Navigatie
Bijdragen & info
Navigatie
Bijdragen & info
Door Miguel Amorós
De Nederlandse vertaling van de brochure Protest tegen de capitulaties van 1937, van de hand van Nico Jassies, verscheen voor het eerst als bijlage bij het tijdschrift De Zwarte (nummer 80, van 12 juni 1987). De brochure werd oorspronkelijk geschreven door een “incontrolado” (oncontroleerbare) van de IJzeren Kolonne - een anarchistische militie tijdens de Spaanse Burgeroorlog en Revolutie.
Ondanks het overduidelijke onwaarschijnlijke karakter van het befaamde geschrift, ondertekend door “een incontrolado [ongecontroleerde] van de Columna de Hierro [IJzeren Colonne]”, dat op 12, 13, 15, 16 en 17 maart 1937 verscheen in het dagblad Nosotros [Wij], het orgaan van de Valenciaanse F.A.I., lijkt het alsof alleen de historicus Bollotten deze eigenschap opmerkte. Hoe dan ook, we hebben in dit geval niet met een vervalste tekst te maken, maar met een literair kunstwerk dat behoorlijk goed geslaagd is. Het gebruik dat gemaakt wordt van een voorbeeldige persoonlijkheid - in dit geval een onderdrukte, die ter dood veroordeeld is vanwege de dood van een cacique - om op de meest waarachtige wijze uiting te geven aan de deprimerende keuze waar de revolutionaire militieleden van de Colonne zich voor gesteld zagen: zich opheffen of zich militariseren. Het gaat dus niet om een spontaan, onschuldig artikel, maar om een artikel dat met voorbedachte rade was geschreven, met een concreet doel, namelijk de stemming beïnvloeden van de `grote vergadering’ die de IJzeren Colonne op 21 maart moest houden. Nosotros was door de IJzeren Colonne opgericht en zijn redactionele comité verdedigde dezelfde standpunten als die van de Colonne. De argumenten waarmee geschermd werd door de zogenaamde incontrolado zijn identiek aan die door het Oorlogscomité van de Colonne verbreid werden, zo als eenvoudig is vast te stellen wanneer men de notulen van de vergadering leest, die op 24 maart in Nosotros werden afgedrukt.
Het spreekt voor zich dat de schrijfstijl van het artikel zelfs in de verste verte niet overeenstemt met die van een half analfabete gevangene en hoewel de redactie opbiecht het af te drukken in een “enigszins geredigeerde versie”, moet dat flink wat werk zijn geweest om zo reëel en tegelijkertijd zo poëtisch over te komen. Het ontbrak de Colonne niet aan getalenteerde pennen: Arsenio Olcina, Antonio Lurbes, Manuel Arsis of José Raimundo leverden proeve van bekwaamheid af in de spreekbuis Línea de Fuego [Vuurlijn]. In het nummer gedateerd 11 december [1936] stond een tekst van de hand van Olcina getiteld “Los Condenados” [De veroordeelden], waarin de hoofdpersoon een gevangene is, een waarachtige incontrolado met een diametraal tegenovergestelde boodschap: de revolutie zal hernomen worden door hen die haar niet uitvoerden. “Ik ben er zo een die niets goeds verwacht van de overwinning van de revolutie. Als die eenmaal achter de rug is en als ik dan nog in leven ben, dan zal ik door dezelfde kameraden gedood worden of ik maak een eind aan mijn eigen leven […] zelfs als we overwinnen … en ondanks dat we meer dan wie dan ook zullen bijdragen aan die triomf, zijn we veroordeeld!” Er zaten in het [Oorlogs]comité ook leden zoals José Pellicer en José Segarra, die over een goede pen beschikten. Ieder van hen kon de artikelen voor de Nosotros schrijven, het zou zelfs kunnen zijn dat er nog ergens een origineel [document] bestaat dat het aanvankelijke idee naar voren brengt. Maar zelfs de vermeende auteur, een “ontsnapte gevangene uit de San Miguel de los Reyes [gevangenis]” lijkt symbolisch. De bevrijding van de gevangenen om zich te wijden aan de zaak van de vrijheid was altijd al een anarchistisch motto en de IJzeren Colonne ging er prat op dat motto na te streven. Tijdens het Buitengewone CNT Congres te Zaragoza, dat plaatsvond in mei 1936, had het thema een speciale behandeling genoten. De Valenciaanse anarchisten hadden niets anders gedaan dan de besluiten van het congres opvolgen. Het verslag van het Oorlogscomité, opgesteld voor een vergadering van afgevaardigden van de centuria , die plaatsvond op 31 januari [1937], geeft ons de oplossing: “Zeker is het zo dat wij in onze Colonne gevangen compañeros uit de gevangenis van San Miguel de los Reyes hebben opgenomen, maar men zou ook moeten toegeven dat die in vrijheid gesteld moesten worden en iemand moest de verantwoordelijkheid op zich nemen om ze mee te nemen naar het front. Wij, die de maatschappij altijd zijn zwakheden hebben verweten, beschouwen hen als broeders en samen met ons trokken ze op en stelden ze hun levens in de waagschaal en samen met ons vochten ze voor de vrijheid. Als de gevangenissen hen gemaakt hadden tot degenen die de minachting van de samenleving verdienden, dan gaven wij hen de vrijheid en de mogelijkheid zich te rehabiliteren. Wij wilden hen hulp bieden en een kans op sociale herintreding. Voor ons blijven het compañeros. Betere, veel betere dan diegenen die hen in het achterland lopen te censureren”. Dit artikel verscheen aanvankelijk in Línea de Fuego van 30 januari [1937] om vervolgens op 19 februari [1937] in de Nosotros afgedrukt te worden.
Het militariseringsdecreet van de regering kon al vroeg rekenen op instemming van de verantwoordelijke comités van de CNT en de FAI, maar niet op die van de militieleden. Die zagen zich geconfronteerd met voldongen feiten, die het product waren van besluiten die achter hun rug om waren genomen. Daar waar de anarchisten de overhand hadden, was er openlijk verzet, dat de militanten met hoge posten in de achterhoede met alle macht de kop in probeerden te drukken. De IJzeren Colonne was het die zich het meest verzette. Hooguit accepteerde zij een herstructurering waarmee was ingestemd tijdens een vergadering van afgevaardigden aan het front, die plaats had in de maand november [1936]. De regering had de Colonne geboycot door te weigeren de wapens te leveren die ze nodig had. Daarop had de Colonne gereageerd met het zenden van een centuria naar het achterland om geld bij banken en juwelen bij juweliers in beslag te nemen. Met die fondsen trokken José Pellicer en de anarchist Gino Bibbi, die samenwerkte met de oorlogsindustrie die in Catalonië door de CNT op poten was gezet, naar Parijs en België om de wapens en ammunitie, die hen ontzegd werden, te kopen.
Ondertussen planden de Russische adviseurs, die toen al het Levante - leger domineerden, voor de 25e december een offensief om Teruel in te nemen. Als nevendoel had deze operatie het in diskrediet brengen van de Colonnes door ze met gewone eenheden te vermengen. Men nam aan dat ze de vergelijking niet zouden doorstaan. De militieleden verkeerden niet in beste conditie, ze lagen al sinds augustus aan het front, de winter was erg koud en ze schreeuwden erom om afgelost te worden. Het probleem begon serieus te worden toen de Colonne zich gedwongen zag de 30e centuria uit de Colonne te zetten, evenals meerdere militieleden van de 3e, 7e en 9e centuria omdat die er op aangedrongen hadden om aan de vooravond van de aanval af te taaien.
Eenmaal Kerstmis, moest de Colonne zonder enige dekking optrekken in de buurt van Puerto Escandón, zonder enig voorwerk van de [eigen] artillerie, zonder mitrailleurs en met munitie van slechte kwaliteit. Enige tijd later zou de secretaris van het Nationale Comité van de CNT, Mariano R. Vazquez opbiechten dat de regeringschef, Largo Caballero, hem had laten weten dat zijn insteek was “om hen geen mitrailleurs te geven, die ze eenmaal in hun handen, zeker niet meer terug zouden geven… De wapens van de staat zijn voor de krachten van de staat… Verbeeldt u zich eens dat u mij bent, dan wil ik nog wel eens zien of u wapens geeft die vervolgens later tegen u zelf gebruikt zullen worden.” Ondanks alles doorbrak de IJzeren Colonne het front en drong enige kilometers door, bestookt door de vijandelijke luchtmacht. Uiteindelijk ontving ze de order om terug te trekken. De veldslag eindigde onbeslist op de 13e januari [1937]. Maar in plaats van de militieleden te overtuigen van de efficiëntie van de militaire formaties, verzochten veel strijders van de XIIIe Internationale Brigade om toetreding tot de IJzeren Colonne.
Die was nog maar nauwelijks weer op adem gekomen of ze ontving bezoek van José Benedito, oorlogsafgevaardigde van het Uitvoerende Volkscomité te Valencia, en Miguel González Inestal, commissaris van de Legerstaf en voorman van de FAI. Het tweetal kwam om het Oorlogscomité te overtuigen van de noodzaak van militarisering en meldde dat indien die niet doorgevoerd werd de regering geen wapens, noch voedsel zou aanleveren en evenmin de militieleden soldij zou uitkeren, hetgeen direct daarop geschiedde. Op 20 januari [1937] kwam het Oorlogscomité bijeen met de afgevaardigden van de centuria om hen het probleem voor te leggen. Ze stemden er allemaal mee in om de CNT te verzoeken om de aflossing van de Colonne te regelen, zodat de militieleden “met hun wapens” naar de achterhoede zouden kunnen terugtrekken om in een algemene vergadering te beslissen of ze de militarisering zouden accepteren of niet.
Op 22 januari vergaderden José Pellicer, Segarra, Ángel Gómez de la Higuera en Manuel Morell, allen lid van het Oorlogscomité, met enkele verantwoordelijken van de CNT in de zaal van Locale Federatie van Vakbonden in de stad Valencia. Minister García Oliver had al enige weken eerder een aanvaring gehad met de leden van de Colonne, toen hij enkele uren werd opgehouden toen hij een officieel bezoek aan het Teruel-front aflegde. Vanzelfsprekend viel hij de Colonnes aan. Hij schreef hen allerlei kwaden toe: gebrek aan strijdlust, pseudo-anarchisme, lafheid, ongeschiktheid voor de oorlog. Volgens hem was de revolutie verloren door hun schuld en daarom verdedigde hij dan ook de vorming van een leger uit wier leiding de afgevaardigden van de milities “die overlopen van de vooroordelen” verwijderd zouden moeten worden. Dit maal botste de genius van García Oliver met een nog grotere genius. Pellicer antwoordde hem fel dat de Colonnes de revolutie hadden gerealiseerd, dat niemand hen raadpleegde terwijl zij de eersten zijn die het recht hebben om geconsulteerd te worden en dat ze geen militarisering zouden toelaten die onder grote druk opgelegd wordt. Dat zou men alleen kunnen eisen van “hen die zich niet door een ideaal laten leiden”. Wat men in werkelijkheid voorhad was voor eens en voor altijd af te rekenen met het anarchisme onder de wapenen.
Mariano R. Vázquez verdedigde de noodzaak van het realiseren van een libertaire hegemonie in het leger dankzij de militarisering en stelde voor dat de ene helft van de IJzeren Colonne de andere helft zou aflossen en ongewapend naar de achterhoede zou terugtrekken. Pellicer was onverzettelijk: De Colonne zou zich in zijn geheel èn gewapend van het front terugtrekken. González Inestal stelde voor dat de Colonne uit de CNT gezet zou worden, `Marianet’ [Mariano Vázquez] had een aanvaring met het Oorlogscomité en García Oliver vertrok met slaande deuren. De bijeenkomst leverde geen akkoord op. Het Comité antwoordde met een vlijmscherpe boodschap die op 24 januari [1937] in de Linea del Fuego werd gepubliceerd:
“Terwijl divisies, bataljons en brigades, die tot een andere ideologische sekte behoren, naar de hoofdstad [Valencia] afzakken om op krachten te komen, wordt dat onze Colonne niet toegestaan, zelfs niet om zich op een meer verantwoorde wijze te reorganiseren vanwege de problemen met de oorlogsvoering. Wie is het die hier beletselen opwerpt? We zeggen het klip en klaar: in de eerste plaats ons Nationale Comité van de CNT en de overige confederale comités.
We weten niet waar we dat aan te danken hebben. We vermoeden slechts dat het om een openlijke sabotage van onze Colonne gaat, omdat die zo’n overduidelijk revolutionair en anarchistisch karakter heeft. Het is hoog tijd dat de arbeiders en boeren hun aandacht richten op de comités en die ter verantwoording roepen, voordat onze geliefde organisatie verdwijnt door het gebrek aan revolutionaire capaciteit en visie om vast te houden aan de confederale en anarchistische uitgangspunten.
Met ingang van heden zeggen wij dat we ons niet vertegenwoordigd beschouwen door die individuen die de organisatie verkopen op de diepgezonken politieke vlooienmarkten. Maar ondanks alles zal de IJzeren Colonne altijd blijven wat ze is: van de CNT en de FAI. Ondanks dat die zwakzinnigen het proberen te ontkennen en nog erger. We waarschuwen dat ze op hun tellen moeten passen met hun dreigementen voor aanslagen op of fusillades van mensen van onze Colonne. Wij vrezen jullie niet en jullie zullen ons van aangezicht tot aangezicht treffen wanner jullie maar willen…, maar immer gedreven door onze missie van strijders tegen het kapitalisme en de Staat.
Vandaag roepen we, meer dan ooit: Weg met alle hinderlagen en andere parasieten van de revolutionaire bureaucratie! Leve de CNT!! Leve de FAI!! Leve de sociale revolutie!!”
Het Nationale Comité rapporteerde over deze kwestie op de Nationale Vergadering in februari [1937], alwaar besloten werd om de Colonne publiekelijk af te keuren wanneer die zijn beschuldigingen niet zou intrekken. Dat deed die niet en dus stelde het Nationale Comité een boodschap op, die door alle aanwezige afvaardigingen werd ondertekend met de bedoeling dat die in Linea de Fuego afgedrukt zou worden, aangezien dat de enige krant was die het “manifest” met de beschuldigingen had afgedrukt. In antwoord hierop schortte het Oorlogscomité de uitgave van de spreekbuis van de Colonne voor onbepaalde tijd op.
Het Oorlogscomité belegde direct daarop een vergadering met vertegenwoordigers van de Maroto Colonne, de Iberia Colonne (die de Torres-Benedito Colonne net had afgelost) en de kort daarvoor geformeerde Temple y Rebeldía Colonne. Gezamenlijk besloten ze een circulaire aan alle confederale colonnes te sturen waarin opgeroepen werd tot een buiten de organisatie [= CNT] om belegde vergadering die op 5 februari [1937] in Valencia zou plaats vinden, waarbij twee punten op de agenda zouden staan: de militarisering en de verhoudingen tussen de colonnes.
“Compañeros. Het is zes maanden geleden dat de oorlog begon. In die tijdspanne zijn meerdere kwesties gerezen, ontelbare problemen ontstaan en vonden er gebeurtenissen plaats met een grote reikweidtes, die elkaar opeenvolgden met een snelheid die karakteristiek is voor dit soort omwentelingen. Alles is in de war geraakt. De ideëen, de realiteit, de revolutionaire gebeurtenissen, het partijbelang, alles wat er maar aan nobels en laags in de mens schuilt, is plotseling weer zeer actueel geworden, met een potentie als nooit eerder vertoond. Daar waar die met elkaar samenkwamen, resulteerden die in een bevreemdende maar logische verwarring, die als resultaat tot een schijntoestand heeft geleid die in ons aller belang opgehelderd dient te worden. (…) Er zijn een enorme hoeveelheid akkoorden gesloten (…) en het is nooit in iemand opgekomen om de mening te vragen van de militieleden (…)
Van zelfsprekend behoren we tot enkele organisaties, die in alle denkbare comités een ontelbaar aantal afgevaardigden hebben gedetacheerd. Maar er is één drukkende en buiten kijf staande realiteit: in de achterhoede lijkt men dezer dagen het gevoel voor revolutionaire zin verloren te hebben.
Om al datgeen geloven wij, samen met andere colonnes van de Levante en Andalucía, die van mening zijn dat voor de strijders van onze colonnes het revolutionaire concept een eenheid vormt met dat van de oorlog, dat het wenselijk is om op zeer korte termijn een Nationale Vergadering van de anarchistische en confederale Colonnes te houden om bepaald gedrag een halt toe te roepen en besluiten te nemen…”
Het Oorlogscomité kreeg vervolgens te maken met de afvalligheid van een van de hunnen, Rufino Rodríguez, die zich in Valencia bevond om te herstellen van de verwondingen die hij met de slag rond Kerst had opgelopen. De vijf centurias van metaalarbeiders uit Sagunto die hem volgden (de zogenaamde Eerste Divisie) vroegen om directe aflossing en het Comité moest ze wel ontslaan. Vervolgens droeg het Nationale Comité van de CNT Rufino Rodríguez en Meleccio Álvarez – een anarchist die zich had neergelegd bij de omstandigheden – op om een Colonne (de 2e Confederale Colonne) te vormen die de IJzeren Colonne zou gaan vervangen. Het Nationaal Comité had zich neergelegd bij het plaatsvinden van die vergadering [van Colonnes]. Het Oorlogscomité maakte zich op zijn beurt wederom geen illusies. In het verslag dat hiervoor genoemd werd, drukte het zich uit op dezelfde wijze als de `incontrolado’ van het artikel.
“We hadden nagedacht over de reorganisatie. We dachten dat wanneer de nieuwe structuur in werking zou treden, dat er voor alles dat de afgelopen tijd gebeurd is een oplossing zou komen, maar we weten nu dat dit niet het geval zal zijn. De dag na ons akkoord bleef alles bij het oude. Anderzijds, terwijl alle confederale colonnes gemilitariseerd waren, bleven wij als enigen niet gemilitariseerd, bleven wij ons verzetten tegen de akkoorden van de CNT en de FAI, blijven we nu niet alleen verstoken van de hulp van de regering, maar ook nog van die van de Organisatie [CNT]. Onze Colonne kon met de noodzakelijke hulp de revolutionaire principes, die corresponderen met ons karakter, hoog houden. Door het gebrek daaraan, door het uitblijven van die hulp, moeten we erkennen dat ons systeem van oorlogsvoering mislukt is.
We willen niet doodzwijgen dat de overgrote meerderheid van de compañeros woest zal worden op degenen die hiervoor de schuld dragen, maar we willen eveneens onze compañeros erop wijzen dat hun protest met geweld gesmoord zou worden door de organismes van de staat. Het is niet meer mogelijk om nog iets tegen zijn partijdigheid te ondernemen (…)
We kennen de bezwaren die kleven aan de militarisering. Die past niet bij ons temperament, net zoals die niet past bij het goede concept van de vrijheid waar we altijd pal voor gestaan hebben. Maar eveneens kennen we de bezwaren waarmee we geconfronteerd zullen worden wanneer we buiten de invloedssfeer van het Ministerie van Oorlog blijven opereren. Het is triest om te moeten erkennen, maar er blijven slechts twee wegen open: ontbinding van de Colonne of militarisering. Al het andere zal vergeefs zijn.”
De afgevaardigden van de centurias lieten zich niet overtuigen, de verwerping van de militarisering was algemeen in de Colonne. Het Oorlogscomité wachtte de resultaten van de Vergadering van de Colonnes af. Pellicer opende de zitting met een bittere uiteenzetting over hoe de wapens die de regering binnenkreeg, doorgesluisd werden naar de nieuwe militaire eenheden die gevormd werden, terwijl het de anarchistische milities ontbrak aan alle noodzakelijke dingen. De staat verstevigde zijn positie en de eigen organisaties [CNT en FAI] droegen daar aan bij. “We moeten de verantwoordelijke organisaties en ons zelf de schuld geven, aangezien wij ons er schuldig aan gemaakt hebben dat we de beste krachten aan het front hadden, terwijl daarentegen in de comités van de organisaties de strebers vanuit een confortabele functie aan het werk waren tegen het goed functioneren van deze organisaties in.” Hij maakte stuk voor stuk korte metten met de argumenten die tegen de colonnes waren aangevoerd: de bandelozen, de verwerping van professionele hulp, het gebrek aan discipline. “Wij willen de fronten niet verlaten, we willen ons niet met het mes op de keel militariseren en we willen dat we om onze mening gevraagd worden.” De militieleden van de IJzeren Colonne wilden het front niet verlaten zoals de meerderheid van de centuria van de Durruti Colonne en de Colonne Tierra y Libertad [Land en Vrijheid] maar ze verkeerden in een gemoedstoestand die deed denken aan de tijd van de strijd tegen de reformisten. Die leidden de CNT in de Levante na de hereniging ; “De Organisatie heeft, voor wat de Levante betreft, vuil spel gespeeld, het heeft comités bespeeld en die hebben de militarisering goedgekeurd, terwijl op de laatste Regionale Vergadering van Vakbonden het tegendeel was besloten. We spreken ons niet uit tegen de Organisatie, die we meer dan wat dan ook liefhebben. We spreken ons uit tegen de comités die haar naam door het slijk halen.”
Tijdens de Vergadering was iedereen het er over eens dat de colonnes verwaarloosd werden en allen waren het met de analyse van de situatie eens, maar de meerderheid accepteerde de militarisering als het minste van twee kwaden. Ze konden haar niet voorkomen. Het uur van de Staat had geslagen: wanneer de colonnes de militarisering niet aanvaardden, zouden ze opgeheven worden en wanneer ze op hun posten bleven, dan zouden ze met geweld ontruimd worden. Wanneer ze wilden blijven voortbestaan dan moesten ze zich omvormen tot Gemengde Brigades. De Nationale Vergadering van Regionale Comités, die de volgende dag plaatsvond, aanvaardde voor eens en voor altijd de militarisering. De 2e Confederale Colonne trok naar het front om beetje bij beetje de centurias van de IJzeren Colonne af te lossen. Het leek er op dat alles weer zijn gewone loop nam en Mariano R. Vázquez liet zich door Nosotros interviewen en toonde zich optimistisch. Hij zei dat de colonnes zouden verdwijnen, maar dat de troepen geleid zouden blijven door hun oude vertrouwde verantwoordelijken die nu officier waren geworden. De commissarissen zouden door de CNT benoemd worden en de nieuwe brigades die tot stand zouden komen, nu echter onderworpen aan het centrale opperbevel [mando único], zouden gevormd worden uit compañeros [van de CNT-FAI]. Tegen het eind van februari bereikte het uit Alcoy afkomstige bataljon Ruesca-Taíno het front en enkele dagen later was de aflossing van de IJzeren Colonne afgerond. Niettemin schudden enkele onverwachte incidenten de achterhoede op en dan met name de militieleden die zojuist afgelost waren.
Op 3 maart [1937] wilde een compagnie van guardias de asalto [oproerpolitie], op bevel van de gouverneur van Castellón, beslag leggen op de machinerie van een munitiefabriek in Burriana, die onder controle stond van de CNT. De arbeiders boden verzet, waarop de guardias versterkingen, mitrailleurs en pantserwagens als bijstand kregen. De arbeiders uit de omgeving maakten zich klaar voor de strijd, maar een aanzienlijke groep van militieleden van de IJzeren Colonne lostte het probleem al eerder op door de guardias te ontwapenen en de in beslag genomen machinerie terug te geven aan de arbeiders. Op 8 maart vond er bij Vinalesa een botsing plaats tussen gecollectiviseerde boeren en guardias de asalto, die de boeren uit een lokaal wilden zetten. De boeren kregen ondersteuning van andere collectieven en slaagden erin de aanval af te slaan. De ordekrachten kregen versterkingen en opnieuw brak de strijd los in Vinalesa en de nabij gelegen dorpen Moncada en Alfara. Uiteindelijk gaf de superieure bewapening van de regering, gecombineerd met de capitulatiepolitiek van het Nationale Comité, de doorslag. De CNT dolf het onderspit. Er waren vier boeren gedood en elf guardias, maar er waren ook meer dan 200 arrestanten.
Een groep van ongewapende militieleden van de IJzeren Colonne, geleid door Pedro Pellicer, vertrok uit de kazerne van Salesas om een einde te maken aan de schieterij. Zodra ze bij Moncada aankwamen werden ze ingesloten door een contingent van guardias civiles [rijkspolitie], carabineros [gemilitariseerde politie] en guardias de asalto. Er waren manifestaties in diverse steden en dorpen, er vonden opstandspogingen plaats, er werden barricaden opgericht en oorlogsvoorbereidingen getroffen (bijvoorbeeld in Alfafar, Utiel, Liria, Játiva en met name in Gandía). Het Nationale Comité moest zich tot het uiterste inspannen om de opstand de kop in te drukken. José Pellicer had al eerder de aanwezigheid aan de kaak gesteld van grote hoeveelheden politietroepen, die zich in de achterhoede ophielden en zich bezig hielden met het provoceren en bedreigen van revolutionaire boeren. Dit was niet het eerste, noch het laatste conflict dat plaatsvond. Kort daarvoor hadden er incidenten plaatsgehad in Cullera, Hellín, Tabernes Blanques en andere dorpen.
We hadden hier te maken met het begin van de contrarevolutie op het platteland. De agrarische productie in de streek rond Valencia was cruciaal voor de Republiek en de regering stelde alles in het werk dat de collectieven die productie niet zouden controleren. Ieder voorwendsel werd aangegrepen om in te grijpen en het privé-eigendom weer in ere te herstellen: wat dat betreft zaten alle partijen op dezelfde lijn. Hoewel het niets had gedaan om het meedogenloze optreden te voorkomen, vond het Nationale Comité van de CNT het nodig om het gepleegde verzet af te keuren en dreigde ermee dat degenen die eenzijdig zouden besluiten over te gaan tot verdediging, uit de organisatie gezet zouden worden. Dit was nooit eerder vertoond, aangezien het Comité zich nooit eerder dergelijke taken had toegeëigend. De bureaucratisering van de libertaire organisaties consolideerde zich, hetgeen aangeduid werd met de “comitécratie”. Later schaarde het Nationale Comité zich achter het regeringsdecreet ter ontwapening van de arbeiders. Het had van alles uit te leggen op de Regionale Boeren Vergadering die op 15 maart [1937] van start ging. Er waren afgevaardigden die het Comité ervan beschuldigden dat het de revolutie saboteerde, maar het wist de aandacht af te leiden door te beloven dat de arrestanten snel vrijgelaten zouden worden: een goedkope belofte die op geen enkele wijze werd nagekomen. In de slotzitting beweerde Cortés, een afgevaardigde van het Comité, dat de IJzeren Colonne besloten had zich te militariseren. Als geroepen verscheen een dezer dagen het artikel van de `incontrolado’.
Op 21 maart [1937] vond dan de vergadering van de IJzeren Colonne plaats. Om te voorkomen dat de gebeurtenissen in Vinalesa invloed zouden hebben op het akkoord met betrekking tot de militarisering, wat er onafwendbaar zou komen, las José Pellicer een communiqué voor van 92 gevangen zittende IJzeren Colonne leden, waarin ze stelden dat ze zich zouden voegen naar de beslissing die de vergadering zou nemen. Na een korte discussie werd het verslag van het Oorlogscomité, wat een prozaische versie was van het artikel van de `incontrolado’, door Segarra voorgelezen en unaniem aangenomen, net zoals de militarisering. Maar hoewel de IJzeren Colonne genoeg krachten zou hebben kunnen verzamelen om een voltallige divisie te vormen, bleef die beperkt tot slechts een brigade: de 83e Gemengde Brigade. Enige honderden leden mochten niet toetreden vanwege problemen met hun leeftijd of omdat ze geen uniform wensten te dragen.
De hoop van de auteur van het artikel, ondertekend met de `incontrolado’, bleek vergeefs te zijn. De Colonne opheffen betekende niet noodzakelijkerwijs de strijd opgeven. De militarisering was een fout, want zij scheidde de oorlog van de revolutie. Het zou beter zijn geweest als men de boel opgedoekt had. Dat bewijst wel de geschiedenis van de 83e Gemengde Brigade. In haar geval fungeerde de militarisering als een uitroeiingsinstrument. In april genoten haar soldaten een training, die niets voorstelde, in Benicarló en Vinaroz en zijn officieren op de Militaire School van Paterna. In juli 1937 verscheen het eerste en enige nummer van Columna de Hierro [IJzeren Colonne], spreekbuis van de Brigade. De oorlogscommissaris stelde dat de Colonne zich gesteld zag voor de keuze tussen “ons matigen of sterven”, waarop die besloot om een onderdeel van het leger te worden. “Verandering van klimaat en sfeer. Andere karakteristieken, andere verplichtingen. Maar dezelfde wens als eerst, de zelfde illusie. De oorlog winnen en de revolutie veilig stellen.” Het lijkt wel alsof de krachten die uitgeoefend zijn om de antimilitaristische wroegingen te overwinnen, de voormalige militieleden blind hadden gemaakt na de overwinning van de contrarevolutie. Ze hadden niets meegekregen van de barricaden begin mei [1937] in Barcelona. Evenmin van de constante aanvallen waar de Valenciaanse collectieven onder gebukt gingen sinds maart [1937]. Noch van de omvorming van de FAI tot een partij. Noch van de honderden gevangen gezette anarchisten die de republikeinse bajessen bevolkten. De 83e Brigade werd ondergebracht in een divisie die geleid werd door de communist Martínez Cartón en vervolgens in juli 1937 met spoed overgeplaatst werd naar de sector van Albarracín om troepen aldaar af te lossen die slag hadden geleverd. De aflossing vond onder volstrekte chaotische omstandigheden plaats, zonder wapens (de afgeloste bataljons hoorden die eigenlijk over te dragen, maar dat gebeurde niet altijd), tijdens een zware artillerie- en mitrailleurbeschieting. De aanvoerder van de Brigade, José Pellicer, raakte zwaar gewond en moest geëvacueerd worden en er vielen veel doden. Enkele officieren deserteerden; uitgerekend de oprichters van de Colonne: Segarra, Cortés, Berga en Rodilla. Men sloeg in het wilde weg op de vlucht. De wanorde werd gestopt door Francisco Mares, het militielid met het meeste aanzien onder de soldaten. Desondanks werd er geprobeerd hem juridisch te vervolgen. Tegen een groep van meer dan 500 officieren en soldaten die om overplaatsing hadden gevraagd, werd een onderzoek wegens desertie geopend. Het was overduidelijk dat de 83e Brigade als kanonnenvlees gebruikt was. Nadat de slag voorbij was, werd die ontwapend en ze wilden haar ontbinden. Ze werd op het nippertje gered, maar zonder de oorspronkelijke soldaten. Ze moest zo goed als compleet uit nieuwe recruten heropgebouwd worden. Het Nationale Comité van de CNT diende een klacht in bij de premier:
“Om te beginnen heeft men de confederale troepen alleen in actie laten komen, terwijl men wist in welke benarde situatie ze verkeerden: slecht uitgerust met wapens, zonder artillerie en zonder reserves. Ze werden van de kaart geveegd, zonder luchtmachtondersteuning, terwijl de vijand dagelijks een dertigtal bombardementsvliegtuigen met beschermende jagers op hen af stuurde. Toen dat achter de rug was werden er in grote getalen overtuigde communisten, voorzien van artillerie en andere gemakken, aangevoerd om de situatie te herstellen en vast en zeker daarop hun eigen heldhaftigheid breed uit te meten. Onder dat voorwendsel zijn alle brigades van anarchistische signatuur ontwapend en werden de wapens doorgesluist naar de communisten, die in een vergelijkbare situatie verkeerden, ondanks dat ze een vergelijkbaar gepresteerd hadden en geregeld nog slechter[…]
Met het onfortuinlijke verloop van het Teruel-front wordt onverteerbare communistische politiek gemaakt, worden brigades vernietigd en het front in handen van de Communistische Partij gespeeld…” (uit de Balance sobre la gestión del actual gobierno en materia de guerra, 10-VIII-1937 [Verslag van het functioneren van de huidige regering m.b.t. oorlogsaangelegenheden, 10 augustis 1937]). Wijze woorden die gevolgd werden door de meest stuitende capitulaties.
Pellicer werd, terwijl hij nog aan het herstellen was van zijn zware verwondingen, vervangen als gevolg van intriges van het Regionale Comité van de FAI, dat zwaar op de hand van de staat was. De anarchistische bureaucratie stelde orde op zaken in eigen huis. Zijn plaatsvervanger Mares werd niet geaccepteerd door de voormalige militieleden van de [83e] brigade, tot dat duidelijk werd dat hij niets te maken had met de uitsluiting van Pellicer. Segarra en de andere drie werden door een militair tribunaal veroordeeld tot 30 jaar dwangarbeid en naar een strafbataljon overgebracht. Pellicer werd bij het verlaten van het ziekenhuis op basis van fantastische beschuldigingen opgepakt door de SIM : het bezit van geheime schatten, het beramen van een overval op een juwelier in Barcelona, hulp aan rechtse elementen. Hij werd van gevangenis naar gevangenis overgeplaatst tot oktober 1938, toen hij weer in het leger opgenomen werd en het bevel kreeg toegewezen over een andere brigade. In de opeenvolgende maanden verwerd de 83e Gemengde Brigade tot een speelbal van de militaire strategie van de Russen: ze werd achtereenvolgens toegevoegd aan de 64e Divisie van het 19e Legercorps, aan het 18e Legercorps, aan de 41e Divisie en aan het Reserveleger. Na de slag om Teruel en de verdediging van Castellón was ze dermate gehavend dat ze niet echt herkenbaar meer was. De meerderheid van de oorspronkelijke leden waren verdwenen of gesneuveld. Van die grootse revolutionaire smeltkroes restte slechts nog as.