Navigatie
Bijdragen & info
Navigatie
Bijdragen & info
Door Wolfi Landstreicher
Al sinds het anarchisme voor het eerst gedefinieerd werd als een aparte radicale beweging, werd het anarchisme geassocieerd met links. Deze associatie is altijd ongemakkelijk geweest. Linksen in een autoriteitspositie (inclusief zelfverklaarde anarchisten zoals het leiderschap van de CNT en de FAI in Spanje in 1936-1937) vonden het anarchistische doel van een totale transformatie van het leven en het daaruit volgende principe dat de doelen al aanwezig moeten zijn in de strijdmiddelen een obstakel voor hun politieke programma’s. Echte opstand oversteeg altijd veruit enig politiek programma. De meest coherente anarchisten zagen hun dromen verwerkelijktprecies op die gindse onbekende plaats .
Telken male het vuur van de opstand afkoelde (en soms zelfs toen het vuur nog hevig woedde, bijvoorbeeld in Spanje in 1936-1937), namen leidende anarchisten hun positie terug in als “het geweten van links”. De omvang van de anarchistische dromen en de principes die daar uit volgen hebben de politieke manoeuvers van links echter steeds in de weg gestaan. Dit neemt niet weg dat de politieke manoeuvers van links echter een veel grotere hinderpaal voor de anarchistische beweging geweest zijn door er hun molensteen van fantasieloos “realisme” aan vast te hangen.
Voor links is de sociale strijd tegen exploitatie en onderdrukking in essentie een politiek programma dat met om het even welke middelen gerealiseerd moet worden. Dergelijke opvatting vereist natuurlijk een politieke strijdmethodologie die gedoemd is om een paar anarchistische basisprincipes tegen te spreken. Politiek als een afgezonderde categorie van het sociale bestaan betekent ten eerste het scheiden van de beslissingen die onze levens bepalen van de uitvoering van deze beslissingen. Deze scheiding ligt in instituties die deze beslissingen maken en opleggen. Het maakt weinig uit hoe democratisch of consensueel deze instituties zijn; de scheiding en de institutionalisering die inherent zijn aan politiek vormen altijd iets wat opgelegd wordt, omdat deze vereisen dat beslissingen altijd gemaakt worden alvorens de omstandigheden waarop ze betrekking hebben ontstaan. Bijgevolg nemen ze de vorm aan van algemene regels die altijd van toepassing zijn in bepaalde type’s van situaties ongeacht de specifieke omstandigheden. Dit mechanisme vormt ook het zaad van het ideologisch denken – waarbij ideëen de activiteiten van individuen regeren, eerder dan ten dienste staan van individuen bij het ontwikkelen van hun eigen projecten –. Hierover later meer. Even belangrijk vanuit anarchistisch perspectief is het feit dat de macht in deze instituties berust die beslissingen maken en afdwingen. De linkse opvatting van sociale strijd, is er precies één van beïnvloeden, overnemen of creëeren van alternatieve versies van deze instituties. Met andere woorden draait de linkse strijd om het veranderen van geïnstitutionaliseerde machtsrelaties, niet om het vernietigen ervan.
Deze opvatting van strijd op basis van een programma vereist een organisatie als strijdmiddel. De organisatie vertegenwoordigt de strijd en is de concrete uitdrukking van het programma. Als de betrokkenen dit programma definiëren als revolutionair en anarchistisch, vertegenwoordigt de organisatie voor hen revolutie en anarchie. De kracht van de organisatie wordt gelijkgesteld aan de kracht van de revolutionaire en anarchistische strijd. Een duidelijk voorbeeld hiervan vindt men in de Spaanse revolutie. Het leiderschap van de CNT inspireerde de werkers en boeren van Catalonië om de productiemiddelen (en ook de wapens waarmee ze hun vrije milities vormden) te expropriëren. Vervolgens ontbond de CNT hun organisatie niet om de werkers mogelijk te maken hun sociaal leven onder hun eigen voorwaarden te exploreren maar namen ze het management van de productie over. Deze verwarring tussen management door de vakbond en zelfbeheer had gevolgen die bestudeerd kunnen worden door iedereen die bereid is deze gebeurtenissen kritisch onder de loep te nemen. Wanneer de strijd tegen de heersende orde gescheiden is van de individuen die deze strijd voeren en in handen wordt geplaatst van de organisatie, houdt deze strijd op het zelfbepaalde project van deze individuen te zijn en wordt de organisatie in plaats daarvan een externe zaak die ze aanhangen. Omdat de zaak gelijkgesteld wordt met de organisatie, is het zelfbehoud en de expansie van de organisatie de primaire activiteit van de aanhangers van de zaak.
De linkse organisatie is de facto het middel waarmee links geïnstitutionaliseerde machtsrelaties probeert te veranderen. Of dit gebeurt door zich te richten tot de aan de macht zijnde heersers, het uitoefenen van democratische rechten, door electorale of gewelddadige verovering van de staatsmacht, door institutionele expropriatie van de productiemiddelen of door een combinatie van deze is van weinig belang. Om zijn doelen te bereiken probeert de organisatie een alternatieve macht of een tegenmacht te vormen. Dat is ook de reden om de huidige ideologie van de macht, i.e. democratie, te omhelzen. Democratie is het systeem van een gescheiden en geïnstitutionaliseerde beslissingsmacht die het creëren van sociale consensus vereist om programma’s uit te voeren. Hoewel macht altijd berust op verplichting/dwang, wordt democratie gerechtvaardigd door de instemming die het kan winnen. Daarom is het noodzakelijk voor links om zoveel mogelijk aanhangers te vinden, aantallen om hun programma’s te steunen. Door het aanhangen van democratie, moet links de kwantitatieve illusie omhelzen.
De poging om aanhangers te winnen vereist dat men beroep doet op de grootst gemene deler. In plaats van een vitale theoretische exploratie door te voeren, ontwikkelt links een aantal simplistische doctrines om naar de wereld te kijken en een litanie van morele verontwaardiging over zaken die door de huidige heersers worden aangericht. Elke vraagstelling of exploratie buiten dit ideologisch kader wordt streng veroordeeld of met onbegrip aanzien. De onmogelijkheid van enige ernstige theoretische exploratie is de kost van het accepteren van de kwantitatieve illusie waarin het aantal aanhangers, ongeacht hun passiviteit of onwetendheid, beschouwd wordt als de reflectie van een sterke beweging, eerder dan de kwaliteit en coherentie van ideëen en praktijken.
De politieke noodzaak om een beroep te doen op “de massa’s” leidt links er ook toe om piece-meal eisen te stellen aan de huidige machthebbers. Deze methode is zeker consistent met een project om machtsrelaties te veranderen, precies omdat deze methode deze relaties nooit bij de wortel in vraag stelt. Door eisen te richten aan machthebbers, impliceert deze methode dat eenvoudige (of eventueel extreme) aanpassingen van de huidige relaties voldoende zijn voor de realisatie van het linkse programma. De heersende orde zelf wordt bij deze methode niet in vraag gesteld aangezien dit het politieke framework van links in gevaar zou brengen.
In deze piece-meal benadering tot verandering schuilt impliciet de doctrine van progressiviteit (de dag van vandaag de facto één van de meer populaire labels onder linksen en liberalen –andere besmeurde labels zouden ze het liefst achter zich laten – is precies “progressief” ). Progressiviteit is het idee dat de huidige orde der dingen het resultaat is van een aanhoudend (eventueel “dialectisch”) verbeteringsproces. Als we moeite doen (door een stem uit te brengen, petitie, rechtzaak, burgerlijke ongehoorzaamheid, politiek geweld of zelfs de verovering van de macht – alles behalve de vernietiging van de macht), kunnen we dit proces verder drijven. De opvatting van vooruitgang en de piece-meal aanpak die er de praktische uitdrukking van is, wijst op een ander kwantitatief aspect van de linkse opvatting van sociale transformatie. Deze transformatie is een kwestie van gradaties, van iemands positie op een voortschrijdend traject. De juiste hoeveelheid aanpassing zal ons “er” brengen (wat “er ook moge zijn). Hervorming en revolutie zijn gewoon twee verschillende gradaties van dezelfde activiteit. De absurditeiten van het linksisme zijn danig dat het blind blijft voor het overweldigende bewijs dat het enige traject waarop we ons ten minste al sinds de opkomst van het kapitalisme en het industrialisme bevinden de toenemende verarming van het bestaan is, en dit kan niet weghervormd worden.
De piece-meal aanpak en de politieke nood om te categoriseren leidt links er ook toe om mensen te valorizeren in termen van hun lidmaatschap van verschillende onderdrukte en geëxploiteerde groepen, zoals “arbeiders”, “vrouwen”, “allochtonen”, “homo’s en lesbiennes”, enz. Deze categorisering ligt aan de basis van identity politics. Identity politics is de bijzondere vorm van valse oppositie waarin onderdrukte mensen kiezen om zich te identificeren met een bepaalde sociale categorie waardoor hun onderdrukking nog versterkt wordt als een veronderstelde daad van verzet tegen hun onderdrukking. De facto beperkt de blijvende identificatie met hun sociale rol de capaciteit van de beoefenaars van identity politics om hun situatie grondig te analyseren en als individuen te handelen tegen hun onderdrukking. Identity politics garandeert zo het verderbestaan van de sociale relaties die hun onderdrukking veroorzaken. Deze mensen zijn enkel nuttig als leden van bepaalde categorieën, als pionnen in de politieke manoeuvers van links, omdat dergelijke sociale categorieën de rol aannemen van drukkingsgroepen en machtsblokken binnen het democratische framework.
De politieke logica van links met zijn organisationele vereisten, zijn omhelzing van democratie en de kwantitatieve illusie en zijn valorisering van mensen enkel als leden van sociale categorieën is inherent collectivistisch, en als dusdanig onderdrukkend voor het individu. Dit komt tot uitdrukking in de oproep om zichzelf op te offeren voor verschillende zaken, programma’s, en organisaties van links. Achter deze oproepen vindt men de manipulatieve ideologieën van collectieve identiteit, collectieve verantwoordelijkheid en collectieve schuld. Individuen die gedefinieerd worden als lid van een “geprivilegieerde” groep – hetero, blank, mannelijk, eerste wereld, middenklasse – worden verantwoordelijk gesteld voor alle onderdrukking die aan deze groep wordt toegekend. Vervolgens worden ze gemanipuleerd om deze “misdaden” uit te boeten, door kritiekloze steun te betuigen aan bewegingen van mensen die meer onderdrukt worden dan zijzelf. Individuen die gedefinieerd worden als onderdeel van een onderdrukte groep worden gemanipuleerd om een collectieve identiteit te aanvaarden binnen deze groep op basis van een verplichte “solidariteit” – sisterhood, zwart nationalisme, queer identity, etc. Als ze deze groepsidentiteit verwerpen of grondig bekritiseren, wordt dit gelijkgesteld aan de aanvaarding van hun eigen onderdrukking. De facto wordt het individu dat alleen handelt (of enkel met mensen waarmee hij/zij een echte affiniteit ontwikkeld heeft) tegen zijn/haar onderdrukking en exploitatie beschuldigd van “burgerlijk individualisme”, ondanks het feit dat hij/zij precies vecht tegen de vervreemding, scheiding en atomisering die het inherente resultaat zijn van de collectieve vervreemde sociale activiteit die de staat en het kapitaal – de zogezegde “burgerlijke samenleving”- ons oplegt.
Omdat linksisme de actieve perceptie is van sociale strijd als een politiek programma, is het linksisme van kop tot teen ideologisch. De strijd van links groeit niet uit de verlangens, noden en dromen van levende individuen die geëploiteerd, onderdrukt, gedomineerd en onteigend worden door deze maatschappij. Deze strijd is niet de activiteit van mensen die hun eigen levens opnieuw proberen toe te eigenen en het gereedschap daartoe zoeken. Het is eerder een programma dat geformuleerd wordt in de geesten van linkse leiders of in organisationele bijeenkomsten die over het hoofd bestaan en voorrang krijgen op strijden van individuen en waaraan laatstgenoemden zich horen te onderwerpen. Wat de slogan van dit programma ook is – socialisme, communisme, anarchisme, sisterhood, afrikaanse mensen, dierenrechten, earth liberation, primitivisme, arbeiderszelfbeheer, etc., etc. – het programma biedt individuen geen bruikbare gereedschappen voor hun eigen strijd tegen overheersing, maar vraagt individuen enkel om de overheersing van de heersende orde in te ruilen voor de overheersing van het linkse programma. M.a.w. het vraagt dat individuen hun eigen capaciteit tot handelen om hun eigen bestaan vorm te geven blijven opgeven.
Op zijn best is de anarchistische onderneming er altijd één geweest van totale transformatie van het bestaan gebaseerd op de hertoeëigening van het leven door ieder en elk individu dat handelt in zelfgekozen en vrije associatie met anderen. Deze visie kan je aantreffen in de meest poëtische geschriften van bijna elke welbekende anarchist. Dit is wat anarchisme “het geweten van links” heeft gemaakt. Wat is echter het nut om het geweten te zijn van een beweging die de breedte en de diepte van iemands dromen niet deelt en niet kan delen, indien men deze dromen wenst te realiseren?
In de geschiedenis van de anarchistische beweging, hebben de perspectieven en praktijken die het dichtst bij links aanleunden, zoals het anarcho-syndicalisme en het platformisme, altijd minder van dromen en meer van programma over zich gehad. Nu het linksisme niet langer een significante kracht is die te onderscheiden valt van de rest van de politieke sfeer, tenminste in het Westen, is er zeker geen reden meer om deze molensteen rond onze nek te blijven meezeulen. De realisatie van anarchistische dromen, van de dromen van elk individu dat nog capabel is om te dromen en onafhankelijk te verlangen om de autonome schepper van zijn/haar eigen bestaan te zijn, vereist een bewuste en ernstige breuk met links. Deze breuk zou minimaal het volgende moeten inhouden:
1. het weigeren van een politieke opvatting van sociale strijd; een erkenning dat revolutionaire strijd geen programma is, maar de strijd voor de individuele en sociale hertoeëigening van de totaliteit van het leven. Als dusdanig is deze strijd inherent anti-politiek. M.a.w., is deze strijd tegengesteld aan elke vorm van sociale organisatie – en elke strijdmethode – waarin de beslissingen van het hoe te leven en strijden gescheiden zijn van de uitvoering van deze beslissingen, ongeacht hoe democratisch en participatorisch dit afgescheiden beslissingsproces ook moge zijn.
2. het weigeren van het organisationalisme, hiermee bedoel ik het weigeren van het idee dat enige organisatie geëxploiteerde individuen of groepen, sociale strijd, revolutie of anarchie kan vertegenwoordigen. Vandaar ook het weigeren van alle formele organisaties – partijen, vakbonden, federaties en consoorten – die door hun programmatische natuur dergelijke representatieve rol vervullen. Dit is niet hetzelfde als het opgeven van de capaciteit om specifieke activiteiten te organiseren die noodzakelijk zijn voor de revolutionaire strijd, eerder het weigeren van het ondergeschikt maken van de taken en projecten aan het formalisme van een organisationeel programma. De enige taak waarvan men kan aantonen dat deze een formele organisatie vereist, is de ontwikkeling en het onderhoud van een formele organisatie.
3. het verwerpen van democratie en de kwantitatieve illusie. Het verwerpen van de opvatting dat het aantal aanhangers van een bepaalde zaak, idee of programma de kracht van de strijd bepaalt, eerder dan de kwalitatieve waarde van de strijdpraktijk als aanval tegen de instituties van overheersing en als hertoeëigening van het leven. Het verwerpen van elke institutionalisering of formalisering van beslissingsmacht, en ook van elk opvatting van beslissingsname als een moment dat gescheiden is van het leven en de praktijk. Ook het weigeren van de evangeliserende methode die de massa’s wil overtuigen. Dergelijke methode veronderstelt dat de theoretische exploratie ten einde is en dat men een antwoord heeft dat allen maar moeten aanhangen en dat elke methode aanvaardbaar is om de boodschap te verspreiden, zelfs al is deze methode in tegenstrijd met wat we aan het zeggen zijn. Deze methode leidt er toe dat men volgelingen zoekt die iemands positie aanvaarden, eerder dan kameraden en medeplichtigen waarmee men zijn/haar exploraties wil uitvoeren. In plaats daarvan een praktijk die ernaar streeft zijn/haar projecten zo goed mogelijk uit te voeren, op een manier die consistent is mijn zijn/haar ideeën, dromen en verlangens, en dus mogelijke medeplichtigen aan te trekken met wie men relaties van affiniteit kan ontwikkelen en de praktijk van revolte uit kan breiden.
4. het weigeren om eisen te stellen aan machthebbers, de keuze voor een praktijk van directe actie en aanval. Het verwerpen van het idee dat we ons verlangen naar zelfdeterminatie kunnen realiseren door piece-meal veranderingen te eisen die, in het beste geval, enkel een tijdelijke verbetering van de schadelijke sociale orde van het kapitaal kunnen bieden. Erkenning van de noodzaak om deze samenleving in zijn totaliteit aan te vallen, om in elke deelstrijd een praktisch en theoretisch bewustzijn te bewerkstelligen van de totaliteit die vernietigd moet worden. Evenzeer de capaciteit om te zien wat mogelijkerwijs revolutionair is – wat de logica van eisen en van piece-meal veranderingen overstijgt – in sociale deelstrijden. Elke radicale, opstandige breuk is voortgekomen uit een strijd die begon als een poging om beperkte eisen te stellen en die in praktijk evolueerde van het gewenste te eisen tot het grijpen van het gewenste en meer.
5. het weigeren van het idee van vooruitgang, of het idee dat de huidige orde der dingen het resultaat is van een aanhoudend verbeteringsproces dat we nog verder kunnen drijven, mogelijk tot de apotheose, als we maar genoeg inspanning leveren. De erkenning dat het huidige traject – dat de heersers, hun loyale reformisten en “revolutionaire” oppositie “vooruitgang” noemen –inherent schadelijk is voor individuele vrijheid, vrije associatie, gezonde menselijke relaties, de totaliteit van het leven en de planeet zelf. De erkenning dat dit traject tot een eind gebracht moet worden en dat er gezocht moet worden naar een nieuwe manier van leven en relateren als we de volledige autonomie en vrijheid wensen te bereiken. (Dit leidt niet noodzakelijkerwijs tot een absoluut verwerpen van technologie en beschaving en dergelijke weigering is niet de bottom line van een breuk met links. Het verwerpen van vooruitgang betekent zeer zeker een bereidheid om beschaving en technologie kritisch en ernstig te onderzoeken, in het bijzonder het industrialisme. Diegenen die niet bereid zijn tot het stellen van dergelijke vragen, blijven hoogstwaarschijnlijk vasthouden aan de vooruitgangsmythe.)
6. het weigeren van identity politics. Verschillende onderdrukte groepen ervaren hun onteigening op manieren die specifiek zijn voor hun onderdrukking. Analyse van deze specificiteiten is noodzakelijk om ten gronde te begrijpen hoe overheersing werkt. Desondanks is de fundamentele onteigening het stelen van de capaciteit van elk van ons als individuen om onze levens vorm te geven op onze eigen voorwaarden in vrije associatie met anderen. De hertoeëigening van het leven op sociaal niveau, alsook de volledige hertoeëigening op het individuele niveau, kan enkel gebeuren wanneer we stoppen onszelf essentieel te identificeren in termen van onze sociale identiteiten.
7. het weigeren van collectivisme, van het ondergeschikt maken van het individu aan de groep. Het weigeren van de ideologie van collectieve verantwoordelijkheid (dit betekent niet het weigeren van een sociale of een klasse-analyse maar eerder een analyse die het morele oordeel uit dergelijke analyse elemineert, en de gevaarlijke praktijk weigert om individuen de schuld te geven voor activiteiten die gebeurd zijn in naam van, of die toegeschreven worden aan een sociale categorie waarvan gezegd wordt dat ze deel van uitmaken maar die ze niet zelf gekozen hebben – vb jood, zigeuner, man, blank, etc.) Het weigeren van het idee dat iemand, ofwel door “privilege” of door een verondersteld lidmaatschap van een bepaalde onderdrukte groep, kritiekloze solidariteit verschuldigd is aan elke strijd of beweging, en de erkenning dat dergelijke opvatting een belangrijke obstructie is voor elk ernstig revolutionair proces. Het creëren van collectieve projecten en activiteiten die de noden en verlangens dienen van de individuen die betrokken zijn, en niet vice versa. De erkenning dat de fundamentele vervreemding die door kapitaal wordt opgelegd niet gebaseerd is op een hyper-individualistische ideologie die het promoot, maar voortkomt uit het collectieve productieproject die het oplegt. Dit project onteigent onze individuele creatieve capaciteiten om zijn/haar doelen te verwezenlijken. De erkenning dat de bevrijding van ieder en elk individu die de voorwaarden van zijn/haar eigen bestaan in vrije associatie met anderen die hij/zij gekozen heeft mogelijk maakt– i.e. de individuele en sociale hertoeëigening van het leven – het primaire doel is van revolutie.
8. het weigeren van ideologie, dwz. het verwerpen van elk programma, idee, abstractie, ideaal of theorie die boven het leven van idividuen wordt gesteld als een construct waaraan dienst betoond moet worden. De verwerping dus van God, de Staat, de Natie, het Ras, etc. maar ook van Anarchisme, Primitivisme, Communisme, Vrijheid, Rede, het Individu, etc. wanneer deze idealen worden waaraan men zichzelf, zijn/haar verlangens, aspiraties en dromen moet opofferen. Het gebruik van ideëen, theoretische analyse en redeneercapaciteit om abstract en kritisch te denken als gereedschappen om zijn/haar doelen te bereiken, zijn/haar leven opnieuw toe te eigenen en actie te ondernemen tegen alles wat deze hertoeëigening in de weg staat. Het verwerpen van eenvoudige antwoorden die als oogkleppen fungeren bij iemands pogingen om de realiteit te onderzoeken waartegenover iemand staat. Het verkiezen van aanhoudende invraagstelling en theoretische exploratie.
In mijn opinie vormen deze elementen een echte breuk met links. Waar deze weigeringen ontbreken – in theorie of in praktijk – blijven resten van het linksisme overeind. Dit vormt een obstakel voor ons bevrijdingsproject.
Aangezien deze breuk met links gebaseerd is op de noodzakelijkheid om de praktijk van de anarchie uit de grenzen van de politiek te halen, gaat het zeker niet om een omhelzing van rechts of een ander onderdeel van het politieke spectrum. De breuk met links is eerder de erkenning dat een strijd voor de transformatie van de totaliteit van het leven, een strijd om elk van onze levens terug te nemen als ons eigen in een collectieve beweging voor individuele realisatie enkel gehinderd kan worden door politieke programma’s, “revolutionaire” organisaties, ideologische constructen die ons dienstbetoon vragen. Ook zij eisen, zoals staat en kapitaal, dat we er onze levens aan opofferen i.p.v. onze levens in eigen handen te nemen. Onze dromen zijn veel te breed voor de enge inperkingen van politieke manoeuvers. We zijn er al veel te laat mee links achter te laten en vrolijk onze eigen weg gaan richting het onbekende van de opstand en de creatie van volle en zelfbepaalde levens..