Navigatie
Bijdragen & info
Navigatie
Bijdragen & info
Door Peter Kropotkin
Dit artikel van Kropotkin uit 1888 beantwoord een vraag die anarchisten vandaag de dag nog vaak genoeg te horen krijgen: zijn mensen wel goed genoeg voor zo’n anarchistische samenleving? Gaan jullie anarchisten niet uit van een veel te positief, en onrealistisch, mensbeeld? Omdat we nog steeds met deze tegenwerping geconfronteerd worden blijft dit helder en toegankelijk geschreven artikel nog altijd actueel.
Dit is een vertaling van Kropotkin’s artikel “Are we good enough?”, oorspronkelijk verschenen in Freedom 21 juni 1888. Deze vertaling is gebaseerd op de versie van het artikel in de bundel Act for yourselves: Articles from Freedom 1886 – 1907, Peter Kropotkin, onder redactie van Nicolas Waller & Heiner Becker, Freedom Press 1998. De Nederlandse vertaling werd gemaakt voor de Buiten de Orde tijdschrift van de Vrije Bond.
Een van de meestvoorkomende bezwaren tegen het communisme is dat mensen niet goed genoeg zijn om in een communistische samenleving te leven. Ze zouden zich niet onderwerpen aan gedwongen communisme, en ze zijn nog niet klaar voor vrij, anarchistisch communisme. Eeuwen van individualistische opvoeding hebben hen te egoïstisch gemaakt. Slavernij, onderwerping aan de sterkeren en werk onder de zweep van de noodzaak hebben hen ongeschikt gemaakt voor een samenleving waar iedereen vrij is en geen dwang kent, behalve de dwang die voortkomt uit vrij aangegane engagementen richting anderen, en de afkeur van die anderen als dit engagement niet vervuld zou worden. Daarom, zo wordt ons verteld, is een tijdelijke overgangsperiode van de samenleving noodzakelijk als een stap naar het communisme.
Oude woorden in een nieuwe vorm; woorden gesproken en herhaald sinds de eerste poging tot eender welke hervorming, politiek of sociaal, in eender welke menselijke samenleving. Woorden die we hoorden voor de afschaffing van de slavernij; woorden die twintig en veertig eeuwen gesproken werden door diegenen die te veel van hun eigen rust genieten om van snelle veranderingen te houden, diegenen die bang zijn van dappere gedachten, en die zelf niet genoeg geleden hebben van de ongelijkheden in de huidige samenleving om de diepe noodzaak van nieuwe zaken in te zien!
Mensen zijn niet goed genoeg voor het communisme, maar zijn ze goed genoeg voor het kapitalisme? Als alle mensen goedhartig, aardig en rechtvaardig zouden zijn, dan zouden ze elkaar nooit uitbuiten, al hadden ze er de mogelijkheden voor. Met zulke mensen zou het private bezit van kapitaal geen gevaar betekenen. De kapitalist zou zijn winsten onmiddellijk delen met zijn arbeiders, en de bestbetaalde arbeiders met hen die door allerlei oorzaken lijden. Als mensen bedachtzaam zouden zijn, dan zouden ze geen fluweel luxeartikelen produceren terwijl er nood is aan voedsel in de huizen van de arbeiders: ze zouden geen paleizen bouwen zolang er krottenwijken zijn.
Als mensen een sterk ontwikkeld gevoel van rechtvaardigheid zouden hebben, dan zouden ze andere mensen niet onderdrukken. Politici zouden hun kiezers niet bedriegen; het parlement zou niet slechts een orgaan van geklets en misleiding zijn en de politieagenten van Charles Warren zouden weigeren om de sprekers en luisteraars in Trafalgar Square aan te vallen. En als mensen zelfrespect hadden, dapper en wat minder egoïstisch waren, dan zou zelfs een slechte kapitalist geen probleem vormen; de arbeiders zouden hem snel terugbrengen tot de rol van een simpele kameraad-manager. Zelfs een koning zou niet gevaarlijk zijn, omdat mensen hem slechts zouden beschouwen als een man incapabel om beter werk te verrichten, en daarom belast met het ondertekenen van domme papieren die uitgezonden worden naar andere dwazen die zichzelf koning noemen.
Maar mensen zijn niet zulke vrijdenkende, onafhankelijke, bedachtzame, lieflijke en empathische wezens als we graag zouden zien. En precies daarom moeten we niet onder het huidige systeem blijven leven waar mensen elkaar kunnen onderdrukken en uitbuiten. Neem, bijvoorbeeld, de door ellende getroffen kleermakers die afgelopen zondag door de straten betoogden en beeld je in dat één van hen honderd pond erfde van een Amerikaanse oom. Met deze honderd pond zou hij geen coöperatie voor een dozijn mede-kleermakers starten, om hen op die manier te helpen. Hij zal een sweatshop beginnen. En daarom zeggen wij dat, in een samenleving waarin mensen zo slecht zijn als deze amerikaanse erfgenaam, het moeilijk voor hem zal zijn om ellendige kleermakers om zich heen te hebben. Zodra hij kan zou hij hen uitbuiten; maar als deze kleermakers een gegarandeerde levensvoorziening hadden uit de communistische magazijnen, dan zouden zij zich niet laten uitbuiten door hun voormalige kameraad, en de uitbuiter zou zelf niet zo’n slecht persoon worden als hij zeker zou worden als hij een uitbuiter blijft.
Ons wordt verteld dat we te slaafs, te snobistisch zijn om onder vrije instituties geplaatst te worden, maar wij zeggen dat we, juist omdat we zo slaafs zijn, niet langer onder de huidige instituties moeten blijven, die deze slaafsheid aanmoedigen. We zien dat Britten, Fransen en Amerikanen de meest misselijkmakende slaafsheid vertonen richting Gladstone, Boulanger of Gould. En we concluderen dat in een mensheid al voorzien van zulke slaafsheid het zeer slecht is om hoger onderwijs onbereikbaar te maken voor de massa’s, en hen te laten leven onder de huidige ongelijkheid van welvaart, onderwijs en kennis. Betere verspreiding van kennis en gelijkheid van condities zijn de beste manieren om overgeërfde slaafse instincten te vernietigen. En wij kunnen niet bedenken hoe slaafse instincten een argument kunnen zijn om, zelfs voor maar één dag langer, de ongelijke condities te behouden; om gelijke toegang tot kennis voor alle leden van onze samenleving te weigeren.
Onze ruimte is beperkt, maar onderwerp eender welk aspect van ons sociale leven aan deze analyse, en je zal zien dat het huidige, kapitalistische, autoritaire systeem ongeschikt is voor een samenleving bestaande uit mensen die zo onbedachtzaam, zo roofzuchtig, zo egoïstisch en zo slaafs zijn als ze nu zijn. Daarom, wanneer we mensen horen zeggen dat anarchisten denken dat mensen veel beter zijn dan ze werkelijk zijn, dan vragen wij ons slechts af hoe intelligente mensen zulke nonsens kunnen geloven. Zeggen wij niet continu dat de enige manier om mensen tegelijkertijd minder roofzuchtig en egoïstisch, minder slaafs en ambitieus te maken, is om die condities af te schaffen die de groei bevorderen van roofzucht en egoïsme, van slaafsheid en ambitie. Het enige verschil tussen ons en degenen die de objectie hierboven maken is dit: in tegenstelling tot hen overdrijven wij de slechte instincten van de massa’s niet, en sluiten wij onze ogen niet voor dezelfde slechte instincten van de hogere klasse. Wij houden vol dat zowel de overheersers als de overheersten verpest worden door autoriteit: zowel de uitbuiters als degenen die uitgebuit worden, worden verpest door de uitbuiting; terwijl onze tegenstanders lijken te moeten toegeven dat er een soort “zout der aarde” is, – de heersers, de werkgevers, de leiders – die, gelukkig, verhinderen dat de slechte mensen – de overheersten, de uitgebuittenen, de geleiden – nog slechter zouden worden dan ze al zijn.
Daar is het verschil, en wel een zeer belangrijk verschil. Wij geven toe dat er imperfecties zijn aan de menselijke natuur, maar we maken geen uitzondering voor de heersers. Zij doen dat wel, hoewel soms onbewust, en omdat wij niet zulke uitzonderingen maken, zeggen zij dat wij dromers zijn, `onpraktische mensen’.
Een oud debat, dat debat tussen de `praktische mensen’ en de `onpraktische’, de zogenaamde utopisten: een debat dat hernieuwd wordt bij elke voorgestelde verandering, en altijd eindigt in de totale nederlaag van hen die zichzelf de praktische mensen noemen.
Veel van ons moeten zich dit debat nog herinneren van toen het gevoerd werd in Amerika rond de afschaffing van de slavernij. Toen er om de volledige bevrijding van de zwarten werd gevraagd, zeiden de praktische mensen dat als de zwarten niet langer verplicht waren om te werken door de zwepen van hun eigenaren, dat zij dan helemaal niet zouden werken, en snel een last voor de gemeenschap zouden worden. Dikke zwepen zouden verboden kunnen worden, zeiden zij, en de dikte van de zweep zou door wetgeving steeds kleiner kunnen worden gemaakt, eerst naar een centimeter, en later naar enkele millimeters, maar een soort van zweep moet er wel blijven. En toen de abolitionisten[1] zeiden – net zoals wij nu zeggen – dat het genieten van het product van je arbeid een veel sterkere stimulans is om te werken dan de dikste zweep, werd hen verteld 'Nonsens, mijn vriend', net zoals ze ons nu zeggen 'Jullie kennen de menselijke natuur niet! Jaren van slavernij hebben hen onbedachtzaam, lui en slaafs gemaakt, en de menselijke natuur kan niet in 1 dag veranderd worden. Jullie lopen natuurlijk over van de goede bedoelingen, maar jullie zijn nogal “onpraktisch”.'
Voor enige tijd hebben de praktische mensen hun zin gehad in het uitwerken van plannen voor de geleidelijke bevrijding van de zwarten. Maar, helaas!, deze plannen bleken behoorlijk onpraktisch en de burgeroorlog – de bloedigste ooit—brak uit. Maar de oorlog resulteerde in de afschaffing van slavernij, zonder enige overgangsperiode; – en zie, geen van de verschrikkelijke consequenties die waren voorspeld door de praktische mensen is uitgekomen. De zwarten werken, ze zijn hardwerkend en productief, ze zijn bedachtzaam – nee, te bedachtzaam, zelfs – en de enige zorg die geuit kan worden is, dat het plan dat uiteengezet werd door de linkse vleugel van het onpraktische kamp – volledige gelijkheid en herverdeling van het land – niet gerealiseerd was: het zou nu veel problemen hebben bespaard.
Rond dezelfde tijd was er een ruzie in Rusland, en de oorzaak was als volgt. In Rusland waren er 20 miljoen horigen. Voor generaties leefden zij onder hun eigenaren – of eigenlijk onder de stok van die eigenaren. Ze werden geslagen voor het slecht bewerken van de grond, geslagen voor een gebrek aan opgeruimdheid in hun huizen, geslagen voor het niet perfect weven van stoffen, geslagen voor het niet eerder uithuwelijken van hun zonen en dochters – geslagen voor alles. Slaafsheid en onbedachtzaamheid zouden karakteristiek voor hen zijn.
Toen kwamen de utopisten, en zij vroegen niets minder dan dit: complete bevrijding van de horigen; de onmiddellijke afschaffing van elke verplichting van de horige tegenover zijn heer. Meer dan dat: de onmiddellijke afschaffing van de jurisdictie van de heer en het door hem opgeven van alle zaken waarover hij rechtsprak. Het overgeven daarvan aan rechtbanken bestaande uit landarbeiders en verkozen door landarbeiders, die rechtspreken, niet op basis van de wet die ze niet kennen, maar op basis van hun ongeschreven gewoonten. Dat was het onpraktische plan van de onpraktische mensen. Het werd slechts als dwaasheid behandeld door de praktische mensen.
Maar gelukkig genoeg hing er rond die tijd in Rusland een lucht van onpraktischheid in de lucht, en dit werd volgehouden door de onpraktischheid van de landarbeiders, die in opstand kwamen met stokken tegen geweren, en die weigerden zich te onderwerpen, ondanks de slachtingen en die dus de onpraktische mentaliteit op zo’n manier versterkten dat het het onpraktische kamp toe liet om de tsaar te dwingen hun plan te volgen – hoewel nog steeds verminkt. De meest praktische mensen vluchtten snel weg uit Rusland, zodat zij niet vermoord zouden worden een paar dagen na het in gang zetten van dit onpraktische plan.
Maar alles verliep soepel, ondanks de vele blunders die de praktische mensen begingen. Deze slaven, van wie gezegd werd dat ze onbedachtzame, egoïstische bruten waren, lieten zo’n gezond verstand , zo’n organisatorisch inzicht zien dat het zelfs de verwachtingen van de meest onpraktische utopisten oversteeg; en in minder dan drie jaar na de emancipatie was de algemene opmaak van de dorpen volledig veranderd. De slaven werden mensen!
De utopisten wonnen de slag. Ze bewezen dat zij de echte praktische mensen waren, en dat degenen die pretendeerden praktisch te zijn idioten waren. En de enige spijt zorg die nu geuit wordt door diegenen die de Russische landarbeiders kennen is, dat er teveel toegevingen werden gedaan aan die praktische idioten en kortzichtige egoïsten: dat het advies van de linkse kant van het onpraktische kamp niet volledig gevolgd werd.
We kunnen niet meer voorbeelden geven. Maar we nodigen iedereen die graag voor zichzelf denkt uit om de geschiedenis van de grote sociale veranderingen te bestuderen, van de opkomst van de communes, tot de reformatie en onze moderne tijden. Zij zullen zien dat de geschiedenis niets is behalve de strijd tussen de heersers en de overheersten, onderdrukkers en onderdrukten, dat in deze strijd het praktische kamp altijd de zijde kiest van de heersers en de onderdrukkers, terwijl het onpraktische kamp de zijde kiest van de onderdrukten; en zij zullen zien dat de strijd altijd eindigt in de uiteindelijke nederlaag van de praktische zijde na veel bloedvergieten en lijden, veroorzaakt door wat zij hun `praktische gezonde verstand’ noemen.
Als onze tegenstanders, door te zeggen dat wij onpraktisch zijn, bedoelen dat wij de voortgang van gebeurtenissen beter voorzien dan de kortzichtige lafaards, dan hebben ze gelijk. Maar als ze bedoelen dat zij, de praktische mensen, een preciezer beeld van de toekomst hebben, dan sturen we hen de geschiedenis en vragen hen om zich bekend te maken met zijn lessen, voordat ze zo’n uitspraak doen.