Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:balling_in_nederland

Balling in Nederland

Door Francisco Carrasquer

Francisco Carrasquer was tijdens de Spaanse Burgeroorlog en Revolutie actief in de CNT. Hij zat na de overwinning van Franco een jaar in de gevangenis en drie jaar in militaire strafdienst. Daarna leefde hij eerst acht jaar als balling in Frankrijk, tot hij in 1953 naar Nederland kwam. Daar zou hij tot een aantal jaar na de dood van Franco verblijven. Tijdens zijn ballingschap in Nederland werkte hij onder andere bij de Wereldomroep, waar hij op Spanje gerichte radio-uitzendingen maakte. Het was in Spanje verboden om naar deze uitzendingen te luisteren. Toch deden veel mensen dat wel, omdat dit één van de weinige mogelijkheden was om kritische informatie over de toestand in Spanje te krijgen.


Balling in Nederland

In contrast met het harde, drukke en koortsachtige Parijs dat ik had verlaten, leek het mij of ik was aangekomen in een oase van rust, met al dat vrolijke groen en de kalme wateren die Nederland de buitenlander biedt. Net zo rustgevend was voor mij de omgang met de mensen die mij in Nederland ontvingen, vriendelijk in hun houding, beschaafd in hun voorkomen en vol begrip en sympathie in hun woorden, althans van die Nederlanders waar ik mee kon praten en die wisten van mijn status van Spaans politiek vluchteling. Ik neem aan dat het een geluk voor me was te zijn aangekomen met een reeds van tevoren geregelde baan bij Radio Nederland Wereldomroep, niet alleen vanwege het vaste en behoorlijke inkomen, maar ook door de status die men ontleent (ontleende?) aan het beroep van 'radioman'. In ieder geval, de manier waarop ik werd bejegend door werkgevers en autoriteiten stond in schril contrast met hoe dat in Frankrijk was geweest.

Voor de Nederlandse politieambtenaar waar we ons jaarlijks moesten melden, was het belangrijkste ons 'fatsoen', dat we er correct gekleed uitzagen, dat we geen schandalen veroorzaakten, vooral op seksueel gebied, dat we ons ook op ons werk en in de omgang met anderen correct gedroegen en tenslotte dat we ons op geen enkele subversieve wijze mengden in sociaal-politieke activiteiten. En aangezien ik mij volstrekt 'fatsoenlijk' gedroeg in mijn familieleven en op het werk en niet in cafés kwam of enige politieke, sociale of vakbondsactiviteit ontwikkelde, denk ik dat ik bij de vreemdelingendienst goed bekend stond.

De indruk van algemene vrede en van terecht te zijn gekomen in een 'vakantieland' werd nog versterkt door de plek waar ik was terechtgekomen. Hilversum was toen nog het Nederland dat Slauerhoff beschrijft in zijn 'Afrikaanse elegie', als hij het heeft over Europese steden op zondag:

  • En in de steden zijn zachtzonnige straten
  • Nu onbereden en vredig verlaten.
  • In alle kerken zingen kalme koren.
  • Ook buitenstaanders kunnen psalmen horen…

Altijd als Nederlanders naar mijn afkomst vroegen, zeiden ze er iets bij van, Italiaan zeker? En als ik dan te kennen gaf Spanjaard te zijn, volgde een reactie van verbazing, perplexiteit… dit had men niet verwacht. Een beetje als wat Sartre zegt over emoties die verlamd worden door magie, geblokkeerde instincten en dergelijke. Welnu, ik geloof dat deze reactie van verbazing bepaald wordt door twee emotioneel tegenstrijdige factoren: een zogenaamd haat-liefde-complex, al uit het zich natuurlijk niet zo sterk als het dat volgens Freud doet in de vader/zoon of moeder/dochter relaties. Ik bedoel, concreet, het volgende: elk Nederlands kind beleeft de bovennatuurlijke, feeërieke ervaring rond de figuur van Sint Nicolaas, de goedheiligman uit de kinderjaren, die uit Spanje komt. Maar later gaat datzelfde kind naar school en leert daar dat in Spanje, in datzelfde Madrid van Sinterklaas, dat daar ooit de baarlijke duivel uit het zuiden huisde, de fanatieke en tirannieke koning Philips II, die zijn troepen naar Holland stuurde onder bevel van de wrede hertog van Alva, etc. Kortom, de Tachtigjarige Oorlog, die voor de Nederlanders van cruciale betekenis is, daar ze het begin betekent van de Nederlandse natie… terwijl men in Spanje nauwelijks weet heeft van deze episode, die niet meer dan enige regels beslaat ('de Vlaamse opstand') in de geschiedenisboekjes.

Deze rationele schoolkennis - al is ze natuurlijk ook emotioneel beladen, maar dan op een bewuste manier, tezamen met de vage herinnering aan een feestelijke gebeurtenis, gehuld in verinnerlijkt legende en kinderlijke verwachting, nog eens aangemoedigd door de ouders van het kind, ligt waarschijnlijk ten grondslag aan die ambivalentie waar we het net over hadden en die uiteindelijk resulteert in die verbaasde, perplexe en in één woord, geblokkeerde houding. Dezelfde paradox kan men waarnemen waar gaat om de tegenstelling tussen een meerderheid die praktisch niets weet over alles wat Spaans is en een minderheid van hispanisten en hispanofielen die echte kenners zijn. De meerderheid heeft de neiging Spanjaarden onder te waarderen, in de overtuiging van de eigen superioriteit en hogere ontwikkelingsgraad, terwijl de tot Spanje aangetrokken minderheid helemaal weg is van de Spaanse cultuur. Twee recente voorbeelden: toen in 1980 het Spaans koninklijk paar op staatsbezoek in Nederland was, voelden wij Spanjaarden een gapende kloof tussen enerzijds de bevolking die de autoriteiten min of meer dwong tot het nemen van bepaalde maatregelen, zoals het plaatsen van veel politie in burger en het soms bij het onelegante af verhaasten van de officiële handelingen van het koninklijk paar; en anderzijds, terwijl publiek noch media grote aandacht schonken aan het gebeuren, de Nederlandse hispanisten en hispanofielen de gelegenheid te baat namen om de Spaanse cultuur te verdedigen - soms zelfs ten koste van de Nederlandse cultuur, door de zaken in hun juiste perspectief te zetten en heel duidelijk te stellen dat de allereerste slachtoffers van het absolutisme van Philips II of Franco de Spanjaarden zelf waren, en dat zij niet minder dan de Nederlanders voor hun rechten gestreden hebben. Nog een voorbeeld van de algemene onderschatting van de Spaanse cultuur door de Nederlandse bevolking is de geringe weerklank die enkele recente uitgaven van Meulenhoff hebben gehad. In de laatste maanden van 1985 verschenen twee bloemlezingen van Spaanse poëzie, plus nog één van García Lorca, een bloemlezing van moderne Spaanse verhalen, twee of drie romans van de beste Spaanse auteurs van vandaag de dag en zelfs een speciaal Spanje-nummer van het tijdschrift De Gids. Maar de critici hebben het nauwelijks opgemerkt.

Het is te voorzien dat met de intrede van Spanje in de EEG en de invloed van de massamedia op het Spaanse volk, dat al in staat is om vóór de NAVO te stemmen, de tweeslachtigheid waar we het over hadden geleidelijk zal verdwijnen. De Spanjaarden van vandaag de dag zijn al even burgerlijk als de Nederlanders en dat terwijl er tot 1936 zowat geen twee naties zo elkaars politiek-historische tegenpolen waren als Nederland en Spanje. Alles wat Spanje zo 'anders' maakte en dan niet in de retrograde zin van Franco's toeristische leuze 'Spain is different', maar in de libertaire zin die onlangs nog werd aangeduid door de grote Britse hispanist G. Brenan, dat alles is nagenoeg verdwenen. De CNT heeft nauwelijks nog leden en de euforie van het morele anarchisme uit de jaren '70 is ook voorbij.

Laten we het maar niet hebben over gevallen van uiterste onwetendheid zoals die dame die mij vroeg of er wel elektriciteit was in Spanje. Met mijn ervaring als universitair docent heb ik kunnen waarnemen dat alle studenten, zonder uitzondering, versteld stonden als ik ze vertelde over het niveau van humanistische openheid en de leergierigheid van de Spaanse jeugd in de jaren van de tweede republiek; als ik ze vertelde dat in libertaire kringen de 'vrije liefde' in praktijk werd gebracht tussen jongeren van beiderlei kunne; dat in de basisschool de Freinet-methode van de drukpers op school toegepast begon te worden; dat de vakbonden rechtstreeks onderhandelden met de werkgevers volgens de tactiek van de directe actie; dat in het libertair vakverbond CNT geen betaalde gedelegeerden of functionarissen waren; dat groepen jongeren op zondag op excursie gingen naar strand of bergen en daar lezingen organiseerden tussen twee duik- of klimpartijen in; dat het libertair vakverbond honderden tijdschriften en kranten uitgaf en dat in alle ' Volks-athenaea' en andere ontmoetingsplaatsen van CNT-leden allerlei culturele activiteiten plaatsvonden: lezingen, poëziefestivals, opvoeringen van toneelstukken; dit alles naast de vergaderingen voor alle leden, waarin het dagelijks beleid van de vakbond door het collectief werd vastgesteld. Toen in de jaren zestig in Nederland zaken als arbeiderszelfbestuur, terug naar de natuur, democratie aan de basis in de mode kwamen kon mijn gehoor mij nauwelijks geloven toen ik ze verzekerde dat dit alles in de jaren dertig al deel uitmaakte van het programma van de CNT en dat veel ervan inderdaad was verwezenlijkt: in de agrarische sector - vooral in republikeins Aragón - en in de industrie -voornamelijk in Barcelona, in de bedrijven die door de vakbond waren onteigend en die beheerd werden door de arbeiders als wettelijke eigenaars. Maar toen ik in Nederland aankwam, had men geen flauw benul over Spanje of wat daar gebeurd was.

Vanuit Radio Nederland was het niet moeilijk om in contact te komen met het Nederlands hispanisme en inderdaad leerde ik na een paar dagen al de vermaardste vertegenwoordiger ervan kennen, prof. Van Praag, door wie ik in contact kwam met degene die mijn eerste vriend in Nederland zou worden, niet alleen als hispanist, maar in zekere zin ook als geestverwant: prof. G.J. Geers, die mij bij de eerste de beste gelegenheid een plaats aanbood bij zijn leerstoel aan de universiteit van Groningen. Mijn taak was om hem te assisteren bij het onderricht van het Spaans en vooral met het geven van praktijkcolleges vertaling, conversatie en schriftelijk taalgebruik. Geers was toen redacteur - of misschien wel hoofdredacteur - van het tijdschrift De Derde Weg, dat, zoals de naam al aanduidt, een nieuw pad trachtte te banen om aan de weinig aanlokkelijke keuze tussen kapitalisme en communisme te ontkomen. Ik geloof niet dat Geers ooit aansluiting heeft gezocht bij enige Nederlandse anarchistische beweging, maar waar ik zeker van ben is dat hij een totale affiniteit voelde met het libertaire, ook al bleef hij altijd behept met trekjes van het negentiende-eeuwse idealisme dat ik maar zal omschrijven als 'morgenroods' - gearmd als kameraden de paden op de lanen in, zingend onder de meiboom en dat soort dingen waaraan socialisten en communisten van eind vorige eeuw zich graag overgaven. Gedreven door ditzelfde idealisme heeft Geers ook altijd geweigerd Spanje te bezoeken zolang Franco nog leefde; en aangezien hij eerder stierf dan de dictator, sloot Geers zichzelf uit van zoiets essentieels voor een hispanist als het regelmatig hernieuwen van het contact met Spanje. Later, toen ik in Amsterdam ging wonen, leerde ik daar Ad Smit kennen, die mij de toenmalige libertaire publicaties te lezen gaf. Als mijn geheugen me niet in de steek laat was daar een blad bij dat Buiten De Perken heette… Veel later pas, in de jaren zeventig, leerde ik De Vrije Socialist en De As kennen. Maar ook vóórdat ik in Amsterdam zat was ik een keer op bezoek geweest bij Albert de Jong, om hem te vragen een petitie te ondertekenen voor vrijlating van mijn broer Félix, die ondanks zijn blindheid al elf jaar gevangen zat. Gedurende mijn jarenlange verblijf in Nederland heb ik de Nederlandse anarchisten als groep het beste leren kennen tijdens een demonstratieve bijeenkomst voor Salvador Puig Antich, de jonge Spaanse anarchist die tot de wurgpaal was veroordeeld. De woorden die op die avond werden uitgesproken door de leden van een anarchistische groep die daar aanwezig was, leken mij eerlijk gezegd niet erg toepasselijk; opgewonden retoriek, ik kan het niet anders zeggen.

Anders was de indruk die ik kreeg van Rudolf de Jong, Anton Constandse en Arthur Lehning. Dit trio heeft voor mij altijd het meest competente, serieuze en constructieve vertegenwoordigd van het Nederlands anarchisme van die jaren. Roel van Duijn heb ik bewust niet genoemd. Hij is gedurende enige tijd de spreekbuis, of liever gezegd de megafoon, geweest van de Nederlandse anarchistische beweging, in de vorm van Provo eerst en later Kabouter. Ik heb hem een keer geïnterviewd voor het Madrileense tijdschrift Triunfo. Bij die gelegenheid vroeg ik hem waarom die bewegingen van anarchistische signatuur zich niet consolideerden in een beweging die in staat zou zijn sociale actie te voeren in het land. Zijn antwoord was dat provo of Kabouter geen invloed wilde uitoefenen in het land als de prijs daarvoor het vormen van een organisatiestructuur was. Toen drong het tot me door dat de voorwaarden er gewoon niet waren voor het ontstaan van een volksorganisatie (geen 'massaorganisatie': dat is iets heel anders) zoals de CNT indertijd in Spanje. Maar toch is niet alles voor niets geweest. Zoals Constandse zei op de avond ter ere van zijn tachtigste verjaardag, er was in Nederland een libertaire atmosfeer verspreid, belangrijker dan men wel had kunnen denken. Want veel Nederlanders zijn uiteindelijk libertair geworden, zonder zich echter zo te noemen of het zelfs maar van zichzelf te beseffen. En is dat niet het belangrijkste voor wie zoals wij denkt dat er geen sociale revolutie kan zijn zonder eerst een mentaliteitsverandering, de enige ware revolutie die er bestaat? Want, wat hebben we eraan een structurele revolutie op te leggen als men niet overtuigd is van haar juistheid, en wat voor nut heeft het als de arbeiders de productiemiddelen overnemen als deze volgens dezelfde principes van uitbuiting van mens en natuur worden aangewend als vóór de revolutie, zoals is gebeurd in de Sovjet-Unie en haar satellietstaten?

Om te besluiten, moet ik geloof ik niet verhullen dat de Nederlandse anarchisten weinig tot niets hebben bijgedragen aan mijn gedachtengoed. Om de waarheid te zeggen heb ik een groot deel van mijn verblijf in Nederland doorgebracht in voortdurende analyse en steeds diepgaander meditatie over het grote thema van vrijheid tegenover rechtvaardigheid en omgekeerd. Ik geloof dat ik al een jaar of twaalf geleden tot de overtuiging kwam dat propaganda per definitie anti-anarchistisch is en daarom heb ik mij onthouden van het propageren van ideeën; ik heb alleen geschreven over mijn ideeën, daar waar mij de gelegenheid werd geboden. Vanuit deze houding is het makkelijk te begrijpen dat ik niet geleefd heb als een 'militant' in de strikte zin van het woord en dat mijn relaties met Nederlandse anarchisten niet verder zijn gegaan dan een meer of minder grote mate van vriendschap met enkelen persoonlijk en mijn bereidheid mee te doen met elk initiatief tot publieke verdediging van anti-franquistisch Spanje, hetzij via recitals, publieke demonstraties, lezingen en cursussen of artikelen in speciale nummers van tijdschriften, gewijd aan de Spaanse republiek. En niet omdat ik een republikein zou zijn, maar omdat dat de manier was om alle democratische krachten te bundelen tegen Franco. Ik kom dus terug op wat ik in het begin al zei: Nederland is voor mij een oase van rust geweest, een plaats om na te denken, waar ik mijn ideeën op orde heb kunnen brengen en veel tijd heb kunnen wijden aan mijn geschriften die, ook al zijn ze in de meerderheid werken van kritiek en kunstbeschouwing, toch altijd getuigen van mijn liefde voor de vrijheid, die ook mijn inspiratie vormde voor mijn eerste gedicht over Nederland, waar ik mee afsluit:

Holland (de eerste dag)

Water besloten in geulen als rietstengels zo smal, zuivere druk van watermassa's.

Maar het eindeloze snoer van druppels die ontsnappen uit de spleten van droom en verdraagzaamheid rijgt een lied van vrije klanken die Holland als zangbodem hebben.

namespace/balling_in_nederland.txt · Laatst gewijzigd: 23/03/20 11:08 door defiance