Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:de_intellectuelen_en_de_moderne_oorlog

De intellectuelen en de moderne oorlog

Door Bart de Ligt


De intellectuelen en de moderne oorlog

Evenmin als op politiek, kan op technisch gebied de vraag naar de schuld aan de oorlog in volstrekte zin worden beantwoord. Niet alleen imperialisten, ook revolutionairen, niet slechts militaristen, zelfs radicale antimilitaristen zijn voor de ontwikkeling van de nieuwe, wetenschappelijke krijg verantwoordelijk.

Reeds diep in de vorige eeuw waren in dit opzicht bijvoorbeeld anarchisten, die chemie studeerden, om deze bewust aan vernielingsdoeleinden dienstbaar te maken, voorlopers van de huidige mannen der wetenschap. Was hun einddoel verhevener, hun gezindheid vrijer, hun daad zelfstandiger dan die der moderne geleerden, feitelijk bereidden ook zij de tijd voor, waarin de mensheid haar wetenschap meer en meer perverteerde en, onder dictatuur der door haar zelf uitgedachte middelen geraakt, thans het gevaar loopt, in een waanzinnige zelfmoord te worden gejaagd.

Absoluut gesproken, dragen allen schuld. Betrekkelijk daarentegen, valt de verantwoordelijkheid vooral op de intellectuelen. Zonder twijfel neemt het proletariaat overal niet minder dan de ontwikkelde burgerij aan het voortbrengen van oorlogstuig deel; voert het - als wij niet moede worden te herhalen - gedachteloos, onverantwoordelijk, blind, maar uit, wat door de leiders der industrie wordt bevolen, en bereidt het zo altijd weer zijn eigen foltering voor. Maar het doet dit slechts, omdat zijn geestelijke leiders het zo hebben opgevoed.

Toen, kort geleden, in een openbare vergadering te Wenen, een arbeider de roomse priester Ude toeriep: ‘Uw kerk heeft de wapenen gezegend!’ - hoorde ik de spreker antwoorden, dat de priesters dit nooit zouden doen, indien de arbeiders zelf de wapenen niet hadden vervaardigd en gebruikt. Feitelijk is dit juist, maar zedelijk niet: de grote massa’s zouden immers nooit zo hebben gehandeld, indien hun geestelijke voorgangers: de katholieke priesters, de protestantse predikanten, de socialistische leiders, niet rustig hadden toegezien, zonder een enkele maal het volk duidelijk te maken, dat het door zijn arbeid zichzelf onteerde en de mensheid in gevaar bracht; wanneer al deze zwarte en rode leiders het gedurende de oorlogstijd zelfs niet geestdriftig tot één eindeloze prostitutie van de arbeid hadden aangevuurd, in naam van God of de Klassenstrijd, het Katholicisme of de Internationale.

Heel deze conferentie is één aanklacht tegen de moderne intellectuelen, die het beste, het hoogste, het eeuwig-menselijke: hun geest, veil gaven, en ondanks hun officiële maatschappelijke positie zedelijk dieper zijn gevallen dan de door hen geminachte of beklaagde vrouwen, die slecht haar lijf verkopen. Rabelais[1] wist reeds, dat wetenschap zonder geweten de mensheid ruïneert. Wat Tolstoi al voor vijftig jaar inzag: dat onmatige ontwikkeling van het verstand bij verkommering van het gemeenschapsgevoel tenslotte de vloek der moderne beschaving zou worden, is thans voor ieder bewezen. En de grootste schuld daarvan dragen alom de geestelijke leiders, die aan la trahison des clercs deelgenomen en hun universele ideeën aan een politiek van onmiddellijk voordeel ondergeschikt gemaakt hebben: de priesters en de predikanten, die de niets ontziende Staat boven het Rijk van hun God, de arbeidersleiders, die het nationale belang, boven de internationale idee gesteld, de onderwijzers, die de kinderen niet tot mensheid en menselijkheid, maar tot een bekrompen patriottisme opgevoed en van de school een voorportaal van de kazerne gemaakt hebben. In het bijzonder de universiteitsprofessoren hebben, op enkele uitzonderingen na, het universum ten gunste van nationale en particuliere belangen smadelijk verraden.

Albert Schweitzer stelt in zijn Kulturphilosophie vast, dat kritische objectiviteit, zin voor historie in de edelste betekenis van het woord, de moderne geschiedkundigen meer en meer vreemd is geworden. ‘Onmiskenbare tendenswerken nemen in onze historische literatuur een eerste plaats in… Onze geschiedboeken zijn broedplaatsen voor historische leugens’. En zoëven heeft in de Neue Zürcher Zeitung professor Hans Wehberg op de noodlottige gevolgen van het feit gewezen, dat de specialisten in het internationale recht op kritieke ogenblikken altijd weer zwijgen… of liegen in dienst van het vaderland, dat wil zeggen dat zij, als het er op aan komt, bijna allen aan hun zedelijke roeping ontrouw worden.

Zo werd overal in de moderne wereld een valse moraal, een valse godsdienst, een valse erecodex gepredikt, en waar de theorie faalde, overtuigde haast altijd het goud. Wij zijn thans zover gekomen, dat de Franse kolonel Mayer rustig in Le Monde Nouveau kon neerschrijven, dat Vaderland en Volkenbond te hunner verdediging nog slechts vluchten oorlogsvliegtuigen nodig hebben, en dat de regeringen, om haar nieuwe verdedigingsmiddelen goed te kunnen aanwenden, verplicht zullen zijn, bij misdadigers in de leer te gaan.

Geen wonder, dat men eindelijk begint in te zien, dat het zo niet verder kan gaan, en degenen, in wie nog iets van menselijk geweten of redelijk inzicht leeft, waarschuwen, dat wij bezig zijn de ondergang tegemoet te snellen. In verschillende landen zijn tegenwoordig niet slechts duizenden eenvoudige dienstweigeraars, doch zelfs generaals en officieren, die hun beroep opgeven, omdat zij erkend hebben, dat de moderne oorlog als verdedigingsmiddel geen zin meer heeft, maar veeleer een smaad is voor wie hem voeren. Geen wonder, dat in onze maatschappij, die gedurende eeuwen door een steeds eenzijdiger ontwikkeld mannelijk intellect werd opgebouwd, de vrouwen, die thans eerst aanvangen in het openlijke leven op te treden en door de Realpolitik en de partijdiscipline geestelijk nog niet bedorven zijn, gaan protesteren; dat zij hopen, dit noodlottig proces tot stilstand te kunnen brengen, te meer, omdat daardoor het nieuwe geslacht, het leven zelf der mensheid wordt bedreigd.

Zoëven heeft de heer Delaisi[2] bewezen, dat heel de moderne wetenschap en techniek elk ogenblik kan gericht worden of op het leven, of op de dood. Alles hangt dus af van het innerlijk ingesteld zijn der geleerden en arbeiders, van het verantwoordelijkheidsbewustzijn van de mens zelf; van wat hij doen wil, doen zal en doet. Het eerstnoodzakelijke is dus, wat juist deze conferentie beoogt: de publieke opinie voorlichten, de massa inzicht geven in de gevaren, die dreigen, het geweten en het verantwoordelijkheidsbesef wekken. Alle volken moeten weten, wat hun boven het hoofd hangt! Iedere man, iedere vrouw, ieder meisje, elke knaap behoort te vernemen, waarom het tegenwoordig gaat. De vraag, hoe dit onheil af te wenden, moet overal aan de orde worden gesteld.

Maar - zo zegt men - wat moet dan gedaan worden? Men doet al zoveel. Men heeft zich reeds tot de regeringen gewend. De zaak is reeds behandeld in de Volkenbond…

Zonder twijfel kan men zich tot de regeringen wenden. Als men het maar zo doet, dat deze daardoor ontmaskerd worden en de geregeerden aangewezen op zichzelf. Want anders worden de volken in vals vertrouwen misleid. De moderne regeringen vertegenwoordigen, of zij het willen erkennen of niet, allereerst kapitalistische en imperialistische belangen. Zij worden, zoals algemeen bekend is, achter de schermen zelfs door het munitiekapitaal beïnvloed. Op het Haags pacifisten congres van 1913 werd reeds vastgesteld, dat ‘kooplieden in oorlog’ door middel van de pers een belangrijk deel der publieke opinie beheersen en waarschuwde men tegen het duivels drijven van het munitiekapitaal, waarin ook parlementsleden en regeringspersonen kunnen zijn betrokken. Geen regering is thans van plan, de oorlog werkelijk buiten de wet te stellen. Zelfs de zogenaamde Ontwapeningsconferentie van de Volkenbond, wier arbeid al zo lang wordt ‘voorbereid’, dat men vreest, dat hij reeds voor de geboorte gestikt zal zijn, zal in het gunstigste geval niet ONTwapenen, maar de BEwapening slechts beperken of begrenzen. De regeringen kunnen eenvoudig niet ontwapenen vanwege haar functie in het politiek-economisch proces. En zolang zij de oorlog niet opgeven, zullen zij die altijd weer met de modernste middelen voeren, ondanks Haagse conventies, Genèvse vergaderingen en Washingtonse conferenties. De Engelse en Amerikaanse regeringen hebben dan ook reeds openlijk verklaard, dat zij noch de studie van de chemische, noch die van de bacteriologische oorlog opgeven zullen. En wij weten, dat intussen ook elektrotechnische oorlog voorbereid wordt. De beheersers van de Amerikaanse chemische industrie hebben de behandeling van het Genèvse ontwerp inzake gifgasoorlog enzovoort bij de senaat der Verenigde Staten onmogelijk gemaakt. De enige methode, die praktisch iets uitwerken kan en al meer iets uitwerken zal, die tenslotte alle regeringen, die de wetenschappelijke krijg voorbereiden, zal opheffen en waardoor mijns inziens de staat, zoals wij die tegenwoordig kennen, zal verdwijnen, is directe actie, persoonlijk zowel als massaal. Want al zijn de volken nog niet in staat, hun eigen maatschappelijk leven werkelijk te beheersen, daarom behoeven zij zich toch niet langer door oorlogsprovocateurs beheersen te laten, noch zich als dood materiaal of blinde machines te laten misbruiken! En het spreekt van zelf, dat overal sterke persoonlijkheden zich tegenover het onbeheerst woeden van politieke en economische krachten metterdaad handhaven zullen.

De kern der zaak, waarom het thans gaat, is deze, dat de menselijke persoonlijkheid door de staat tot volstrekte slavin is gemaakt. Carl Schmitt[3] die overigens de oorlog aanvaardt, heeft in het Archiv für Sozialwissenschaft und Sozialpolitik zelfs verklaard, dat het wezen van de staat valt of staat met het jus belli: met het recht der regering, van elke burger op ieder ogenblik te mogen en te kunnen eisen Todesbereitschaft und Tötungsbereitschaft. Deze ontzettende verharding en verstening, deze inkerkering der volken in hun eigen politieke stelsels moet - en kan alleen - van binnen uit, door de kracht der menselijke persoonlijkheid, door de daad van enkeling en massa’s doorbroken worden. De vrijheid kan nu eenmaal slechts van binnenuit en van onder op worden geboren.

Zulk een strijd is echter zeer zwaar - daarvan zij men zich van den beginne aan wel bewust - omdat geen regering haar volstrekt beschikkingsrecht over de burgers opgeven wil, daar zij voelt, dat ze daardoor zichzelf opgeven zou en vreest, dat door die strijd het wezen van de staat aangetast zou worden. Nochtans moet het jus belli vernietigd worden, dat wil in de eerste plaats zeggen: het autoriteitsgeloof, waarin de mensen zich aan de staat onderwerpen. Anders zal ten slotte, zelfs onder socialistische leuzen, de vrije ontplooiing der persoonlijkheid steeds meer onmogelijk worden gemaakt.

Wat ik hier zeg, is niets nieuws. Flavius Josephus[4] verhaalt, dat reeds de esseërs weigerden, pijlen, bogen, zwaarden of ander krijgstuig te vervaardigen. Vele Hollandse dopers hebben in de 16e, 17e en 18e eeuw een dergelijke opvatting verdedigd en in praktijk gebracht. Gedurende de Frans-Duitse oorlog heeft John Ruskin de Engelse arbeiders aangespoord, liever te sterven dan moordtuig te vervaardigen. De bekende geschiedschrijver van het anarchisme, Dr. Max Nettlau, heeft in 1899 voor de Freedom Discussion Group te Londen over Responsibility and Solidarity in the Labour Struggle sprekend, verklaard dat de arbeiders niet langer het recht hebben te zeggen, dat zij hun handen in onschuld wassen; zodoende laten zij het karakter van hun arbeid altijd weer door anderen bepalen en vereeuwigen zij de door hen vervloekte ellende, in plaats van die op te heffen. In dezelfde geest sprak in Frankrijk Libertad, die vaststelde, dat de arbeiders in de eerste plaats ‘werk des doods’ verrichtten en, door blinde begeerte naar een armzalig loon gedreven, hun eigen grootste vijand zijn geworden. Tijdens de wereldoorlog heeft in Nederland mijn onvergetelijke medestrijdster Truus Kruyt-Hogerzeil[5] er de aandacht op gevestigd, dat de arbeiders door de geest van het kapitalisme zo zijn aangevreten, dat zij noch voor zichzelf noch voor hun kameraden verantwoordelijkheid gevoelen; zij zijn zo er aan gewoon geraakt hun arbeidskracht voor geld te verkopen, dat zij zich niet meer afvragen, of hun arbeid niet hun mens-zijn vernietigt. En in het bijzonder naar aanleiding van de Amerikaanse oorlogsindustrie hebben zij en ik op de noodzakelijkheid gewezen, dat in de strijd om maatschappelijke bevrijding eindelijk mensheid en menselijkheid hoofdmotief vormen zou. Op de rijksconferentie der Duitse metaalarbeiders, 18-22 maart 1919 te Erfurt gehouden, heeft Rudolf Rocker[6] in een rede over Die Waffen nieder! Die Hammer nieder! de betrokken arbeiders aangespoord geen krijgsmateriaal meer te vervaardigen, en in begin 1920 heeft de Freie-Arbeiter-Union Deutschlands de Duitse arbeiders in manifesten opgewekt, niet alleen elke directe oorlogsdienst en ieder transport van krijgsmiddelen, maar ook alle produktie van wapens en munitie te weigeren. De toenmalige secretaris van het Internationaal Anti-Militaristisch Bureau (IAMB), Jos Giesen, schreef en sprak weldra over de noodzakelijkheid, een Internationale van de goede Arbeid te stichten. En ik zelf heb mij toen, helaas nog vergeefs, mondeling en in geschrifte tot Engelse, Duitse en Hollandse chemici gericht, om ze op te wekken een bond van mannen en vrouwen te stichten, die nog slechts menswaardige arbeid willen verrichten.

Waartoe de intellectuelen bijna niet te brengen waren, dat hebben toen reeds vele heldhaftige proletariërs verwezenlijkt. Telkens weer berichtte het IAMB over arbeiders in Spanje, Italië, Duitsland, Bulgarije en elders, die, vaak ten koste van hun leven, weigerden kazernes of gevangenissen te bouwen, wapens te produceren, krijgsvliegtuigen of -automobielen te vervaardige, treinen te laten rijden, waarin zich soldaten of zelfs maar een enkele officier bevonden, enzovoort. Ge weet, dat in verscheidene Europese havens transportarbeiders geweigerd hebben, wapens en munitie door te laten, bestemd tegen Sovjet Rusland, maar waarschijnlijk niet, dat al vroeger Amerikaanse zeelieden weigerden 1400 muildieren, bestemd voor het leger in Zuid-Afrika in te schepen. ‘Zo moet het beginnen!’ schreef toen de vader van het moderne antimilitarisme, Domela Nieuwenhuis. En thans bestaat er in elk geval één belangrijke internationale arbeidersorganisatie, de Internationale Arbeidersassociatie (IAA)[7] - een bond van vrije syndicalisten, wier secretariaat zich in Berlijn bevindt - die deze opvatting officieel voorstaat. Deze organisatie, die honderdduizenden leden telt, heeft zich met het oog op oorlogsbestrijding, voor enige tijd met het IAMB in een Internationale Antimilitaristische Kommissie (IAK) verbonden. Volgens paragraaf 7 van haar beginselverklaring behoort de georganiseerde boycott van alle vervaardiging van oorlogstuig in de eerste plaats op de dagorde van het internationale proletariaat te worden geplaatst. Vooral de Duitse Syndikalist propageert tegenwoordig iedere week deze idee, en schreef naar aanleiding van de bekende pantserkruiserzaak, dat men niet daarvoor of daartegen stemmen, maar eenvoudig dergelijke arbeid weigeren moest, en de stakers steunen door internationale solidariteit.

In mijn boek Contre la Guerre nouvelle heb ik erop gewezen, dat, wanneer de roomse en de socialistische arbeidersinternationales zich in dit opzicht zouden willen verbinden, de zaak des vredes machtig zou worden bevorderd. En mevrouw Roland Holst heeft in haar beoordeling van dit werk verklaard, dat haars inziens de arbeiders de strijd om de beheersing der bedrijven behoren te verbinden met de strijd om het recht, de aard van hun werk te bepalen. De War Resisters International (WRI)[8] staat overeenkomstige opvattingen voor, zoals ik kort geleden op haar Conferentie te Sonntagsberg[9] heb kunnen vaststellen. WRI en IAMB pogen thans in deze en dergelijke opzichten tot één brede samenwerking te geraken, niet slechts om de oorlog, maar vooral om de oorlogsvoorbereiding te bestrijden. Intussen heeft in Utrecht de Nederlandse hoogleraar in de chemie, Dr. Ernst Cohen[10], geweigerd, de Hollandse regering bij de inrichting en de arbeid van een gifgaslaboratorium behulpzaam te zijn. Bertrand Russell[11] en andere intellectuelen hebben tijdens de wereldoorlog, ondanks gevangenisstraf en vervolging, dapper de internationale idee verdedigd. 78.000 Franse onderwijzers hebben voor enkele jaren besloten, niet langer nationalistisch geschiedonderwijs te geven, maar een nieuwe, internationale gezindheid bij de jeugd te wekken. En vorig jaar werd een internationale van antimilitaristische Predikanten gesticht…

Het is dus de vraag, of thans het ogenblik niet rijp is, om een bijzondere actie te beginnen onder de intellectuelen,

1. om het verantwoordelijkheidsbewustzijn ten opzichte van de arbeid overal stelselmatig te verspreiden en te versterken. De intellectueel is een bepaald type, die naar zijn aard moet worden ‘bewerkt’. Mijns inziens behoren zich allereerst diegenen te verbinden, die gedurende de wereldoorlog en gedurende de gevaarlijke tijd vlak na de krijg bewezen hebben, dat zij ernst maken met hun internationale opvattingen. Mannen en vrouwen als Romain Rolland, Bertrand Russell, Helene Stöcker[12], hebben in dit opzicht recht van spreken. Dan zij, die na de oorlog van een nieuw verantwoordelijkheidsbewustzijn blijk hebben gegeven: Dr. Gertrud Woker te Bern, prof. Cohen, de Leidse hoogleraar Heering[13], professor Ude uit Graz, en vele anderen. De bond behoort alomvattend te zijn en open te staan voor iedere soort van intellectuelen. Er zij voorts een bijzondere afdeling voor ieder vak: chemici, technici, geschiedenisleraren, artsen, predikanten, schrijvers, enzovoort.

Het werk van deze organisatie zou in de eerste plaats algemeen inlichtend van karakter moeten wezen. Maar dan behoort ze ook tot daden op te wekken en tot daad te organiseren - zoals bijvoorbeeld de Nederlandse dienstweigeringsbeweging heeft gedaan -

a) door het uitgeven van manifesten, ondertekend door intellectuelen, die vast besloten zijn, ieder op zijn gebied slechts goed werk te verrichten;

b) door stichting van een Ondersteuningsfonds voor personen, die wegens hun opvattingen hun betrekkingen verliezen zouden;

c) door het organiseren van openbare vergaderingen;

d) door het uitgeven van boeken, brochures, enzovoort.

2. behoort deze bond zich met de WRI, het IAMB, de IAA, de Internationale Vrouwenbond voor Vrede en Vrijheid, het Internationale Coöperatieve Vrouwen-Gilde enzovoort te verbinden om met deze samen beginselen en praktijk der directe actie tegen oorlog en oorlogsvoorbereiding stelselmatig uit te werken en te organiseren. Vooral zij men er op bedacht een nieuwe publieke opinie te kweken: alle oorlogsvoorbereiding zedelijk in de ban te doen en een andere erecodex te scheppen. En nooit vergete men, dat voor krijgsbestrijding de casus belli niet een nieuwe oorlog, maar de voorbereiding tot een nieuwe oorlog is; dat het erom gaat de oorlog te voorkomen, ja de krijg onmogelijk te maken. Zoals mijn vriend Dr. Franz Kobler zegt: ‘Krijgsbestrijders! verovert de bedrijven.’ De antimilitaristen moeten de chemische fabrieken veroveren. Zij behoren de geest der nieuwe volksopvoeding te bepalen. En zo voort…

Reeds meermalen bleek mij, dat verscheidene intellectuelen onder het mensonwaardig karakter van hun arbeid diep lijden. Zij voelen zich echter haast overal te vereenzaamd, om zich ervan te bevrijden. Zij hebben elk voor zich meestal weinig moed. Wanneer wij thans echter wagen, een kerntroep, een voorhoede te vormen, is het haast zeker, dat wij weldra velen met ons zullen hebben!

Want de tijd is voorbij, waarin de praktijk van esseërs en dopers utopistisch scheen. Wij weten, dat de utopieën van gisteren aan de realiteit van heden beantwoorden. Opnieuw wordt de opvatting der oude Chinezen bevestigd: ‘Wat werkelijk zedelijk is, is praktisch; wat werkelijk praktisch is, zedelijk.’ Het gaat er thans om, een zedelijke praktijk, een praktische zedelijkheid zo snel als maar mogelijk in de wereld door te zetten, om te voorkomen, dat de cultuur praktisch verwoest en de mensheid zedelijk vernietigd wordt.[14]

Voetnoten

  • [1] Francois Rabelais (± 1490-1553), een sterk door het humanisme beïnvloede Franse schrijver, die ondermeer via zijn roman Pantagruel scherpe kritiek op zijn tijd uitoefende.
  • [2] In zijn betoog trachtte de Fransman Francis Delaisi te laten zien dat controle op chemische oorlogstoerusting onmogelijk is, omdat veel van wat voor vredesdoeleinden gebruikt kan worden, ook op oorlogsdoeleinden te richten is. Volgens hem was er daarom maar één mogelijkheid: algehele ontwapening. Zie zijn L’interdependence des industries de guerre et des industries de paix, in: Les Methodes modernes de guerre et protection des populations civilies, 111-153.
  • [3] Carl Schmitt was een Duits rechtsgeleerde, die het Duitse staatsrecht tussen de twee wereldoorlogen een theoretische fundering gaf. Hij was antidemocratisch en een overtuigd nationaal-socialist.
  • [4] Flavius Josephus was een joods geschiedschrijver uit de eerste eeuw na Christus. De Essenen waren een van de Joodse sekten/filosofische stromingen uit die tijd.
  • [5] Truus Kruyt-Hogerzeil (1876-1922) werkte met De Ligt nauw samen in de Bond van Christen-Socialisten. Zij was de echtgenote van Ds. J.W. Kruyt, die in 1918 Tweede Kamerlid voor de Bond van Christen-Socialisten zou worden. De Ligt had een grote bewondering voor deze vrouw. Zie o.a. zijn Truus Kruyt-Hogerzeil, in: De Wapens Neder, november 1922. (Ook in Kerk, cultuur en samenleving, 345-351). Zijn brochure Soldaten en arbeiders staakt! gaf De Ligt een motto, dat een citaat is van Truus Kruyt-Hogerzeil: ‘De regering kan een volk niet vermilitariseren, indien een volk zich niet vermilitariseren laat.’
  • [6] Rudolf Rocker (1873- 1958) was een van de voornaamste Duitse anarcho-syndicalisten. De Freie Arbeiter Union Deutschlands was een syndicalistische vakorganisatie.
  • [7] Het oprichtingscongres van 25 december 1922-2januari 1923, te Berlijn werd namens het IAMB bijgewoond door De Ligt en Arthur (Müller) Lehning. Een belangrijke activiteit van de IAK was een persdienst. Zie Vrede als Daad II, 333-334.
  • [8] De War Resisters International (WRI) is een nog steeds bestaande organisatie. Zij werd in 1921 onder de naam `Paco' door ondermeer Kees Boeke opgericht. In 1923 werd de zetel naar Londen verplaatst. De naam van de organisatie werd toen WRI. Deze stelt zich op een absoluut geweldloos standpunt.
  • [9] De Ligt was ook lid van de WRI. Zie over de van 27-30 juli 1928 gehouden conferentie te Sonntagsberg: Het IAMB op het Congres der WRI, in: De Wapens Neder, oktober 1928; Vrede als daad II, 318.
  • [10] Ernst Julius Cohen (1869-1944) was van 1902-1939 hoogleraar anorganische en fysische scheikunde te Utrecht.
  • [11] Bertrand Russell (1872-7970) ging in 1918 wegens zijn verzet tegen de oorlog zes maanden de gevangenis in. In 1961 ging hij wederom de gevangenis in, ditmaal voor een week, vanwege zijn verzet tegen de nucleaire bewapening. De Ligt noemde Russell ‘een der weinige geniale intellectuelen die bewust noch onbewust hun geest aan de bezittende klasse verkochten’. Nieuwe vormen van oorlog, III. Zie ook Contre la guerre nouvelle, 122.
  • [12] Helene Stöcker (1869-1943) was zowel op antimilitaristisch terrein actief als op dat van vrouwenemancipatie en seksuele hervorming. Zij verzette zich in Duitsland vanaf het begin tegen de oorlog. Zij maakte van veel organisaties deel uit. Zo sprak zij op het Derde IAMV-congres over ‘Antimilitaristen, de vrouw en de opvoeding’ (Zie J. Giesen, Nieuwe Geschiedenis, 188). De Ligt schreef o.a. over haar: ‘In Duitsland verbond, onder leiding van Dr. Helene Stöcker de Bund für Mutterschütz und Sexualreform op voorbeeldige wijze strijd voor de rechten der vrouw en voor nieuwe sexueele moraal, met dien tegen kapitalisme en oorlog: (Vrede als daad II, 327).
  • [13] G.J. Heering (1879-1955) was een van de meest vooraanstaande Christen-antimilitaristen uit deze eeuw. Hij was een van de oprichters (in 1924) en jarenlang voorzitter van Kerk en Vrede. Zijn bekendste boek is De zondeval van het Christendom. Een studie over Christendom, staat en oorlog (eerste druk 1928, vijfde druk 1981).
  • [14] Carl Schmitt, Begriff des Politischen, Archiv für Sozialwissenschaft und Sozialpolitik 1927, S. 1-33. Heeft men van den staat een andere en hogere opvatting dan Schmitt dan zou het wezen-van-de-staat zelf eisen, dat met het barbaarse jus belli werd gebroken.
namespace/de_intellectuelen_en_de_moderne_oorlog.txt · Laatst gewijzigd: 26/02/20 22:01 door defiance