfs niet voor korte duur. Hun middelen zijn: propaganda, argumentatie en gesproken en geschreven overtuigingskracht.

6. De correcte interpretatie van het anarchistische principe "Van ieder naar diens vermogen, aan ieder naar diens behoeften"

Dit principe is zonder twijfel de hoeksteen van het anarchistisch communisme. Geen andere economisch, sociaal of juridisch concept past zo goed bij het ideaal van het anarchistisch communisme als deze. Het Platform stelt ook dat “de sociale revolutie, welke er op zal toezien dat de hele sociale orde opnieuw wordt opgebouwd, er daarmee ook op zal toezien dat iedereen in diens basisbehoeften wordt voorzien.”

Het is echter een zeer brede principeverklaring over een probleem binnen de anarchistische samenleving. Er moet daarbij een onderscheid gemaakt worden tussen de praktische eisen uit de vroege dagen van de sociale revolutie. Zoals de ervaringen tijdens de Parijse Commune en de Russische Revolutie hebben aangetoond, zijn de niet-werkende klassen verslagen – maar niet definitief. In de vroege dagen hadden zij slechts één obsessie: zich hergroeperen, de revolutie omverwerpen en hun verloren privileges weer herstellen.

Dat wetende is het extreem risicovol en dodelijk gevaarlijk voor de revolutie om de producten die voorhanden zijn in de revolutionaire zone te verdelen volgens het principe “aan ieder naar diens behoeften.” Het zou dubbel gevaarlijk zijn, want, afgezien van het comfort dat dit geeft aan de klassen die inherent vijandig tegenover de revolutie staan – wat moreel en strategisch ondoordacht zou zijn – zouden er direct nieuwe klassen opstaan die, als zij zien dat de revolutie alle mensen voorziet, liever niets doen in plaats van dat zij werken. Dit dubbele gevaar is iets wat men simpelweg niet kan negeren. Want het zal de revolutie snel te veel worden, tenzij hiertegen effectieve maatregelen worden genomen. De beste maatregel zou zijn dat de contrarevolutionaire, niet-werkende klassen zinvol aan het werk worden gezet. Deze klassen moeten zich op de een of andere manier zinvol werk vinden in een of andere sector waar de samenleving behoefte aan heeft; en het is exact hun aanspraak op hun aandeel van de productie van de samenleving dat hen ertoe zal dwingen om dat te doen, want er zijn geen rechten die geen verplichtingen in zich dragen. Dat is het precieze punt dat ons geweldige anarchistische principe maakt. Het stelt voor dat elk individu naar verhouding tot hun behoeften, zijn of haar krachten en vaardigheden in dienst stelt van de samenleving en niet dat hij of zij deze helemaal niet dient.

Er zal een uitzondering worden gemaakt voor kinderen, ouderen, de zieken en gehandicapten. Natuurlijk zou de samenleving hen ontslaan van de plicht om te werken, zonder hen de aanspraak op de verzorging van hun behoeften te ontzeggen.

Het rechtvaardigheidsgevoel van de arbeiders is momenteel sterk aangetast vanwege het feit dat mensen naar behoeften van de samenleving nemen terwijl zij slechts naar gelang hun gemoedstoestand teruggeven, of zelfs helemaal niet. De arbeiders zijn te lang gebukt gegaan onder de toepassing van dit absurde principe en zullen daarom ontoegeeflijk zijn op dit punt. Wij zijn in ons ons gevoel voor rechtvaardigheid en logica ook ontstelt wat betreft dit principe.

Dit zal echter volledig veranderen op het moment dat de vrije arbeiderssamenleving zich gevestigd heeft en er nog maar slechts een hand vol niet-werkenden zijn, en niet langer hele klassen die met contrarevolutionaire bedoelingen de nieuwe productie saboteren. De samenleving zal het anarchistische principe “van ieder naar diens vermogen, aan ieder naar diens behoefte” dan volledig in de realiteit moeten omzetten. Want alleen op basis van dat principe kan de samenleving voor zichzelf garanderen dat deze volledige vrijheid en werkelijke gelijkwaardigheid ademt.

Maar, zelfs dan zal de algemeen geldende regel zijn dat alle gezonde mensen, die genieten van de materiële en morele bronnen van de samenleving, bepaalde verplichtingen hebben in relatie tot de productie hiervan.

Bakoenin schreef in zijn volwassen anarchistische denken en handelen toen hij in zijn tijd dit probleem analyseerde (kameraad Max Nettlau meent in 1871):

“Iedereen zal moeten werken als zij willen eten. Iedereen die weigert te werken zal vrij zijn om te vergaan van de honger, tenzij zij een organisatie of een dorpsgemeenschap vinden welke bereid is om hen uit medelijden te voeden. Maar het zal dan waarschijnlijk eerlijk zijn hen geen politieke rechten te verlenen, aangezien hun jammerlijke situatie hun eigen keus is. Zij kiezen ervoor om van andermans arbeid te leven, hoewel zij zelf kunnen werken. Er zal namelijk geen andere basis zijn voor sociale en politieke rechten, dan die van het werk dat elk individu verricht.”

2 november 1926

namespace/supplement_bij_het_organisatorisch_platform_vragen_en_antwoorden.txt · Laatst gewijzigd: 09/11/21 08:59 door defiance