Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:de_menselijke_ziel_onder_het_socialisme

De menselijke ziel onder het socialisme

Door Oscar Wilde

  • Oorspronkelijke titel: The soul of man under socialism
  • Verschenen: 1891
  • Bron: De menselijke ziel onder het socialisme, Iris Uitgeverij, 1992
  • Vertaling: Dick Gevers, Bart Schellekens
  • Digitalisering: Tommy Ryan

De menselijke ziel onder het socialisme

Het belangrijkste voordeel dat zou voortvloeien uit de totstandkoming van het Socialisme is ongetwijfeld dat wij erdoor bevrijd zouden worden van de ellendige noodzaak voor anderen te leven, waaronder wij in de huidige situatie bijna allen zo diep gebukt gaan. Eigenlijk weet nauwelijks iemand eraan te ontsnappen.

In de loop van deze eeuw is af en toe een groot wetenschapsman, zoals Darwin, een groot dichter, zoals Keats, een scherpe kritische geest, zoals Renan, een groot kunstenaar, zoals Flaubert, erin geslaagd zich los te maken, buiten bereik te blijven van de dwingende eisen van anderen om, zoals Plato zegt, “in de beschutting van de muur te staan”, en zodoende datgene wat hij in zich had te vervolmaken, tot onvergelijkelijk profijt van zichzelf en tot onvergelijkelijk en eeuwigdurend profijt van de gehele wereld. Zij zijn echter uitzonderingen. De meeste mensen verknoeien hun leven door op een ongezonde en overdreven manier met anderen rekening te houden -in feite worden zij gedwongen hun leven zo te verknoeien. Zij zien zich omringd door afzichtelijke armoede, afzichtelijke lelijkheid, afzichtelijke honger. Het is onvermijdelijk dat dit hen sterk aangrijpt. De gevoelens van de mens worden sneller aangewakkerd dan zijn intelligentie; en zoals ik enige tijd geleden onder de aandacht bracht in een artikel over de functie van de kritiek, is het veel gemakkelijker ontvankelijk te zijn voor leed dan voor ideeën. Bijgevolg beginnen zij met bewonderenswaardige doch verkeerd gerichte bedoelingen heel serieus en gevoelvol aan de taak het kwaad dat zij zien te verhelpen. Maar hun remedies nemen de kwaal niet weg: ze verlengen deze slechts. In wezen zijn hun remedies een deel van de kwaal.

Zij proberen bijvoorbeeld het probleem van de armoede op te lossen door de armen in leven te houden; of -als men het zeer modem aanpakt- door de armen te vermaken.

Maar dat is geen oplossing; dat is een verergering van het probleem. Het juiste doel is te trachten een zodanige reorganisatie van de maatschappij tot stand te brengen dat armoede onmogelijk wordt. En de altruïstische deugden hebben de verwezenlijking van dat doel eigenlijk verhinderd. Precies zoals de ergste slavenhouders diegenen waren die vriendelijk waren jegens hun slaven en er zo voor zorgden dat de gruwelijkheid van het systeem niet werd gevoeld door degenen die eronder leden en alleen werd gezien door hen die het van buitenaf zagen, zijn in de huidige situatie in Engeland degenen die het meeste goed doen degenen die het meeste kwaad aanrichten; en uiteindelijk hebben we gezien hoe mensen die het probleem werkelijk hebben bestudeerd en het leven kennen - ontwikkelde mensen die in East End wonen - in het openbaar de gemeenschap dringend verzoeken haar altruïstische opwellingen van liefdadigheid, vrijgevigheid en dergelijke te beteugelen. Zij doen dit omdat zij vinden dat liefdadigheid vernederend en demoraliserend is. Zij hebben volkomen gelijk. Door liefdadigheid ontstaat een groot aantal zonden. En dan is er ook nog het volgende: Het is immoreel privé eigendom te gebruiken ter leniging van de afgrijselijke kwalen die voortvloeien uit het bestaan van privé eigendom. Dat is zowel immoreel als oneerlijk.

Onder het Socialisme wordt dit natuurlijk allemaal anders. Er zullen geen mensen meer zijn die in stinkende holen wonen, stinkende vodden dragen en ongezonde kinderen met van honger knagende magen grootbrengen in een onmogelijke en volslagen weerzinwekkende omgeving. De bestaanszekerheid zal niet, zoals nu het geval is, afhangen van de weersgesteldheid. Als het gaat vriezen zullen er geen honderdduizend mannen werkloos zijn en in een staat van walgelijke ellende door de straten zwalken of bij hun buren jammerend om een aalmoes vragen, of zich verdringen bij de deuren van afzichtelijke tehuizen om te proberen een homp brood of een smoezelig onderkomen voor één nacht te krijgen. Elk lid van de maatschappij zal meedelen in de algemene welvaart en het algemene geluk van de maatschappij, en als het gaat vriezen zal in de praktijk niemand slechter af zijn.

Anderzijds zal Socialisme zelf waardevol zijn, daar het zal leiden tot Individualisme.

Het Socialisme, Communisme, of hoe men het ook wil noemen, zal privé eigendom omzetten in algemene welvaart, concurrentie vervangen door samenwerking en daardoor van de maatschappij weer het door en door gezonde organisme maken dat deze van nature is en het materiële welzijn van elk lid van de maatschappij garanderen. Het zal in feite het Leven zijn juiste basis en zijn juiste omgeving geven. Maar om het Leven tot de hoogste graad van volmaaktheid te ontwikkelen is nog iets meer nodig. En dat is Individualisme. Als het Socialisme Autoritair is, als er Regeringen zijn die beschikken over economische macht, zoals zij nu politieke macht bezitten, als wij, kortom, Industriële Tirannieën krijgen, dan is het eindstadium van de mens nog erger dan het beginstadium. Als gevolg van het bestaan van privé eigendom kunnen tegenwoordig heel veel mensen een zekere, zeer beperkte, mate van Individualisme ontwikkelen. Zij zijn ofwel niet genoodzaakt te werken om in hun levensonderhoud te voorzien, of kunnen een arbeidsterrein kiezen dat bij hen past en dat hen vreugde verschaft. Dat zijn de dichters, de filosofen, de mannen van de wetenschap, de mensen met beschaving en verfijning -kortom, de echte mensen, degenen die zichzelf tot ontwikkeling en ontplooiing hebben gebracht en door wie de Mensheid als geheel een klein beetje tot ontwikkeling en ontplooiing komt. Anderzijds zijn er heel veel mensen die geen eigen bezit hebben en altijd op de rand van pure verhongering verkeren, waardoor zij worden gedwongen het werk van lastdieren te verrichten, werk te doen dat hen niet ligt en waartoe zij genoodzaakt worden door de dictatoriale, onredelijke en vernederende Tirannie van de armoede. Dat zijn de armen; en bij hen vinden we geen elegante manieren, geen charmante manier van spreken, geen beschaving of ontwikkeling, geen verfijnde genoegens of levensvreugde. Door hun collectieve kracht wint de Mensheid veel aan materiële welvaart. Maar zij verwerft alleen het materiële resultaat en de arme mens zelf is absoluut van geen enkel belang. Hij is louter het oneindig kleine onderdeeltje van een kracht die hem geen enkele aandacht waardig keurt, maar hem alleen vermorzelt: die in feite liever ziet dat hij vermorzeld wordt, aangezien hij dan veel gehoorzamer is.

Natuurlijk zou men kunnen zeggen dat het Individualisme dat tot stand komt in een situatie waarin sprake is van privé eigendom niet altijd, of zelfs niet in de regel, mooi en prachtig is, en dat armen, ook al bezitten zij geen beschaving en charme, toch vele deugden hebben. Deze beide uitspraken zouden volkomen waar zijn. Het bezit van privé eigendom heeft vaak een uiterst negatief effect op de moraal en dat is uiteraard een van de redenen waarom het Socialisme zich ervan wil ontdoen. Eigenlijk is bezit alleen maar een last. Enkele jaren geleden trokken er mensen door het land die zeiden dat bezit plichten met zich meebrengt. Zij hebben dat zo tot vervelens toe eindeloos herhaald dat uiteindelijk de Kerk het begon te zeggen. En nu hoort men het van iedere kansel. Het is volkomen waar. Bezit impliceert niet alleen plichten, maar impliceert zoveel plichten dat het hebben van bezit van enige omvang zeer vervelend is. Het brengt met zich mee dat men er permanent door in beslag wordt genomen, permanent aandacht moet besteden aan zaken, permanent lastig gevallen wordt. Indien bezit alleen genoegens met zich meebracht zouden we het nog kunnen verdragen; maar de eraan verbonden plichten maken het ondraaglijk. In het belang van de rijken moeten we het afschaffen.

De deugden van de armen kunnen ronduit erkend worden en zijn zeer betreurenswaardig. Ons wordt vaak gezegd dat armen dankbaar zijn voor liefdadigheid. Sommigen van hen zijn dat ongetwijfeld, maar de besten onder de armen zijn nooit dankbaar. Zij zijn ondankbaar, ontevreden, ongehoorzaam en opstandig. En daarin hebben zij groot gelijk. Zij vinden dat liefdadigheid een lachwekkend onjuiste manier is om gedeeltelijk terug te geven waar zij recht op hebben, ofwel een sentimentele aalmoes is, waarbij de sentimentele gever gewoonlijk tegelijkertijd een onbeschaamde poging doet hun privé leven te tiranniseren. Waarom zouden zij dankbaar moeten zijn voor de kruimels die van de tafel van de rijke vallen? Zij zouden een plaats aan de tafel moeten hebben en daar beginnen zij achter te komen. Wat ontevreden zijn betreft, iemand die niet ontevreden zou zijn met een dergelijke leefomgeving en een zo inferieure manier van leven zou volledig afgestompt zijn. Iedereen die zich heeft verdiept in de geschiedenis ziet dat ongehoorzaamheid de erfdeugd van de mens is. Door ongehoorzaamheid komt vooruitgang tot stand, door ongehoorzaamheid en door rebellie.

Soms worden armen geprezen omdat zij spaarzaam zijn. Maar de armen aansporen tot spaarzaamheid is zowel belachelijk als beledigend. Dat is hetzelfde als iemand die bijna omkomt van de honger het advies te geven minder te eten. Het zou voor een arbeider in de stad of op het platteland volkomen immoreel zijn spaarzaam te zijn. De mens zou niet bereid moeten zijn te laten zien dat hij kan leven als een slecht gevoederd dier. Hij zou moeten weigeren zo te leven en zou uit stelen moeten gaan of armlastig moeten worden, wat door velen als een vorm van stelen wordt beschouwd. Wat bedelen betreft, bedelen is veiliger dan nemen, maar het is aangenamer om te nemen dan om te bedelen. Nee: een arme die ondankbaar, niet spaarzaam, ontevreden en opstandig is, is waarschijnlijk iemand met een echte persoonlijkheid en heeft veel in zich. Hij is in elk geval iemand die een gezond protest laat horen. Voor de deugdzame armen kan men natuurlijk medelijden voelen, maar het is onmogelijk hen te bewonderen. Zij hebben een persoonlijke regeling getroffen met de vijand en hun geboorterecht verkocht voor een zeer slechte linzensoep. Zij moeten ook buitengewoon stompzinnig zijn. Ik kan het heel goed begrijpen als iemand wetten accepteert die privé bezit beschermen en het vergaren ervan toestaan, zolang hijzelf onder die omstandigheden in staat is een of andere manier van aangenaam en intellectueel leven te verwezenlijken. Maar ik vind het bijna onvoorstelbaar dat een mens wiens leven verziekt en verpest wordt door dergelijke wetten zich erbij kan neerleggen dat deze blijven voortbestaan.

Het is echter niet echt moeilijk de verklaring daarvoor te vinden: Ellende en armoede zijn namelijk zo onterend en hebben zo'n verlammende uitwerking op de aard van de mens dat geen enkele klasse zich ooit werkelijk bewust is van zijn eigen lijden. Zij moeten dit te horen krijgen van andere mensen en vaak geloven zij dezen in het geheel niet. Wat werkgevers die veel arbeidskrachten in dienst hebben aanvoeren tegen agitatoren is zonder enige twijfel waar. Agitatoren zijn een stel rustverstoorders en bemoeiallen die naar een volkomen tevreden groep in de gemeenschap toe gaan om het zaad van ontevredenheid onder hen uit te zaaien. Dat is de reden waarom agitatoren zo absoluut noodzakelijk zijn. Zonder hen zou er, in onze onvolmaakte toestand, geen voortgang op de weg naar beschaving worden gemaakt. De slavernij in Amerika werd niet afgeschaft als gevolg van actie van de slaven, zelfs niet als gevolg van uitdrukkelijk verlangen van hun kant om vrij te zijn. De afschaffing was geheel en al het resultaat van flagrant onwettig gedrag van bepaalde agitatoren in Boston en elders, die zelf geen slaven of slavenhouders waren en eigenlijk niets met die kwestie te maken hadden. Het waren ongetwijfeld de Abolitionisten die de fakkel ontstaken waarmee alles begon. En het is opmerkelijk dat zij van de slaven zelf niet alleen heel weinig steun kregen, maar zelfs nauwelijks enige sympathie ondervonden; en toen de slaven aan het einde van de oorlog vrij waren, toen zij inderdaad zo vrij waren dat het hen vrij stond van honger om te komen, betreurden velen van hen de nieuwe toestand intens. Voor de denker is het meest tragische feit uit de gehele Franse Revolutie niet dat Marie Antoinette werd gedood omdat zij een koningin was, maar dat de honger lijdende boer uit de Vendée vrijwillig opmarcheerde om te sterven voor de afschuwelijke zaak van het feodalisme.

Het is dus duidelijk dat Autoritair Socialisme niet bruikbaar is. Want onder het huidige systeem kan nog een vrij groot aantal mensen een leven leiden waarin zij een zekere mate van vrijheid, de mogelijkheid om zich te uiten en geluk kennen, maar onder een industrieel kazerne-systeem of een systeem van economische tirannie zou niemand iets van die vrijheid hebben. Het is betreurenswaardig dat een deel van onze gemeenschap vrijwel in slavernij leeft, maar voorstellen het probleem op te lossen door de gehele gemeenschap tot slaven te maken is onnozel. Ieder mens moet geheel vrij zijn zijn eigen werk te kiezen. Er mag geen enkele vorm van dwang op hem worden uitgeoefend. Gebeurt dat wel, dan zal zijn werk niet goed zijn voor hem, niet goed zijn op zichzelf en niet goed zijn voor anderen. En met werk bedoel ik gewoon iedere vorm van activiteit.

Ik kan mij nauwelijks indenken dat er heden ten dage een Socialist is die serieus het voorstel zou doen een inspecteur iedere ochtend alle huizen langs te laten gaan om erop toe te zien dat iedere burger opstaat en acht uur lang handarbeid verricht. De Mensheid is dat stadium voorbij en bestemt een dergelijke manier van leven alleen nog voor diegenen die zij, op zeer willekeurige wijze, wenst aan te duiden als misdadigers. Maar ik geef toe dat ik de indruk heb dat veel van de socialistische opvattingen die ik ben tegengekomen besmet zijn met gedachten over autoriteit of zelfs van echte dwang. Uiteraard kan van autoriteit en dwang geen sprake zijn. Iedere associatie moet geheel vrijwillig zijn. Alleen bij vrijwillige associatie gaat het de mens goed.

Maar men zou kunnen vragen hoe het Individualisme, dat om zich te ontwikkelen nu min of meer afhankelijk is van het bestaan van privé eigendom, zal profiteren van de afschaffing daarvan. Het antwoord is heel eenvoudig. Het is waar dat onder de huidige omstandigheden enkele personen die beschikten over privé middelen, zoals Byron, Shelley, Browning, Victor Hugo, Baudelaire en anderen, in staat zijn geweest hun persoonlijkheid meer of minder volledig te ontplooien. Geen van deze mannen heeft ooit een dag in loondienst gewerkt. Zij waren vrij van armoede. Zij hadden een immens groot voordeel. De vraag is of het in het belang van het Individualisme zou zijn als zo'n voordeel wordt afgenomen. Laten wij veronderstellen dat het afgenomen is. Wat gebeurt er dan met het Individualisme? Hoe zal het daar baat bij vinden?

Op de volgende manier. Onder de nieuwe omstandigheden zal het Individualisme veel vrijer, hoogstaander en intenser zijn dan het nu is. Ik bedoel nu niet het grootse, op creatieve wijze verwezenlijkte Individualisme van dichters als ik hierboven heb genoemd, maar het grootse, echt bestaande Individualisme dat in aanleg aanwezig is in de mensheid in het algemeen. Want het erkennen van privé eigendom heeft in feite het Individualisme schade berokkend en de ontwikkeling ervan belemmerd door datgene wat de mens is te verwarren met datgene wat hij bezit. Daardoor is het Individualisme helemaal in een verkeerd spoor terecht gekomen. Daardoor is winst en niet groei het doel ervan geworden. Daardoor dacht de mens dat “bezitten” het belangrijkst was en wist hij niet dat “zijn” het belangrijkst is. De ware volmaaktheid van de mens ligt niet in wat hij bezit, maar in wat hij is.

Privé eigendom heeft het ware Individualisme vernietigd en een vals Individualisme doen ontstaan. Het heeft één deel van de gemeenschap belet individualistisch te zijn door het te verhongeren. Het heeft een ander deel van de gemeenschap belet individualistisch te zijn door het op een verkeerde weg te brengen en het te overbelasten. Ja, de menselijke persoonlijkheid was zo volledig gericht op zijn bezittingen dat de Engelse wet misdrijven jegens bezittingen van de mens altijd veel strenger heeft bestraft dan misdrijven jegens zijn persoon, en bezit is nog steeds het criterium voor volledig staatsburgerschap. Al het werk dat noodzakelijk is om geld te verdienen is ook zeer demoraliserend. In een gemeenschap als de onze, waar bezit zeer veel aanzien, een goede maatschappelijke positie, eer, respect, titels en meer van dergelijke aangename zaken oplevert, stelt de mens, die van nature immers ambitieus is, zich ten doel dat bezit te vergroten; en daarmee gaat hij met moeizame en eentonige gestaagheid door, lang na het moment waarop hij veel meer bezit dan hij nuttig of aangenaam kan gebruiken of zelfs meer dan hij kan bevatten. De mens zal zichzelf de dood injagen door te hard te werken met het doel bezit te bemachtigen, en gezien de enorme voordelen die bezit met zich meebrengt is dat eigenlijk nauwelijks verwonderlijk. Het betreurenswaardige is dat de maatschappij op een zodanige grondslag is opgebouwd dat de mens gedwongen wordt tot een sleur die het hem onmogelijk maakt het mooie, fascinerende en heerlijke dat hij in zich heeft vrij te ontwikkelen -waardoor hij in feite het echte genoegen en de echte vreugde van het leven mist. En onder de huidige omstandigheden loopt hij ook vele risico's. Een uiterst welgesteld koopman kan -en vaak is hij dat ook- ieder moment van zijn leven overgeleverd zijn aan zaken die hij niet kan beheersen. Als de wind wat harder is of als het weer plotseling omslaat of als er iets heel banaals gebeurt, dan kan zijn schip vergaan, dan kunnen zijn speculaties mislukken en dan is hij opeens een arm man. wiens maatschappelijke positie geheel verdwenen is. Niets zou echter een mens schade moeten kunnen berokkenen behalve hijzelf. Niets zou een mens moeten kunnen beroven. Wat een mens werkelijk bezit is datgene wat hij in zich heeft. Wat zich buiten hem bevindt zou van geen belang moeten zijn.

Dus zullen wij, indien wij privé bezit afschaffen, het ware, fraaie en gezonde Individualisme krijgen. Niemand zal zijn leven verspillen aan het vergaren van dingen en de symbolen van dingen. Men zal leven. Leven is de meest voortreffelijke zaak in de wereld. De meeste mensen bestaan alleen maar.

Het is de vraag of we, behalve op het creatieve vlak van de kunst, ooit de volledige ontplooiing van een persoon hebben gezien. In daden nooit. Mommsen zegt dat Caesar een volledig en volmaakt mens was. Maar hoe tragisch onveilig was Caesar! Overal waar een mens is die gezag uitoefent, is een mens die zich verzet tegen gezag. Caesar was zeer volmaakt, maar zijn volmaaktheid volgde een te gevaarlijke koers. Marcus Aurelius was een volmaakt mens, zegt Renan. Ja, de grote keizer was een volmaakt mens. Maar hoe ondraaglijk waren die ontelbare claims die op hem gelegd werden. Hij wankelde onder de last van het imperium. Hij was zich ervan bewust hoe onmogelijk het voor een enkel mens was deze titaanse en te omvangrijke wereld te torsen. Met een volmaakt mens bedoel ik een mens die zich ontwikkelt onder volmaakte omstandigheden; een mens die niet gewond, bezorgd of verminkt is of in gevaar verkeert. De meeste échte persoonlijkheden waren gedwongen rebellen te zijn. De helft van hun kracht is teloor gegaan aan geschillen. Byrons persoonlijkheid bijvoorbeeld, is gruwelijk verspild aan zijn strijd tegen de stompzinnigheid, de huichelachtigheid en de bekrompenheid van de Engelsen. Een dergelijke strijd vergroot de kracht niet altijd; vaak versterkt deze de zwakheid. Byron is nooit in staat geweest ons te geven wat hij ons had kunnen geven. Shelley kwam er beter van af. Net als Byron verliet hij Engeland zodra hij kon. Maar hij was niet zo bekend. Als de Engelsen zich hadden gerealiseerd wat een groot dichter hij eigenlijk was, zouden ze zich volledig op hem hebben gestort en zijn leven zo ondraaglijk hebben gemaakt als ze maar konden. Maar hij was geen opmerkelijk iemand in de maatschappij en zodoende ontsnapte hij tot op zekere hoogte. Maar toch is zelfs bij Shelley de rebellerende toon af en toe te sterk. De toon van de volmaakte persoonlijkheid is niet rebellie, maar vrede.

Het zal iets schitterends zijn -de ware persoonlijkheid van de mens- wanneer wij haar zullen zien. Zij zal op natuurlijk-eenvoudige wijze groeien, als een bloem, of zoals een boom groeit. Zij zal niet in disharmonie zijn. Zij zal nooit ruziën of twisten. Zij zal geen dingen bewijzen. Zij zal alles weten. En toch zal zij zich niet bezighouden met kennis. Zij zal wijsheid bezitten. Haar waarde zal niet worden afgemeten aan materiële zaken. Zij zal niets bezitten. En toch zal zij alles bezitten en alles wat men haar afneemt zal zij toch nog steeds bezitten, zo rijk zal zij zijn. Zij zal niet bemoeizuchtig zijn tegenover anderen of van hen verlangen net zo te zijn als zijzelf. Zij zal hen liefhebben, omdat zij anders zullen zijn. En toch zal zij, ook al zal zij niet bemoeizuchtig zijn, iedereen helpen, zoals iets moois ons helpt door te zijn wat het is. De persoonlijkheid van de mens zal heel prachtig zijn. Zij zal even prachtig zijn als de persoonlijkheid van een kind.

In haar ontwikkeling kan zij worden bijgestaan door het Christendom, indien mensen dat willen; maar als zij dat niet willen, zal zij zich desondanks ongetwijfeld ontwikkelen. Want zij zal zich geen zorgen maken over het verleden en zich er niet om bekommeren of dingen wel of niet gebeurd zijn. Ook zal zij geen enkele wet erkennen behalve haar eigen wetten; en eveneens geen enkel gezag behalve haar eigen gezag. Toch zal zij allen liefhebben die hebben getracht haar intenser te maken en vaak over hen spreken. En Christus was een van hen.

“Ken uzelf!” stond geschreven boven de poort van de klassieke wereld. Boven de poort van de nieuwe wereld zal geschreven staan “Wees uzelf'. Dat is het geheim van Christus.

Wanneer Jezus spreekt over de armen dan bedoelt hij daarmee niets anders dan persoonlijkheden; net zoals hij, wanneer hij spreekt over rijken, niets anders bedoelt dan mensen die hun persoonlijkheid niet hebben ontwikkeld. Jezus verkeerde in een gemeenschap die het vergaren van privé eigendom toestond, net zoals de onze, en het evangelie dat hij verkondigde was niet dat het in een dergelijke gemeenschap goed is voor een mens te leven van karig, ongezond voedsel, haveloze, ongezonde kleding te dragen, te slapen in akelige, ongezonde onderkomens en dat het slecht is voor een mens te leven in gezonde, aangename en redelijke omstandigheden. Een dergelijke opvatting zou op die plaats en in die tijd verkeerd zijn geweest en zou uiteraard in het huidige Engeland nog verkeerder zijn; want naarmate men noordelijker komt worden de materiële levensbehoeften meer en meer van vitaal belang, en onze maatschappij is oneindig veel complexer en vertoont veel grotere uitersten van weelde en verpaupering dan alle maatschappijen uit de klassieke wereld. Wat Jezus bedoelde was het volgende. Hij zei tegen de mens “U bezit een wonderschone persoonlijkheid. Ontwikkel haar. Wees uzelf. Beeld u niet in dat uw vervolmaking bestaat uit het vergaren of bezitten van uiterlijkheden. Uw liefde bevindt zich in u. Als u zich daarvan maar bewust kon zijn, dan zou u niet rijk willen zijn. Gewone rijkdom kan een mens ontstolen worden. Werkelijke rijkdom niet. In de schatkamer van uw ziel bevinden zich onmetelijk kostbare dingen, die u niet ontnomen kunnen worden. Probeer daarom uw leven zo vorm te geven dat uiterlijke zaken u niet deren. En probeer ook u te bevrijden van persoonlijk bezit. Dat gaat gepaard met zelfzuchtige gedachten en zorgen, eindeloos hard werken, permanent onrecht. Persoonlijk bezit hindert het Individualisme bij elke stap.”

Men merke op dat Jezus nooit zegt dat arme mensen per definitie goed zijn. Welgestelde mensen zijn, als klasse gezien, beter dan arme mensen, zij staan op een hoger niveau op het gebied van moraal, intellect en goed gedrag. Er is maar één klasse in de gemeenschap die meer aan geld denkt dan de rijken, en dat zijn de armen. De armen kunnen aan niets anders denken. Dat is de ellende van het arm zijn.

Wat Jezus wel zegt is dat de mens zijn staat van volmaaktheid niet bereikt door wat hij bezit en zelfs niet door wat hij doet, maar uitsluitend door wat hij is. En zo wordt de welgestelde jongeman die bij Jezus komt, voorgesteld als een door en door goed burger, die geen enkele staatswet en geen enkel religieus gebod heeft overtreden. Hij is zeer respectabel in de gewone betekenis van dat buitengewone woord. Jezus zegt tegen hem: “U moet uw privé bezit opgeven. Het belet u uw vervolmaking tot stand te brengen. Het is u een blok aan het been. Het is een last. Uw persoonlijkheid heeft het niet nodig. Binnen in u en niet buiten u zult u vinden wat u werkelijk bent en wat u werkelijk wilt.” Tegen zijn eigen vrienden zegt hij hetzelfde. Hij zegt dat zij zichzelf moeten zijn en zich niet altijd zorgen moeten maken over andere dingen. Wat doen andere dingen ertoe? De mens als individu vormt een compleet geheel. Wanneer zij de wereld intrekken zal de wereld het met hen oneens zijn. Dat is onvermijdelijk. De wereld haat Individualisme. Maar dat mag hen niet verontrusten. Zij moeten kalm en op zichzelf geconcentreerd zijn. Indien iemand hun cape neemt, moeten zij hem hun jas geven, alleen maar om te laten zien dat materiële zaken van geen enkel belang zijn. Indien mensen hen beschimpen moeten zij niets terugzeggen. Wat betekent dat? De dingen die mensen over iemand zeggen veranderen hem niet. Hij is wat hij is. De openbare mening heeft geen enkele waarde. Zelfs indien mensen echt geweld gebruiken, moeten zij niet op hun beurt gewelddadig worden. Daarmee zouden zij zich verlagen tot hetzelfde lage peil. Alles welbeschouwd kan een mens zelfs in de gevangenis heel wel vrij zijn. Zijn geest kan vrij zijn. Zijn persoonlijkheid kan onaangetast zijn. Hij kan in vrede met zichzelf zijn. En bovenal moeten zij zich niet bemoeien met andere mensen of op enige wijze een oordeel over hen vellen. De persoonlijkheid is iets heel mysterieus. Een mens kan niet altijd beoordeeld worden naar wat hij doet. Hij kan binnen de wet blijven en toch nietswaardig zijn. Hij kan de wet overtreden en toch hoogstaand zijn. Hij kan slecht zijn zonder ooit iets slechts te doen. Hij kan zondigen jegens de maatschappij en toch door die zonde zijn ware volmaaktheid bewerkstelligen.

Er was een vrouw die betrapt was op overspel. Het verhaal van haar liefde wordt ons niet verteld, maar die liefde moet heel groot zijn geweest; want Jezus zei dat haar zonden haar waren vergeven, niet omdat zij berouw had, maar omdat haar liefde zo intens en schoon was. Later toen hij, kort voor zijn dood, aan een feestmaal aanzat, kwam de vrouw binnen en goot kostbare parfums over zijn haren. Zijn vrienden probeerden tussenbeide te komen en zeiden dat dat buitensporig was en dat het geld van de parfums besteed had moeten worden aan liefdadigheidshulp voor behoeftige mensen of iets van dien aard. Jezus accepteerde die mening niet. Hij wees erop dat de materiële noden van de Mens groot en zeer permanent waren, maar dat de geestelijke noden van de Mens nog groter waren en dat een persoonlijkheid zichzelf in één enkel goddelijk moment, waarbij zij zich op haar geheel eigen wijze uit, tot volmaaktheid kan brengen. En tot op de dag van vandaag wordt deze vrouw in de hele wereld als een heilige vereerd.

Ja, er zitten tot nadenken stemmende aspecten aan het Individualisme. Het Socialisme betekent bijvoorbeeld het einde van het gezinsleven. Als privé bezit wordt afgeschaft, moet het huwelijk in zijn huidige vorm verdwijnen. Dat is een onderdeel van het programma. Het Individualisme accepteert dat en maakt het tot iets moois. Het verandert de afschaffing van wettelijke beperkingen in een vorm van vrijheid die de persoonlijkheid zal helpen zich volledig te ontwikkelen en die de liefde tussen man en vrouw wonderbaarlijker, mooier en verheffender zal maken. Jezus wist dat. Hij verwierp de aanspraken van het gezinsleven, hoewel deze in zijn tijd in de maatschappij waarin hij verkeerde zeer duidelijk aanwezig waren. “Wie is mijn moeder? Wie zijn mijn broers?” zei hij, toen hem werd gezegd dat zij hem wilden spreken. Toen een van zijn volgelingen toestemming vroeg te vertrekken om zijn vader te begraven was zijn schrikwekkende antwoord “Laat de doden de doden begraven”. Hij stond niet toe dat er enig beslag werd gelegd op de persoonlijkheid.

En dus is hij die als Christus wil leven iemand die volledig en absoluut zichzelf is. Hij kan een groot dichter zijn of een groot man van de wetenschap, of een jonge student aan een Universiteit, of iemand die schapen hoedt op de heide; of de maker van drama's, zoals Shakespeare, of een denker over God, zoals Spinoza; of een kind dat in een tuin speelt, of een visser die zijn net uitwerpt in zee. Het doet er niet toe wat hij is, zolang hij de vervolmaking bewerkstelligt van de geest die zich in hem bevindt. In de moraal en in het leven is iedere imitatie verkeerd. Door de straten van Jeruzalem kruipt tegenwoordig iemand die krankzinnig is en een houten kruis op zijn schouders draagt. Hij is een symbool voor de levens die misvormd zijn door imitatie. Pater Damien was als Christus toen hij erop uit trok om te midden van de leprozen te leven, omdat hij door dat werk te doen het beste in hem volledig tot ontplooiing bracht. Maar hij was niet méér gelijk aan Christus dan Wagner toen deze zijn geest in muziek ontplooide; of dan Shelley toen deze zijn geest in liederen ontplooide. Er bestaat niet slechts één type mens. Er zijn evenveel mogelijkheden tot vervolmaking als er onvolmaakte mensen bestaan. En al kan een mens zwichten voor de claims die liefdadigheid op hem leggen en toch vrij blijven, voor de claims van aanpassing kan geen enkel mens zwichten zonder iedere vorm van vrijheid te verliezen.

Individualisme is daarom wat wij via het Socialisme moeten bereiken. Een vanzelfsprekend gevolg hiervan is dat de Staat iedere gedachte aan regeren moet laten varen. Het moet deze laten varen omdat er, zoals een wijs man eeuwen voor Christus eens gezegd heeft, zoiets bestaat als de mensheid met rust laten; er bestaat niet zoiets als de mensheid regeren. Iedere vorm van regeren is een fiasco. Despotisme is onrechtvaardig jegens iedereen, ook jegens de despoot, die waarschijnlijk voor iets beters was voorbestemd. Oligarchieën zijn onrechtvaardig jegens de overgrote meerderheid, en ochlocratieën zijn onrechtvaardig jegens de minderheid. Er was een tijd waarin heel veel werd verwacht van democratieën; maar democratie betekent niet meer dan het onder de duim houden van het volk door het volk voor het volk. De democratie is ontmaskerd. Ik moet zeggen dat het hoog tijd was, want alle gezag is zeer vernederend. Het vernedert degenen die het uitoefenen en het vernedert degenen over wie het wordt uitgeoefend. Als het met geweld, grofheid en wreedheid wordt toegepast heeft het nog een goede uitwerking, want dan creëert het, of brengt het in elk geval aan de oppervlakte, het gevoel van opstandigheid en het Individualisme die het zullen doden. Als het wordt toegepast met een zekere mate van zachtheid en gepaard gaat met prijzen en beloningen, is het gruwelijk demoraliserend. In dat geval zijn de mensen zich minder bewust van de verschrikkelijke druk die op hen wordt uitgeoefend en gaan zij door het leven met een laag bij de gronds gevoel van welbehagen, als huisdieren, zonder zich er ooit van bewust te zijn dat zij waarschijnlijk de gedachten van andere mensen denken, leven volgens de normen van andere mensen, in feite kleding dragen die men afdankertjes van anderen kan noemen, zonder ooit één enkel ogenblik zichzelf te zijn.

“Hij die vrij wil zijn”, zegt een scherpzinnig filosoof, “moet zich niet conformeren.” En gezag koopt mensen om om zich aan te passen en brengt zo een zeer platvloers soort volgevreten barbaarsheid onder ons teweeg.

Tegelijkertijd met gezag zal straf verdwijnen. Dat zal een enorme winst zijn -in feite een winst van onschatbare waarde. Wanneer men de geschiedenis bestudeert, en dan niet aan de hand van de gekuiste uitgaven die geschreven zijn voor schooljongens en slechte studenten, maar in de oorspronkelijke teksten van elk tijdperk, wordt men helemaal vervuld van walging, niet door de misdaden die slechte mensen hebben gepleegd, maar door de straffen die goede mensen hebben opgelegd; en een gemeenschap wordt oneindig veel meer ontmenselijkt door het toepassen van straf als gewoonte dan doordat er af en toe misdaden voorkomen. Hier volgt vanzelfsprekend uit dat naarmate meer straffen worden opgelegd daardoor meer misdaad ontstaat, en de meest moderne wetgeving heeft dat duidelijk ingezien en zich tot taak gesteld het straffen zover als mogelijk geacht wordt te verminderen. Overal waar straffen echt verminderd zijn, heeft dat altijd tot uiterst goede resultaten geleid. Hoe minder straf, hoe minder misdaad. Als er in het geheel geen straf bestaat, zal misdaad ofwel ophouden te bestaan, ofwel, als zij voorkomt, behandeld worden door artsen als een zeer verontrustende vorm van zwakzinnigheid die met zorgzaamheid en vriendelijkheid genezen moet worden. Want degenen die tegenwoordig misdadigers worden genoemd, zijn helemaal geen misdadigers. Honger, en niet zonde, is de verwekker van de hedendaagse misdaad. En dat is nu precies de reden waarom onze misdadigers, als groep gezien, vanuit welk psychologisch standpunt dan ook zo volslagen oninteressant zijn. Zij zijn geen schitterende Macbeths en verschrikkelijke Vautrins. Zij zijn louter wat gewone, respectabele, alledaagse mensen zouden zijn als zij niet genoeg te eten hadden. Wanneer privé bezit wordt afgeschaft zal er geen noodzaak voor misdaad meer aanwezig zijn en zal er evenmin nog behoefte aan zijn; de misdaad zal ophouden te bestaan. Uiteraard zijn niet alle misdaden misdrijven jegens bezit, hoewel dat de misdaden zijn die de Engelse wet, die datgene wat een mens bezit hoger aanslaat dan wat een mens is, bestraft met de meest hardvochtige en gruwelijke strengheid (als we daarbij moord buiten beschouwing laten en de dood als erger beschouwen dan dwangarbeid, iets waarmee onze misdadigers het, naar ik geloof, niet eens zijn). Maar ook de misdaad die niet is gericht tegen bezit, kan voortkomen uit de ellende, de woede en de moedeloosheid die het resultaat zijn van ons verkeerde eigendomssysteem, en zal dus verdwijnen, wanneer dat systeem wordt afgeschaft. Wanneer ieder lid van de gemeenschap genoeg heeft om aan zijn behoeften te voldoen en niet wordt lastiggevallen door zijn buurman, dan zal hij er geen enkel belang bij hebben iemand anders lastig te vallen. Jaloezie, een zeer belangrijke oorzaak van misdaad in het hedendaagse leven, is een emotie die nauw verbonden is met onze opvattingen over eigendom, en zal onder het Socialisme en Individualisme uitsterven. Het is opmerkelijk dat bij in gemeenschap levende stammen jaloezie volkomen onbekend is.

Aangezien de Staat niet mag regeren, kan men de vraag stellen wat de Staat dan moet doen. De Staat moet op basis van vrijwilligheid noodzakelijke goederen produceren en distribueren. Wat nuttig is moet door de Staat gemaakt worden. Wat mooi is moet door het individu gemaakt worden. En nu ik arbeid ter sprake heb gebracht, moet het mij van het hart dat er tegenwoordig een heleboel onzin wordt gezegd en geschreven over de waardigheid van handarbeid. Handarbeid is absoluut niet per definitie waardig en het grootste deel ervan is volkomen onterend. Het is geestelijk en moreel schadelijk voor een mens iets te doen dat hem geen genoegen geeft, en vele vormen van werk zijn activiteiten waaraan geen enkel genoegen te beleven valt, en zouden ook als zodanig beschouwd moeten worden. Acht uur lang een modderig kruispunt aanvegen op een dag met oostenwind is een weerzinwekkende bezigheid. En dat te doen met geestelijke, morele of fysieke waardigheid lijkt mij iets onmogelijks. Het te doen met vreugde zou ontstellend zijn. De mens is gemaakt voor iets beters dan het verplaatsen van vuil. Al dat soort werk zou door een machine gedaan moeten worden.

En ik twijfel er niet aan dat dat ook zal gebeuren. Tot op heden is de mens in zekere mate de slaaf van de machine geweest en het heeft iets tragisch dat de mens, zodra hij een machine had uitgevonden om zijn werk over te nemen honger begon te lijden. Dat is echter natuurlijk het gevolg van ons eigendomssysteem en ons concurrentiesysteem. Eén mens is eigenaar van een machine die het werk van vijfhonderd mensen doet. Als gevolg daarvan worden vijfhonderd mensen op straat gezet en aangezien zij geen werk hebben krijgen zij honger en gaan stelen. Die ene mens krijgt de opbrengst van de machine in handen en behoudt die: zo krijgt hij vijfhonderd maal zoveel als hij zou moeten krijgen en, wat veel belangrijker is, waarschijnlijk veel meer dan hij eigenlijk nodig heeft. Als die machine gezamenlijk bezit van iedereen zou zijn, dan zou iedereen ervan profiteren. Dan zou deze een zeer groot voordeel betekenen voor de gemeenschap. Alle niet-intellectuele arbeid, alle monotone, saaie arbeid, alle arbeid die met vreselijke dingen bezig is en onaangename arbeidsomstandigheden kent, moet door machines worden gedaan. Machines moeten voor ons werken in kolenmijnen, alle schoonmaakwerk verrichten, als stoker fungeren op stoomschepen, de straten vegen, berichten overbrengen op regenachtige dagen en alles doen dat eentonig en uitputtend is.

Op dit moment concurreert de machine met de mens. Onder de juiste omstandigheden zal de machine de mens dienen. Het lijdt in het geheel geen twijfel dat dat de toekomst van de machine is; en zoals de bomen doorgroeien terwijl de landheer slaapt, zo zal de Mensheid zich amuseren of genieten van zijn gekoesterde vrije tijd of heerlijk nietsdoen -en dat, en niet arbeid, is waarvoor de mens is geschapen- of mooie dingen maken, of mooie dingen lezen, of simpelweg de wereld vol bewondering en verrukking in ogenschouw nemen, terwijl ondertussen machines al het noodzakelijke en onaangename werk zullen doen.

Het is een feit dat voor beschaving slaven noodzakelijk zijn. Daarin hadden de Grieken volkomen gelijk. Tenzij er slaven zijn om het akelige, gruwelijke, oninteressante werk te doen, worden beschaving en denken vrijwel onmogelijk. Menselijke slavernij is verkeerd, onveilig en afstompend. De toekomst van de wereld hangt af van mechanische slavernij, van de slavernij van de machine. En wanneer mannen van de wetenschap niet langer worden opgeroepen om naar een deprimerend East End te gaan en slechte chocolademelk en nog slechtere dekens uit te delen aan honger lijdende mensen, dan zullen zij alle tijd van de wereld hebben om prachtige, wonderbaarlijke dingen te ontwerpen tot vreugde en genoegen van zichzelf en van ieder ander. Er zullen grote voorraden energie zijn voor iedere stad en voor ieder huis, als dat nodig is, en die kracht zal de mens, al naargelang zijn behoeften, omzetten in warmte, licht of beweging. Is dat Utopisch? Een kaart van de wereld waarop Utopia niet voorkomt is zelfs nog geen blik waard, want daarop is nu juist het land weggelaten waar de Mensheid altijd aan wal gaat. En wanneer de Mensheid daar aan wal gaat kijkt zij uit over de zee, ziet een nog beter land en zet daarheen koers. Vooruitgang is de verwezenlijking van Utopia’s.

Ik heb gezegd dat de gemeenschap door middel van machines de nuttige dingen zal leveren en dat de mooie dingen gemaakt zullen worden door het individu. Dat is niet alleen noodzakelijk, maar het is zelfs de enig mogelijke manier om zowel het een als het ander te krijgen. Een persoon die dingen moet maken die door anderen gebruikt moeten worden en die daarbij rekening moet houden met hun behoeften en verlangens, heeft geen interesse in zijn werk en kan bijgevolg niet het beste dat hij in zich heeft in zijn werk leggen. Anderzijds, wanneer een gemeenschap, of een machtig deel van de gemeenschap, of een of andere overheid, de kunstenaar probeert voor te schrijven wat hij moet doen, zijn er enkele mogelijkheden: of de Kunst verdwijnt, of zij wordt uniform en onveranderlijk, of zij degenereert tot een platvloers, verachtelijk soort handwerk. Een kunstwerk is het unieke resultaat van een unieke geest. De schoonheid ervan vloeit voort uit het feit dat de maker is wat hij is. Zij heeft niets van doen met het feit dat andere mensen willen wat zij willen. Ja, zodra een kunstenaar notitie neemt van wat andere mensen willen en probeert aan de vraag te voldoen, houdt hij op een kunstenaar te zijn en wordt hij een vervelende of amusante handwerksman, een eerlijke of oneerlijke koopman. Hij kan er niet langer aanspraak op maken als kunstenaar beschouwd te worden. Kunst is de meest intense uitingsvorm van Individualisme die de wereld ooit heeft gekend. Ik ben geneigd te zeggen dat het de enig ware uitingsvorm van Individualisme is die de wereld heeft gekend. De misdaad, die onder bepaalde omstandigheden mogelijk de indruk heeft gewekt Individualisme tot stand gebracht te hebben, moet nota nemen van andere mensen en zich met hen bemoeien. De misdaad behoort tot het terrein van de actie. Maar de kunstenaar kan, terwijl hij helemaal alleen is, zonder enige relatie met de mensen om hem heen, zonder enige inmenging, iets moois vorm geven; en indien hij dat niet uitsluitend voor zijn eigen genoegen doet, is hij in het geheel geen kunstenaar.

En het zij opgemerkt dat, juist doordat Kunst die intense vorm van Individualisme is, het publiek er een gezag over tracht uit te oefenen dat even immoreel als belachelijk en even verderfelijk als verachtelijk is. Het is niet helemaal de fout van het publiek. Dat is altijd, in elk tijdperk, slecht opgevoed. De mensen vragen de kunst voortdurend populair te zijn, hun gebrek aan smaak te bevredigen, hun absurde ijdelheid te strelen, hen te vertellen wat zij al eerder hebben gehoord, hen dingen te laten zien die zij al zo vaak hebben gezien dat zij er al lang genoeg van zouden moeten hebben, hen te vermaken wanneer zij zich vadsig voelen na te veel gegeten te hebben en hun gedachten af te leiden wanneer zij hun eigen stompzinnigheid moe zijn. Kunst zou echter nooit moeten proberen populair te worden. Het publiek zou moeten proberen kunstzinnig te worden. Dat is iets geheel anders. Als een natuurkundige te horen zou krijgen dat de resultaten van zijn experimenten en de conclusies die hij daaruit trekt van dien aard moeten zijn dat zij de gevestigde opvattingen over het onderwerp in kwestie niet omverwerpen of het algemeen heersende vooroordeel niet verstoren; als een filosoof te horen zou krijgen dat hij het volste recht had overpeinzingen te hebben op de hoogste niveaus van het denken, mits de uitkomst daarvan zou overeenkomen met de opvattingen van mensen die nog nooit, op welk niveau dan ook, hadden gedacht -tja, dat zouden de natuurkundige en de filosoof vandaag de dag nogal vermakelijk vinden. Toch is het in feite nog maar een paar jaar geleden dat zowel filosofie als natuurwetenschap onderworpen waren aan meedogenloze controle door het volk, aan gezag eigenlijk -het gezag van ofwel de algemene onwetendheid van de gemeenschap ofwel de terreur en de machtszucht van een kerkelijke of regerende klasse. Uiteraard hebben wij ons in zeer grote mate weten te ontdoen van iedere poging van de kant van de gemeenschap of de Kerk of de Regering om in te grijpen in het individualisme van het speculatieve denken, maar er wordt nog steeds min of meer geprobeerd in te grijpen in het individualisme van de scheppende kunst. In feite gebeurt dat meer dan alleen maar enigszins: het gebeurt op agressieve, beledigende en grove wijze.

In Engeland zijn de kunstvormen die er het best vanaf zijn gekomen die kunstvormen waarvoor het publiek zich niet interesseert. De poëzie is een voorbeeld van wat ik bedoel. In Engeland kan goede poëzie gemaakt worden, omdat het publiek geen poëzie leest en haar bijgevolg niet beïnvloedt. Het publiek schept er genoegen in dichters te beledigen omdat zij individualisten zijn, maar als het hen eenmaal heeft beledigd laat het hen verder met rust.

Wat betreft de roman en het toneel, kunstvormen waarvoor het publiek wel belangstelling heeft, is het resultaat van het door het volk uitgeoefende gezag volslagen belachelijk geweest. Geen enkel land produceert zo slecht geschreven fictie, zulke saaie, banale romans, zulke dwaze, vulgaire toneelstukken als Engeland. Dat kan ook niet anders. De norm van het volk is van dien aard dat geen enkele kunstenaar eraan kan voldoen. Het is tegelijkertijd te gemakkelijk en te moeilijk om een een kunstenaar voor het volk te zijn. Het is te gemakkelijk omdat de eisen van het publiek met betrekking tot plot, stijl, psychologie, de manier waarop het leven en de literatuur worden behandeld, binnen het bereik liggen van de armzaligste capaciteiten en de meest onontwikkelde geest. Het is te moeilijk omdat een kunstenaar, om aan zulke eisen te voldoen, zijn aard geweld moet aandoen en niet zou moeten schrijven om de artistieke vreugde van het schrijven, maar tot vermaak van halfontwikkelde mensen en derhalve zijn individualisme zou moeten onderdrukken, zijn ontwikkeling zou moeten vergeten, zijn stijl teniet zou moeten doen en alles in hem dat waardevol is zou moeten opgeven. Wat betreft het toneel is de situatie iets beter: theaterbezoekers houden weliswaar van het voor de hand liggende, maar zij houden niet van saaiheid; en komedies en kluchten, de twee populairste vormen van toneel, zijn op zichzelf staande kunstvormen. Binnen een burleske en kluchtige situatie kan prachtig werk worden geproduceerd, en bij dergelijk werk wordt de kunstenaar in Engeland een grote mate van vrijheid gelaten. Pas wanneer men terecht komt bij de hogere toneelvormen wordt het resultaat van het gezag van het volk zichtbaar.

Waar het publiek vooral een hekel aan heeft is vernieuwing. Iedere poging het onderwerp waar de kunst zich mee bezighoudt uit te breiden stuit het publiek enorm tegen de borst; en toch hangen de vitaliteit en de vooruitgang van de kunst in hoge mate af van de voortdurende uitbreiding van de thematiek. Het publiek heeft een hekel aan nieuwe dingen, omdat het er bang voor is. Voor hen is het een uiting van een vorm van Individualisme, een verklaring van de kunstenaar dat hij zelf zijn onderwerp uitkiest en het behandelt zoals hij dat zelf wil. De zienswijze van het publiek is volkomen juist. Kunst is Individualisme en Individualisme is een storende en desintegrerende kracht. Daarin ligt de onmetelijk grote waarde ervan. Want het tracht de saaie onveranderlijkheid van types, de slaafse onderworpenheid aan de traditie, de tirannie van gewoonten, het verlagen van de mens tot het niveau van een machine overhoop te halen.

In de Kunst accepteert het publiek datgene wat is geweest omdat het dat niet kan veranderen, niet omdat het dat mooi vindt. De mensen werken hun klassieken als één homogene massa naar binnen, zonder ooit de smaak ervan te proeven. Zij ondergaan deze als iets dat nu eenmaal onvermijdelijk is, en aangezien zij ze niet kunnen verknoeien, praten zij er op hoogdravende toon over. Vreemd genoeg, of juist niet vreemd - dat hangt ervan af hoe men het bekijkt - richt het feit dat de klassieken algemeen geaccepteerd worden grote schade aan. De kritiekloze bewondering die in Engeland bestaat voor de Bijbel en voor Shakespeare is een voorbeeld van wat ik bedoel. Wat de Bijbel betreft spelen ook kwesties van kerkelijk gezag een rol, zodat ik daarbij niet hoef stil te staan.

Maar in het geval van Shakespeare is het heel duidelijk dat het publiek in feite noch de schoonheid noch de tekortkomingen van zijn stukken ziet. Als het de schoonheid ervan zag zou het geen bezwaar maken tegen de ontwikkeling van het toneel; en als het de tekortkomingen zag zou het evenmin bezwaar maken tegen de ontwikkeling van het toneel. Het publiek maakt echter gebruik van de klassieken van een land om de vooruitgang van de Kunst tegen te houden. Het verlaagt de klassieken tot autoriteiten. Het gebruikt hen als knuppels om de vrije uiting van Schoonheid in nieuwe vormen te voorkomen. De mensen vragen altijd aan een schrijver waarom hij niet zo schrijft als iemand anders, of aan een schilder waarom hij niet zo schildert als een ander, zonder er ook maar aan te denken dat als een van beiden dat zou doen, hij geen kunstenaar meer zou zijn. Een nieuwe vorm van Schoonheid is voor hen volkomen weerzinwekkend en iedere keer als zich zo'n nieuwe vorm voordoet, worden zij zo boos en raken zij zo in de war dat zij altijd twee stompzinnige uitdrukkingen gebruiken -de ene is dat het kunstwerk volslagen onbegrijpelijk is; de andere is dat het kunstwerk volslagen immoreel is. Wat zij met deze woorden bedoelen is denk ik het volgende. Wanneer zij zeggen dat een werk volslagen onbegrijpelijk is, bedoelen zij dat de kunstenaar iets moois heeft gezegd of gemaakt dat nieuw is; wanneer zij een werk omschrijven als volslagen immoreel bedoelen zij dat de kunstenaar iets moois heeft gezegd of gemaakt dat waar is. De eerste term heeft betrekking op de stijl, de tweede op het onderwerp. Maar waarschijnlijk gebruiken zij deze woorden in een heel vage betekenis, zoals een gewone roerige menigte kant en klare straatstenen gebruikt. Er is bijvoorbeeld geen enkele echte dichter of prozaschrijver in deze eeuw op wie het Britse publiek niet plechtig het etiket “immoreel” heeft geplakt, en dit etiket vervult bij ons vrijwel dezelfde functie als in Frankrijk de officiële erkenning door een Académie des Lettres en zorgt er gelukkig voor dat het volkomen onnodig is in Engeland een dergelijk instituut op te richten. Uiteraard gaat het publiek zeer onnadenkend te werk bij het gebruik van deze term. Dat men Wordsworth een immoreel dichter noemde was te verwachten. Wordsworth was een dichter. Maar dat men Charles Kingsley een immoreel romancier noemde is iets bijzonders. Kingsley’s proza was niet van erg hoge kwaliteit. Maar ja, de term bestaat nu eenmaal en men gebruikt hem naar beste weten en kunnen. Een kunstenaar wordt daardoor natuurlijk niet in verwarring gebracht. De ware kunstenaar is iemand die volledig in zichzelf gelooft, omdat hij volledig zichzelf is. Maar ik kan mij indenken dat een kunstenaar die in Engeland een kunstwerk zou produceren dat direct bij verschijning door het publiek -via hun medium, de landelijke Pers- erkend zou worden als een werk dat heel begrijpelijk en moreel zeer hoogstaand was, zich ernstig zou beginnen af te vragen of hij bij het scheppen ervan eigenlijk in de verste verte wel zichzelf was geweest en dus of het werk hem niet volkomen onwaardig was en ofwel volslagen tweederangs was of geen enkele artistieke waarde had.

Misschien heb ik echter het publiek onrecht aangedaan door het alleen woorden te laten gebruiken als “immoreel’’, “onbegrijpelijk”, “bizar” en “ziekelijk”. Er is nog een ander woord dat gebruikt wordt. Dat woord is “morbide”. Men gebruikt het niet vaak. De betekenis van het woord is zo eenduidig dat men bang is het te gebruiken. Maar toch, soms wordt het gebruikt en af en toe komt men het tegen in populaire kranten. Het is uiteraard belachelijk zo’n term toe te passen op een kunstwerk. Want wat is morbiditeit anders dan een gemoedstoestand of een denkwijze die men niet kan uiten? Het publiek is in zijn geheel morbide, omdat het publiek nooit iets tot uitdrukking kan brengen. De kunstenaar is nooit morbide. Hij geeft aan alles uiting. Hij staat buiten zijn onderwerp, en met de middelen waarmee hij het tot uiting brengt produceert hij weergaloze en kunstzinnige effecten. Een kunstenaar morbide noemen omdat hij morbiditeit als thema gebruikt is even dwaas als wanneer iemand zou beweren dat Shakespeare krankzinnig was omdat hij King Lear heeft geschreven.

Over het geheel genomen wint een kunstenaar in Engeland erbij wanneer hij wordt aangevallen. Zijn individualiteit wordt erdoor versterkt. Hij wordt nog vollediger zichzelf. Uiteraard zijn de aanvallen zeer grof, onbeschaamd en verachtelijk. Geen enkele kunstenaar verwacht toch gratie bij een platvloerse geest, of stijl bij een kleinburgerlijk intellect. Platvloersheid en stompzinnigheid zijn twee zeer sterke factoren in het moderne leven. Het is natuurlijk betreurenswaardig dat zij bestaan. Maar dat is nu eenmaal zo. Zij zijn onderwerpen voor studie, zoals alles. En wat de hedendaagse journalisten betreft gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat zij zich in vertrouwelijke kring altijd verontschuldigen voor de slechte dingen die zij in het openbaar over iemand hebben geschreven.

Ook valt nog op te merken dat in de laatste paar jaar twee andere adjectieven zijn toegevoegd aan het zeer beperkte vocabulaire van scheldwoorden tegen de kunst waarover het publiek beschikt. Het ene is het woord “ziekelijk”, het andere is het woord “bizar”. Het laatste is louter de uiting van de woede van de kortstondige paddenstoel jegens de onsterfelijke, betoverende orchidee, met haar verfijnde schoonheid. Het is een opinie, maar een opinie die van geen enkel belang is. Het woord “ziekelijk” kan echter nader geanalyseerd worden. Het is een vrij interessant woord. Eigenlijk is het zo interessant dat mensen die het gebruiken niet weten wat het betekent.

Wat betekent het dan? Wat is een gezond of een ziekelijk kunstwerk? Alle termen die men toepast op een kunstwerk, hebben, mits men dat op rationele wijze doet, betrekking op de stijl of het onderwerp ervan, of op beide. Stilistisch bezien is een gezond kunstwerk een kunstwerk waarvan de stijl rekening houdt met de schoonheid van het gebruikte materiaal -of dat nu bestaat uit woorden of brons, uit verf of ivoor- en van die schoonheid gebruik maakt om het esthetisch effect teweeg te brengen. Uitgaande van het onderwerp is een gezond kunstwerk een werk waarbij de keuze van het onderwerp bepaald wordt door de aard van de kunstenaar en daar rechtstreeks uit voortkomt. Kortom, een gezond kunstwerk is een werk dat zowel volmaaktheid als persoonlijkheid bezit. Uiteraard kunnen vorm en inhoud in een kunstwerk niet gescheiden worden; zij vormen altijd een eenheid. Maar om een analyse te maken, waarbij we het feit dat een esthetische indruk altijd een totaalindruk is even terzijde schuiven, kunnen we hen verstandelijk op die manier scheiden.

Een ziekelijk kunstwerk daarentegen is een werk waarvan de stijl voor de hand liggend, ouderwets en alledaags is en waarvan het onderwerp met opzet is gekozen, niet omdat de kunstenaar er enig behagen in schept, maar omdat hij denkt dat het publiek hem ervoor zal betalen. Eigenlijk is de populaire roman die het publiek gezond noemt, een door en door ziekelijk product; en wat het publiek een ziekelijke roman noemt is altijd een mooi en gezond kunstwerk.

Ik behoef nauwelijks te zeggen dat ik er geen moment over klaag dat het publiek en de landelijke Pers deze woorden misbruiken. Aangezien zij niet begrijpen wat kunst is, zou ik niet weten hoe zij ze ooit in de juiste betekenis zouden kunnen gebruiken. Het enige wat ik doe is wijzen op het misbruik ervan; en wat betreft de oorsprong van dat misbruik en de bedoeling die daarachter steekt, de verklaring daarvoor is heel eenvoudig. Het vloeit voort uit de barbaarse opvatting van gezag. Het vloeit voort uit het inherente onvermogen van een gemeenschap die gecorrumpeerd is door gezag, om Individualisme te begrijpen of naar waarde te schatten. Kortom, het vloeit voort uit dat monsterlijke, onwetende iets dat Publieke Opinie heet en dat slecht en goedbedoelend is als het probeert controle uit te oefenen over handelen en dat verfoeilijk en vol slechte bedoelingen is als het probeert het Denken of de Kunst te beheersen.

Er valt inderdaad veel meer ten gunste van de fysieke kracht van het publiek te zeggen dan ten gunste van de opinie van het publiek. De eerste kan uitstekend zijn. De laatste kan niet anders dan onzinnig zijn. Er wordt vaak gezegd dat kracht geen argument is. Dat hangt echter volledig af van wat men wil aantonen. Veel van de allerbelangrijkste problemen van de laatste paar eeuwen, zoals het voortbestaan van een alleenheerschappij in Engeland of van het feodalisme in Frankrijk, zijn louter en alleen door middel van fysieke kracht opgelost. Juist door het geweld van een revolutie kan het publiek heel even groots en schitterend worden. Het was een noodlottige dag toen het publiek ontdekte dat de pen machtiger is dan de straatsteen en even goed als aanvalswapen kan worden gebruikt als een geworpen steen. Onmiddellijk ging men op zoek naar de journalist, men vond hem en maakte hem tot zijn ijverige, goed betaalde dienaar. Dat valt zeer te betreuren, omwille van beide partijen. Achter een barricade kan zich veel bevinden dat nobel en heroïsch is. Maar wat zit er anders achter een hoofdartikel dan vooroordeel, stompzinnigheid, schijnheilig geklets en dom gewauwel? En wanneer deze vier worden samengevoegd worden zij een verschrikkelijke kracht en vormen zij het nieuwe gezag.

Vroeger had de mens de pijnbank. Nu heeft hij de Pers. Dat is ongetwijfeld een verbetering. Maar het is nog steeds iets heel slechts en verkeerds en demoraliserends. Iemand -was het Burke?- heeft de Journalisten de vierde stand genoemd. Dat was destijds ongetwijfeld waar. Maar op dit moment zijn zij in feite de enige stand. Deze heeft de andere drie verzwolgen. De Wereldlijke Heren van het Hogerhuis zeggen niets, de Geestelijke Heren hebben niets te zeggen en het Lagerhuis heeft niets te zeggen en zegt dat. Wij worden overheerst door de Journalistiek. In Amerika regeert de President vier jaar en de Journalistiek voor altijd en eeuwig. Gelukkig heeft de Journalistiek in Amerika haar gezag tot het meest grove en meedogenloze uiterste doorgevoerd. Als een natuurlijk gevolg daarvan begon er een opstandige stemming te ontstaan. De mensen lachen om de Journalistiek of walgen ervan, al naargelang hun karakter. Maar de Journalistiek is niet meer de echte kracht die zij was. Zij wordt niet serieus genomen. Aangezien de Journalistiek in Engeland -op enkele algemeen bekende uitzonderingen na- niet tot zulke buitensporige grofheid is doorgevoerd, vormt zij daar nog een belangrijke factor, een echt opmerkelijke macht. In mijn ogen is de tirannieke overheersing die zij wil uitoefenen over het leven van de mensen werkelijk uitzonderlijk. Het is nu eenmaal zo dat het publiek onverzadigbaar nieuwsgierig is en alles wil weten, behalve datgene wat het weten waard is. De journalistiek, die zich daarvan bewust is en een echte kruideniersgeest heeft, voldoet aan hun verlangens. In achter ons liggende eeuwen nagelde het publiek de oren van journalisten aan de pomp. Dat was heel afschuwelijk. In deze eeuw hebben journalisten hun eigen oren tegen het sleutelgat genageld. Dat is nog veel erger. En wat het kwaad nog in hoge mate verergert is dat de journalisten wie de meeste blaam treft niet de amusante journalisten zijn die schrijven voor wat aangeduid wordt als de Roddelbladen. De schade wordt aangericht door de serieuze, oplettende, volijverige journalisten, die op een heel plechtstatige manier, zoals dat tegenwoordig gebruikelijk is, een of andere gebeurtenis opdiepen uit het privéleven van een groot staatsman, van een man die zowel een toonaangevende persoonlijkheid is in het politieke denken als iemand die politieke kracht creëert, deze breed uitmeten voor het publiek en het publiek uitnodigen deze gebeurtenis te bespreken, zijn gezag te doen gelden in de desbetreffende kwestie, zijn meningen te uiten, en niet alleen zijn meningen te uiten, maar deze om te zetten in daden, de man in kwestie te commanderen op alle andere terreinen, zijn partij te commanderen, zijn land te commanderen; kortom het publiek wordt uitgenodigd om zichzelf belachelijk, beledigend en schadelijk te maken. Het privéleven van mannen en vrouwen zou niet aan het publiek uit de doeken gedaan moeten worden. Daar heeft het publiek in het geheel niets mee te maken.

In Frankrijk pakken ze die dingen beter aan. Daar staan ze niet toe dat details van echtscheidingszaken die voor de rechtbank worden gevoerd, tot vermaak van en bekritisering door het publiek worden gepubliceerd. Alles wat het publiek mag weten is dat de scheiding heeft plaatsgevonden en toegekend werd op verzoek van een van beide of beide gehuwden in kwestie. In Frankrijk worden in feite de journalist beperkingen opgelegd en geeft men de kunstenaar volledige vrijheid. Hier geven we de journalist absolute vrijheid en leggen we de kunstenaar alle mogelijke beperkingen op. Dat wil zeggen dat de Engelse publieke opinie tracht de man die mooie dingen maakt aan banden te leggen, te kluisteren en te misvormen, en de journalist dwingt tot het gedetailleerd vertellen van afstotelijke, walgelijke of weerzinwekkende dingen, zodat wij de meest serieuze journalisten ter wereld en de meest onfatsoenlijke kranten hebben. Het is niet overdreven om van dwang te spreken. Het is mogelijk dat er enkele journalisten zijn die er echt genoegen in scheppen afschuwelijke dingen te publiceren, of die arm zijn en daarom schandalen beschouwen als een soort permanente bron van inkomsten. Maar ik ben er zeker van dat er andere journalisten zijn, ontwikkelde en beschaafde mensen, die het werkelijk tegenstaat dergelijke dingen te publiceren, die weten dat het verkeerd is en het alleen doen omdat de ongezonde omstandigheden waaronder hun beroep wordt uitgeoefend hen dwingen het publiek te leveren wat het publiek wil en te concurreren met andere journalisten om te zorgen dat het geleverde zo volledig mogelijk de platvloerse smaak van het publiek bevredigt. Het is voor iedere groep ontwikkelde mensen zeer vernederend om in een dergelijke positie terecht te komen en ik twijfel er niet aan dat de meesten van hen dit zeer pijnlijk vinden.

Laten wij echter deze zeer verachtelijke kant van het onderwerp laten rusten en terugkeren naar de kwestie van zeggenschap van het volk op het gebied van de Kunst; en daarmee bedoel ik dat de Publieke Opinie de kunstenaar voorschrijft welke vorm hij moet gebruiken, op welke wijze hij die dient te gebruiken en met welke materialen hij moet werken. Ik heb erop gewezen dat in Engeland die kunsten waarin het publiek niet geïnteresseerd was er het beste van af zijn gekomen. Het publiek is echter geïnteresseerd in het toneel en aangezien er de afgelopen tien à vijftien jaar enige vooruitgang is geboekt binnen het toneel, is het belangrijk erop te wijzen dat deze vooruitgang geheel en al te danken is aan enkele individuele kunstenaars die weigeren het gebrek aan smaak van het volk als norm te hanteren en weigeren Kunst uitsluitend als een zaak van vraag en aanbod te beschouwen.

Irving heeft een geweldige, levendige persoonlijkheid, beschikt over een stijl die echt kleurrijk is en bezit een buitengewoon vermogen om niet alleen na te bootsen, maar vol verbeeldings- en geestkracht te creëren; indien zijn enige doelstelling was geweest het volk te geven wat het wilde, dan had hij de meest banale stukken op de meest banale wijze kunnen schrijven en zoveel succes kunnen oogsten en zoveel geld kunnen verdienen als een mens maar kan wensen. Maar dat was zijn doel niet. Zijn doel was onder bepaalde omstandigheden en in bepaalde vormen van Kunst zijn eigen perfectie als kunstenaar te realiseren. Eerst sprak hij slechts een paar mensen aan; nu heeft hij zeer velen opgevoed. Hij heeft bij het publiek zowel smaak als de juiste instelling geschapen. Het publiek heeft een grenzeloze waardering voor zijn artistieke successen. Ik vraag mij echter dikwijls af of het publiek inziet dat dit succes geheel en al te danken is aan het feit dat hij de norm van het publiek niet accepteerde, maar zijn eigen norm stelde. Als de norm van het publiek zou gelden zou het Lyceum-theater een soort tweederangs kermistent zijn, en dat geldt tegenwoordig voor verschillende populaire theaters in Londen. Maar of het publiek dat nu inziet of niet, het feit blijft dat in zekere mate smaak en de juiste instelling bij het publiek zijn gecreëerd, en dat het publiek in staat is deze hoedanigheden te ontwikkelen. Het probleem is dus waarom het publiek niet beschaafder wordt. Het is ertoe in staat. Wat houdt het tegen?

Wat het tegenhoudt is -het moet nogmaals gezegd worden- het verlangen gezag uit te oefenen over kunstenaars en kunstwerken. Naar sommige theaters, zoals Lyceum en Haymarket, lijkt het publiek in de juiste stemming toe te gaan. In deze beide theaters zijn individuele kunstenaars erin geslaagd bij hun publiek - en ieder theater in Londen heeft zijn eigen publiek - een instelling teweeg te brengen waardoor Kunst hen aanspreekt. En wat is dat voor een instelling? Dat is een gevoel van ontvankelijkheid. Dat is alles.

Indien iemand een kunstwerk benadert met het verlangen gezag uit te oefenen over het werk en de kunstenaar, benadert hij het met een instelling die het onmogelijk maakt dat het werk hem raakt als kunstwerk. Het kunstwerk moet de toeschouwer overheersen; de toeschouwer mag niet het kunstwerk overheersen. De toeschouwer moet ontvankelijk zijn. Hij moet de viool zijn die door de meester wordt bespeeld. En hoe vollediger hij zijn eigen dwaze opvattingen, zijn eigen domme vooroordelen, zijn eigen absurde ideeën over wat Kunst zou moeten zijn, of niet zou moeten zijn, kan onderdrukken, hoe waarschijnlijker het is dat hij het kunstwerk in kwestie kan begrijpen en appreciëren. Dit is uiteraard heel duidelijk in het geval van het alledaagse theaterbezoekende publiek van Engelse mannen en vrouwen. Maar het gaat evenzeer op voor wat men aanduidt als ontwikkelde mensen. Want de ideeën die een ontwikkeld mens heeft over Kunst komen vanzelfsprekend voort uit datgene wat de Kunst is geweest, terwijl het nieuwe kunstwerk mooi is doordat het iets is dat de Kunst niet eerder is geweest; en als men het beoordeelt aan de hand van de norm van het verleden betekent dit dat men het beoordeelt aan de hand van de norm die het moest verwerpen om zijn werkelijke perfectie te kunnen bereiken. Een instelling die, via creatieve middelen en onder creatieve omstandigheden, in staat is nieuwe, mooie indrukken op te nemen is de enige instelling waarmee men een kunstwerk naar waarde kan schatten.

En hoezeer dat ook geldt voor het beoordelen van beeldhouwkunst en schilderkunst, het geldt nog meer voor de beoordeling van kunstvormen als het toneel. Want een schilderij of een standbeeld staan niet op voet van oorlog met de Tijd. Daarbij speelt het verstrijken ervan geen enkele rol. Hun eenheid kan in één enkel moment worden begrepen. Bij literatuur is dat anders. Daarbij moet tijd worden doorlopen voordat de eenheid van de uitwerking ervan wordt gerealiseerd. En zo kan er in een toneelstuk in het eerste bedrijf iets gebeuren waarvan de werkelijke artistieke waarde de toeschouwer pas in het derde of vierde bedrijf duidelijk kan worden. Moet de dwaas dan boos worden en beginnen te roepen en zo het stuk verstoren en de artiesten irriteren? Nee. Een fatsoenlijk mens moet rustig blijven zitten en de heerlijke gevoelens van verwondering, nieuwsgierigheid en spanning beleven. Hij moet niet naar het stuk gaan om platvloers kwaad te worden. Hij moet naar het stuk gaan om een kunstzinnige gemoedsgesteldheid te verkrijgen. Hij is niet degene die over het kunstwerk oordeelt. Hij is iemand die het kunstwerk mag aanschouwen en, als het een werk van hoge kwaliteit is, bij de beschouwing ervan alle eigenwaan die hem misvormt kan vergeten -de eigenwaan van zijn onwetendheid, of de eigenwaan van zijn kennis. Ik denk dat dit punt wat het toneel betreft nauwelijks voldoende wordt onderkend.

Als Macbeth voor het eerst zou worden opgevoerd voor een modem publiek, dan zou ik mij heel goed kunnen voorstellen dat velen er krachtig en energiek bezwaar tegen zouden maken dat de heksen, met hun groteske manier van spreken en hun belachelijke woorden, al in het eerste bedrijf ten tonele worden gevoerd. Maar als het stuk afgelopen is beseft men dat het gelach van de heksen in Macbeth even verschrikkelijk is als het krankzinnige lachen in Lear en verschrikkelijker dan het lachen van Jago in de tragedie van de Moor. Niemand die naar kunst kijkt moet zo ontvankelijk zijn als de toeschouwer bij een toneelstuk. Op het moment waarop hij tracht gezag uit te oefenen wordt hij een gezworen vijand van de Kunst en van zichzelf. De Kunst maalt er niet om. Hij is degene die eronder lijdt.

Voor de roman geldt hetzelfde. Gezag van het volk en het erkennen van gezag van het volk zijn noodlottig. Esmond van Thackeray is een prachtig kunstwerk, omdat hij het schreef voor zijn eigen genoegen. In zijn andere romans, in Pendennis, in Philip, zelfs in Vanity Fair, is hij zich af en toe teveel bewust van het publiek en bederft hij zijn werk door een rechtstreeks beroep te doen op de sympathieën van het publiek of het rechtstreeks te bespotten. Een echte kunstenaar neemt geen enkele notitie van het publiek. Voor hem bestaat het publiek niet. Hij heeft geen opium- of honing-koekjes waarmee hij het monster slaperig maakt of zoet houdt. Dat laat hij over aan de populaire schrijver.

Op het ogenblik hebben we in Engeland een weergaloos romanschrijver, George Meredith. In Frankrijk zijn betere kunstenaars, maar Frankrijk heeft niemand wiens kijk op het leven zo breed is, zo gevarieerd, zo waarachtig en tegelijk vol verbeeldingskracht is. In Rusland bestaan vertellers die duidelijker aanvoelen wat de rol van leed binnen de fictie kan zijn. Maar de filosofie binnen de fictie is zijn terrein. Zijn personen leven niet alleen maar, zij zijn ook denkende wezens. Men kan hen vanuit talloze gezichtspunten beschouwen. Zij zijn suggestief. Zij zijn vervuld van en omgeven door bezieling en gevoelens. Zij zijn interpretatief en symbolisch. En degene die deze schitterende, snel bewegende figuren heeft geschapen, heeft hen geschapen voor zijn eigen genoegen, hij heeft nooit het publiek gevraagd wat het wilde, heeft nooit de moeite genomen na te gaan wat het wilde, heeft nooit toegelaten dat het publiek hem iets voorschreef of hem op de een of andere manier beïnvloedde, maar is steeds zijn eigen persoonlijkheid blijven versterken en zijn eigen werk blijven produceren. In het begin besteedde niemand aandacht aan hem. Dat deed er absoluut niets toe. Toen kreeg hij enkele bewonderaars. Daardoor veranderde hij niet. Nu heeft hij talloze bewonderaars. Hij is nog steeds dezelfde. Hij is een weergaloos romanschrijver.

En met de decoratieve kunsten is het precies hetzelfde. Het publiek bleef met werkelijk meelijwekkende hardnekkigheid vasthouden aan de tradities die naar mijn mening rechtstreeks afkomstig zijn van de Wereldtentoonstelling van internationale platvloersheid, tradities die zo ontstellend slecht waren dat de huizen waarin de mensen leefden alleen geschikt waren als woonruimte voor blinden. Op een gegeven ogenblik begonnen er mooie dingen gemaakt te worden, kwamen er mooie dingen tevoorschijn uit de handen van de stoffenverver, ontsproten er mooie patronen aan het brein van de kunstenaars en werden het toepassen van mooie dingen en de waarde en het belang ervan gepropageerd. Het publiek was uiterst verontwaardigd. De mensen werden boos. Ze zeiden dwaze dingen. Niemand besteedde er enige aandacht aan. Het deed niemand enig kwaad. Niemand accepteerde het gezag van de publieke opinie. En nu is het bijna onmogelijk een modem huis binnen te komen zonder een blijk van goede smaak te zien, een blijk van de grote waarde van een aantrekkelijke woonomgeving, een teken dat schoonheid geapprecieerd wordt. Tegenwoordig zien de huizen van de mensen er in de regel eigenlijk heel aantrekkelijk uit.

De mensen zijn in zeer hoge mate beschaafd geworden. De eerlijkheid gebiedt echter te vermelden dat het buitengewone succes van de revolutie in de decoratieve kunsten, de meubilering en dergelijke, niet echt tot stand is gekomen doordat de meerderheid van het publiek een heel goede smaak op dat gebied ontwikkelde. Dit succes is voornamelijk te danken aan het feit dat de handwerkslieden zoveel waarde hechtten aan het genoegen mooie dingen te maken en zich er zo sterk van bewust werden hoe afschuwelijk en vulgair datgene was wat het publiek voordien verlangde, dat zij het publiek eenvoudigweg tot verandering dwongen door niet meer aan die verlangens te voldoen. Op dit moment zou het volkomen onmogelijk zijn een kamer te meubileren op de manier waarop dat enkele jaren geleden gebeurde zonder voor alles naar een veiling van tweedehands meubilair uit een derderangs pension te gaan. Zulke dingen worden niet meer gemaakt. Hoeveel bezwaren de mensen er misschien ook tegen hebben, zij moeten tegenwoordig iets aantrekkelijks in hun woonomgeving hebben. Gelukkig voor hen is hun poging gezag te hebben in deze kwestie volledig mislukt.

Het is dus overduidelijk dat alle gezag in dergelijke zaken verkeerd is. Soms vragen mensen onder welke regeringsvorm een kunstenaar het best zou kunnen leven. Op deze vraag is maar één antwoord te geven. De regeringsvorm die het meest geschikt is voor de kunstenaar is helemaal geen regering. Gezag over hem en zijn kunst is belachelijk. Er is wel verklaard dat kunstenaars prachtig werk hebben geproduceerd onder een despotisch regime. Dat is niet helemaal juist. Kunstenaars hebben despoten bezocht, niet als onderdanen die getiranniseerd konden worden, maar als rondtrekkende wonderdoeners, als fascinerende rondreizende persoonlijkheden, die gastvrij ontvangen, gul onthaald en met rust gelaten moeten worden en de gelegenheid moeten krijgen te scheppen. Ten gunste van de despoot kan worden gezegd dat hij een individualist is en daarom mogelijk beschaving kan bezitten, terwijl de massa, die een monster is, die niet heeft. Iemand die Keizer of Koning is zou kunnen bukken om voor een schilder een kwast op te rapen, maar wanneer de democratie bukt is dat alleen om met modder te gooien. En toch hoeft de democratie niet zover te bukken als de keizer. In feite hoeft zij helemaal niet te bukken wanneer zij met modder wil gooien. Maar het is volkomen overbodig de monarch te onderscheiden van de massa; alle gezag is even slecht.

Er zijn drie soorten despoten. De despoot die het lichaam tiranniseert, de despoot die de ziel tiranniseert en de despoot die beide tiranniseert. De eerste is de Vorst. De tweede is de Paus. De derde is het Volk. De Vorst kan beschaafd zijn. Vele Vorsten waren dat. Toch is de Vorst een gevaar. Men denke aan Dante op het treurige feest in Verona, aan Tasso in de cel van de krankzinnige van Ferrara. De kunstenaar kan beter niet bij Vorsten vertoeven.

De Paus kan beschaafd zijn. Vele Pausen waren dat; de slechte Pausen waren het. De slechte Pausen hielden van schoonheid met bijna evenveel, nee, met evenveel hartstocht als de goede Pausen het Denken haatten. De mensheid heeft veel te danken aan de zondigheid van het Pausdom. De deugdzaamheid van het Pausdom heeft een vreselijk grote schuld in te lossen aan de mensheid. Maar al heeft het Vaticaan zijn donderende en bulderende retoriek behouden en zijn dodelijke bliksem verloren, toch is het voor de kunstenaar beter niet bij Pausen te vertoeven. Het was een Paus die over Cellini tegen een conclaaf van Kardinalen zei dat gewone wetten en gewoon gezag niet golden voor mensen als hij; maar het was ook een Paus die Cellini in de gevangenis zette en hem daar vasthield tot hij ziek werd van razernij en denkbeeldige visioenen voor zichzelf creëerde, zodat hij de gouden zon zijn cel zag binnenkomen en daar zo verliefd op werd dat hij trachtte te ontsnappen, van de ene toren naar de andere kroop, bij zonsopgang door de duizelingwekkende lucht viel, gewond raakte, door een wijnbouwer werd bedekt met wijnbladeren en op een kar naar iemand werd gebracht die van mooie dingen hield en hem verzorgde. Pausen zijn een gevaar.

En wat het volk betreft, hoe is het gesteld met de mensen en hun gezag? Wellicht heb ik over hen en hun gezag al voldoende gesproken. Hun gezag is iets dat blind, doof, afzichtelijk, grotesk, tragisch, vermakelijk, serieus en obsceen is. Het is voor de kunstenaar onmogelijk bij het Volk te vertoeven. Alle despoten kopen om. Het Volk koopt om en schoffeert. Wie heeft de mensen gezegd dat zij gezag moesten uitoefenen? Zij zijn geschapen om te leven, te luisteren en lief te hebben. Iemand heeft hen een groot onrecht aangedaan. Zij hebben zichzelf verminkt door degenen die boven hen stonden te imiteren. Zij hebben de scepter van de Vorst in handen genomen. Hoe moeten zij die gebruiken? Zij hebben de tiara van de Paus opgezet. Hoe moeten zij de last daarvan dragen? Zij zijn als een clown wiens hart is gebroken. Zij zijn als een priester wiens ziel nog niet is geboren. Laat allen die Schoonheid liefhebben medelijden jegens hen voelen. Al hebben zij zelf de Schoonheid niet lief, laat hen toch medelijden jegens zichzelf voelen. Wie heeft hen deze gewoonte om te tiranniseren bijgebracht?

Er zijn nog vele andere dingen waar men op zou kunnen wijzen. Men zou erop kunnen wijzen dat de Renaissance groots was, omdat toen niet werd getracht enig maat schappelijk probleem op te lossen en men zich niet bezighield met dergelijke dingen, maar toeliet dat het individu zich vrij, in schoonheid en op natuurlijke wijze ontwikkelde, waardoor men grootse en individualistische kunstenaars en grootse en individualistische mensen had. Men zou erop kunnen wijzen dat Lodewijk XIV, doordat hij de moderne staat deed ontstaan, het individualisme van de kunstenaar vernietigde en alle dingen afzichtelijk maakte doordat zij zich in een eindeloze monotonie herhaalden, en ze minderwaardig maakte doordat ze zich volledig conformeerden aan de regels; en dat hij in geheel Frankrijk al die verheven vrijheden om zich te uiten, waardoor tradities op fraaie wijze werden vernieuwd en nieuwe methoden één werden met oude vormen, vernietigde. Maar het verleden is van geen enkel belang. Het heden is van geen enkel belang. De toekomst is hetgeen waarmee wij ons moeten bezighouden. Want het verleden is wat de mens niet had moeten zijn. Het heden is wat de mens niet zou moeten zijn. De toekomst is wat kunstenaars zijn.

Er zal natuurlijk gezegd worden dat een dergelijk plan volledig onuitvoerbaar is en tegen de menselijke natuur indruist. Dat is volkomen waar. Het is onuitvoerbaar en druist in tegen de menselijke natuur. Dat is precies de reden waarom het de moeite waard is het uit te voeren en dat is precies de reden waarom ik het voorstel. Want wat is een uitvoerbaar plan? Een uitvoerbaar plan is ofwel een plan dat al bestaat, of een plan dat uitgevoerd zou kunnen worden onder de bestaande omstandigheden. Maar het zijn nu juist de bestaande omstandigheden waar ik bezwaar tegen heb; en elk plan dat deze omstandigheden zou kunnen accepteren is verkeerd en onzinnig. De omstandigheden zullen uit de weg geruimd worden en de menselijke natuur zal veranderen. Het enige dat ik werkelijk weet over de menselijke natuur is dat deze verandert. Verandering is de enige hoedanigheid die we haar met zekerheid kunnen toekennen. De systemen die falen zijn de systemen die uitgaan van de onveranderlijkheid van de menselijke natuur en niet van de groei en de ontwikkeling ervan. De fout die Lodewijk XIV maakte was dat hij dacht dat de menselijke natuur altijd hetzelfde zou blijven. Het resultaat van deze fout was de Franse Revolutie. Dat was een uitstekend resultaat. Alle resultaten van de vergissingen van regeringen zijn uitstekend.

Het zij opgemerkt dat Individualisme de mens niet benadert met walgelijke huicheltaal over plicht, die alleen maar inhoudt dat men doet wat andere mensen willen, omdat zij dat willen; en evenmin met gruwelijke huicheltaal over zelfopoffering, die alleen inhoudt dat men een onmenselijke verminking overleeft. In feite legt het geen enkele claim op een mens. Het komt op natuurlijke en onvermijdelijke wijze uit de mens zelf voort. Het is het punt waar alle ontwikkeling naar toe leidt. Het is de verscheidenheid waar alle organismen naar toe groeien. Het is de volmaaktheid die inherent is aan alle vormen van leven en die elke levensvorm zo snel mogelijk probeert te bereiken. En daarom oefent Individualisme geen dwang uit op de mens. Integendeel, het zegt tegen de mens dat hij niet moet dulden dat er dwang op hem wordt uitgeoefend. Het probeert niet de mensen te dwingen goed te zijn. Het weet dat mensen goed zijn wanneer zij met rust worden gelaten. De mens zal het Individualisme vanuit zichzelf ontwikkelen. De mens is thans bezig op die wijze Individualisme te ontwikkelen. Vragen of Individualisme uitvoerbaar is, is hetzelfde als vragen of de Evolutie uitvoerbaar is. Evolutie is de wet van het leven, en evolutie kan alleen in de richting van individualisme gaan. Overal waar deze tendens niet zichtbaar is, is sprake van kunstmatig onderdrukte groei, van ziekte of van dood.

Individualisme zal ook onzelfzuchtig en natuurlijk zijn. Er is op gewezen dat een van de gevolgen van buitengewoon sterke tirannie van gezag is dat woorden hun eigen gewone betekenis volledig hebben verloren en gebruikt worden om het tegengestelde van hun juiste betekenis weer te geven. Wat geldt voor de Kunst, geldt ook voor het Leven.

Tegenwoordig wordt iemand gekunsteld genoemd wanneer hij zich kleedt zoals hij dat zelf wil. Maar door dat te doen handelt hij volkomen natuurlijk. Gekunsteldheid houdt in dit opzicht in dat men zich kleedt overeenkomstig de opvattingen van zijn buurman, wiens opvattingen die van de meerderheid en derhalve waarschijnlijk uiterst stompzinnig zullen zijn. Of iemand wordt zelfzuchtig genoemd omdat hij leeft op de manier die naar zijn mening het meest geschikt is voor de volledige verwezenlijking van zijn persoonlijkheid; indien -want daar komt het op neer- zijn voornaamste doelstelling in het leven zijn persoonlijke ontwikkeling is. Maar dat is de manier waarop iedereen zou moeten leven. Men is niet zelfzuchtig wanneer men leeft zoals men zelf wil, men is zelfzuchtig wanneer men anderen vraagt te leven zoals men zelf wil leven. En van onzelfzuchtigheid is sprake wanneer men zich niet bemoeit met het leven van anderen en hen met rust laat. Zelfzuchtigheid tracht altijd een totale uniformiteit van types om zich heen te creëren. Onzelfzuchtigheid erkent de eindeloze verscheidenheid van soorten als iets prachtigs, accepteert haar, stemt ermee in, schept er vreugde in. Het is niet zelfzuchtig zelfstandig te denken. Een mens die niet zelfstandig denkt, denkt in het geheel niet. Het is uiterst zelfzuchtig wanneer iemand van zijn buurman eist dat hij op dezelfde manier denkt en er dezelfde meningen op na houdt als hijzelf. Waarom zou hij? Als hij tot denken in staat is, zal hij waarschijnlijk anders denken. Als hij niet tot denken in staat is, dan is het onmenselijk te eisen dat hij ook maar iets denkt. Een rode roos is niet zelfzuchtig omdat zij een rode roos is. Zij zou verschrikkelijk zelfzuchtig zijn als zij zou willen dat alle andere bloemen in de tuin zowel rood als rozen zouden zijn.

Onder het Individualisme zullen mensen volkomen ongekunsteld en totaal onzelfzuchtig zijn; dan zullen zij de betekenissen van de woorden kennen en deze in hun vrije, heerlijke leven toepassen. En tevens zullen de mensen niet zelfzuchtig zijn, zoals nu het geval is. Want een egoïst is iemand die eisen stelt aan anderen, en dat zal de Individualist niet willen doen. Dat zal hem geen genoegen verschaffen. Wanneer de mens het Individualisme heeft verwezenlijkt, zal hij ook medegevoel hebben en dat openlijk en spontaan uiten. Tot op heden heeft de mens nauwelijks enig medegevoel ontwikkeld. Hij voelt alleen mee met pijn, en dat is niet de hoogste vorm van medegevoel. Alle medegevoel is hoogstaand, maar medegevoel met lijden is de minst hoogstaande vorm. Daaraan kleeft een smet van zelfzuchtigheid. De kans is groot dat een dergelijk medegevoel ziekelijk wordt. Er zit iets van angst voor onze eigen veiligheid in. We werden bang dat wij net zo zouden kunnen worden als de blinde of de melaatse, en dat niemand voor ons zou zorgen. Het is ook een bijzonder beperkt gevoel. Men zou medegevoel moeten hebben ten aanzien van het totale leven, niet alleen met de wonden en de ziekten van het leven, maar ook met de vreugde en de schoonheid, de energie, de gezondheid en de vrijheid van het leven. Hoe veelomvattender het medegevoel is, hoe moeilijker het uiteraard is. Het vereist meer onzelfzuchtigheid. Iedereen kan meeleven met het leed van een vriend, maar het vereist een heel edele aard -het vereist in feite de aard van een waar Individualist- om mee te leven met het succes van een vriend.

Gezien de hedendaagse spanningen van concurrentie en het vechten om een plek, is een dergelijk medegevoel natuurlijk zeldzaam en ook wordt het in hoge mate verstikt door het immorele ideaal -dat overal zo overheersend is en misschien wel het meest verfoeilijk is in Engeland- dat alles uniform moet zijn en dat iedereen zich moet conformeren aan de regels.

Medegevoel met pijn zal er natuurlijk altijd zijn. Dat is een van de basisinstincten van de mens. De dieren die individualistisch zijn, dat wil zeggen de hogere diersoorten, delen dat gevoel met ons. Maar men moet eraan denken dat medegevoel met vreugde de totale vreugde in de wereld doet toenemen, maar dat medegevoel met pijn de hoeveelheid pijn niet echt doet afnemen. Medegevoel met tering geneest de tering niet; dat doet de wetenschap. En wanneer het Socialisme het probleem van de armoede heeft opgelost en de Wetenschap het probleem van ziekte heeft opgelost, dan zal het domein van de sentimentele afnemen en zal het medegevoel van de mens alomvattend, heilzaam en spontaan zijn. De mens zal vreugde beleven aan het aanschouwen van het vreugdevolle leven van anderen.

Want door middel van vreugde zal het Individualisme van de toekomst zich ontwikkelen. Christus deed geen pogingen de maatschappij te vernieuwen, en dientengevolge kon het Individualisme dat hij predikte slechts via pijn of in eenzaamheid worden verwezenlijkt. De Idealen die wij aan Christus te danken hebben, zijn de idealen van de mens die de maatschappij volledig de rug toekeert, of van de mens die zich volledig tegen de maatschappij verzet. Maar de mens is van nature een sociaal wezen. Zelfs de Thebiaden werden uiteindelijk mensen. En de kloostermonnik ontplooit wel zijn persoonlijkheid, maar het is dikwijls een verarmde persoonlijkheid die hij zo ontplooit.

Anderzijds oefent de verschrikkelijke waarheid dat de mens zich kan ontplooien via pijn een enorme, aantrekkingskracht uit op de wereld. Oppervlakkige sprekers en oppervlakkige denkers op kansels en podia hebben het vaak over de verheerlijking van het genot door de wereld en jammeren daarover. Maar het komt in de geschiedenis van de wereld maar zelden voor dat vreugde en schoonheid het ideaal van de wereld waren. De verheerlijking van pijn heeft veel vaker de wereld beheerst. Het middeleeuwse geloof, met zijn heiligen en martelaren, zijn liefde voor zelfkastijding, zijn heftige passie om zichzelf te verwonden, te kerven met messen en te slaan met gesels -dat is het ware christelijke geloof en de middeleeuwse christen is de ware christen.

Toen de Renaissance tot de wereld doordrong, en kwam met de nieuwe idealen over de schoonheid van het leven en de vreugde om te leven, konden mensen Christus niet meer begrijpen. Zelfs in de Kunst is dat te zien. De schilders uit de Renaissance schilderden Christus als een klein jongetje dat in een tuin of een paleis aan het spelen is met een ander klein jongetje, of dat op de arm van zijn moeder rust en naar haar, of naar een bloem of een felgekleurde vogel glimlacht; of als een waardig personage dat nobel door de wereld gaat; of als een schitterend personage dat in een soort extase uit de dood verrijst en tot leven komt. Zelfs wanneer zij hem aan het kruis schilderden, beeldden zij hem af als een mooie God, wiens lijden hem was toegebracht door slechte mensen. Maar zij hielden zich niet zo erg met hem bezig. Zij vonden het heerlijk de mannen en vrouwen te schilderen voor wie zij bewondering voelden, en te laten zien hoe prachtig deze prachtige aarde was. Zij maakten ook religieuze schilderijen -in feite maakten zij er veel te veel en de eentonigheid van dat soort schilderijen en het onderwerp ervan is vervelend en slecht voor de kunst. Maar zij legden niet hun hart en hun ziel in dat onderwerp.

Raphael was een groots kunstenaar toen hij zijn portret van de Paus schilderde. Toen hij zijn Madonna's en zijn kindekes Jezus schilderde was hij echter helemaal geen groots kunstenaar. Christus sprak de Renaissance niet aan en dat was uitstekend, want de Renaissance bracht een ideaal dat afweek van dat van Christus, en om de ware Christus uitgebeeld te zien moeten we ons wenden tot de middeleeuwse kunst. Daar is hij een verminkt en geschonden persoon; iemand die niet aantrekkelijk is om naar te kijken, want Schoonheid is een vorm van vreugde; iemand die niet fraai is uitgdost, want ook dat kan een vorm van vreugde zijn: hij is een bedelaar met een schitterende ziel; hij is een melaatse met een goddelijke ziel; hij heeft geen bezit of gezondheid nodig; hij is een God die zijn volmaaktheid bereikt via pijn.

De evolutie van de mens verloopt langzaam. De onrechtvaardigheid van de mens is groot. Het was noodzakelijk dat pijn werd gepresenteerd als wijze van zelfontplooiing. Zelfs nu is de boodschap van Christus op sommige plaatsen in de wereld nog nodig. Niemand die in het hedendaagse Rusland leeft zou zijn volmaaktheid langs enige andere weg dan via pijn kunnen bereiken. Een paar Russische kunstenaars hebben zich ontplooid in de Kunst; in fictie die middeleeuws van aard is, omdat de toon die erin overheerst de toon is van de mens die zich ontplooit door lijden. Maar voor degenen die geen kunstenaar zijn en voor wie geen andere vorm van leven bestaat dan het leven in de realiteit, is pijn de enige mogelijkheid tot volmaaktheid. Een Rus die onder het huidige regime in Rusland gelukkig leeft, moet ofwel geloven dat de mens geen ziel heeft of, als dat wel het geval is, dat het niet de moeite waard is deze te ontwikkelen. Een Nihilist die alle gezag verwerpt, omdat hij weet dat gezag slecht is, en die alle pijn verwelkomt, omdat hij via pijn zijn persoonlijkheid ontplooit, is een echt christen. Voor hem is het christelijke ideaal het enige echte.

En toch verzette Christus zich niet tegen gezag. Hij aanvaardde het keizerlijk gezag van het Romeinse Rijk en respecteerde het. Hij duldde het kerkelijk gezag van de Joodse Kerk en was niet bereid aan het geweld daarvan weerstand te bieden door zelf geweld te gebruiken. Zoals ik hiervoor al heb gezegd had hij geen plan voor de herstructurering van de maatschappij. Maar de hedendaagse wereld heeft wel plannen. Zij is van plan armoede en het lijden dat dat impliceert, uit de weg te ruimen. Zij vertrouwt op Socialisme en Wetenschap als de daarvoor te gebruiken methoden. Het einddoel is een Individualisme dat zich uit in vreugde. Dat Individualisme zal veelomvattender, vollediger, mooier zijn dan Individualisme ooit is geweest.

Pijn is niet de hoogste vorm van volmaaktheid. Pijn is slechts iets tijdelijks en een protest. Zij verwijst naar een verkeerde, ongezonde, onrechtvaardige omgeving. Wanneer het verkeerde, de ziekte en het onrecht verwijderd zijn, zal er niet langer plaats zijn voor pijn. Zij was iets geweldigs, maar ze is bijna voorbij. Het domein van de pijn wordt met de dag kleiner.

En de mens zal de pijn ook niet missen. Want waar de mens naar op zoek was, was niet pijn of genot, maar gewoon het Leven. De mens heeft getracht intens, volledig, volmaakt te leven. Wanneer hij dat kan doen zonder anderen dwang op te leggen of zelf ooit dwang te ondergaan, dan zal hij geestelijk en lichamelijk gezonder zijn, dan zal hij beschaafder en meer zichzelf zijn. Genot is de test van de Natuur, haar keurmerk. Als de mens gelukkig is, is hij in harmonie met zichzelf en zijn omgeving. Het nieuwe Individualisme -en het Socialisme werkt in dienst daarvan, of het dat nu wil of niet- zal volmaakte harmonie zijn. Het zal zijn wat de Grieken trachtten te bereiken, maar -behalve in het Denken- niet volledig konden bereiken, omdat zij slaven hadden en die te eten gaven; het zal zijn wat de Renaissance trachtte te bereiken, maar -behalve in de Kunst- niet volledig kon bereiken, omdat men slaven had en die liet verhongeren. Het zal alomvattend zijn, en zo zal ieder mens zijn volmaaktheid bereiken. Het nieuwe Individualisme is het nieuwe Hellenisme.

namespace/de_menselijke_ziel_onder_het_socialisme.txt · Laatst gewijzigd: 12/04/20 20:06 door defiance