De Freie Arbeiter-Union Deutschlands (Vrije Arbeidersbond van Duitsland, FAUD) ontstond op 15 september 1919 nadat de Freien Vereiniging deutscher Gewerkschaften (Vrije Vereniging van Duitse Vakbonden, FVdG) van naam veranderde. De FAUD was tot diens opheffing in 1933 na de machtsovername door de Nazi's de belangrijkste anarcho-syndicalistische organisatie in Duitsland en had op diens hoogtepunt zo'n 150.000 leden.
In Duitsland golden van 1878 tot 1890 de zogenaamde 'Socialistenwetten', die maakten dat socialisten en sociaal-democraten geen organisatievrijheid hadden, het was hen alleen toegestaan zich lokaal te organiseren. Hierdoor ontstonden lokale vakbondsgroepen die zich op gemeenteniveau organiseerden die semi-legaal door een tussenpersoon verbonden waren. Deze organisaties hadden een relatief bepalende rol gespeeld in de ontwikkeling van de vakbondsstrijd in Duitsland.
Met het einde van de 'Socialistenwetten' en de oprichting van de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD) werd ook geprobeerd sociaal-democratische vakbonden op te bouwen. Er was echter een aanzienlijk deel van de “vrije” vakbonden die zich tegen dit centralistische proces verzette. Zij probeerden hun werk op basis-democratische wijze voort te zetten zoals zij voorheen ook hadden gedaan.
De SPD was toentertijd de belangrijkste revolutionaire kracht en politiek ook nog relatief pluralistisch. Op het Erfurter congres van de partij werd in 1891 voor het eerst “het veroveren van de politieke macht” in hun programma opgenomen, waarmee de partij uiteindelijk de parlementaire weg verkoos.
In 1897 werd de Freie Vereinigung deutscher Gewerkschaften (FVdG) opgericht, welke los stond van de pogingen van de SPD en zich als derde optie naast de centralistische sociaal-democratische en de vrije vakbondsgroepen presenteerde. Zij zouden zich later als syndicalisten identificeren.
Tegelijkertijd vond er binnen de SPD een andere ontwikkeling plaats. De zonaamde “Jungen” (Jongen, van jeugdigen) werden van de SPD uitgesloten. Zij hadden, net als de vakbondsgroepen onder de 'Socialistenwetten' een eerder decentrale aanzet voor hun politieke werk. Daarnaast wezen zij de parlementaire weg van de SPD af en voorde daartegen oppositie. Na de uitsluiting ontstond uit de “Jungen” de Vereinigung Unabhängiger Sozialisten (VUS, ned. Vereniging van Onafhankelijke Socialisten). Hierbinnen ontwikkelde zich twee stromingen, de eerste waren anti-parlementaire sociaal-democraten, de tweede anarchisten die zich lieten inspireren door het syndicalisme en het anarcho-communisme van o.a. Peter Kropotkin. In 1893 scheidde de twee groepen van de VUS zich.
In 1919 werd op een congres van de FVdG samen met een aantal andere vrije vakbonden de Beginselverklaring van het syndicalisme (1919) van Rudolf Rocker aangenomen als basis voor hun programma. In september dat jaar noemde de organisaties zich om tot de Freie Arbeiter-Union Deutschlands (FAUD/AS, met 'AS' voor anarcho-syndicalisme).
“De Syndicalisten, die de boven weergegeven feiten duidelijk hebben ingezien, zijn principieele tegenstanders van ieder op monopolie gebaseerd economisch stelsel . Zij streven ernaar, den grond, de productiemiddelen, de grondstoffen en alle maatschappelijke rijkdommen tot gemeenschapsbez.it te maken zij streven naar de reorganisatie van het geheele economisch leven op den grondslag van het vrije, d.w.z. staatlooze communisme, dat in de spreuk: „een ieder werke naar zijn vermogen, een ieder ontvangt- naar zijn behoeften”, uitgedrukt is. Omdat zij van het inzicht uitgaan, dat het socialisme m laatste instantie een cultuurvraagstuk is, en dit vraagstuk als zoodanig alleen van onderop door de scheppende werkzaamheid van het volk zélf kon worden opgelost, verwerpen de syndicalisten ieder middel van z.g.n. “Verstaatlichung”, socialiseering door middel van den Staat, daar dit alleen tot erger vormen van uitbuiting, tot Staatskapitalisme, kan leiden, maar tot socialisme nooit.” Rudolf Rocker, Beginselverklaring van het syndicalisme (1919)
De hoogtijdagen van de FAUD waren tussen 1919 en 1923. Een groot aantal revolutionair-gezinde arbeiders en arbeidsters werden lid van de FAUD, die zich ontwikkeld had als een alternatief tot de andere vakbonden. Na het verlies van de Eerste Wereldoorlog was er in Duitsland veel maatschappelijke onrust. Er waren revolutie-pogingen zoals de Radenrepubliek van München en die in Bremen en ook Berlijn, maar er waren ook veel nationalistische 'Vrijkorpsen' die nog niet waren ontbonden en nog altijd een beduidende machtsfactor in de samenleving voorstelde. In 1919 vond dan ook de Kapp-Putsch plaats, waarbij reactionaire vrijkorpsen een coup te probeerden plegen. Als reactie hierop werd er in het Roergebied het Rote Ruhrarmee (vert. Rode Roerleger) opgericht om de politieke reactie te bestrijden en zich de revolutie die overal in het land in de lucht hing verder te voeren. De FAUD was betrokken bij dit 'rode' leger.
In deze periode hield de FAUD vele stakingen en publiceerde ook verschillende kranten. Zij hadden hun algemene krant Der Syndikalist, maar ook lokale groepen hadden kranten, zoals Die Schöpfung (De schepping) en de theoretische maandelijkse krant Die Internationale.
De FAUD had op diens hoogtepunt zo'n 150.000 leden, toch was dit niet van lange duur. Er waren verschillende scheuringen geweest en een aantal belangrijke actieve leden waren overgelopen naar andere vakbonden. Midden jaren 20 waren er nog slechts enkele tienduizenden leden over en in 1932 bestond de FAUD slechts nog uit zo'n 4.300 leden. De organisatie was echter in sommige steden nog altijd invloedrijk.
Op het Kerstcongres van 1922 richtte de FAUD in Berlijn de Internationale Arbeidersassociatie (IAA/IWA) op. Deze was geïnspireerd op de Eerste Internationale en baseerde zich expliciet op het anarcho-syndicalisme als tegenhanger tot de communistische Rode Vakbonds-Internationale (RVI). Er waren bij de oprichting vooral Europese en Amerikaanse organisaties betrokken.
In 1921 werd op initiatief van Milly Witkop de Syndikalistische Frauenbund (vert. Syndicalistische Vrouwenbond) in het leven geroepen. De organisatie bestond tot ong. 1930 en had een onafhankelijke status en er werden door het hele land secties opgebouwd. De Syndikalistische Frauenbund had op het hoogtepunt zo'n 1000 leden en produceerde de bijlage Der Frauen-bund, die maandelijks in de krant van de FAUD verscheen.
In 1933 hief de FAUD zich kort voor de machtsovername van de Nazi's op om zo repressie door de nieuwe machthebbers tegen te gaan. Er werd in het geheim geprobeerd een illegale nieuwe organisatie op te zetten. Er waren in de aanloop naar de machtsovername in Duitsland vanuit verschillende jeugdorganisaties van de FAUD zogenaamde Schwarze Scharen (vert. Zwarte Scharen) opgericht, die anarch-syndicalistische bijeenkomsten verdedigde tegen aanvallen van de Nazi's. Een deel van hen was tot 1937 nog betrokken bij het verzet tegen de Nazi's.
Een groot deel van de actieve anarcho-syndicalisten uit Duitsland was echter gevlucht. Een vluchtte naar Nederland met hulp van het Nederlands Syndicalistisch Vakverbond (NSV), dat eveneens bij de Internationale Arbeidersassociatie was aangesloten. Een ander deel van was naar Spanje afgereisd en had zich daar bij de anarchisten aangesloten om te vechten die tegen de fascistische generaal Francisco Franco verzette in de Spaanse Burgeroorlog en Revolutie (1936-1939). Zij wisten maar al te goed wat Europa te wachten stond als het fascisme daar eveneens zou overwinnen. In Catalonië werd de groep Deutsche Anarchosyndikalisten (DAS) opgericht, waar onder andere Augustin Souchy en Helmut Rüdiger bij betrokken waren. De DAS hield zich o.a. bezig met het bestrijden van de Duitse Nazi-structuren die zich in Spanje bevonden.
Na de Tweede Wereldoorlog en de omverwerping van de Nazi's werd er een poging gedaan het anarchisme in Duitsland nieuw leven in te blazen. In 1947 werd de Föderation freiheitlicher Sozialisten (Federatie van Vrije Socialisten, FFS) door voormalig FAUD-leden opgericht. Het FFS begreep zichzelf niet direct als een opvolger van de FAUD, maar was wel onderdeel van de Internationale Arbeidersassociatie (IAA/IWA). Het IAA was op mede-initiatief van de FAUD opgericht.
In 1977 werd dan een daadwerkelijk een opvolger van de FAUD gevormd, de Freie Arbeiterinnen- und Arbeiter-Union (FAU) welke nog altijd bestaat.