Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:waarom_je_minder_betaald_krijgt_naarmate_jouw_baan_anderen_baat

Waarom je minder betaald krijgt naarmate jouw baan anderen baat

Een interview met David Graeber door Thomas Frank


Waarom je minder betaald krijgt naarmate jouw baan anderen baat

“Aandacht voor de financieële sector heeft duidelijk gemaakt hoe bizar verdraaid onze economie is Als we het hebben over wie beloond wordt”David Graeber

Vorig jaar schreef Graeber een veel bediscussieerd essay waarin hij zich afvroeg wat er gekomen is van de belofte van meer-vrije-tijd-voor-arbeiders, die de maatschappij ons ooit deed. Voor de taken die nu de uren in beslag nemen die ons ooit als vrije tijd beloofd zijn heeft hij het delicate, ietwat obscure label 'bullshit banen' uitgevonden. Ik wilde weten wat hij daar precies mee bedoeld en daarom besloot ik het hem te vragen. Hieronder de e-mail conversatie die daaruit volgde, hij is iets aangepast voor publicatie.

Laten we beginnen bij het begin: Keynes voorspelde in de jaren 30 dat binnen afzienbare tijd, arbeiders veel meer vrije tijd zouden hebben omdat de arbeidsproductiviteit zou toenemen. Is er aanleiding voor dit idee van hem, ik bedoel er waren in die tijd meer mensen die iets vergelijkbaars voorspelden, toch?

Nou, radicale element in de arbeidersbeweging omarmden dit idee al heel vroeg. Na de succesvolle campagnes voor de 8-urige werkdag in de jaren 80 van de negentiende eeuw dachten mensen onmiddellijk: kunnen we hier geen zeven, zes of zelfs nog minder uren van maken? Paul Lafargue, Marx' schoonzoon en auteur van het boek Recht op Luiheid, riep in al 1883 op tot iets in die trant. Ik heb zelfs een Wobbly[1] T-shirt met een fin de siècle design waar op staat: “Join de IWW for a new dawn”. De zon komt net op boven de daken en in de zon staat te lezen “De 4 daagse week, de 4-urige dag”. Hoe oud die afbeelding precies is weet ik niet, maar ik schat dat hij uit de jaren tien of twintig komt. In de dertiger jaren verschoof in veel industrieën de werkweek naar 35 uur. Zo raakte mijn moeder, in die tijd werkzaam in de textielindustrie, betrokken bij de muziekrevue van de ILGWU[2]: 'Pins and Needles'. Omdat iedereen nu een veel kortere werkweek had, begon de vakbond namelijk ook vrijetijdsbesteding te organiseren.

Wanneer begon men eindelijk te twijfelen aan deze verwachting?

Tegen de zestiger jaren dachten men dat we waarschijnlijk niet meer dan twee generaties van robotfabrieken en uiteindelijk het verdwijnen van alle arbeid verwijderd waren. Iedereen, van de Situationisten tot de Yippies zei: Laat machines het werk doen! Ze ageerden tegen het hele idee van een 9 tot 5 bestaan. In de jaren 70 was er zelfs een serie, nu grotendeels vergeten wilde stakingen bij onder andere de autowerkers in Detroit en in Turijn geloof ik, en op een aantal andere plaatsen, waarbij men eigenlijk zei: “We zijn het zat zoveel te werken.”

Dit soort dingen bracht veel mensen in posities van macht in een soort morele paniek. Er werden denktanks opgericht om te onderzoeken wat er gedaan moest worden – eigenlijk hoe de sociale controle behouden kon worden – in een samenleving waar meer en meer traditionele vormen van arbeid snel overbodig zouden gaan worden. Een hoop van de klachten die mensen als Alvin Toffler en vergelijkbare figuren in de vroege jaren 70 hadden, namelijk dat de snelle technologische vooruitgang de sociale orde in staat van chaos zou brengen, had te doen met zulke angst: te veel vrije tijd had gezorgd voor de tegencultuur en de jeugdbewegingen. Wat zou er gaan gebeuren als dingen zelfs nog relaxter zouden gaan worden? Het is waarschijnlijk ook geen toeval dat van toen af aan de richting van technologisch onderzoek begon te veranderen, weg van automatisering en meer naar informatie, medische en militaire technologie (zeg maar: de technologie van sociale controle) en dat vanaf dat moment markthervormingen ons zouden terugbrengen naar een minder zekere werksituatie, langere uren en meer werk discipline.

Vandaag de dag blijft de arbeidsproductiviteit toenemen, toch werken Amerikanen meer en niet minder uren per week dan daarvoor. Daarbij komt dat ze ook nog eens meer werken dan arbeiders in ander landen. Correct?

Of het nu om vader- of moederschapsverlof gaat, of om vakanties en dat soort dingen, zelfs onder de New Deal was de VS krenteriger met vrije tijd dan andere rijke landen. Maar de zaken zijn er zeker slechter op geworden sinds de jaren 70 zijn.

Wat is de verklaring die economen geven voor deze combinatie van grotere arbeidsproductiviteit per uur maar toegenomen arbeidsuren? En wat is jouw verklaring?

Gek genoeg hebben economen niet veel interesse in vragen over zulke fundamentele zaken als 'waarden' of over bredere politieke of sociale kwesties, dus over hoe het leven van mensen er eigenlijk uitziet. Ze hebben er zelden iets over te vertellen als je ze er niet af en toe aan herinnerd. Alleen als een niet-econoom met politieke en sociale verklaringen begint te komen voor de opkomst van betekenisloze administratieve en management functies beginnen ze zich ermee te bemoeien en zeggen ze: “Nee hoor, we hadden dat prima kunnen verklaren met onze economische termen,” om dan vervolgens snel iets te verzinnen.

Nadat mijn stuk [Over bullshit banen, vert.] was uitgekomen bijvoorbeeld, kwam The Economist al snel met een ontzettend zwak beargumenteerd stuk, vol met overduidelijke drogredeneringen. De strekking van het stuk was: Goed, er zijn dan wel een stuk minder mensen betrokken bij het maken, onderhouden en transporteren van goederen dan vroeger. Maar toch is het logisch dat we drie keer zoveel administratoren hebben omdat het globalisering proces het zoveel ingewikkelder maakt. Er zijn nu computers waarvan de schakelingen die ontworpen zijn in Californië, geproduceerd worden in China, samengesteld worden in Saipan, dan in dozen gestopt worden in Nevada en van de ene op de andere dag door Amazon verstuurd worden naar God-weet-waar…

Dat klink als een overtuigende verklaring tot je er echt even over nadenkt. Dan realiseer je je al snel dat als dat allemaal waar is, waarom is er dan exact hetzelfde gebeurd op universiteiten? Want daar heeft zich namelijk precies dezelfde aanwas van laag op laag van administratieve taken voorgedaan. Is het proces van onderwijzen soms ook 3 keer ingewikkelder geworden sinds de jaren 30? En zo niet, waarom is hier dan precies hetzelfde gebeurd? Dus veel van de economische verklaringen zijn dus gewoon onzin.

Allemaal waar, en het klopt inderdaad precies voor universiteiten. Maar er moet toch een officiële, zo niet economische, verklaring zijn waarom we niet die Geweldige Toekomst hebben gekregen waarvan nog niet zo heel lang geleden iedereen zeker wist dat die komen ging? Iets in de trant van: 'Keynes zat er helemaal naast, zo'n systeem werkt nu eenmaal niet, arbeiders zijn gewoon niet geschoold genoeg om zoveel vakantie te hebben verdient'. Of: 'De dingen die we vandaag de dag maken zijn gewoon zo veel beter dan de dingen die we in de tijd van Keynes produceerden, dat we er langer voor moeten werken om ze te kunnen betalen.' Er moet een verklaring voor gegeven worden.

Nou, de verklaring is eigenlijk altijd het consumentisme. Het idee is altijd dat, gegeven de keus tussen een 4-urige werkdag of een 9- of 10-urige werkdag met SUV's, iPhones en de keuze uit acht verschillende soorten designer sushi, we collectief gezegd hebben dat we het dan liever zonder vrije tijd doen. Dit hangt samen met het 'dienstensector' argument. Niemand zou nog willen koken, schoonmaken of z'n eigen koffie zetten, dus alle nieuwe werkgelegenheid zit in het onderhouden van de infrastructuur die het mogelijk maakt dat mensen even lekker snel een afhaalmaaltijd of een Starbucks koffie kunnen halen op weg van of naar werk. Dus inderdaad, een groot deel wordt voor lief genomen door mensen die er niet veel over nadenken. Maar het is overduidelijk niet een echte verklaring.

Ten eerste, maar een heel klein deel van de nieuwe banen heeft ook maar iets te maken met het produceren van speelgoed voor consumenten, en dan zijn die banen ook nog grotendeels in het buitenland. Maar zelfs daar is het totale aantal mensen betrokken bij het industriële productieproces afgenomen.

Ten tweede, zelfs in de rijkste landen is het niet duidelijk of het aantal banen in de dienstensector werkelijk zo enorm is toegenomen als we graag willen geloven. Als je naar de cijfers tussen 1930 en 2000 kijkt: Ooit was er een groot aantal bedienden, hulpen in het huishouden, die aantallen zijn enorm afgenomen.

Ten derde zie je dat niet alleen de dienstensector gegroeid is maar de dienstensector en de administratieve en kantoorbanensector. Die is gegroeid van ongeveer een kwart in de jaren dertig, naar misschien wel drie kwart vandaag de dag. Maar hoe verklaar je de explosie van het aantal managers en bureaucraten met een verlangen naar iPhones en sushi?

En dan is er tenslotte ook nog de overduidelijke vraag van oorzaak en gevolg. Werken we nu zo veel omdat we, op de een of ander manier allemaal onafhankelijk van elkaar het verlangen koesteren naar macchiatos, panini's en honden uitlaters? Of is het zo dat we een broodje en een koffie afhalen en betalen om onze hond uit te laten omdat we zoveel werken?

Misschien is een deel van het antwoord dat men de belofte van veel meer vrije tijd vergeten is en dat er nu geen politieke macht meer is om het te kunnen afdwingen, en dat er dus geen echte noodzaak meer is om het te verklaren? Ik bedoel er zijn zelfs geen wilde stakingen meer.

Nou, we zouden kunnen gaan praten over het verdwijnen van de vakbeweging, maar het gaat dieper dan dat. In de late 19de en vroege 20ste eeuw was het grote verschil tussen de anarchosyndicalistische vakbonden en de socialistische vakbonden dat die laatsten altijd hogere lonen eisten, terwijl de anarchisten voor minder uren pleitten. Daarom waren anarchisten ook zo betrokken bij de strijd om de achturige werkdag. Het is alsof de socialisten uiteindelijk geloofden dat werken een deugd is en consumentisme goed, maar dat het allemaal democratisch gemanaged moest worden. Terwijl de anarchisten zeiden: Nee, het hele idee dat we meer en meer werken zodat we meer en meer spullen kunnen kopen is om te beginnen al verkeerd.

Ik heb al eens eerder gezegd dat het naar mijn gevoel een van de grootste ironieën van de geschiedenis is hoe dit allemaal heeft uitgepakt toen arbeidersbewegingen daadwerkelijk aan de macht kwamen. In de meeste gevallen was het de klassieke anarchistische achterban van recent geproletariseerde boeren en ambachtslieden die in opstand kwamen en de grote revoluties teweeg brachten, of dat nu was in China of Rusland, of trouwens: Algerije en Spanje, ze eindigden altijd met regimes gerund door socialisten die geloofden in de deugd van de arbeid met als doel uiteindelijk het creëren van een consumentenparadijs. Natuurlijk waren ze niet in staat dat consumentenparadijs te creëren, maar wat voor sociale zekerheid leverden ze dan wel? Nou, de grootste zekerheid, waar nu niemand het meer over heeft, was de gegarandeerde vaste baan. De 'ijzeren rijstkom' noemden ze dat in China, maar er

waren meer termen voor. Je kon niet echt ontslagen worden, met als resultaat dat je dus niet echt heel hard hoefde te werken. Dus op papier maakten men er acht- of negenurige dagen maar in werkelijkheid werkte iedereen er maar vier of vijf uur.

Ik heb veel vrienden die zijn op gegroeid in de Sovjet Unie of Joegoslavië, zij beschrijven hun werkdag daar als volgt: Je stond op, je kocht een krant, je ging naar je werk, je las de krant, deed misschien een beetje werk en dan volgde een lange lunch met een bezoek aan het openbare bad gebouw… Zo bekeken is het een indrukwekkende prestatie wat het socialistische blok voor elkaar gekregen heeft: een land als Rusland ging van een achtergebleven gebied naar supermacht status terwijl men er misschien maar vier of vijf uur per dag werkte. Het probleem was alleen dat ze zichzelf daarvoor niet konden prijzen. Ze moesten doen alsof het een probleem was, het probleem van het 'absenteïsme' of zoiets, want arbeid werd er uiteindelijk beschouwd als de ultieme morele deugd.

Ze konden de geweldige sociale zekerheid waarin ze uiteindelijk slaagden te voorzien dus niet op hun conto schrijven. Wat overigens ook de reden is dat arbeiders in socialistische landen geen idee hadden waaraan ze begonnen toen ze het idee accepteerden om kapitalistische werkdiscipline te introduceren. 'Wat? Moeten we nou toestemming vragen om naar de WC te mogen gaan?' Het scheen hen net zo totalitair toe als het accepteren van een Sovjetstijl politiestaat zou zijn voor ons.

In de kern van de arbeidersbeweging is die ambivalentie nog steeds aanwezig.

Ik groeide op in een linksig arbeidersgezin en in mijn jeugd was ik me voortdurend bewust van die tegenstelling. Aan de ene kant was er de ideologische noodzaak om werk als deugd te beschouwen, een idee dat voortdurend bekrachtig werd door de samenleving. Aan de andere kant was er de realiteit dat het meeste werk overduidelijk vernederend, stom en onnodig is, en zo mogelijk beter vermeden kan worden. Maar zo word het wel erg moeilijk om als arbeiders, te organiseren tegen de arbeid.

Laten we het eens hebben over “bullshit jobs”. Wat bedoel je daar eigenlijk mee?

Als ik het heb over bullshit jobs bedoel ik de banen waarvan zelfs degenen die het uitvoeren het gevoel hebben dat ze eigenlijk niet echt noodzakelijk zijn. Veel daarvan zijn verzonnen middelmanagement banen, bijvoorbeeld: Ik ben 'consultant beleidsvisie Scandinavie en West Europa' voor de een of andere grote firma. Wat eigenlijk inhoud dat je de hele tijd bezig bent met vergaderen of met het vormen van teams die elkaar vervolgens rapporten gaan toesturen. Of mensen die werken in een industrie waarvan ze eigenlijk vinden dat die niet zou moeten bestaan, zoals veel bedrijfs-advocaten die ik ken, of telemarketeers of lobbyisten bijvoorbeeld…

Neem nu een ziekenhuis, de helft van de mensen die er werken lijken niet werkelijk iets te doen voor zieke mensen maar zijn vooral bezig met het het invullen van

verzekeringspapieren en het sturen van informatie naar elkaar. Een deel van dat werk is duidelijk nodig, en iedereen die er werkt weet wat er echt gedaan moet worden. Maar van het overgrote deel, 90% van wat ze doen, weet iedereen dat het overbodig is. En denk dan ook aan de mensen die de taak hebben om de mensen in de overbodige banen te ondersteunen: Hier heb je bijvoorbeeld mensen die Duits geformatteerd papierwerk vertalen naar Brits geformatteerd papierwerk of zoiets, en dan is er een hele infrastructuur van receptionisten, conciërges, beveiligingsmensen en computer onderhoudsdienst, mensen die eigenlijk tweede lijn overbodig werk doen. Ze doen op zich misschien nuttig werk, maar ze doen het om mensen te ondersteunen die weer overbodig werk doen.

Toen ik het stuk gepubliceerd had kwam er een stortvloed van bekentenissen van mensen in betekenisloze posities in de particuliere sector of in de een of andere publieke dienst. Het interessante was dat er vrijwel geen verschil was tussen wat men vertelde over de particuliere of publieke sector. Zo is er bijvoorbeeld een man wiens enige taak bestaat uit het bijhouden van een spreadsheet dat laat zien wanneer bepaalde technische publicaties verouderd zijn om dan een mailtje te sturen naar de auteurs daarvan met een herinnering dat hun publicatie aan een herziening toe is. Op de een of andere manier moet hij daar een achturige werkdag van zien te maken. Een andere man moet de beleidsplannen en procedures van een groot bedrijf in de gaten houden en daarvoor alternatieven bedenken, waarover hij een beleidsvisie verklaring moet opstellen. Die wordt dan weer rondgestuurd zodat mensen in vergelijkbare posities de kans hebben om een vergadering te beleggen waarin data kunnen worden gecoördineerd om weer rapporten over op te stellen. Overigens wordt géén van die alternatieven ook maar ooit geïmplementeerd. Iemand anders heeft de baan om advertenties op te stellen en sollicitatie gesprekken te voeren voor vacatures die uiteindelijk altijd door interne promotie worden opgevuld. Veel mensen gaven aan dat hun werk neerkomt op het creëren van werk voor anderen.

Het concept van overbodige banen schijnt mij erg overtuigend, zelfs voor de hand liggend toe. Toen ik als uitzendkracht werkte zag ik dit soort dingen van dichtbij. Maar anderen zouden met markt populistische retoriek aan kunnen komen en zeggen: 'Wie denk u wel dat u bent meneer Graeber, om de banen van anderen mensen als overbodig te bestempelen? U voelt zich zeker boven ons verheven?'

Ik blijf benadrukken dat ik niet bezig ben om mensen die hun baan als waardevol zien ervan te overtuigen dat ze misleid worden. Ik zeg alleen dat als mensen heimelijk geloven dat hun baan niet zou hoeven bestaan, ze zeer waarschijnlijk gelijk hebben. Maar er zijn natuurlijk mensen die denken dat ze het beter weten, die denken dat arbeiders zo stom zijn dat ze het grote belang van hun eigen baan niet kunnen inzien, dat ze niet kunnen inschatten hoe nuttig het werk is dat ze dag in dag

uit doen, die denken dat arbeiders die geloven dat ze overbodig werk aan het doen zijn lijden aan grenzeloze zelfoverschatting omdat ze het werk dat ze doen niet goed genoeg voor zichzelf vinden. De mensen die dat denken zijn pas echt arrogant.

Is het probleem van de overbodige banen meer zichtbaar geworden nu met de financiële crisis, met de financiële hulp aan Wallstreet en met het inmiddels welbekende feit dat mensen, hoewel ze vrijwel niets productiefs doen, toch buitensporige beloningen krijgen? Ik bedoel: we wisten altijd al dat er zinloze banen bestonden maar de absurditeit ervan was voor, zeg 2008, nooit zo duidelijk.

Ik denk dat nu de financiële sector in de schijnwerpers staat, duidelijk geworden is hoe bizar scheef de situatie met betrekking tot wie-wordt-er-beloond-voor-wat?, eigenlijk is. Alles dat te maken had met de financiële sector werd omgeven met een sluier van mystiek en geheimzinnigheid. Er werd ons verteld dat het allemaal zo ingewikkeld was dat wij het gewoonweg niet zouden begrijpen, daarvoor was het inmiddels een te geavanceerde wetenschap. Ze hadden nu handelsprogramma's zo ingewikkeld, dat alleen astrofysici ze konden begrijpen. We moesten hen maar op hun woord geloven dat hier waarde gecreëerd werd op een manier die wij als gewone stervelingen nooit zouden snappen. Na de crash realiseerden we ons dat veel ervan eigenlijk gewoon oplichterij is, met behoorlijk simpele trucs zelfs. Bijvoorbeeld weddenschappen aangaan die je helemaal niet kunt betalen als je ze verliest, ervan uitgaande dat de overheid je wel komt redden als dat gebeurd. Deze gasten waren helemaal geen waarde aan het creëren van wat voor soort ook. Ze maakten de wereld slechter en kregen daar krankzinnige hoeveelheden geld voor.

Plotseling werd het duidelijk dat als er één regel op gaat dat die luid: Hoe meer mensen bij jouw werk gebaat zijn, des te minder je ervoor betaald krijgt. CEO's en financieel consultants werden miljoenen uitgekeerd terwijl ze mensen het leven zuur maakten, nutteloze bureaucraten kregen behoorlijke compensaties, terwijl mensen die overduidelijk nuttige functies vervulden zoals het zorgen voor zieke mensen, het lesgeven aan kinderen, het repareren van kapotte verwarmingensystemen of het plukken van groenten, het minste beloond werden.

Maar er gebeurde ook iets anders na de crash, namelijk dat mensen deze situatie als rechtvaardig begonnen te verdedigen. Je kon ineens mensen horen zeggen: “Maar natuurlijk verdien ik het ook om meer betaald te krijgen, ik moet namelijk heel vervelend en vervreemdend werk doen.” Waarmee ze niet bedoelde dat ze gedwongen in rioolonderhoud werkten of in een fabriek vis verpakten, maar precies het tegenovergestelde, namelijk dat ze geen werk deden met duidelijk sociaal nut. Hoe het precies is gebeurd weet ik niet, maar het is een soort trend aan het worden. Ik las laatst een heel interessant blog[3] hierover door ene Geoff Shullenberger waarin er op gewezen word dat in veel bedrijven nu de veronderstelling heerst dat als er

werk is dat mensen zouden willen doen om een andere reden dan geld, werk dat dus intrinsieke waarde heeft, er niet voor dat werk betaald hoeft te worden. Hij gaf het voorbeeld van vertaalwerk, maar het geld natuurlijk net zo goed voor stages enzo. een onderwerp waar auteurs als Sarah Kendzior en Astra Taylor een boekje over hebben opengedaan. Tegelijkertijd zijn deze bedrijven wel bereid om enorme sommen geld uit te delen aan bureaucraten om strategische missie statements te bedenken waarvan ze ook wel weten dat die helemaal nergens iets aan toevoegen.

Goh, dat wat jij beschrijft is al gebeurd met de journalistiek, omdat mensen het willen doen betaald het nu nog maar heel weinig. Het zelfde overigens met het geven van colleges.

Weet je? Ik denk dat dit een gevolg is van de drang om werk te waarderen als ding op zichzelf. Ooit onderschreven Amerikanen merendeels een recht-toe-recht-aan versie van de arbeidswaardetheorie. Alles dat we om ons heen zien waarvan we zeggen: dat is mooi, belangrijk of nuttig, is gemaakt door mensen die er hun fysieke en geestelijke arbeid aan verleenden om het te creëren en te onderhouden. Werk heeft waarde in zo verre dat het deze dingen creëert die mensen leuk vinden en nodig hebben. Sinds het begin van de 20ste eeuw is er door de mensen die dit land runnen enorm veel moeite gedaan om dat om te draaien: om iedereen ervan te overtuigen dat waarde in werkelijkheid komt van de geesten en visies van ondernemers en dat gewone werkende mensen alleen maar hersenloze robots zijn die van deze visies werkelijkheid maken.

Maar tegelijkertijd moesten zij arbeid ook tot zekere hoogte valideren, dus hebben ze ons ook verteld dat arbeid een waarde inzichzelf is, het creëert discipline en volwassenheid of zoiets, en iedereen die niet zijn voornaamste tijd doorbrengt met het werken aan iets dat hij niet leuk vind is slecht, een gevaarlijke, luie parasiet. Dus: werk is belangrijk, ongeacht of dat werk zelf iets van waarde produceert. Daarom hebben we deze eigenaardige overgang. Zoals iedereen weet die ooit een 9 tot 5 baan heeft gehad, is dat waar iedereen de grootste hekel aan heeft het druk moeten lijken om de baas tevreden te houden, terwijl hun werk eigenlijk al gedaan is. Omdat het 'de baas z'n tijd' is heb je het recht niet om rond te hangen ook al is er niets dat nu gedaan moet worden. Soms lijkt het wel alsof die vorm van werk nog het meest gewaardeerd wordt, omdat het puur werk is, werk dat niet vertroebeld wordt door een of ander gevoel van bevrediging. Zelfs niet de bevrediging die voortkomt uit de wetenschap dat je tenminste nog iets aan het doen bent. En dat wordt sterker elke keer dat er een crisis is. Dan is het: 'Oh nee! We moeten nu echt harder gaan werken met z'n allen!' Maar omdat het aantal dingen die werkelijk gedaan moeten worden ongeveer gelijk blijft, is er alleen een uitdijende hoop onzin.

Ik ben benieuwd naar de politieke gevolgen, je hebt het over een situatie waarin duidelijk een rol voor de vakbonden is weggelegd, maar het zou ook zomaar eens de andere kant uit kunnen gaan. Ik moet denken aan een passage in jouw boek The Democracy Project, waarin je de welbekende vijandigheid van de werkende klasse ten opzichte van de 'liberale elite' wijt aan het feit dat mensen uit die elite goede banen, vervullende banen hebben. Banen die veel doorsnee burgers per definitie nooit zullen hebben. Zou je daar meer over kunnen vertellen?

Tja, hier komen we weer terug op het verhaal van de onbetaalde stages. Een paar jaar geleden schreef ik een stuk voor Harpers [magazine, vert.] getiteld 'Het leger van altruïsten' waarin ik probeerde een antwoord te vinden voor de aantrekkingskracht van het recht populisme. En dan specifiek de wijze waarop de slogans 'Wij haten de liberale elite' en 'Steun onze troepen' bij veel mensen op eenzelfde, diepe manier, resoneren. Tot op zekere hoogte zelfs manieren zijn om hetzelfde uit te drukken. Wat ik uiteindelijk concludeerde is dat mensen uit de werkende klasse een nóg grotere hekel hebben aan de culturele elite dan aan de economische elite, en geloof me, ze zijn niet bepaald dol op de economische elite. Maar ze háten de culturele elite, omdat ze hen zien als een groep mensen die de banen bekleden waarin men betaald krijgt om de wereld te verbeteren. Als je een carrière wilt waarbij je iets anders dan geld najaagt, dus als je werkt in de journalistiek en de waarheid nastreeft, of in de kunsten en schoonheid nastreeft, of werkt in een liefdadigheidsorganisatie, een internationale NGO of in de VN waarin je sociale rechtvaardigheid nastreeft, ervan uitgaande dat je de benodigde certificaten en diploma's kunt bemachtigen; de eerste jaren dat je zulk werk gaat doen krijg je er niet eens voor betaald. Je wordt verondersteld na je studie een paar jaar in New York of een andere dure stad te gaan wonen zonder inkomen. Wie kunnen dat betalen behalve de kinderen van de elite? Dus als je een vorkheftruck bestuurd of zelfs als je bloemist bent, dan weet je dat je kind waarschijnlijk nooit een CEO gaat worden, maar het is absoluut uitgesloten dat je kind ooit een theater recensent wordt voor de New Yorker of een internationale mensenrechten advocaat. De enige manier waarop ze een behoorlijk salaris kunnen verdienen met het doen van iets nobels, iets dat ze niet alleen doen voor het geld, is als ze het leger in gaan. Dus als ze zeggen “Steun onze jongens”, zeggen ze ook “fuck you” tegen de culturele elite die hen zien als een stelletje domme holbewoners en die er voor zorgen dat hun kind nooit bij hun club van rijke wereldverbeteraars kan horen ook al zou hij/zij twee keer zo slim zijn als eenieder van hen.

Dus, Rechts manipuleert de verbolgenheid van het overgrote deel van de werkende klasse over het feit dat het voor hen onmogelijk is om hun leven te wijden aan iets puur nobels of altruïstisch. Maar daarbij, en hierin schuilt de kwade genius van het rechts populisme, manipuleren ze ook het wrok van dat deel van de middenklasse dat gevangen zit in overbodige banen, tegenover de werkende klasse die tenminste productief werk mogen doen van duidelijk sociaal nut. Denk maar eens aan de

publieke verontwaardiging over onderwijzers, er is een eindeloze lastercampagne gaande tegen leraren. Er wordt beweerd dat ze te veel betaald krijgen, verwend worden en ze worden verantwoordelijk gehouden voor alles dat er mis is met ons onderwijssysteem. In werkelijkheid doorstaan lagere school leraren veel slopender arbeidsomstandigheden, voor veel minder geld, dan als ze waren gaan werken in bijna elk ander beroep waarvoor een vergelijkbare opleiding nodig is. Vrijwel alle problemen waar rechts populisten op wijzen zijn helemaal niet het werk van leraren of de onderwijsvakbonden maar school administratoren, mensen die veel meer betaald krijgen, en die over het algemeen de klassieke onzin banen bekleden die zich zo eindeloos lijken te vermenigvuldigen, terwijl het onderwijzers vak steeds meer wordt uitgekleed en ingeperkt. Dus waarom klaagt er nooit iemand over die gasten?

Laatst zag ik op een of ander blog iets onthullend geschreven door een rechtse activist, hij zei: “Het gekke is dat toen we begonnen met onze campagne voor schoolhervorming richtten we onze aandacht op de administrators. Maar dat sloeg niet aan. Toen we onze focus verschoven naar de leraren ontplofte de heleboel.” Dat is moeilijk op een andere manier te verklaren dan door te zeggen: een heleboel mensen koesteren een wrok tegen leraren omdat zij echte, betekenisvolle banen hebben. 'Jullie vormen jongen mensen. Jullie betekenen echt iets voor anderen.' Men lijkt te redeneren dat dit genoeg zou moeten zijn voor hen. Willen ze daarbij ook nog middenklasse salarissen, baanzekerheid, vakantie en toeslagen!? Het zelfde zie je bij arbeiders in de auto industrie. 'Jullie mogen auto's maken! Dat is echt werk! En dan willen jullie ook nog eens 30 dollar per uur verdienen!?'

Het een imperfecte strategie. Het anti-intellectualisme bijvoorbeeld slaat wel aan bij een groot deel van de blanke werkende klasse, maar weer een stuk minder onder immigranten en Afro-Amerikanen. De verbolgenheid tegenover hen die nuttig werk krijgen te doen bestaat naast een verbolgenheid over het moeten doen van nutteloos werk in de eerste plaats. Het is een onstabiele mix. Maar we moeten erkennen dat het in landen als de VS behoorlijk effectief is.

Maar wat kunnen we hier aan doen?

Direct na het uitkomen van mijn artikel over overbodige banen kwamen er zo veel reacties binnen van mensen die schreven: “Ik realiseer me dat mijn baan nutteloos is, maar hoe kan ik mijn familie onderhouden met het doen van iets dat echt de moeite waard is?”, dat ik wel een carrière in job counseling kon beginnen als ik dat gewild had.

Heel veel mensen die de informatie balie van Zuccotti Park of andere Occupy acties bemenste vertelde hetzelfde: Jonge Wallstreet gasten kwamen naar hen toe en zeiden: “Oké, jullie hebben wel gelijk, wij doen de wereld geen goed met wat we doen. Maar ik zou niet weten hoe ik met een inkomen van minder dan zes cijfers moet rondkomen. Dan zou ik alles opnieuw moeten uitvinden. Kun je me dat leren?”

Maar ik denk niet dat we het probleem kunnen oplossen door massaal individueel over te lopen naar de andere kant of door een spirituele bewustwording. Dat is wat veel mensen probeerden in de jaren 60 en het resultaat was een barbaars tegenoffensief waardoor de situatie alleen maar erger geworden is. Ik denk dat we het probleem in de essentie moeten aanpakken, namelijk dat we een economisch systeem hebben dat per definitie altijd mensen die het leven van anderen slechter maken zal belonen en hen die het leven van anderen proberen beter te maken straft. Ik denk aan een arbeidersbeweging maar dan aan een andere dan die we tot nu toe hebben gezien. Een arbeidersbeweging die het voor elkaar krijgt om alle sporen van de ideologie te wissen die zegt dat arbeid een waarde op zichzelf is, maar een die arbeid herdefinieert als het zorgen voor andere mensen. De eerste aanzetten daartoe zagen we volgens mij bij Occupy. Ik kan me herinneren dat ik zeer getroffen was door de 'We are the 99%' webpagina. Dit was een website waar mensen die de beweging steunden maar te druk waren om zelf mee te kunnen doen aan de bezettingen of assemblies, dingen konden bijdragen door foto's van henzelf te posten met borden waarop ze iets over hun levens situatie geschreven hadden. Vooral de demografie van de mensen op de foto's was onthullend, misschien wel 80% van hen waren vrouwen. Maar zelfs de weinige mannen tussen hen werkten allemaal in de zorgzame beroepen: gezondheidszorg, sociale diensten en onderwijs. Maar de klachten waren verbazend gelijk: eigenlijk zeiden ze stuk voor stuk: “Ik wil iets nuttigs met mijn leven doen, iets wat anderen ten goede komt. Maar als ik een baan neem waarin ik kan zorgen voor anderen dan betaalt men mij zo weinig en kom ik in zulke grote schulden dat ik niet eens voor mijn eigen familie kan zorgen! Dit is belachelijk!” Noem het de opstand van de zorgende klassen. Uiteindelijk is de werkende klasse altijd al de zorgende klasse geweest. Ik zeg dit als iemand met een achtergrond in de werkende klasse. Niet alleen zijn vrijwel alle verzorgenden [caregivers, d.w.z. verplegers, verzorgers van ouderen of gehandicapten etc., vert.] in de gezondheidszorg (laat staan alle verzorgers [caretakers, d.w.z. conciërges, tuiniers, monteurs etc., vert.]) uit de werkende klasse, mensen met een werkende klasse achtergrond zien zichzelf vaak als actief betrokken bij de buurt en de gemeenschap en die betrokkenheid ervaren zij meestal als veel belangrijker dan materiële voordelen. Het is gewoon onze obsessie met bepaalde specifieke vormen van arbeid, eigenlijk met behoorlijk macho mannen arbeid, fabrieksarbeid, vrachtwagenchauffeurs dat soort dingen, wat dan weer ons paradigma vormt voor onze voorstelling van alle arbeid, dat ons blind maakt voor het feit dat de bulk van de werkende klasse altijd al werkzaam was in de een of andere vorm van zorgarbeid. Daarom denk ik dat we moeten beginnen bij het herdefiniëren van arbeid zelf, misschien zelfs beginnen bij de klassieke 'vrouwentaken', het opvoeden van kinderen, het zorgen-voor als het paradigma voor arbeid zelf. Op die manier wordt veel moeilijker voor ons om te verwarren wat werkelijk waarde heeft en wat niet.

Zoals ik al zei zien we daar nu de eerste aanzetten toe. Het gaat om zowel een politieke als morele transformatie en ik denk dat het de enige manier is om het systeem te overwinnen dat zoveel van ons in overbodige banen stopt.

Voetnoten

  • [1] Wobbly is een koosnaam voor een lid van de Industial Workers of the World, een militante, syndicalistische vakbond met haar hoogtij dagen in de VS aan het begin van de 20ste eeuw.
  • [2] Internationale Textielarbeiders Vakbond voor Vrouwen, vert.
namespace/waarom_je_minder_betaald_krijgt_naarmate_jouw_baan_anderen_baat.txt · Laatst gewijzigd: 16/10/19 10:14 (Externe bewerking)