Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:de_geschiedenis_van_de_anarchistische_filosofie_van_lao-tse_tot_kropotkin

De geschiedenis van de anarchistische filosofie van Lao-Tse tot Kropotkin

Door Rudolf Rocker

Originele titel: History of Anarchist Philosophy from Lao-Tse to Kropotkin Verschenen: 1838 Bron: De geschiedenis van de anarchistische filosofie van Lao-Tse tot Kropotkin, Rudolf Rocker, Anarchief Digitalisering: onbekend

Dit betreft een hoofdstuk uit het grotere werk Anarchism and Anarcho-Syndicalism van Rudolf Rocker, dat hij schreef voor de Philosophical Library-serie en in 1943 verscheen.


De geschiedenis van de anarchistische filosofie van Lao-Tse tot Kropotkin

Anarchistische ideeën worden in bijna elke periode van de bekende geschiedenis teruggevonden. We komen ze tegen in de Chinese Wijze Lao-Tse (The course and the richt way) en de latere Griekse filosofen, de Hedonisten en de Cynici en andere advocaten van het zogenaamde natuurlijk recht, en in het bijzonder bij Zeno, de stichter van de Stoïcijnse school en tegenstander van Plato. Ze kregen uitdrukking in de leringen van de Gnosticus Carpocrates van Alexandrië en hadden een onmiskenbare invloed op een aantal Middeleeuwse Christelijke sektes in Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland en Engeland, die vaak slachtoffer werden van de meest brutale vervolgingen. In de geschiedenis van de Boheemse Reformatie vonden ze een machtige vertegenwoordiger in Peter Chelcicky, die in zijn werk ‘Het net van het geloof’ hetzelfde oordeel velde over de kerk en de staat als Tolstoj dat eeuwen later zou doen. Onder de grote Humanisten vinden we Rabelais, die in zijn beschrijving van de gelukkige Abdij van Theleme (Gargantua) een leven beschreef dat bevrijd was van alle autoritaire beperkingen. Van andere pioniers van het libertaire gedachtegoed vermelden we hier alleen La Boétie, Sylvain Maréchal en bovenal Diderot in wiens omvangrijke werk men de dik gestrooide blijken vindt van een groot man die zichzelf bevrijd heeft van alle autoritaire vooroordelen.

Intussen kwam er pas in de recenter geschiedenis een duidelijker vorm in de anarchistische levensvisie en die visie relevant te maken voor het directe proces van sociale evolutie. William Godwin (1756-1836) deed dat voor het eerst in zijn uitmuntende werk ‘Een Onderzoek omtrent Politieke Rechtvaardigheid en de Invloed ervan op de Algemene Deugd en Geluk’ (London, 1793). Godwin’s werk was een gerijpte vrucht van die lange evolutie van de ideeën van het politiek en sociaal radicalisme in Engeland, dat begint met George Buchanan over Richard Hooker, Gerard Winstanley, Algernon Sidney, John Locke, Robert Wallace en John Bellers tot Jeremy Bentham, Joseph Priestley, Richard Price en Thomas Paine.

Godwin erkende duidelijk dat de bron van sociale kwalen niet moet gezocht worden in de vorm van de staat, maar in het bestaan zélf van die staat. Maar hij zag ook in dat mensen enkel natuurlijk en vrij samen kunnen leven als daar de juiste economische omstandigheden voor bestaan en het individu niet langer onderworpen is aan de uitbuiting door anderen, een inzicht dat de meeste van de vertegenwoordigers van het zuiver politiek radicalisme bijna helemaal over het hoofd zagen. Dat is de reden waarom ze later verplicht waren grotere concessies te doen aan de staat die ze tot een minimum hadden willen beperken. Godwin’s idee van een staatloze samenleving ging uit van het collectief bezit van het land en de werktuigen en het organiseren van het economische leven door vrije productiecoöperatieveen. Godwin’s werk had grote invloed op de vooruitstrevende kringen van Engelse arbeiders en de meer verlichte delen van de liberale intellectuelen. Belangrijkst was zijn bijdrage aan de jonge socialistische beweging in Engeland (die haar meest volwassen vertegenwoordigers vond in Robert Owen, John Gray en William Thompson): hij zorgde voor het onmiskenbaar libertaire karakter die ze lange tijd heeft gehad en die ze nooit heeft gekregen in Duitsland en veel andere landen.

Ook de Franse socialist Fourrier (1772-1832) moet hier, met zijn theorie over aantrekkelijke arbeid, vermeld worden als één van de pioniers van libertaire ideeën.

Maar een veel grotere invloed op de ontwikkeling van de anarchistische theorie had Pierre-Joseph Proudhon (1809-1865), een van de meest getalenteerde en zeker de meest veelzijdige schrijver van het moderne socialisme. Proudhon was volledig geworteld in het intellectuele en sociale leven van zijn tijd, wat zijn houding beïnvloedde bij alle vragen waarop hij probeerde te antwoorden. Daarom moet hij niet beoordeeld worden – zoals vele van zijn latere volgelingen deden- op zijn speciale praktische voorstellen die antwoorden waren op de noden van het moment. Onder de vele socialistische denkers van zijn tijd was hij degene die de oorzaak van sociale onaangepastheid het diepst begreep en daarnaast het breedste blikveld had. Hij was een uitgesproken tegenstander van alle kunstmatige sociale systemen en zag in de sociale evolutie de eeuwige drang naar nieuwe en hogere vormen van intellectueel en sociaal leven; hij was ervan overtuigd dat deze evolutie niet kon worden bedwongen door abstracte formules.

Proudhon verzette zich tegen de invloed van de Jacobijnse traditie, die het denken domineerde van de Franse democraten en de meeste socialisten van die tijd, die allen dezelfde beslistheid hadden over de tussenkomst van de centrale staat en het economisch monopolie in de natuurlijke sociale vooruitgang. Proudhon was geen communist. Hij veroordeelde eigendom als niets anders dan het privilege van de uitbuiting, maar erkende het bezit van de werktuigen voor allen, waargemaakt door industriële groepen die met elkaar verbonden waren door vrije contracten (zolang dit recht niet gebruikt werd voor de uitbuiting van anderen en zolang het volledige product van deze arbeid verzekerd was aan elk lid van de samenleving. Deze verbintenis –gebaseerd op wederkerigheid (mutualiteit)- garandeert het genot van gelijke rechten voor iedereen in ruil voor sociale diensten. De gemiddelde arbeidstijd die nodig was voor de voltooiing van een product werd de maatstaf voor de waarde ervan en is de basis voor wederkerige uitwisseling via arbeidsbriefjes. Op die manier wordt kapitaal ontdaan van zijn oneigenlijke macht en is het volledig gebonden aan het uitvoeren van werk. Door het bereikbaar te maken voor iedereen houdt het op een instrument te zijn voor uitbuiting. Zulk een vorm van economie maakt elk politiek dwanginstituut overbodig. De samenleving wordt een liga van vrije gemeenschappen die hun zaken regelen naargelang de nood, op zichzelf of in samenwerking met anderen, en waarin de vrijheid van de mens is de gelijke vrijheid van de anderen; niet de beperking ervan, maar haar beveiliging en bevestiging. ‘Hoe vrijer, hoe onafhankelijker en ondernemender het individu, hoe beter voor de samenleving.’

Deze organisatie van het federalisme waarin Proudhon de onmiddellijke toekomst van de mensheid zag, legt geen grenzen op aan de mogelijke toekomstige ontwikkelingen en biedt de breedste mogelijkheden aan elke individuele en sociale activiteit. Vanuit het idee van het federalisme startend bestreed Proudhon tegelijk het streven naar politieke en nationale eenheid van het ontwakende nationalisme van die tijd, dat zo’n sterke vertegenwoordigers vond in Mazzini, Garibaldi, Lewelel en anderen. In dit opzicht erkende hij duidelijker de ware aard van het nationalisme dan de meeste van zijn tijdsgenoten. Proudhon oefende grote invloed uit op de ontwikkeling van het socialisme, dat zichzelf voelbaar maakte, vooral in de Latijnse landen.

Vergelijkbare ideeën werden gepropageerd door de volgelingen van het zogenaamd individualistisch anarchisme in Amerika, dat kundige vertegenwoordigers vond in mensen als Josiah Warren, Stephen Pearl Andrews, William B. Greene, Lysander Spoon, Benjamin R. Tucker, Ezra Heywood, Francis D. Tandy en vele anderen, hoewel geen van hen de breedte van Proudhon’s blikveld benaderde. Kenmerkend voor deze school van het libertaire gedachtegoed is het feit dat de meeste van haar vertegenwoordigers hun politieke ideeën niet aan Proudhon ontleenden, maar aan de tradities van het Amerikaanse liberalisme, waardoor Tucker kon benadrukken dat ‘anarchisten gewoonweg consequente Jeffersoniaanse democraten’ waren.

Een unieke uitdrukking van libertaire ideeën is Max Stirner’s (Johann Kaspar Schmidt; 1806-1856) boek ‘Het ik en zijn eigendom’ dat snel in de vergetelheid raakte en geen invloed had op de ontwikkeling van de anarchistische beweging als dusdanig. Het boek van Stirner is vooral een filosofisch werk dat de afhankelijkheid van de mens van zogenaamd hogere machten in alle mogelijke vormen, en schrikt er niet voor terug linken te leggen met kennis die verworven is via onderzoek. Het is het boek van een bewust en opzettelijk opstandeling die geen eerbied toont voor welke autoriteit dan ook, hoe verlicht ook. Hij pleit dan ook krachtig voor onafhankelijk denken.

Het anarchisme vond een viriele vertegenwoordiger van bruisende revolutionaire energie in Michael A. Bakoenin (1814-1876), die zijn ideeën baseert op de leringen van Proudhon, maar ze uitbreidt aan de economische kant, wanneer hij samen met de federalistische vleugel van de Eerste Internationale pleit voor collectief bezit van het land en alle andere productiemiddelen en het recht op privaat eigendom wil beperken tot het product van individuele arbeid. Bakoenin was ook een tegenstander van het communisme, dat in zijn tijd een diep autoritair karakter had, zoals het dat ook vandaag aanneemt in het bolsjewisme: “Ik ben geen communist omdat communies alle krachten in de samenleving concentreert in de staat en er zo mee samenvalt; omdat dat onvermijdelijk leidt tot de concentratie van alle eigendom in handen van de staat terwijl ik streef naar de volledige uitroeiing van de principes van autoriteit en overheidsbewaking die – onder het mom mensen moreel te maken en ze te civiliseren tot nu toe de mensen altijd hebben verslaafd, onderdrukt, uitgebuit en geruïneerd.”

Bakoenin was een vastberaden revolutionair die niet geloofde in het vriendschappelijk oplossen van de bestaande conflicten in de samenleving. Hij erkende dat de leidende klassen elke mogelijkheid voor grotere sociale hervormingen tegenwerken en zag bijgevolg de internationale sociale revolutie als enige mogelijkheid, die alle instituten van politieke macht en economische uitbuiting moet vernietigen en vervangen door een federatie van vrije associaties van producenten en consumenten om in de noden van hun dagelijks leven te voorzien. Gezien het feit dat hij – zoals de meeste van zijn tijdsgenoten- geloofde in de nabijheid van de revolutie, richtte hij al zijn energie op het verenigen van alle echt revolutionaire en libertaire elementen binnen en buiten de Internationale om de komende revolutie te beschermen tegen elke dictatuur of elke terugkeer naar de oude omstandigheden. Zo werd hij in een heel specifieke zin de uitvinder van de moderne anarchistische beweging.

Het anarchisme vond een andere waardevolle exponent in Peter Kropotkin (1842- 1921), die zichzelf de taak oplegde de resultaten van de moderne natuurwetenschappen aan te wenden voor de ontwikkeling van het sociologische concept van het anarchisme. In zijn briljante boek (Wederzijdse hulp – een factor in de evolutie) ging hij in tegen de zogenaamde sociaal-Darwinisten, wiens aanhangers de onvermijdelijkheid van de bestaande sociale verhoudingen probeerden te bewijzen vanuit de Darwinistische theorie van de ‘struggle for life’ (strijd om het bestaan) door de strijd van de sterken tegen de zwakken te verheffen tot de status van een ijzeren natuurwet waaraan de mens onderworpen is. In werkelijkheid is deze opvatting sterk beïnvloed door de Malthusiaanse doctrine dat de tafel van het leven niet voor iedereen gedekt is en dat de overbodigen zich daar maar moeten bij neerleggen. Kropotkin toonde aan dat deze opvatting van de natuur – als een slagveld voor onbeperkte oorlog - maar een karikatuur is van het echte leven en dat er –naast de brutale strijd om het bestaan, die wordt uitgevochten met tanden en klauwen- in de natuur ook nog een andere tendens is die uitgedrukt wordt in de sociale verbintenis van de zwakkere soorten en het in stand houden van de rassen door de evolutie van sociale instincten en wederzijdse hulp. In die zin is de mens niet de maker van de samenleving, maar brengt de samenleving daarentegen de mens voort: de mens erfde van de wezens die hem voorgingen het sociale instinct dat hem in staat stelde zich te handhaven in zijn eerste omgeving tegen de fysieke superioriteit van andere wezens en dat een ondenkbaar hoge ontwikkeling mogelijk maakte. Dat tweede wordt aangetoond door het standvastige terugtreden van die soorten die meer steunen op de strijd om het bestaan, geen sociaal leven hebben en afhankelijk zijn van hun fysieke kracht. Dit inzicht, dat vandaag de dag meer en meer ingang vindt in de natuurwetenschappen en in het sociaal onderzoek, opende geheel nieuwe horizonten voor het inzicht in de menselijke evolutie.

Volgens Kropotkin blijft het een feit dat de meeste menselijke persoonlijke relaties ook onder het ergste despotisme geregeld worden door sociale gebruiken, vrije overeenkomst en wederzijdse samenwerking, waarzonder het sociale leven simpelweg niet mogelijk zou zijn. Als dat niet het geval zou zijn zou zelfs de sterkste dwangmachine van de staat niet in staat zijn de sociale orde voor enige tijd te handhaven. Hoe dan ook worden deze natuurlijke gedragsvormen – die vanuit het innerlijk van de mens komen - voortdurend gestoord en verkreukeld door de gevolgen van de economische uitbuiting en de overheidsbetutteling die brutale vorm van de de strijd om het bestaan vertegenwoordigt die moet worden overwonnen door die andere vorm: wederzijdse hulp en vrijwillige samenwerking. Het bewustzijn van persoonlijke verantwoordelijkheid en het vermogen sympathie te voelen voor anderen –die alle sociale ethiek en alle ideeën van sociale rechtvaardigheid mogelijk maken ontwikkelen het best in vrijheid.

Net zoals Bakoenin was Kropotkin een revolutionair. Maar hij zag in de revolutie – net als Élisée Reclus en anderen - slechts een speciale fase in de evolutie, die begint als de nieuwe sociale doelstellingen zo beperkt worden in hun natuurlijke ontwikkeling door de autoriteit dat ze de oude huid met geweld moeten afwerpen voor ze kunnen functioneren als nieuwe factoren in het menselijk leven.

In contrast met Proudhon’s mutualisme en Bakoenin’s collectivisme pleitte Kropotkin voor gemeenschappelijk bezit, niet enkel van de productiemiddelen maar ook van de producten van de arbeid. Hij meende dat het bij het toenmalige niveau van de wetenschap in zijn tijd onmogelijk was de waarde van individuele arbeid te meten maar dat het aan de andere kant wel mogelijk is relatieve overvloed voor iedereen te verzekeren door het rationeel aanwenden van de moderne productiemethodes. Het communistisch anarchisme (dat voor Kropotkin al was ontwikkeld door Joseph Dejacque, Élisée Reclus, Carlo Cafiero en anderen, en dat erkend is door de grote meerderheid van de hedendaagse anarchisten) vond in Kropotkin haar meest briljante vertegenwoordiger.

We moeten hier ook Leo Tolstoy (1828-1910) vermelden, die vanuit het primitieve christendom en op basis van de ethische principes uit de evangeliën kwam tot een maatschappijbeeld waarin heersers geen plaats hadden.

Anarchisten hebben gemeen dat zij verlangen naar een samenleving die vrij is van alle politieke en sociale dwang-instituten die in de weg staan van de ontwikkeling van een vrije mensheid. In die zin moeten mutualisme, collectivisme en communisme niet worden beschouwd als gesloten economische systemen die geen verdere ontwikkeling mogelijk maken, maar eerder als economische uitgangspunten over de middelen om een vrije gemeenschap in stand te houden. Het is zelfs waarschijnlijk dat in elke vorm van vrije samenleving in de toekomst verschillende vormen van economische samenwerking naast elkaar functioneren, gezien het feit dat elke sociale vooruitgang moet worden geassocieerd met het vrij experimenteren en het in de praktijk uitproberen van nieuwe methodes waarvoor allerlei mogelijkheden zijn in een vrije samenleving van vrije gemeenschappen.

Hetzelfde geldt voor de verschillende methodes van het anarchisme. Het werk van haar aanhangers is voornamelijk het werk van opvoeding om de mensen intellectueel en psychologisch klaar te maken voor de opdrachten die hun sociale bevrijding hun stelt. Elke poging om de invloed van het economisch monopolisme en de macht van de staat te beperken brengt ons een stap dichter bij het realiseren van die doelstelling. Elke ontwikkeling van vrijwillige organisatie op de diverse gebieden van de sociale activiteit in de richting van persoonlijke vrijheid en de sociale rechtvaardigheid verdiept het bewustzijn van mensen en versterkt hun sociale verantwoordelijkheid, waarzonder geen veranderingen kunnen worden tot stand gebracht in het sociale leven. De meeste hedendaagse anarchisten zijn ervan overtuigd dat zo’n omvormen van de samenleving jaren van constructief werken en opvoeding zal vragen en niet tot stand kan worden gebracht zonder de revolutionaire stuiptrekkingen die tot op vandaag de vooruitgang in het sociale leven tot stand hebben gebracht. Het karakter van deze stuiptrekkingen hangt natuurlijk volledig af van de kracht van de reactie waarmee de heersende klassen weerstand zullen kunnen bieden aan de realisatie van de nieuwe ideeën. Hoe breder de kringen zijn die geïnspireerd zijn door het idee van een reorganisatie van de samenleving in de geest van vrijheid en socialisme, hoe gemakkelijker de geboorte van nieuwe sociale veranderingen in de toekomst zal zijn. Want zelfs revoluties kunnen slechts die ideeën ontwikkelen en volwassen maken die al bestaan en hun plaats hebben gekregen in de geest van de mensen: ze kunnen zelf geen nieuwe ideeën creëren of vanuit het niets nieuwe werelden scheppen.

Voor het verschijnen van totalitaire staten in Rusland, Italië, Duitsland en later in Portugal en Spanje, en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, bestonden er in bijna elk land anarchistische organisaties. Maar net als alle andere socialistische bewegingen van dat moment werden ze het slachtoffer van fascistische tirannie en de invasies van het Duitse leger, en konden ze slechts een ondergronds bestaan leiden. Sinds het einde van de oorlog kan in alle West-Europese landen een heropstanding worden waargenomen van anarchistische bewegingen. De federaties van de Franse en Italiaanse anarchisten hielden al hun eerste bijeenkomsten, net als de Spaanse anarchisten van wie velen nog steeds in balling leven, meestal in Frankrijk, België en Noord-Afrika. In veel Europese landen en in Noord- en Zuid-Amerika worden terug anarchistische tijdschriften geproduceerd.

namespace/de_geschiedenis_van_de_anarchistische_filosofie_van_lao-tse_tot_kropotkin.txt · Laatst gewijzigd: 08/03/20 19:11 door defiance