Navigatie
Bijdragen & info
Navigatie
Bijdragen & info
We hebben gezegd dat er in dezelfde periode naast rechtse reacties ook bewegingen in omgekeerde richting ontstonden: revolutionaire bewegingen die de bolsjevistische macht bestreden in naam van de ware vrijheid en de ware principes van de sociale Revolutie die door de bolsjevieken met de voeten getreden en vertrappeld werden.
Laten we eerst en vooral opmerken dat het nefaste algemene beleid, het verstikkende etatisme en centralisme, het verbijsterende bureaucratisme, de flagrante onmacht en het “verraad” en schaamteloze geweld van de bolsjevieken ook in de rangen van de regering en de partij zelf tot oppositiebewegingen en revolte leidden.
Zo verlieten de linkse revolutionaire socialisten in de zomer van 1918 de regering waar ze tot dan toe aan deelgenomen hadden, braken met de bolsjevieken, verklaarden hen de oorlog en bezweken al snel onder de slagen van de repressie.
Zo werd in de schoot van de bolsjevistische partij de zogenaamde “arbeidersoppositie“ gevormd. De eerste uitingen van die oppositie dwongen Lenin ertoe om zijn gekende pamflet te schrijven over De linkse kinderziekte. Een kinderziekte van het communisme. Deze “arbeidersoppositie” stortte eveneens in onder de herhaaldelijke slagen van een onverbiddelijke repressie.
Zo vormden zich veel later, nog altijd in de schoot van de regering en de partij, andere oppositiebewegingen die allemaal met groeiende wreedheid de kop ingedrukt werden.
Al deze bewegingen die ronduit politiek waren en vaak maar weinig durf hadden, hebben geen enkel bijzonder belang. Zeker, de toekomstige geschiedschrijver zal er niets verhullende materie vinden om het regime te wikken en te wegen. Maar vanuit het gezichtspunt van de Revolutie en haar lot waren het allemaal eigenlijk maar “familieruzies” ondanks de soms onverbiddelijke strijd. Mochten deze oppositieleden, weerspannigen of revolterenden het gehaald hebben zou er een machtswissel gekomen zijn zonder dat de grond van de situatie ook maar minimaal veranderd was. De nieuwe meesters zouden fataal in het nauw gedreven zijn door de politiek en door de methodes van hun voorgangers. Voor het volk zou er niets veranderd zijn. Of, naar het gezegde, “hoe meer alles zou veranderen, hoe meer alles hetzelfde zou blijven.”
Maar buiten deze “paleisstrubbelingen”, waren er bij tijd en stond ook essentieel volkse linkse bewegingen; massabewegingen, apolitiek, ronduit sociaal en waarlijk revolutionair die zich soms uitstrekten over enorme gebieden.
Wij zullen ons vooral buigen over twee van deze bewegingen die het meest bewust, het belangrijkste en het minst gekend zijn: de beweging van Kronstadt in maart 1921 en die in de Oekraïne die bijna vier jaar geduurd heeft, van 1918 tot eind 1921.
Buiten Rusland deden vele legendes over de rol van Kronstadt in de Russische Revolutie de ronde en dat doen ze nog steeds. Maar over het algemeen is de waarheid ongekend.
Maar eerst en vooral, wat is Kronstadt?
Kronstadt is een fort, een militaire haven of beter, een versterkte stad en oorlogsburcht die twee eeuwen[1] geleden op het eiland Kotlin gebouwd werd, een dertigtal kilometers ten westen van Sint-Petersburg (nu Leningrad[2]), diep in de Finse golf. Kronstadt verdedigt de toegang tot de hoofdstad via de Baltische Zee. Tegelijkertijd is het de voornaamste marinebasis van de Russische Baltische vloot.
In de winter vriest de Finse Golf dicht. De communicatie tussen Kronstadt en de hoofdstad wordt gedurende vijf maanden per jaar, van november tot april, verzekerd door een sneeuwroute die over de dikke ijslaag van de golf gaat.
Het eiland Koltin – een nauw en langwerpig stuk land met een erg onregelmatige kuststrook – is 12 kilometer lang. Haar maximale breedte is op enkele plaatsen zo’n 2 à 3 kilometer. Haar kusten zijn moeilijk toegankelijk en bovendien militair goed verdedigd.
Het deel van Kronstadt dat tegenover de hoofdstad ligt omvat de stad, de havens en de dokken die ongeveer een derde van het eiland bestrijken. De noordelijke, westelijke en zuidelijke kant zijn bezaaid met kleine forten en vestingen. In de tijd van de Revolutie van 1917bevond zich tussen de kust en de stad een min of meer verlaten terrein.
In het noorden en het zuiden is het eiland omringd door vele forten en batterijen die redelijk ver in de zee liggen.
Laten we er ook nog op wijzen dat een belangrijk fort ligt tegenover de zuidkant van het eiland, op zo’n twintig kilometer afstand over zee, op een landtong van het vasteland: “Krasnaja Gorka”; langs de andere kant, tegenover de noordkust van het eiland, op zo’n 10 kilometer over zee ligt dan weer de versterkte klif “Lissy Noss”.
In de stad is de meest opmerkelijke plek het immense “plein van het Anker”. Op het plein kunnen zo’n 30.000 mensen samenkomen, het diende vroeger voor de opleiding van de dienstplichtigen en voor de militaire inspecties. Tijdens de Revolutie werd het een waar volksforum. Bij samenroeping en bij het minste alarm, holden de matrozen, soldaten en arbeiders naar dit plein om er aan monsterbijeenkomsts deel te nemen.
In de winter speelde de enorme “maritieme manege” dezelfde rol.
De bevolking van de stad bestond vooral uit de bemanningen van de Baltische vloot die in enorme kazernes ingekwartierd zaten; vervolgens uit soldaten van het garnizoen, over het algemeen artilleristen; uit enkele duizenden arbeiders die vooral in de militaire arsenalen werkten en tenslotte uit vele officieren, ambtenaren, winkeliers, ambachtslui in loondienst enzovoort. In het totaal zo’n 50 000 inwoners.
De lezer zal al wel opgemerkt hebben dat we in de loop van onze studie meermaals de beslissende interventies van de matrozen van Kronstadt in de revolutionaire strijden aangehaald hebben.
Terecht, want de Baltische vloot en het garnizoen van Kronstadt hebben een eersterangsrol gespeeld in de Revolutie.
Daar zijn vele redenen voor.
Eerst en vooral omdat de matrozen eerder uit arbeidersmiddens gerekruteerd werden. En welteverstaan gaf men voor de marine de voorkeur aan de meer gekwalificeerde, geletterde, “pientere” arbeiders. Over het algemeen stonden deze arbeiders “op politiek vlak” ook het verst. Vaak waren ze nog voordat ze in dienst gingen bij de marine in de kiem al revolutionairen, soms zelfs militanten. Ondanks de discipline en het toezicht oefenden ze een grote invloed uit op hun kameraden van de bemanningen.
Langs de andere kant werden de matrozen zich door hun buitenlandse reizen makkelijk bewust van het verschil tussen de relatief vrije regimes van die landen en het tsarisme. Ze assimileerden de ideeën en programma’s van de politieke partijen beter dan eender welke andere fractie van het volk of van het leger. Vele matrozen onderhielden relaties met emigranten en lazen de verboden clandestiene literatuur.
Daar moeten we nog aan toevoegen dat de nabijheid van de hoofdstad, met haar intense politieke, intellectuele en industriële activiteit, een belangrijke rol speelde in de ontwikkeling van de matrozen van Kronstadt. Ze bevonden zich in het hart zelf van alles wat er in het land gebeurde. Sint-Petersburg was de plaats waar het “politieke leven” op volle toeren draaide. Sint-Petersburg was de plaats waar het wemelde van de arbeiders. Het was ook de plaats waar de talrijke en turbulente universiteitsjeugd zich roerde. De bruisende activiteit van de revolutionaire groeperingen, later de rellen en de alsmaar frequentere en indrukwekkendere betogingen en schermutselingen die er soms op volgden, en ook het snelle en directe contact met alle gebeurtenissen van politieke en sociale orde: dat alles spoorde de bevolking van Kronstadt aan om een levendige en blijvende interesse te koesteren voor het leven in het binnenland, voor de aspiraties en de strijden van de massa’s, voor alle politieke en sociale problemen van het moment.
Sint-Petersburg hield Kronstadt voortdurend in spanning en soms ook in koortstoestand.
Reeds in 1905-1906 en in 1910 ontketenden de matrozen van Kronstadt enkele redelijk serieuze revoltes die streng afgestraft werden. Hun geest werd er alleen maar levendiger, ontembaarder door.
Bij het begin van de Revolutie van 1917 richtten de extreem-linkse stromingen (bolsjevieken, linkse revolutionaire socialisten, maximalisten, syndicalisten, anarchisten) in Kronstadt actieve en goed georganiseerde centra op. Hun activiteit oefende al snel een aanzienlijke invloed uit op de massa van de matrozen.
Al deze redenen maakten dat Kronstadt snel de rol van voorhoede van de Revolutie van 1917 op zich nam.
De “falanx” van Kronstadt marcheerde aan het hoofd van het revolutionaire volk. Door haar energie, door haar bewustzijnsniveau, was ze “de trots en de glorie van de Russische Revolutie”, zoals Trotski zei toen ze hem hadden geholpen om de macht te grijpen. Dat weerhield Trotski er echter niet van om de kanonnen te richten tegen deze “glorie” die “contrarevolutionair gespuis” geworden was toen ze in opstand kwam tegen de “misgroei” en het bedrog van de bolsjevistische partij.
Vanaf februari 1917 stonden de mensen van Kronstadt gedurende de hele Revolutie – en zowat overal – in de bres. Ze beperkten zich niet tot een lokale activiteit, hoe energiek die ook mocht zijn. Vol revolutionair enthousiasme en strijdbare hartstocht, rijk aan krachten en moed, bewust van hun rol, gaven ze zonder morren alles wat ze konden aan de Revolutie, alles wat die nodig had: hun vuur en hun vertrouwen, hun bewustzijn en hun kracht, militanten die zo toegewijd waren dat ze bereid waren hun eigen leven op te offeren, agitators en volkse propagandisten, verspreiders van revolutionaire literatuur over het hele land, techniekers van alle soort en vooral, onvergelijkelijke strijders.
Het spreekt voor zich dat Kronstadt zich in februari 1917 onmiddellijk bij de Revolutie aansloot.
De matrozen kwamen in opstand en namen de stad in. Ze zagen zich verplicht tot een actie die pijnlijk was, maar die zij onmisbaar achtten: in de nacht van 27 op 28 februari grepen en executeerden ze op staande voet 200 hogere officieren die beruchte en verbeten contrarevolutionairen waren. Zo kon de rancune en de haat ontladen worden die gedurende lange jaren opgekropt was. Onder de slachtoffers bevonden zich inderdaad diegenen die in 1910 enkele honderden matrozen tijdens een poging tot revolte lieten fusilleren en die in het fort Totleben de beruchte verdrinking van meerdere boten gevuld met gearresteerde matrozen bevolen.
De executie van deze 200 officieren was evenwel de enige bloederige episode.
We moeten opmerken dat de matrozen tezelfdertijd niet enkel de officieren die ze waardeerden en liefhadden zo goed mogelijk beschermden, maar ook de officieren die zich tijdens repressie simpelweg niet onderscheiden hadden in de wreedheden. Urenlang zochten groepen matrozen zowat overal naar hun officieren die verdwenen waren in het tumult. Als ze hen vonden en het bleek dat ze gearresteerd waren door andere bemanningen bekwamen ze hun vrijlating en brachten ze hen in veiligheid op hun schepen of in hun kazernes.
De matrozen organiseerden bijna onmiddellijk de eerste Sovjet van Kronstadt. Hoewel die erg gematigd was (het merendeel van de afgevaardigden waren rechtse revolutionaire socialisten en mensjevieken) kwam deze Sovjet onder druk van de revolutionaire massa’s al snel in aanvaring met de overgangsregering. De onmiddellijke aanleiding voor deze aanvaringen was niet erg belangrijk, maar de grond ervan was ernstig en werd door de massa maar al te goed begrepen. De regering kon de geest van onafhankelijkheid en de koortsachtige activiteit van Kronstadt niet tolereren. Ze probeerde ten allen prijze om dat eerste te breken en het tweede te verlammen, om de weerspannigen klein te krijgen en de stad volledig te onderwerpen.
De eerste conflicten werden in der minne geregeld. Na vele bijeenkomsten en overleg, achtte Kronstadt het voorzichtig om voorlopig toe te geven.
Maar het volk van Kronstadt was ontevreden over de zwakke houding van haar sovjet en ging – de dag erna – over tot een herverkiezing van de afgevaardigden.
Nieuwe conflicten met de overgangsregering lieten niet lang op zich wachten. Meerdere malen stond Kronstadt, aan het einde van haar geduld, op het punt om in opstand te komen tegen de regering. Slechts de overtuiging dat het land zulke voorbarige daad nog niet zou begrijpen deed de matrozen ervan afzien.
Op dat moment ontstonden de eerste legendes en lastercampagnes over Kronstadt, die breed uitgesmeerd werden in de Russische en buitenlandse bourgeoispers. “Kronstadt heeft zich van Rusland afgescheiden en een autonome republiek uitgeroepen.” “Kronstadt maakt haar eigen geld.” “Kronstadt maakt zich klaar om een vrede te onderhandelen met de vijanden van het Batkoland.” “Kronstadt staat aan de vooravond van een gescheiden vredesverdrag met de Duitsers.” Van dat soort onzinnigheden. Het doel daarvan was om Kronstadt zo in diskrediet te brengen bij de publieke opinie vom het vervolgens zonder al te veel moeilijkheden te kunnen verpletteren.
Het is geweten dat de eerste overgangsregering niet voldoende tijd heeft gehad om dit project uit te voeren. De regering viel, werd weggevaagd door de algemene vijandigheid.
Kronstadt won goede punten in de ogen van de massa’s.
De tweede sovjet van Kronstadt was veel linkser. Ze telde vele bolsjevieken, enkele maximalisten en enkele anarchisten.
De activiteit van de sovjet en haar onvermijdelijke interne conflicten tussen de verschillende fracties was maar weinig van tel in vergelijking met het enorme werk dat verzet werd in de schoot zelf van de massa’s, op de schepen, in de kazernes, in de werkplaatsen.
De bijeenkomst op het Plein van het Anker volgden elkaar op. Alle problemen van de Revolutie werden er behandeld en vanuit alle invalshoeken onderzocht.
De bevolking leefde intense, passionele dagen.
Zo onderrichtte Kronstadt zichzelf en bereidde zich voor op de bijzonder actieve rol die ze binnenkort zou spelen in alle strijden, in alle etappes van de Revolutie en in haar volledige oeuvre in het hele land.
De matrozen waren Kerenski eerst welgezind, maar raakten snel geobsedeerd door zijn rol.
Amper twee weken na het beruchte mislukte offensief van 18 juni, keerde Kronstadt zich definitief tegen hem en zijn regering. Des te meer daar Kerenski rond diezelfde periode, nadat hij lucht had gekregen van de vijandige houding van Kronstadt, militante matrozen liet aanhouden wanneer die zich in Petrograd vertoonden en nog andere repressieve maatregelen trof. Er vonden wat rellen en schietpartijen plaats in Petrograd waar een revolutionair regiment van mitrailleurs zich met de wapens in de hand verzette tegen haar marsbevel voor het front en gemitrailleerd werd door troepen die trouw bleven aan de regering. Die gebeurtenissen wierpen olie op het vuur.
Op 4 juli ontscheepten 12 000 matrozen, soldaten, arbeiders en arbeidsters van Kronstadt in Petrograd. Ze droegen rode en zwarte vlaggen en plakkaten met voornamelijk het ordewoord: “Alle macht aan de lokale sovjets!”. De betogers trokken op naar het Tauridenpaleis waar alle fracties, ook de bolsjevieken, aan het delibereren waren over de politieke situatie. Ze maakten zich op om de betoging uit te breiden, om de massa’s en het garnizoen van de hoofdstad mee te slepen in de actie en aan te zetten tot de strijd tot aan de val van de regering om die te vervangen door de regering van de “sovjets”.
Ditmaal werden ze niet gevolgd. Nadat een aantal matrozen tijdens straatgevechten met de troepen die de regeringsgezinde regering het leven lieten, beseften ze dat hun betoging niet succesvol was en keerden ze zonder resultaat terug naar Kronstadt. De nieuwe revolutie was nog niet rijp.
De regering van haar kant durfde het niet om de betogers aan te pakken. Ze voelde zich niet sterk genoeg. Na ijverige onderhandelingen met Kronstadt, terwijl beide partijen zich opmaakten voor een genadeloze strijd (Kronstadt vormde bataljons om Petrograd aan te vallen), kwamen ze tot een akkoord en werd alles weer rustig.
Het is niet nutteloos om een aantal karaktertrekken van deze mislukte “opstand” aan te halen.
De bolsjevieken speelden er een belangrijke rol in. De betogers namen vooral hun ordewoorden over. In Kronstadt zelf waren hun vertegenwoordigers de voornaamste organisatoren van de hele bedoening. De matrozen stelden hen de vraag: “Wat als de partij zich aan de actie onttrekt?” en kregen als antwoord “Dan zullen we hen van hieruit verplichten.” Maar het Centraal Comité had geen enkele beslissing genomen (of beslist om zich afzijdig te houden) en bepaalde notoire bolsjevieken namen eraan deel als “amateurs”. Lenin beperkte zich tot het geven van een bemoedigende toespraak vanop een balkon en verdween. Trotski en andere leiders onthielden zich van alle interventie en verdwenen op hun beurt. De beweging was niet van hen. Ze bevalen die niet. En dus interesseerde de hele beweging hen niet. Ze wachtten gewoon tot hun uur geslagen had.
Een merkwaardig detail: bepaalde bolsjevieken die op een gepantserde wagen hun grote rode vlag met de initialen van hun Centraal Comité geplaatst hadden, wilden zich aan het hoofd van de betoging plaatsen. De matrozen verklaarden dat ze niet onder de auspiciën van de bolsjevistische partij wilden handelen, maar onder die van hun eigen sovjet en verplichtten de gepantserde wagen om achteraan plaats te nemen.
De anarchisten die reeds heel wat invloed hadden in Kronstadt namen actief deel aan de actie en verloren een aantal van hun kameraden.
Een ander merkwaardig feit: na de julidagen hernam de bourgeoispers haar lastercampagnes tegen Kronstadt. Ze insinueerde onder meer dat de opstand georganiseerd was “met Duits geld” (men “preciseerde” dat elke matroos 25 roebel in goud per dag gekregen had), sprak over “verraad” enzovoort. De socialistische pers deed hetzelfde; ze beweerde dat de beweging het werk was van “verdachte elementen”. Zegt men al niet sinds lang dat “het socialisme de beste gendarm is van de bourgeoisie?”
Deze campagne liet Kerenski toe om Kronstadt te bedreigen met harde represailles. Maar zoals we reeds zeiden, durfde de regering geen daadwerkelijk actie te ondernemen.
Kronstadt liet zich trouwens absoluut niet intimideren. Ze waren er alsmaar meer van overtuigd dat ze zich op de juiste weg begaven. En ze waren er ook alsmaar zekerder van dat de dag nabij was waarop de brede massa’s zouden begrijpen dat de overtuiging, de kracht en de doelen van de actie van Kronstadt de hunne waren.
Toen begon Kronstadt resoluut haar uitzonderlijke en koortsachtige activiteit te ontplooien.
Men begon met voortdurend agitatoren en volkse propagandisten – een soort van revolutionaire zendelingen – naar alle uithoeken van het land te sturen.
Het gemeenschappelijke ordewoord was “Alle macht aan de lokale sovjets!”.
In de provincies werden deze zendelingen bij tientallen gearresteerd. Krondstadt antwoordde door er opnieuw massaal veel agitatoren op uit te sturen.
Al snel werden haar inspanningen beloond. De matrozen van de Zwarte Zee die Kerenski tot dan toe steunden, begonnen de “informatie vanuit zekere bron” in vraag te stellen en klaagden de “contra-revolutionaire rol van Kronstadt” aan. Om zeker te zijn, stuurden ze een afvaardiging die plechtig ontvangen werd door de sovjet van Kronstadt. Ze begrepen elkaar, de afvaardiging begreep de houding van Kronstadt en dat de pers en de autoriteiten logen. Vanaf dat moment ontstonden er nauwe banden tussen beide vloten.
Enkele eenheden aan het front stuurden afvaardigingen naar Kronstadt om de ingesteldheid van de matrozen te achterhalen en zo nodig te proberen om hen tot rede te brengen, zozeer was hun faam door de laster besmeurd.
Eén van deze afvaardigingen bestaande uit een indrukwekkend aantal mannen die zo nodig vastberaden waren tot gewelddadige actie was een ware oorlogsexpeditie. Ze kwamen in Kronstadt aan op met wapens volgeladen boten (zelfs kanonnen en mitrailleurs), klaar om het hoofd te bieden aan alle eventualiteiten. Ze riskeerde het niet om aan te meren want was het niet zo dat, zoals de kranten en de geruchten zeiden, ze kon rekenen op een spervuur van de verdedigers van de “Onafhankelijke Republiek van Kronstadt” die betaald werd door Duitsland?
De afvaardiging wierp het anker uit op een veilige afstand van de kust en stuurde enkele roeiboten met “gevolmachtigden” naar de stad. Die meerden aan en trokken voorzichtig op naar de stad, als ware verkenningspatrouilles in vijandelijk gebied.
Alles eindigde zoals gewoonlijk met een plechtige ontvangst door de sovjet en intieme, passionele, maar vriendschappelijke discussies. De matrozen gingen de boten van de “expeditie” bezoeken die men naar de haven gebracht had. Van hun kant bezochten de gasten de oorlogsbodems. ’s Avonds, na een stevige maaltijd en op de tonen van de muziek vertrok de afvaardiging, overtuigd, terug naar het front onder de kreet “Alle macht aan de lokale sovjets!”.
Vaak stelden de afvaardigingen de matrozen voor om hun vermoeide eenheden aan het front af te lossen. Dan legden die van Kronstadt duidelijk hun standpunt uit: “Zolang de grond niet van de boeren is en de Revolutie niet volledig gezegevierd heeft, hebben de arbeiders niets te verdedigen.”
Kort voor de mars van generaal Kornilov op Petrograd deed de reactie pogingen om de situatie terug de baas te worden. Hier en daar werd de discipline binnen het leger hersteld. De doodstraf aan het front werd terug ingevoerd en er werd geprobeerd om de soldatencomités te ontmantelen. Kronstadt hernam aldus haar voorbereidingen voor een gewapende opstand.
Toen de regering van Kerenski onder het voorwendsel het front van Riga te versterken besliste om alle zware artilleriestukken uit Kronstadt en uit alle forten weg te halen, bereikten de verontwaardiging en woede van de matrozen een hoogtepunt. Ze beseften maar al te goed dat die artillerie geen enkele nuttige rol kon spelen aan het front. Daarenboven wisten ze dat de Duitse vloot een aanval op Kronstadt voorbereidde. De matrozen waren zich aan het voorbereiden om die aanval af te slaan, maar zonder artillerie zou dat onmogelijk zijn. Ze konden niet geloven dat de leden van de regering zo onwetend waren en dus beschouwden ze de intentie om Kronstadt aan de vooravond van een aanval te ontwapenen als een direct verraad van de Revolutie. Ze waren er definitief van overtuigd dat Kerenski’s regering beslist had om de Revolutie met eender welk middel te verstikken, inclusief uitlevering van Kronstadt en Petrograd aan de Duitsers.
Kronstadt aarzelde niet. Op de oorlogsbodems en onder de bemanning, in de forten en de werkplaatsen werden er geheime vergaderingen gehouden om een verzets- en revolteplan uit te werken. Tegelijkertijd trokken er elke dag tientallen matrozen naar Petrograd waar ze langs de fabrieken, de werven en de kazernes gingen en daar openlijk de opstand preekten.
Tegenover deze verbeten weerstand deinsde de regering terug en gaf toe. Er werd een compromis bereikt: er zou slechts een klein detachement matrozen naar het front gestuurd worden. Eigenlijk waren de matrozen blij met deze oplossing. Het front was immers de enige plek waar ze er niet in slaagden om door te dringen omwille van het toezicht van de officierscomités. Er deed zich nu een gelegenheid voor om er wat men de “besmetting van Kronstadt” noemde te brengen.
In augustus 1917, na de “putsch” van generaal Kornilov waarover we het eerder reeds hadden en waarbij de matrozen van Kronstadt alles gaven om die neer te slaan, was het laatste wantrouwen van de massa’s tegenover hen gebroken. Tegelijkertijd bleef de populariteit van Kerenski dag na dag dalen. Overal begon men te begrijpen dat Kronstadt gelijk had om de regering te wantrouwen, de machinaties van de reactie te ontmaskeren en zich niet te laten doen.
De morele overwinning van Kronstadt was totaal.
Vanaf dat moment kwam er een ware stroom van arbeiders- en boerenafvaardigingen op gang die zich van de echte situatie op de hoogte kwamen stellen; ze vroegen om raadgevingen en aanwijzingen voor de toekomst. De revolutionaire rol van Kronstadt werd alsmaar duidelijker.
In het begin vroegen alle afgevaardigden aan de matrozen om propagandisten en literatuur naar hun regio’s te sturen. Kronstadt wilde niet liever. Men kan zonder overdrijving stellen dat er al snel geen enkel departement of district meer was waar de zendelingen van Kronstadt niet op z’n minst een paar dagen verbleven hadden en de raad gaven om de gronden te bezetten, niet te gehoorzamen aan de regering, de sovjets opnieuw te verkiezen en te consolideren, door te gaan met te vechten voor de vrede en de voortzetting van de Revolutie.
Het was rond die tijd dat de rechtse revolutionaire socialisten en mensjevieken de sovjets moesten verlaten en plaatsmaken voor de bolsjevieken. En toen begonnen de essentiële elementen voor de komende Revolutie zich koortsachtig te vormen.
Lenin was op de hoogte van deze situatie en bereidde ook zelf “zijn uur” voor.
Door hun onvermoeibare activiteit hadden die van Kronstadt een revolutionaire geest geblazen in de arbeiders- en boerenorganisaties en in het leger.
Laten we ook opmerken dat ze zich heftig kantten tegen elk niet-georganiseerd handelen, tegen elke daad van haat of individuele wanhoop.
En daar kunnen we nog aan toevoegen dat de Baltische vloot op hetzelfde moment het hoofd moest bieden aan enkele zware gevechten om in naam van de aan de gang zijnde Revolutie de toegang tot Petrograd te verdedigen tegen het Duitse eskader.
De lezer kent de rol al die Kronstadt gespeeld heeft in de strijd tegen generaal Kornilov en in de Oktoberrevolutie.
Overal waar de Revolutie tegen de oude maatschappij vocht bevonden die van Kronstadt zich in de rangen van de strijders.
Om af te sluiten met de pre-bolsjevieke periode willen we de lezer nog op de hoogte stellen van het intense positieve werk dat Kronstadt ondanks alle gewapende strijd en andere taken verwezenlijkte.
De sovjet van Kronstadt richtte twee belangrijke organismes op: de “technische en militaire Commissie” en de “Commissie voor propaganda”.
De technische en militaire Commissie bestond uit 14 leden van de sovjet, enkele afgevaardigden van de “Unie van arbeiders van het maritiem transport” en de afgevaardigden van de oorlogsbodems en forten.
Daarbovenop creëerde men voor de belangrijkste forten de functie van speciale commissarissen. Deze commissarissen waren belast met het onderhouden van permanente verbindingen tussen de forten, de sovjet en de commissie, en ook met het toezicht op de materiële staat van de forten, hun actiemiddelen enzovoort.
De commissie stond in voor alles wat verband hield met de verdediging van Kronstadt en haar technische noden. Ze was onder meer belast met de taak om het principe van algemene bewapening van het werkende volk te verwezenlijken; ze stond in voor de militaire opleiding van de arbeiders; ze vormde hun bataljons; ze hield lijsten bij van alle strijdende eenheden enzovoort. Ze zag ook toe op de toestand van de koopvaardijschepen, cargo’s en passagiersboten. Ze maakte er de inventaris van op, ze leidde de herstellingswerken, ze stond in voor het gebruik van het staal dat opgestapeld lag in het immense depot van de artillerie.
De Commissie voor propaganda werd door Kronstadt enorm belangrijk geacht. Ze ontplooide een grote educatieve activiteit, niet alleen in Kronstadt zelf, maar ook in de omringende gebieden. Haar invloedssfeer breidde zich beetje bij beetje naar het hele land. Elke dag kwamen er vanuit de forten (waarvan sommige op dertig kilometer diep in zee lagen) en vanuit deze of die wijk van Petrograd vragen om sprekers, conferenciers, propagandisten.
De commissie bestelde, verzamelde en verspreidde alle soorten van literatuur: politieke, sociale (socialistische, communistische, anarchistische) en wetenschappelijke die vooral over algemene economie, landbouweconomie enzovoort ging.
Elke soldaat stond erop om met zijn eigen geld een kleine bibliotheek aan te leggen die hij eerst zelf gebruikte en waarvan hij droomde om die later mee naar huis te nemen: naar “zijn land”, naar zijn dorp.
De gebruikte methodes voor de keuze en zending van propagandisten verdienen wat meer aandacht.
Elke werkplaats, elke militaire eenheid, elk schip kon een propagandist naar de provincie sturen. Degene die als propagandist wilde vertrekken, moest dat aan de algemene assemblee van zijn eenheid of werkplaats te kennen geven. Als er geen tegenwerpingen waren gaf het Comité van de eenheid of van de werkplaats een eerste mandaat aan de kandidaat. Die ging dan naar de Commissie voor Propaganda en langs het secretariaat van de sovjet. Als de kandidatuur op de algemene vergadering van de sovjet door degenen die de kandidaat persoonlijk kenden gesteund werd, en als niemand zich omwille van revolutionaire of morele redenen verzette bekrachtigde de sovjet het mandaat formeel en definitief. Dit mandaat moest hem tegen alle moeilijkheden beschermen: het diende hem als vrijgeleide en verblijfsvergunning ter plaatse.
De financiële middelen voor deze missies werden verschaft door de Kas van de sovjet, die gevuld werd door vrijwillige bijdrages van de arbeiders.
Bijna altijd nam de propagandist speciaal door de arbeiders van Kronstadt gefabriceerde producten mee als cadeau voor de boeren.
Ook deze kleine industriële onderneming is een vermelding waard.
De arbeiders van Kronstadt, in het bijzonder degenen die altijd hun “boerenthuis” bewaarden, richtten een werkplaats in waar ze tijdens hun vrije uren kwamen werken. Ze vervaardigden er objecten die onmisbaar waren op het platteland: spijkers, hoefijzers, zeisen, ploegen enzovoort. Ze werden daarbij geholpen door gespecialiseerde soldaten en matrozen.
De onderneming kreeg de naam “Unie van landbouwers van Kronstadt”. Elk object dat er vervaardigd werd, droeg de stempel van de Unie. In de Izvestia van de sovjet van Kronstadt verscheen er regelmatig een lijst met vervaardigde objecten.
De Unie had aan alle inwoners van de stad gevraagd om hen onbruikbaar ijzer te brengen. Ook de technische Commissie verschafte hen ijzer.
De zendelingen van Kronstadt vergaten deze producten nooit mee te nemen om die met de lokale sovjet als tussenpersoon aan de boeren te schenken. De sovjet van Kronstadt werd met warme dankbrieven van de boeren bedolven die in ruil beloofden om de “stad” te steunen in de strijd “voor brood en vrijheid”.
Ook een andere onderneming springt in het oog.
De inwoners van de stad van Kronstadt gebruikten het braakliggende terrein tussen de kusten en de eigenlijke stad om er collectieve groentetuinen aan te leggen, een soort van kleine tuinbouwcommunes.
Groepen stadsbewoners van een vijftigtal mensen die in dezelfde wijk woonden of op dezelfde plek werkten, kwamen overeen om de grond gemeenschappelijk te bewerken. Elke “commune” kreeg van de stad een terrein toegewezen dat geloot werd. De “communards” werden geholpen door specialisten: landmeters en landbouwkundigen.
Alle algemene kwesties die de leden van deze communes aanbelangden, werden bediscussieerd in vergaderingen van afgevaardigden of algemene assemblees.
Een bevoorradingscomité stond in voor het zaaigoed. De werktuigen werden door de depots van de stad en door de “communards” zelf geleverd. De mest – de enige beschikbare meststof – werd eveneens door de stad geleverd.
Deze groentetuinen hebben de inwoners van Kronstadt grote diensten bewezen, vooral in de periodes van hongersnood in 1918 en later.
De “communes” dienden tegelijkertijd om de inwoners onderling dichter bij elkaar te brengen.
Deze “vrije commune” gaf bewijs van een grote vitaliteit. In 1921 bestond die nog steeds en bleef lange tijd de enige onafhankelijke organisatie die de bolsjevieken niet konden breken.
Alles wat de diensten en het interne leven van de stad aanging, werd door de inwoners zelf verzekerd en georganiseerd via huizencomités en ‘milities’. Beetje bij beetje schreed men voort naar de socialisering van de woningen en alle stadsdiensten.
Over het algemeen organiseerden de bewoners van een huis (voor de formele invoering door de bolsjevieken) eerst enkele huurdersassemblees. Deze assemblees duidden een “Comité van huurders” aan dat enkele energieke mensen groepeerde die geschikt waren voor deze of gene functie. (De huurders leerden elkaar erg goed kennen.) Het comité zag toe op het onderhoud van het huis en op de veiligheid van de bewoners; ze wees dag- en nachtwakers aan. De “huizencomités” vaardigden één van hun leden af naar het “comité van de straat” dat zich bezighield met alles wat de straat van de wijk aanging. En dan verder kwam het “comité van de wijk”, het “comité van het arrondissement” en tenslotte het “stadscomité” dat zich boog over de belangen van de stad en op een logische en natuurlijke wijze alle diensten centraliseerde in de mate dat deze centralisatie nodig was. Dat waren de taken van de comités.
De organisatie van de ‘milities’ leek op die van de comités: elk huis had een kern miliciens die zelf in het huis woonden, vervolgens was er dan de militie van de straat, de wijk enzovoort.
Alle diensten werkten uitstekend, want de mensen die er zich mee bezig hielden deden dat van ganser harte, uit persoonlijke voorkeur en in functie van hun individuele vaardigheden. Ze waren zich dus bewust van het belang van hun activiteit. (Uiteraard liquideerden de bolsjevieken toen ze aan de macht waren gekomen deze zelf-administratie beetje bij beetje en vervingen deze door de “mechanische” etatistische organisatie die door ambtenaren verzekerd werd.)
Op weg naar de totale socialisering van de ruimtes en alle stadsdiensten trof de werkende bevolking van Kronstadt tegelijkertijd een geheel aan vredige en scheppende maatregelen die gericht waren op een fundamentele transformatie van de bases zelf van het leven in gemeenschap.
De eerste onenigheden tussen Kronstadt en de bolsjevistische regering – We komen nu aan het cruciale punt in het epos van Kronstadt: haar wanhopige en heldhaftige strijd, in maart 1921, tegen het nieuwste en laatste (bolsjevistisch) bedrog en het einde van haar onafhankelijkheid.
De eerste onenigheden tussen die van Kronstadt en de nieuwe regering zagen zowat de dag na de Oktoberrevolutie het licht.
Het ordewoord: “Alle macht aan de lokale sovjets” betekende voor Kronstadt de onafhankelijkheid in de zaken die haar aangingen van elke plaats, van elke sovjet, van elk sociaal organisme ten opzichte van het politieke centrum van het land: het recht om initiatieven, beslissingen en maatregelen te nemen zonder “toestemming” te vragen aan dit “centrum”. Volgens deze interpretatie kon het “Centrum” haar wil niet dicteren of opleggen aan de lokale sovjets. Elke sovjet, elk arbeiders- of boerenorganisme was zijn eigen “meester”. Uiteraard moesten die hun activiteiten coördineren met andere organisaties, op een federatieve basis. De zaken die het hele land aangingen moesten gecoördineerd worden door een algemeen federatief centrum.
Kronstadt veronderstelde dus dat een vrije Federatie van sovjets en een vrije Federatie van fabriekscomités onder de bescherming van een “proletarische” en “bevriende” regering geleidelijk stevig georganiseerde krachten zouden vormen, in staat om de veroveringen van de Sociale Revolutie te verdedigen en die voort te zetten.
Maar de regering hield zich – uiteraard – bezig met alles behalve het doorslaggevende probleem de arbeiders- en boerenorganisaties te helpen om zich definitief te ontvoogden.
De regering maakte zich zorgen over de Grondwetgevende Vergadering, over haar eigen consolidatie en haar voorrechten, over haar verhoudingen met de verschillende politieke partijen, over de uitwerking van projecten tot samenwerking met de overblijfselen van de bourgeoisie (“arbeiderscontrole van de productie”) enzovoort. Ze maakte zich weinig zorgen over de onafhankelijkheid van de arbeidersorganisaties. Geen haar op haar hoofd dat daaraan dacht.
Maar er was nog meer. De regering begreep het ordewoord “macht aan de sovjets” klaarblijkelijk op een vreemde manier. Ze paste die in tegenovergestelde zin toe. In plaats van de arbeidersmassa’s een handje te helpen om hen in staat te stellen hun eigen en autonome activiteit te veroveren en uit te breiden, begon ze hen alle “macht” te ontnemen en hen te behandelen als onderworpen onderdanen. Naar eigen goesting sloot ze fabrieken en ontsloeg ze het personeel ervan tegen hun eigen beslissing in; ze nam andere arbitraire en dwingende maatregelen zonder zelfs maar naar de mening van de betrokken arbeiders te vragen; ze haalde haar neus op voor de bezwaren van de arbeidersorganisaties. En vooral – en elke dag meer – deed ze de actievrijheid van de sovjets en de andere werkersorganisaties onder verschillende voorwendselen krimpen, overal legde ze zich willekeurig en zelfs met geweld op.
Dit kunnen we nog aanvullen met de voorbeelden die we reeds eerder aanhaalden over het bedrog van de bolsjevistische regering en ook over haar onvermogen tegenover de echte problemen van de Revolutie.
Aan het begin van 1918 besliste de werkende bevolking van Kronstadt na vele debatten tijdens verschillende vergaderingen om over te gaan tot de “socialisering van de huizen en de woonsten”.
Het ging erover eerst de instemming en de steun van de lokale sovjet te verkrijgen; om dan een competent organisme te vormen met als taak een lijst op te stellen van de gebouwen en de lokalen en hun staat, de zo eerlijk mogelijke verdeling van de woonsten, de herstellingswerken, het onderhoud, de oprichting van een herstellingsdienst, nieuwbouw enzovoort.
Een laatste monsterbijeenkomst van het volk droeg enkele leden van de sovjet – linkse revolutionaire socialisten en anarcho-syndicalisten – op om de kwestie op tafel te leggen bij de volgende plenaire sessie.
De mandatarissen werkten een gedetailleerd project uit en maakten het over aan het bureau van de sovjet.
Het eerste artikel van het project verklaarde: “Vanaf nu is de privé-eigendom van gronden en gebouwen afgeschaft.”
Andere artikels stelden:
“- Het beheer van elk gebouw komt vanaf nu toe aan het “Huiscomité” dat verkozen wordt door alle bewoners van het gebouw.
- De belangrijke zaken in verband met het gebouw zullen bediscussieerd en opgelost worden door algemene vergaderingen van de bewoners.
- De zaken die over het geheel van een wijk gaan zullen worden onderzocht door de algemene assemblees van haar bewoners; in hun schoot zullen er “Wijkcomités” aangeduid worden.
- De “Arrondissementscomités” zullen zich buigen over zaken die een heel arrondissement aangaan.
- Tenslotte zullen alle afgevaardigden van de arrondissementen van de stad het “Uitvoerend Stadsbureau van Huizencomités” vormen dat zich buigt over zaken die de hele stad aangaan.”
De bolsjevistische leden van de sovjet vroegen om de discussie over het project acht dagen uit te stellen, met als voorwendsel de belangrijkheid van het probleem en de nood tot een verregaand onderzoek ervan.
Toen de sovjet dit uitstel aanvaardde, trokken ze naar Petrograd om instructies van het “Centrum” te vergaren.
Op de volgende zitting vroegen de bolsjevieken de intrekking van het voorgestelde project. Ze verklaarden dat zo’n belangrijk probleem niet anders dan op de schaal van het hele land kon opgelost worden; dat Lenin reeds een decreet aan het schrijven was en dat de sovjet van Kronstadt in het belang van de kwestie de instructies van het Centrum moest afwachten.
De linkse revolutionaire socialisten, de maximalisten en de anarcho-syndicalisten eisten dat de discussie onmiddellijk zou plaatsvinden en bekwamen dat ook.
Tijdens de debatten onderstreepte extreem-links de nood om onmiddellijk na de discussie tot een stemming over te gaan en indien het aanvaard werd tot de onmiddellijke verwezenlijking van het project.
Toen vormden de bolsjevieken en de sociaal-democraten (mensjevieken) een “eenheidsfront”, stonden op en verlieten de zaal. Ironisch handgeklap en geschreeuw zoals “Eindelijk is het zover: ze hebben zich verenigd!” vergezelden hun vertrek.
In een geforceerde poging om de zaken op orde te stellen stelde een maximalistische afgevaardigde voor om het project artikel per artikel te stemmen, hetgeen de bolsjevieken zou toelaten om terug te keren, aan de stemming deel te nemen en zo de valse indruk die hun vertrek had nagelaten uit te wissen: de indruk tegen de afschaffing van de privé-eigendom te zijn.
Het voorstel werd aangenomen. Ondertussen hadden de bolsjevieken hun gebrek aan tactiek begrepen. Ze namen terug plaats en stemden het eerste artikel: “Vanaf nu is de privé-eigendom van gronden en gebouwen afgeschaft.”
Van hun kant was het een “principestemming”.
Maar toen men begon te discussiëren over de artikels die gingen over hoe dit principe onmiddellijk te verwezenlijken verlieten ze wederom de zaal.
Merkwaardig detail: enkele bolsjevieken vonden het onmogelijk om zich in deze kwestie aan de “partijdiscipline” te onderwerpen. Ze bleven zitten, namen deel aan de discussie en stemden voor het project. Ze verklaarden formeel gemandateerd te zijn door hun kiezers om er de onmiddellijke verwezenlijking van te stemmen. Ze werden evenwel uit de partij gezet “omwille van hun anarcho-syndicalistische neigingen.”
Het project werd goedgekeurd.
Maar er woedde nog lang een verbeten strijd rond deze kwestie, in de werkplaatsen, binnen de bataljons, op de schepen enzovoort (Kronstadt was toen nog niet gekneveld). De vergaderingen volgden elkaar op. De leden van de sovjet werden uitgenodigd om rapporten te schrijven over de incidenten tijdens de discussie en over hun positie. Sommige bolsjevieken die tegen het project gekant waren, werden door hun kiezers uit de sovjet teruggeroepen.
In de nasleep van deze incidenten begonnen de bolsjevieken een heftige campagne tegen de anarcho-syndicalisten. Ze probeerden de toepassing van het gestemde project te saboteren.
Maar er viel niets meer aan te doen. Al snel werden de comités (huizen, wijken enzovoort) opgericht en traden ze in werking. Het project kreeg vorm. Het principe: “Elke inwoner heeft recht op een degelijke woonst” werd werkelijkheid.
Alle woonsten werden door deze comités methodisch bezocht, onderzocht en opgelijst om zo een eerlijkere verdeling mogelijk te maken.
Langs de ene kant stootte men op vreselijke krotten waar ongelukkigen in opgestapeld zaten, soms meerdere families tezamen terwijl er appartementen van 10 à 15 zonovergoten en comfortabele kamers waren waar slechts enkele mensen in woonden. De directeur van de Ingenieursschool bijvoorbeeld woonde op z’n eentje in een luxueus appartement van 20 kamers. En toen de commissie zich aandiende om zijn appartement in kaart te brengen en zijn “levensruimte” te verminderen ten voordele van een aantal ongelukkige families die in ongezonde krotten woonden, protesteerde hij luidruchtig en sprak van een daad van “waar banditisme”.
Allen die daarvoor in ongezonde barakken, weerzinwekkende zolderkamertjes of smerige kelders woonden konden al snel in lokalen die wat gezonder en comfortabeler waren gehuisvest worden.
Er werden ook enkele hotels ingericht voor de reizigers.
Elk arrondissementscomité organiseerde een atelier dat instond voor de herstellings- en verbouwingswerken van de gebouwen. Deze ateliers waren erg succesvol.
Later ontmantelde de bolsjevistische regering deze organisatie en smoorde haar opbouwend begin in de kiem. Het beheer van de gebouwen ging naar een louter bureaucratische instelling over die van bovenaf gecentraliseerd was: de “Centrale voor gronden en gebouwen”, verbonden aan de “Raad voor Nationale Economie”. Deze “Centrale” stelde een ambtenaar, of beter gezegd, een politieagent, aan voor elk gebouw, wijk, arrondissement. Diens opdracht was vooral om het binnen- en buitengaan van de bewoners in het oog te houden, verhuizingen van wijkbewoners te signaleren, inbreuken op het herbergen van mensen in een appartement en op de visa-reglementen vast te stellen, “verdachten” aan te geven enzovoort.
Er werden vele bureaucratische en al van den beginne af steriele decreten uitgevaardigd. Alle werken, alle positieve, concrete taken werden achterwege gelaten. De betrokken bevolking zelf werd van het onderhoud uitgesloten (zoals op andere domeinen) waardoor alles in een staat van inertie en stagnering belandde. De beste gebouwen werden gevorderd voor de bureaucratische diensten van de Staat, voor de appartementen van ambtenaren enzovoort. En de andere gebouwen werden min of meer aan hun lot overgelaten en begonnen te vervallen.
De preventieve maatregelen van de regering – De matrozen deden er in de nasleep van zulke procédés en handelingen van de nieuwe macht op alle domeinen van het leven niet lang over om te begrijpen dat ze bedrogen waren, gepaaid met valse slogans van “proletarische staat”, dictatuur van het proletariaat” etc. Ze begrepen dat er zich nieuwe vijanden van de werkende klassen op de troon hadden gezet onder een schijnbare vriendschap.
Ze verborgen hun teleurstelling niet. Een zekere vreedzame maar vastberaden weerstand tegen de bureaucratische, arbitraire, anti-sociale en anti-revolutionaire daden van de bolsjevistische regering deed zich in hun rangen aan het einde van 1917, een tweetal maanden na de Oktoberrevolutie, gevoelen.
Maar de bolsjevieken waakten. De regering wist maar al te goed wat ze van de militanten van Kronstadt kon verwachten. Ze kon zich niet veilig voelen zolang deze citadel van de ware Revolutie bleef bestaan.
Kronstadt moest ten allen prijze tot onmacht en gehoorzaamheid gebracht worden.
De regering ontwierp een machiavellistisch plan. Ze durfde Kronstadt niet openlijk, “frontaal” aanvallen en dus begon ze Kronstadt – op methodische en achterbakse wijze – te verzwakken, te verarmen, te verslijten, uit te putten. Ze trof een aantal verdoken maatregelen om Kronstadt van haar beste krachten te ontnemen, om haar meest strijdbare elementen te ontrukken, om haar te doen “afbrokkelen” en tenslotte af te maken.
De regering bleef meer dan ooit doorgaan met het gebruiken van het revolutionaire enthousiasme, de krachten en de vermogens van de matrozen.
Toen de voedselsituatie van de stedelijke bevolking eind oktober rampzalig werd, vroeg de regering aan Kronstadt om speciale ploegen van propagandisten te vormen en die naar de provincies, het platteland en de dorpen te sturen om de ideeën van revolutionaire solidariteit en plicht onder de boeren te preken, en in het bijzonder te preken over hun plicht om de steden te voeden. De revolutionaire faam van Kronstadt, zo dachten de bolsjevieken, zou de zaak onvoorstelbare diensten bewijzen: de matrozen slaagden er veel makkelijker in dan anderen om de boeren te overtuigen een deel van hun oogsten aan de uitgehongerde arbeiders af te staan.
Kronstadt deed wat er gevraagd werd. Vele formaties vertrokken naar het achterland en kweten zich van hun taak. Maar bijna al deze detachementen werden vervolgens verspreid. Om verschillende redenen werden hun leden verplicht om in het binnenland te blijven. Ze keerden niet naar Kronstadt terug.
Langs de andere kant eiste de regering voortdurend grote detachementen van Kronstadt om ze overal waar de binnenlandse situatie onzeker, dreigend of gevaarlijk was in te zetten.
Kronstadt deed weer wat er haar gevraagd werd. Hoe vele van deze moedige militanten en strijders keerden nooit meer naar hun schip of kazerne terug!
De regering vroeg haar ook voortdurend achter mensen om functies of posten te bekleden die speciale vaardigheden, een serieuze verantwoordelijkheidszin of een grenzeloze moed vereisten.
Kronstadt weigerde nooit.
De regering eiste voortdurend leiders van militaire formaties, trein- of tankcommandanten en stationschefs, gespecialiseerde arbeiders (mechanici, draaiers, monteurs,…) op.
Kronstadt leende zich voor alle offers.
Toen in het zuiden de rebellie van Kaledin een bedreiging werd was het nogmaals Kronstadt dat een grote troepenmacht tegen hem uitzond en in grote mate bijdroeg tot de nederlaag van de vijand. Velen van Kronstadt bleven achter op het slagveld.
Al deze voorafgaande maatregelen werden tenslotte bekroond met een mokerslag waar Kronstadt, dat reeds erg verzwakt was, geen effectieve weerstand tegen kon bieden.
Toen de matrozen eind februari 1918 terugkeerden van hun expeditie tegen Kaledin en in het eindstation met zicht op de Finse golf bedekt onder een dikke laag winterse sneeuw uit de trein stapten, waren ze verbaasd dat de weg zwart van het volk zag. Het waren de matrozen van Kronstadt die zich met hun boeltje op hun rug naar Petrograd sleepten.
Al snel leerden degenen die terugkeerden de bittere waarheid kennen uit de mond van degenen die vertrokken.
Ingaande tegen de resolutie die in de nasleep van de Oktoberrevolutie door het Panrussische congres van matrozen was aangenomen (die bepaalde dat, conform de unanieme mandaten van de afgevaardigden, de vloot niet zou gedemobiliseerd worden, maar als revolutionaire strijdeenheid behouden bleef), publiceerde de Raad van Volkscommissarissen begin februari 1918 het beruchte decreet dat stelde dat de huidige vloot ontbonden was. Er zou een nieuwe “Rode Vloot” worden opgericht, op nieuwe bases. Elke dienstplichtige diende nu een individueel engagement te tekenen waarmee hij “als vrijwilliger” tot de marine toetrad. En – opmerkelijk detail – de soldij van de matrozen was erg aanlokkelijk.
De matrozen weigerden dit decreet uit te voeren.
De regering stelde een ultimatum: ofwel onderwerping, ofwel binnen de 24u geen rantsoen meer.
Kronstadt voelde zich niet sterk genoeg om vol te houden. Met de woede in het hart en de nieuwe “revolutionaire” Macht vervloekend pakten de matrozen hun boeltje en verlieten hun “citadel” met enkele mitrailleurs. “We zullen ze misschien nog nodig hebben,” zeiden ze, “Dat de bolsjevieken dan maar zelf hun toekomstige huurlingen bewapenen!”
(Zoals geweten ontwapende de bolsjevistische regering enkele maanden later de hele bevolking. Elke burger, wie hij ook was en waar hij zich ook bevond, moest zijn wapens op straffe van executie inleveren bij de lokale autoriteit.)
Later keerden een zeker aantal matrozen, die terugkwamen van de revolutionaire fronten of om andere redenen, weer naar Kronstadt en hergroepeerden zich er. Maar het was slechts een handvol zonder betekenis. De voornaamste krachten waren “verpulverd” over het immense land.
Kronstadt verzwakt – Kronstadt was niet langer dezelfde stad. Op meerdere gelegenheden kon de regering zich daarvan overtuigen.
Tijdens de vredesonderhandelingen met Duitsland stemde de sovjet van Kronstadt zoals de verpletterende meerderheid van de andere sovjets, tegen de vrede met de generaals. In alle bijeenkomst en vergaderingen sprak men zich uit tegen zulke vrede. Na het treffen van bepaalde maatregelen annuleerden de bolsjevieken de eerste stemming, wierpen ze de vraag voor de tweede maal op en legden ze een resolutie voor de vrede op. Kronstadt boog.
De vrede gesloten en het compacte revolutionaire blok (Kronstadt, het eskader van de Zwarte Zee enzovoort) eindelijk verbrokkeld, had de bolsjevistische regering vrij spel om haar dictatuur over het werkvolk te consolideren.
Toen ze in april 1918 in Moskou en elders de anarchistische groeperingen aanviel, hun lokalen sloot, hun pers verbood en hun militanten in de gevangenis wierp, toonde Kronstadt haar klauwen. Maar ze waren niet even snijdend meer. Het was voor de matrozen nu onmogelijk geworden om “hun kanonnen te keren” tegen de bedriegers. En die laatsten bevonden zich trouwens niet meer binnen het bereik van hun wapens: zoals sommige tirannen voor hen hadden ze zich intussen achter de muren van het Kremlin in Moskou verscholen. Kronstadt moest zich tot twee protestresoluties beperken: één werd tijdens een monsterbijeenkomst op het Plein van het Anker aangenomen, de andere door de sovjet.
Onmiddellijk barstte er een woeste repressie los tegen de “trots en glorie van de Revolutie”. De bolsjevieken lieten de vergaderingen met opzet bijeenroepen, ze hadden een voorwendsel nodig. De sovjet werd ontbonden en vervangen door een nieuwe, meer gedienstige sovjet. De vergaderingen, de vrijheid van woord, de pers enzovoort werden zoals overal onderworpen aan de controle van de Staat. Er werd een sectie van de Tsjeka in de stad gevestigd. Overal werden “communistische cellen” opgericht: in de werkplaatsen, in de regimenten, op de schepen.
Iedereen werd door verklikkers in het oog gehouden. Voor de minste kritiek op de bolsjevistische daden werden de “schuldigen” opgepakt en meegenomen naar Petrograd, waar ze voor het merendeel verdwenen.
Slechts één maal steigerde Kronstadt vastberaden en haalde ze de bovenhand. Het linieschip Petropavlovsk weigerde om een anarchistische matroos aan de autoriteiten uit te leveren (een zekere Skoerikhin). De bolsjevieken drongen ditmaal niet aan. Een opstand ontkennen omwille van een individu zou onvoorzichtig zijn geweest. Het sop was de kool niet waard. En wat die anarchist betrof, die zouden ze later wel op een andere manier te grazen nemen.
Buiten dit vooral om kon de bolsjevistische regering jubelen: de voorhoede van de ware Revolutie, Kronstadt, stond machteloos, gebogen onder de ijzeren vuist van de “communistische” macht.
Maar dit was slechts deels waar.
Maandenlang zag Kronstadt machteloos toe op het bedrog, de schande en de misdaden van de doodgravers van de Revolutie.
Wanneer ze terugkwamen van verlof, vertelden de matrozen hoe de “Macht der Werkers” de werkers behandelde. Op het platteland vorderde men zonder onderscheid het laatste graan, het laatste vee en vaak zelfs de huisraad bij de boeren op waardoor ze de landbouwers veroordeelden tot een hongerbestaan. Men aarzelde niet om tot massa-arrestaties en executies van weigeraars over te gaan. Rondom de steden confisqueerden gewapende versperringen genadeloos de enkele zakken meel die de boeren in het merendeel van de gevallen naar hun uitgehongerde verwanten stuurden en ze wierpen degenen die zich verzetten in de gevangenis. En tegelijkertijd “zag men niet” de echte koopwaar die bestemd was voor speculatie, want de handelaars daarvan wisten hoe de versperringen omgekocht moesten worden.
“Het werkende volk is ontwapend” stelden de matrozen vast. “Men ziet hoe de algemene bewapening van de werkers, de vrijheid van woord en actie niet alleen de erkende contra-revolutionairen angst aanjaagt, maar ook degenen die de ware weg van de Revolutie verlaten.
Men richtte het Rode Leger op dat zoals alle legers uiteindelijk een blinde kracht werd in handen van de partij die aan de macht is. Losgemaakt van hun bases, van de werkplaats, van hun werkkameraden, konden de soldaten, vertroeteld, meegesleept door bedrieglijke ordewoorden, onderworpen aan een afstompende discipline en ontdaan van middelen om op een georganiseerde manier te handelen, makkelijk gemanoeuvreerd worden in de door de leiders gewenste richting, welke leiders dat ook waren.”
Kronstadt luisterde, zag en kookte, maar voelde zich niet bij machte om te handelen.
En het volk werd alsmaar meer gekneveld, gemuilkorfd, onderworpen, verpletterd.
De arbeiders van Petrograd komen in opstand tegen de bolsjevistische regering – Eindelijk en ondanks alles barstte de storm toch los. Niet in Kronstadt, maar in Petrograd begon het te donderen.
Eind februari 1921 was de situatie van de arbeidersmassa’s in de steden onhoudbaar geworden.
Het hele leven viel uiteen. Levensmiddelen ontbraken. Zelfs het brood was gerantsoeneerd en moeilijk vindbaar. Bij gebrek aan brandstof konden de huizen niet meer verwarmd worden. De spoorwegen werkten amper. Vele fabrieken sloten hun deuren, wat de situatie nog verergerde.
De oproepen, interpellaties, eisen van de arbeiders bleven zonder gevolg.
De bolsjevistische macht was zich maar al te goed bewust van de ernst van de situatie. Ze gaf zelfs haar onmacht toe. Maar ze weigerde koppig om wat dan ook aan haar “lijn” te veranderen. Ze wilde zelfs niet discussiëren met de ontevreden arbeiders. Ze ketste alle suggesties, alle samenwerking, alle initiatief vanop voorhand reeds af. Bij wijze van redmiddel greep ze daarentegen alsmaar meer naar vorderingen, militaire expedities, repressieve maatregelen en het meest arbitraire geweld.
Toen braken er hevige onlusten uit in Petrograd.
In vele fabrieken (waaronder ook de grootste) werden er algemene arbeidersassemblees geïmproviseerd die regeringsvijandige resoluties aannamen en een regimeverandering eisten. Ook in de werkplaatsen en op de muren verschenen affiches die in eenzelfde richting gingen. De massa’s waren heimelijk druk in de weer.
Hier dringt zich een belangrijke beschouwing op.
Uiteraard speelden er vele elementen in op deze grote volksbeweging en botsten verschillende theses met elkaar. Er was geen enkele vrijheid van ideeën of discussie toegelaten en vele revolutionairen bevonden zich achter de tralies. Heel dit oproer was dus, noodzakelijkerwijze, vaag en verward. De Revolutie was al afgedwaald, het revolutionaire proces zat reeds op een fout spoor en dus was de hele beweging er fataal door verminkt.
In die omstandigheden was het logisch dat bepaalde elementen van de beweging, beïnvloed door een anti-revolutionaire propaganda – vooral die van de gematigde socialisten – maatregelen en oplossingen voorstelden die de Revolutie wilden doen terugdeinzen in plaats van te proberen haar de impasse te overstijgen, haar vooruit te doen gaan.
Sommige elementen vroegen de terugkeer naar vrijheid van handel en vooral het bijeenroepen van een Grondwetgevende Assemblee.
Maar het is erg belangrijk om drie feiten aan te halen.
1° De elementen in kwestie voerden verre van de bovenhand in het geheel van de beweging. Ze waren absoluut niet de sterksten noch de stoutmoedigsten. De vrijheid van propaganda voor de linksen, de vrijheid van actie voor de massa’s kon de situatie met de hulp van de oprechte bolsjevieken nog redden, kon nog een oplossing brengen en aan de Revolutie een nieuw elan in de juiste richting geven.
2° Laten we niet vergeten dat vanuit algemeen gezichtspunt bekeken ook het bolsjevisme een reactionair systeem vertegenwoordigde. Er waren dus twee reactionaire krachten aanwezig: de ene bestond uit een aantal anti-bolsjevistische elementen en trok naar achteren; de andere – het bolsjevisme zelf – paralyseerde en versteende de Revolutie. De enige ware revolutionaire kracht zat elders.
3° Het waren andere elementen die deze ware revolutionaire kracht vertegenwoordigden. En – wat ons hier aanbelangt – Kronstadt was er de belangrijkste vertegenwoordiger van. Die van Kronstadt voorzagen een oplossing die hoewel vijandig tegenover het bolsjevisme, evenwel niets gemeen had met de retrograde ideeën zoals die van een Grondwetgevende Assemblee of een terugkeer naar het private kapitalisme. Vanaf het begin van het oproer levert de actie van Kronstadt daar bewijs van.
Als antwoord op bepaalde proclamaties en op een propaganda die het bijeenroepen van een Grondwetgevende Assemblee eiste, stuurde Kronstadt (uiteraard clandestien) afgevaardigden naar de fabrieken, bedrijven en werkplaatsen van Petrograd om het volgende te verklaren aan de arbeiders:
Alle revolutionaire energie van Kronstadt, haar kanonnen en mitrailleurs zullen resoluut gericht zijn tegen de Grondwetgevende Assemblee en tegen elke terugkeer naar achter. Maar als de arbeiders, ontgoocheld door de “dictatuur van het proletariaat”, in opstand komen tegen de nieuwe bedriegers, voor vrije sovjets, voor de vrijheid van woord, pers, organisatie en actie van de werkers (arbeiders en boeren) en van alle ideologische stromingen (anarchisten, linkse revolutionaire socialisten enzovoort); als de arbeiders in opstand komen voor een derde waarlijk proletarische Revolutie, voor de ordewoorden van oktober, dan zal Kronstadt hen met al haar krachten steunen, unaniem bereid om te zegevieren of te sterven.
Op 22 februari begonnen spontane bijeenkomst in alle grote fabrieken.
Op 24 februari werd het oproer ernstiger.
’s Morgens begonnen de autoriteiten, met “zuivering” als doel, aan een herziening van de individuele fiches van de arbeiders van de Troebotsjni-fabriek, één van de belangrijkste van Petrograd. Dat deed de emmer overlopen. De fabriek ging in staking. Enkele honderden arbeiders trokken naar andere fabrieken om ook daar stakingen te doen uitbreken. De Baltische fabriek, de Laferme-fabriek en de Patroni-munitiefabriek gingen al snel eveneens in staking.
Er vormde zich een erg opgehitste massa van 2000 à 3000 arbeiders die probeerden te betogen. De “arbeiders- en boerenregering” die reeds beschikte over een aantal politionele en militaire krachten die speciaal opgeleid waren om zulke bewegingen te bestrijden, stuurde detachementen studenten van de Militaire Academie, aspirant-officieren (“Koersanti”) ter plekke. Er vonden botsingen plaats tussen deze troepen en de ongewapende massa. De arbeiders werden uiteengedreven. Elders verhinderden de politie en de troepen meerdere bijeenkomst.
Op 25 februari breidde de beweging zich nog meer uit. Ze verspreidde zich over de hele stad. De stakers deden de arbeiders van de arsenalen van de Admiraliteit en die van de Galernaja-haven het werk onderbreken.
Her en der verzamelden zich massa’s arbeiders. Wederom werden ze uiteengedreven door de speciale formaties.
De regering zag de wanorde zienderogen toenemen en verwittigde het garnizoen van de hoofdstad. Maar ook in de hoofdstad was het onrustig. Meerdere eenheden verklaarden dat ze niet zouden vechten tegen arbeiders. Ze werden ontwapend; maar de regering kon niet meer op haar troepen rekenen. Ze liet daarentegen uit de provincies en van bepaalde “fronten” van de burgeroorlog elite-detachementen overkomen die communisten bij uitstek waren.
Dezelfde dag richtte de regering in Petrograd onder leiding van Zinovjev een “Verdedigingscomité” op om alle actie tegen de beweging te coördineren.
Op 26 februari gaf een beruchte communist, Latsjevitsj, lid van het Verdedigingscomité en ook van de revolutionaire militaire Raad van de Republiek, tijdens de zitting van de sovjet een verslag van de situatie. Hij wees de arbeiders van de Troebotsjni-fabriek aan als de aanstokers van het oproer en omschreef hen als “mensen die slechts aan hun persoonlijk belang denken” en als “contrarevolutionairen”. De sovjet liet de fabriek sluiten waardoor de arbeiders automatisch hun rantsoen aan levensmiddelen kwijtspeelden.
Tijdens de volgende zitting wees de Commissaris van de Baltische vloot, Koezmin, voor de eerste maal op een zekere onrust onder de bemanningen van de oorlogsbodems die voor anker lagen bij Kronstadt.
Vanaf 27 februari werden een aanzienlijk aantal proclamaties van alle soort in de straten verspreid en op de muren van de hoofdstad geplakt. Eén van de meeste kenmerkende stelde:
“Een fundamentele verandering in de politiek van de regering is noodzakelijk. Ten eerste hebben de arbeiders en boeren nood aan vrijheid. Ze willen niet leven volgens de voorschriften van de bolsjevieken: ze willen zelf beslissen over hun lot.
Kameraden, bewaar de revolutionaire orde! Eis, op een georganiseerde en besliste manier:
De vrijlating van alle gevangen socialisten en partijloze arbeiders;
De afschaffing van de staat van beleg, de vrijheid van woord, pers en samenkomst voor allen die werken;
De vrije herverkiezing van de fabriekscomités en van de vertegenwoordigers in de vakbonden en de sovjets.”
De regering antwoordde met massale arrestaties en de ontbinding van verschillende arbeidersorganisaties.
Op 28 februari vielen de communistische militaire krachten, die van buitenaf kwamen, Petrograd binnen. Onmiddellijk werd een genadeloze repressie ontketend tegen de arbeiders. Zonder wapens konden die zich niet weren. Op twee dagen tijd werden de stakingen met geweld de kop ingedrukt en werd de arbeidersagitatie verpletterd “met een ijzeren vuist,” naar een uitspraak van Trotski.
Maar net op 28 februari schoot Kronstadt in actie.
Kronstadt steunt de arbeiders van Petrograd – Haar eerste daad – Het antwoord en de houding van de regering – Die 28ste februari nam de bemanning van het linieschip Petropavlovsk, waar het al een paar dagen onrustig was, een resolutie aan die zowat onmiddellijk bijval kreeg van een andere oorlogsbodem, de Sebastopol.
De beweging breidde zich snel uit naar de hele vloot van Kronstadt en ook naar de rode regimenten van het garnizoen.
De resolutie was helemaal niet agressief; ze bleef beperkt tot het onder woorden brengen van de aspiraties van de werkers en de matrozen.
Er werden enkele matrozencommissies naar Petrograd gestuurd om nauwere met de arbeiders van de hoofdstad banden aan te knopen en om exacte informatie over de situatie te bekomen.
De beweging van de matrozen was dus vreedzaam en loyaal van karakter. Ze steunde moreel bepaalde eisen van de werkers, wat absoluut niet abnormaal is in een “arbeidersstaat” geleid door een “proletarische regering.”
Op 1 maart vond een publieke bijeenkomst plaats op het Plein van het Anker. Ze werd officieel bijeengeroepen door het eerste en het tweede eskader van de Baltische vloot. De aankondiging verscheen in het orgaan van de sovjet van Kronstadt.
Diezelfde dag kwamen de voorzitter van het Panrussisch Centraal Uitvoerende Comité, Kalinin, en de commissaris van de Baltische vloot, Koezmin, aan in Kronstadt. Kalinin werd met militair eerbetoon, muziek en ontrolde vlaggen ontvangen.
Er namen 16 000 matrozen, rode soldaten en werkers deel aan de vergadering. Ze werd voorgezeten door de voorzitter van het uitvoerend Comité van de sovjet van Kronstadt, de communist Vasiliev. Ook Kalinin en Koezmin waren aanwezig.
De afgevaardigden van de commissies die naar Petrograd gestuurd waren, brachten verslag uit. Erg verontwaardigd gaf de vergadering lucht aan haar afkeuring van de methodes die de communisten gebruikten om de legitieme aspiraties van de arbeiders van Petrograd te onderdrukken. De resolutie die de dag daarvoor door de Petropavlovsk was aangenomen, werd aan de vergadering voorgelegd. Tijdens de discussie vielen de voorzitter Kalinin en de commissaris Koezmin de resolutie, de stakers van Petrograd en de matrozen van Kronstadt extreem gewelddadig aan. Maar hun toespraken hadden niet het minste effect. De resolutie van de Petropavlovsk, die door de matroos Petritsjenko ter stemming werd voorgelegd, werd unaniem aangenomen.
“De resolutie werd door een verpletterende meerderheid van het garnizoen van Kronstadt aangenomen. Op 1 maart werd ze voorgelezen tijdens de algemene vergadering van de stad, in aanwezigheid van bijna 16 000 burgers, en unaniem aangenomen. De voorzitter van het uitvoerend Comité van Kronstadt, Vasiliev, en de kameraad Kalinin hebben tegengestemd.” In deze termen noteerde de commissaris Koezmin de gebeurtenis.
Hieronder de integrale tekst van deze historische resolutie:
Resolutie van de algemene vergadering van het 1ste en 2de eskader van de Baltische vloot, gehouden op 1 maart 1921.
Na de verslagen gehoord te hebben van de vertegenwoordigers die door de algemene vergadering van de bemanningen naar Petrograd gestuurd waren om er de situatie te gaan onderzoeken,
Beslist de vergadering dat,
Aangezien de huidige sovjets niet de wil van de boeren en arbeiders uitdrukken,
1° Onmiddellijk overgaan tot herverkiezing van de sovjets door middel van geheime stemming. De verkiezingscampagne onder arbeiders en boeren moet in alle vrijheid van woord en daad geschieden;
2° Invoering van vrijheid van woord en pers voor alle arbeiders en boeren, voor de anarchisten en voor de linkse socialistische partijen ;
3° Toekennen van vrijheid van vergadering aan de vakbonden en de boerenorganisaties;
4° Het bijeenroepen, buiten alle politieke partijen om, van een Conferentie van arbeiders, rode soldaten en matrozen van Petrograd, Kronstadt en de provincie van Petrograd op ten laatste 10 maart 1921;
5° Vrijlating van alle socialistische politieke gevangenen en van alle arbeiders, boeren, rode soldaten en matrozen die opgesloten werden na bewegingen van boeren en arbeiders;
6° Verkiezing van een commissie die de zaken van degenen die in de gevangenissen en de concentratiekampen zitten moet onderzoeken;
7° Afschaffing van de “politieke ambten”, want geen enkele politieke partij mag geprivilegieerd worden in de propaganda van haar ideeën, noch geldmiddelen van de Staat ontvangen. In plaats daarvan, oprichting van commissies voor onderricht en cultuur, verkozen in elke lokaliteit en gefinancierd door de regering;
8° Onmiddellijke afschaffing van alle versperringen ;
9° Gelijkmaking van de rantsoenen voor alle werkers, met uitzondering van degenen die beroepen uitoefenen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid;
10° Afschaffing van de communistische schokdetachementen in alle eenheden van het leger; hetzelfde voor de communistische garde in de fabrieken en bedrijven. In geval van nood kunnen deze gardekorpsen aangeduid worden, in het leger door de eenheden, in de fabrieken door de arbeiders zelf;
11° Volledige vrijheid van actie voor de boeren wat betreft hun gronden en ook het recht om vee te bezitten, op voorwaarde dat ze zich zelf van hun taak kwijten, met andere woorden, zonder toevlucht te nemen tot loonarbeid;
12° Aanstelling van een ambulante controlecommissie;
13° Toelaten van de vrije uitoefening van ambachten zonder gebruik van loonarbeid;
14° Wij vragen aan alle legereenheden en ook aan onze militaire kameraden “koersanti” om zich achter onze resolutie te scharen;
15° Wij eisen dat al onze resoluties breed gepubliceerd worden in de pers.
De resolutie wordt unaniem aangenomen door de vergadering van de bemanningen van beide eskaders. Twee personen onthielden zich.
Getekend: Petritsjenko, voorzitter van de vergadering; Perepelkin, secretaris.
Het is jammer dat de vertaalde tekst van de resolutie niet de volkse wending ervan, de “rustieke” stijl, het oprechte parfum weergeeft; een bewijs te meer dat de beweging volledig in handen was van de werkers zelf, dat ze hun ware ideeën en aspiraties uitdrukte zonder “geduwd” of “op touw gezet” te zijn door wie dan ook.
Aangezien de geldigheid van de mandaten van de sovjet van Kronstadt ging vervallen, besliste de vergadering om een conferentie van afgevaardigden van de schepen, het garnizoen, de werkplaatsen, de vakbonden en de verschillende sovjet-instellingen bijeen te roepen voor de 2de maart om over de modaliteiten van de nieuwe verkiezingen te discussiëren. Deze beslissing was perfect conform de sovjet-grondwet. De Conferentie werd officieel en regelmatig aangekondigd in de Izvestia, officieel orgaan van de sovjet.
Op 2 maart kwamen er meer dan 300 afgevaardigden samen in het Huis van het Onderwijs, de voormalige School voor Ingenieurs.
De grote meerderheid van de afgevaardigden behoorden tot geen enkele politieke partij. De communistische afgevaardigden vormden een minderheid; evenwel werden zoals naar gewoonte de verslaggevers van de vraag “De doelen en taken van de Conferentie van Afgevaardigden” onder hen aangewezen.
De vergadering werd door de matroos Petritsjenko geopend. Bij openbare stemming verkoos ze een bureau van vijf leden. Eén van hen vertelde later dat de leden van de Conferentie alleen matrozen, rode soldaten, arbeiders en sovjet-werknemers telde. Uiteraard was er onder de afgevaardigden geen “officier van het ancien regime” (een insinuatie die gelanceerd werd door de communisten van Petrograd).
Op de dagorde stond de nieuwe verkiezing van de sovjet. Men wilde die op een vrijere en rechtvaardigere wijze organiseren, rekening houdende met de resolutie die de dag daarvoor aangenomen was. Men verlangde een sovjet die in staat was om de taken te vervullen die door de resolutie omschreven werden.
De geest van de Conferentie was totaal “sovjet”. Kronstadt eiste sovjets die vrij waren van alle partijgreep, sovjets die waarlijk de weerspiegeling zouden zijn van de aspiraties van de werkers en de uiting van hun wil. Dat verhinderde de afgevaardigden – tegenstanders van het arbitraire regime van bureaucratische commissarissen, maar niet van de sovjets – allerminst om loyaal te zijn, te sympathiseren met de communistische partij als dusdanig en een vreedzame oplossing te wensen van de dringende problemen.
Maar laten we het vertellen van de gebeurtenissen overlaten aan die van Kronstadt zelf. Ziehier wat ze verhalen in de Izvestia van het provisoire revolutionaire Comité van Kronstadt, nummer 9, 11 maart 1921 (De “resolutie” werd gepubliceerd in het nummer 1, op 3 maart):
Hoe werd het Provisoire Revolutionaire Comité gecreëerd
Op 1 maart, om 2 uur in de namiddag, vond er op het plein van de Revolutie een bijeenkomst plaats van matrozen, rode soldaten en arbeiders, met toelating van het uitvoerende Comité van de Sovjet en niet eigenmachtig.
Er namen 15 000 mensen deel aan deze vergadering. Ze vond plaats onder het voorzitterschap van de kameraad Vasiliev, voorzitter van het uitvoerend Comité. De kameraad Kalinin, voorzitter van het Centraal Panrussisch Uitvoerend Comité, en Koezmin, commissaris van de Baltische vloot, waren uit Petrograd gekomen en namen eveneens deel.
Het opzet van deze vergadering was de discussie over de resolutie met als onderwerp “De aan de gang zijnde gebeurtenissen” en “De middelen om het land uit de huidige staat van desorganisatie en ontreddering te halen”, die daarvoor aangenomen was door de algemene vergadering van de bemanningen van het 1ste en het 2de eskader, Deze “resolutie” is nu door iedereen gekend. Ze bevat niets dat de macht van de Sovjets zou doen wankelen.
Integendeel, ze brengt goed uiting aan de idee van de ware macht van de Sovjets: de macht van de arbeiders en de boeren.
Maar de kameraden Kalinin en Koezmin, die het woord namen, wilden dat niet begrijpen. Hun toespraken bleven zonder weerklank. Ze wisten de harten van de massa’s, gepijnigd tot aan de beklemming, niet te winnen. En de bijeenkomst stemde unaniem voor de resolutie van de bemanningen.
De volgende dag vergaderden de afgevaardigden van de schepen, het garnizoen, de werkplaatsen en de vakbonden (twee afgevaardigden per organisatie) in het Huis van het Onderwijs (voormalige School voor Ingenieurs): allen tezamen, 300 mensen. Mét medeweten van het uitvoerende Comité, met haar toelating en conform de instructies gepubliceerd in de Izvestia.
De vertegenwoordigers van de autoriteit raakten van hun stuk. Enkelen verlieten zelfs de stad. In deze omstandigheden voelde de bemanning van het linieschip Petropavlovsk zich verplicht om de bewaking van het gebouw en de bescherming van de afgevaardigden tegen eventuele excessen, van welke kant dan ook, op zich te nemen.
De Conferentie werd door de kameraad Petritsjenko geopend. Na de verkiezing van het Bureau (5 afgevaardigden) gaf hij het woord aan de kameraad Koezmin, commissaris van de Baltische vloot. Ondanks de erg duidelijke houding van het garnizoen en de arbeiders ten opzichte van de vertegenwoordigers van de Macht en ten opzichte van de communisten, wilde de kameraad Koezmin er geen rekening mee houden.
De Conferentie had als taak om een vreedzame oplossing te vinden voor de gecreëerde situatie. Het ging er in het bijzonder over om een orgaan op te richten dat kon helpen bij de herverkiezing van de sovjet, voorzien door de resolutie, op meer rechtvaardige bases.
Deze taak was des te belangrijker aangezien de machten van de voorgaande sovjet, die bijna uitsluitend bestond uit communisten en die niet geschikt bleek om de vitale, absoluut urgente problemen op te lossen, aan het einde van hun termijn kwamen.
Maar in plaats van de afgevaardigden gerust te stellen, heeft de kameraad Koezmin hen daarentegen opgehitst. Hij sprak over de bedenkelijke houding van Kronstadt, over patrouilles, over twee machten, over het Poolse gevaar, over het hele Europa dat naar ons keek. Hij zei dat alles kalm was in Petrograd. Hij onderstreepte dat hij zich in handen van afgevaardigden bevond die hem konden laten fusilleren als ze dat wilden. En om te eindigen zei hij “Als de afgevaardigden een openlijke gewapende strijd willen, zullen ze die krijgen. Want de communisten zullen de macht niet vrijwillig afstaan. Ze zullen vechten tot aan het einde toe.”
De onhandige toespraak van Koezmin stelde bij de afgevaardigden niet het minst gerust: integendeel, hij droeg bij aan hun irritatie. De kleurloze en vage redevoering van de voorzitter van het uitvoerend Comité, Vasiliev, die na Koezmin sprak, ging onopgemerkt voorbij. De verpletterende meerderheid van afgevaardigden stond overduidelijk vijandig tegenover de communisten.
Nochtans verloren de afgevaardigden de hoop niet om tot een verstandhouding te komen met de vertegenwoordigers van de Macht. De oproep van de voorzitter van de Conferentie om aan een positieve arbeid te beginnen en een dagorde op te stellen werd unaniem goedgekeurd.
Men besliste om over te gaan tot het opstellen van de dagorde. Maar het was evident dat men geen vertrouwen kon stellen in de kameraden Koezmin en Vasiliev. Men vond het dus noodzakelijk om hen tijdelijk onder arrest te plaatsen, vooral omdat de communisten in het bezit waren van wapenvoorraden, omdat men geen toegang had tot de telefoon, omdat de rode soldaten angstig en opgehitst waren volgens een brief die op de conferentie voorgelegd werd, omdat de commissarissen alle vergaderingen in de militaire eenheden verboden.
De kameraden Koezmin en Vasiliev, en eveneens de commandant van het fort, werden dus weggeleid.
De Conferentie verhulde haar afkeurende gevoelens ten opzichte van de communisten niet. Maar toen men de vraag stelde of de communistische afgevaardigden op de Conferentie moesten blijven om het gezamenlijke werk met de partijloze kameraden verder te zetten, antwoordde de vergadering positief. Ondanks enkele tegenwerpingen en het voorstel van bepaalde afgevaardigden om de communisten aan te houden, deelde het geheel van de afgevaardigden deze mening niet, overwegende dat de aanwezige communisten afgevaardigden waren van de eenheden en van de organisaties net als henzelf.
Dit feit bewijst eens te meer dat de partijloze afgevaardigden van de werkers, dat de rode soldaten, matrozen en arbeiders vonden dat de resolutie die aangenomen werd op de bijeenkomst van de dag daarvoor niet noodzakelijkerwijze moest leiden tot een breuk met de communisten, als zijnde partij. Men hoopte nog om een gemeenschappelijke taal te kunnen vinden.
De resolutie van de dag voordien werd voorgelezen op voorstel van de kameraad Petritsjenko. Ze werd door een verpletterende meerderheid van de afgevaardigden aangenomen.
Op het moment dat de Conferentie aan positief werk leek te kunnen beginnen, vroeg de afgevaardigde van het linieschip Sebastopol het woord voor een dringende verklaring. Hij vertelde dat 15 vrachtwagens met troepen, gewapend met geweren en mitrailleurs, op weg waren naar de vergaderplek.
Een later onderzoek naar de juistheid van dit valse nieuws toonde aan dat dit door de communisten was gelanceerd om de Conferentie te “torpederen”. Maar de sfeer op het moment van de aankondiging – vooral door de algemene spanning en de vijandige houding die de vertegenwoordigers van de Macht innamen ten opzichte van de Conferentie – bracht de afgevaardigden ertoe het te geloven.
Nochtans werd het voorstel van de voorzitter toegejuicht om over te gaan tot de discussie over de aan de gang zijnde gebeurtenissen, met als basis de aangenomen resolutie. De Conferentie begon aan de discussie over de te nemen maatregelen om te zorgen dat de clausules van de resolutie effectief toegepast zouden worden. Het idee om een afvaardiging naar Petrograd te sturen werd verworpen omdat die vast en zeker zou aangehouden worden. Daarna stelden meerdere afgevaardigden voor dat het Bureau van de Conferentie zich organiseert in een Provisoire Revolutionair Comité dat opgedragen wordt om de herverkiezingen van de Sovjet voor te bereiden.
Op dat moment verklaarde de kameraad voorzitter dat er een detachement van 2000 man op weg zou zijn naar de vergaderplek. Erg aangedaan en opgehitst verlaten de ongeruste afgevaardigden het Huis van Onderwijs.
Na de afkondiging van dat laatste nieuws werd de zitting aldus opgeheven. Het Provisoire Revolutionaire Comité installeerde zich op het linieschip Petropavlovsk en vestigde er haar zetel tot op de dag dat de orde in de stad , dankzij haar inspanningen verzekerd was in het belang van alle werkers, matrozen, rode soldaten en arbeiders.”
Laten we aan dit beknopte en onvolledige relaas enkele details toevoegen die door één van de leden van het Revolutionaire Comité verteld werd.
De beslissing om dit Comité op te richten die unaniem genomen werd kort voor de opheffing van de zitting en onder druk van alle alarmerende geruchten en bedreigingen van Koezmin, Kalinin en Vasiliev, liet verstaan dat “het Bureau van de Conferentie en de voorzitter Petritsjenko tot taak hadden om voorlopig de functies van een Revolutionair Comité uit te oefenen, bij gebrek aan de nodige tijd om zulk Comité op een meer formele manier te vormen.”
Men wist trouwens al van net na de volksbijeenkomst van 1 maart dat de communisten van Kronstadt serieuze voorbereidingen begonnen te treffen voor een militaire actie tegen de beweging.
Het lokale communistische Comité bijvoorbeeld begon de leden van de partij rijkelijk te bewapenen. Het beval de commissaris van het fort om geweren, mitrailleurs en munitie van de voorraden af te houden en die aan de communistische cellen over te dragen.
Het lijdt geen twijfel dat de communistische chefs van Kronstadt de vanaf 2 maart vijandelijkheden zouden begonnen zijn en de Conferentie van Afgevaardigden zouden verhinderd hebben mocht er geen onvoorziene gebeurtenis hun projecten in de war gestuurd hebben.
Van de zowat 2000 in Kronstadt ingeschreven communisten was de grote meerderheid in feite slechts ‘formeel communist’. Ze hadden zich bij de partij voor persoonlijke redenen aangesloten en niet uit overtuiging. Deze “communistische massa” liet haar leiders vanaf het begin van de gebeurtenissen in de steek en sloot zich aan bij de algemene beweging. De chefs die in Kronstadt verbleven waren de partij blindelings toegewijd, maar op hun eentje, of zelfs met de steun van een zeker aantal “koersanti”, konden ze er niet op hopen de vloot, het garnizoen en de hele bevolking te kunnen weerstaan. Daarom lieten de chefs het idee van een onmiddellijke gewapende strijd binnen Kronstadt vallen. Een deel van hen vluchtte, een ander deel ging naar de omliggende forten om die te proberen opstoken tegen de beweging. De “koersanti” volgden hen. Ze bezochten de forten één na één, maar vonden nergens de gezochte steun. Tenslotte trokken ze naar de “Rode Landtong” (“Krasnaja Gorka”).
Zo kwam het dat er Kronstadt op de avond van 2 maart geen andere “macht” was dan het Provisoire Revolutionaire Comité.
Op 3 maart verscheen het eerste nummer van Izvestia (Nieuws, informatie) van het Provisoire Revolutionaire Comité.
Op de voorpagina stond er een soort van manifest:
Aan de Bevolking van het Fort en de Stad van Kronstadt
Kameraden en Burgers, ons land gaat door een moeilijke periode. Reeds drie jaar lang houden de honger, de koude en de chaos ons in een vreselijke greep. De communistische partij, die het land regeert, heeft zich van de massa’s losgemaakt en heeft zich onmachtig getoond om hen uit een staat van algemene ineenstorting te halen. De partij heeft niet de minste rekening gehouden met de rellen die onlangs in Petrograd en Moskou plaatsvonden en die duidelijk hebben aangetoond dat ze het vertrouwen van de arbeidersmassa’s kwijt is. Ze heeft evenmin rekening gehouden met de eisen die door de arbeiders gesteld werden. Ze beschouwt dat alles als gekonkel van de contrarevolutie. Ze vergist zich grondig.
Deze rellen, deze eisen, dat is de stem van een heel volk, van allen die werken. Alle arbeiders, matrozen en rode soldaten zien vandaag duidelijk dat alleen de gemeenschappelijke inspanningen, de gemeenschappelijke wil van de arbeiders aan het land brood, hout en steenkool kunnen geven, het volk kledij en schoeisel kunnen verschaffen, de Republiek uit de impasse te halen waarin ze zich nu bevindt.
Deze wil van alle arbeiders, rode soldaten en matrozen uitte zich duidelijk op de grote bijeenkomst van onze stad, op dinsdag 1 maart. De bijeenkomst stemde unaniem voor een resolutie van de bemanningen van het 1ste en het 2de eskader.
Eén van de aangenomen beslissingen was om onmiddellijk tot herverkiezing van de Sovjet over te gaan.
Om deze herverkiezing rechtvaardigere bases te verschaffen opdat de vertegenwoordiging van de arbeiders in de Sovjet effectief zou zijn en dat de Sovjet een actief en energiek orgaan zou zijn, kwamen de afgevaardigden van alle organisaties van de marine, het garnizoen en de arbeiders op 2 maart samen in het Huis van het Onderwijs. Deze vergadering moest de bases vastleggen voor de nieuwe verkiezingen en vervolgens aan een positief en vreedzaam werk beginnen, een werk van reorganisatie van het sovjetsysteem.
Maar aangezien er redenen waren om voor repressie te vrezen en ook na de dreigende toespraken van de vertegenwoordigers van de macht, besliste de vergadering om een Provisoir Revolutionair Comité op te richten en die alle volmachten te geven inzake het administratieve beheer van de stad en het fort.
Het Provisoire Comité heeft haar zetel op het linieschip Petropavlovsk.
Kameraden en burgers! Het Provisoire Comité spant zich vooral in opdat er geen bloed zou vloeien. Het heeft al haar inspanningen gericht op het handhaven van de revolutionaire orde in de stad en in de forten.
Kameraden en burgers! Onderbreek uw arbeid niet. Arbeiders, blijf bij uw machines. Matrozen en soldaten, verlaat uw posten niet. Alle bedienden, alle instellingen moeten blijven werken.
Het Provisoire Revolutionaire Comité spoort alle arbeidersorganisaties, maritieme en andere vakbonden, alle zee- en landeenheden en ook individueel alle burgers aan om haar te steunen. De missie van het Comité is om, in broederlijke samenwerking met jullie, de noodzakelijke omstandigheden te verzekeren voor rechtvaardige en eerlijke verkiezingen van de nieuwe Sovjet.
Dus, kameraden, orde, kalmte, koelbloedigheid! Allen aan het eerlijke socialistische werk, voor het welzijn van alle werkers!
Kronstadt, 2 maart 1921
Getekend: Petritsjenko, voorzitter van het Provisoire Revolutionaire Comité; Toekin, secretaris.
In hetzelfde nummer stond ook de beruchte resolutie van de eskaders en enkele administratieve nota’s zoals:
Op 2 maart, rond 9 uur ’s avonds, hebben alle rode eenheden van Kronstadt en de meerderheid van de forten zich solidair verklaard met het Provisoire Revolutionaire Comité. Alle instellingen en verbindingsdiensten worden door patrouilles van het Comité bewaakt.
De bolsjevieken verloren echter geen seconde om een aanval op Kronstadt voor te bereiden. Vanaf het begin voelden ze dat de beweging een ramp zou kunnen betekenen voor hen. Ze beslisten dus om die koste wat kost te verstikken en wel zo snel mogelijk, voordat de beweging zich zou uitbreiden.
Ze maakten gelijktijdig gebruik van meerdere procédés: 1° ze haastten zich om de strategische punten rond Kronstadt en Petrograd te verzekeren (de Rode Landengte, Oranienbaum, Lissy Noss enzovoort); 2° ze behielden de staat van beleg in Petrograd en namen uitzonderlijke militaire repressieve maatregelen om de “orde” te bewaren; 3° ze deden een aantal toegevingen – we hadden het reeds over de opheffing van de “versperringen” rondom de hoofdstad – om de arbeiders te kalmeren; 4° ze gingen onder het opperbevel van Trotski over tot de snelle vorming van een speciaal legerkorps voor een directe aanval op Kronstadt; 5° om de publieke opinie te bedriegen en hun actie te rechtvaardigen lanceerden ze een leugen- en lastercampagne tegen die van Kronstadt.
Deze verbeten propaganda begon al vanaf de 2de maart.
In het nummer 2 van de Izvestia van 3 maart stond naast verschillende berichten van administratieve en economische orde, ook nog dit:
De Radio van Moskou
We publiceren het volgende radiotelegram dat werd uitgezonden door het agentschap “Rosta” van Moskou en onderschept werd door het station TSF van de Petropavlovsk: een telegram vol onbeschaamde leugens en bedrog van de communistische partij die zich “sovjetregering” noemt. (Sommige passages konden omwille van de storingen van een ander station niet ontcijferd worden.) Dit telegram behoeft geen commentaar. De werkers van Kronstadt zullen de provocatie begrijpen.
Radionieuws Rosta, Moskou, 3 maart
Aan allen! Aan allen! Aan allen!
Naar de strijd tegen de samenzwering van de witte garde!
De muiterij van de ex-generaal Kozlovski en van de oorlogsbodem Petropavlovsk werd georganiseerd door de spionnen van de Entente zoals dat reeds bij vele voorgaande complotten gebeurde. Dat valt te zien aan wat de Franse bourgeoiskrant Le Matin schrijft, die twee weken voor de revolte van Kozlovski, het volgende telegram van Helsingfors publiceerde: “Men meldt vanuit Petrograd dat de bolsjevistische militaire autoriteiten in de nasleep van de recente rebellie van Kronstadt maatregelen getroffen hebben om Kronstadt te isoleren en te verhinderen dat soldaten en matrozen van Kronstadt naar Petrograd trekken. Tot nader order is de bevoorrading van Kronstadt verboden.” Het is duidelijk dat de muiterij van Kronstadt door Parijs geleid werd, dat de Franse contraspionage erbij betrokken is. Altijd hetzelfde verhaal. De revolutionaire socialisten, gedirigeerd vanuit Parijs, beraamden de rebellie tegen de sovjet-regering en de voorbereidingen waren nog maar net op punt gesteld of de ware meester – een tsaristisch generaal – deed zijn intrede. De geschiedenis van Koltsjak die met hulp van de revolutionaire socialisten de macht probeerde te herstellen, herhaalt zich eens te meer. Alle vijanden van de arbeiders, van de tsaristische generaals tot en met de socialistische revolutionairen, proberen op de honger en de koude te speculeren. Uiteraard zal deze rebellie van generaals en revolutionaire socialisten snel de kop ingedrukt worden en zullen de generaal Kozlovski en zijn acolieten hetzelfde lot als Koltsjak ondergaan.
Maar het staat buiten kijf dat het spionagenet van de Entente niet alleen over Kronstadt uitgeworpen werd. Arbeiders en rode soldaten, verscheur dit net! Ontmasker de verdachtmakers en de provocateurs! Jullie moeten koelbloedig blijven, je zelfbeheersing bewaren en waakzaam zijn. Vergeet niet dat het een intense arbeid en goede verstandhouding het ware middel is om uit de voedsel- en andere moeilijkheden, die tijdelijk maar zeker pijnlijk zijn, te geraken, en niet waanzinnige excessen die de ellende alleen maar kunnen verhogen tot groter genot van de vervloekte vijanden van de werkers.
Met alle middelen die tot haar beschikking stonden (militaire orders, proclamaties, pamfletten, affiches, krantenartikels, radio-uitzendingen) verspreidde de regering deze ongehoorde laster. Laten we niet vergeten dat alle propaganda- en informatiekanalen in haar handen waren, geen enkele vrije stem kon de waarheid laten horen.
In het nummer 4 van de Izvestia van 6 maart lezen we:
Lafaards en lasteraars
We brengen iedereen op de hoogte van de tekst van een proclamatie die vanuit een communistisch vliegtuig over Kronstadt uitgestrooid werd. De burgers zullen slechts minachting voor deze provocerende laster voelen.
Die van Kronstadt weten hoe en door wie de hatelijke macht van de communisten omvergeworpen werd. Ze weten dat aan het hoofd van het Provisoire Revolutionaire Comité verkozen toegewijde militanten staan, de beste kinderen van het volk: rode soldaten, matrozen en arbeiders.
Ze zullen niemand toestaan om hen de teugels aan te binden, en nog in het minste door tsaristische generaals of witte gardes.
“Enkele uren nog, en jullie zullen verplicht zijn je over te geven,” bedreigen de communisten ons.
Hypocriete schoften, wie willen jullie bedriegen?
Het garnizoen van Kronstadt heeft zich nooit aan de tsaristische admiraals overgegeven, ze zal zich ook niet aan de bolsjevistische generaals overgeven.
Lafaards, dat zijn jullie! Jullie kennen onze kracht en onze wil om te overwinnen of waardig te sterven en niet te vluchten zoals jullie commissarissen, hun zakken gevuld met tsaristische bankbiljetten en goud, product van het zwoegen en het bloed van de arbeiders.
Hieronder wat eveneens in hetzelfde nummer van Izvestia stond:
Radio Moskou
Aan de bedrogenen van Kronstadt
Zien jullie nu waar het tuig jullie gebracht heeft? Zie waar jullie zijn! De begerige vreetzakken, oude tsaristische generaals, staan al achter de rug van de revolutionaire socialisten en mensjevieken. Al die Petritsjenko’s en Toekin’s worden als marionetten bespeeld door de tsaristische generaal Kozlovski, de kapiteins Borkser, Kostromitinov, Chirmanovski en andere erkende witte gardes. Men bedriegt jullie! Men zei jullie dat jullie vochten voor de democratie. Er zijn amper twee dagen voorbij en jullie zien al dat jullie in werkelijkheid niet vochten voor de democratie, maar voor tsaristische generaals. Jullie hebben aan een nieuwe Wiren toegelaten om jullie de teugels aan te binden.
Men vertelt jullie kletspraatjes: dat Petrograd met jullie is, dat Siberië en de Oekraïne jullie steunen. Dat zijn gewoonweg cynische leugens! De laatste matroos van Petrograd heeft jullie de rug toegekeerd toen hij vernam dat er tsaristische generaals zoals Koslovski onder jullie zijn. Siberië en de Oekraïne verdedigen vastberaden de sovjet-macht. Petrograd, de rode stad, lacht met de zielige pretenties van een handvol revolutionaire socialisten en witte gardes.
Jullie zijn langs alle kanten omsingeld. Enkele uren nog en jullie zullen je moeten overgeven. Krondstadt heeft geen brood, geen brandstof. Als jullie doorzetten, zullen we jullie als patrijzen neerknallen. Uiteraard zullen al die generaals – de Kozlovski’s en de Borkser’s – al het tuig – de Petritsjenko’s en de Toekin’s – op het laatste moment vluchten naar de witte gardes in Finland. Maar jullie, eenvoudige bedrogen matrozen en rode soldaten, waar zullen jullie naartoe gaan? En als men beweert jullie in Finland te zullen voeden, dan bedriegt men jullie nogmaals! Weten jullie niet dat de soldaten van generaal Wrangel in Constantinopel bij duizenden crepeerden van de honger en de ziektes, als vliegen vielen? Hetzelfde lot wacht jullie als jullie niet onmiddellijk terug tot jullie zinnen komen.
Geef jullie onmiddellijk over, zonder een minuut te verliezen!
Leg uw wapens neer en loop naar ons over!
Ontwapen en arresteer de criminele leiders, vooral de tsaristische generaals!
Degene die zich onmiddellijk overgeeft zal vergeven worden.
Geef jullie onmiddellijk over!
Het Verdedigingscomité van Petrograd
Gelijkaardige insinuaties in een ander radiotelegram dat door de Sovjet van Petrograd uitgezonden werd en waarvan de tekst in hetzelfde nummer van de Izvestia afgedrukt stond, met deze kleine inleiding:
Het radiostation van de Petropavlovsk ving onderstaand radiotelegram op. Het bevestigt dat de communisten niet alleen de arbeiders en rode soldaten blijven bedriegen, maar ook de leden van de Sovjet van Petrograd.
Maar ze zullen er niet in slagen om het garnizoen van Kronstadt, noch haar arbeiders, om de tuin te leiden.
Tenslotte verscheen in nummer 5 van de Izvestia van 7 maart een nieuw en erg lang radiotelegram van Moskou. De tekst ervan werd voorafgegaan door een korte noot met als titel “Ze blijven lasteren”.
De noot weerlegt de bolsjevistische uitvindingen met de volgende woorden:
We hebben net gehoord dat iedereen bij ons volgens de informatie van radio “Rosta” aan het werk is: de Entente en de Franse spionnen, de witte gardes en de tsaristische generaals, de mensjevieken, de socialistische revolutionairen, de bankiers van Finland, kortom, de hele wereld stormt af op de arme communisten.
En wij, die van Kronstadt, waren juist de enigen die daar allemaal niets van wisten!
Dit document van communistische dommigheid is werkelijk lachwekkend. We plaatsen het hieronder. Het zal aan de mensen van Kronstadt een aantal minuten vermaak geven.
Het zou te veel ruimte innemen om dat radiotelegram hier volledig te plaatsen. We beperken ons tot een enkele typerende passages:
Op 2 maart beval de “Raad voor Arbeid en Verdediging”: 1° om de voormalige generaal Kozlovski en zijn medestanders buiten de wet te stellen; 2° de staat van oorlog af te kondigen in de stad en in de provincie van Petrograd; 3° het opperbevel van het hele district van Petrograd over te dragen aan het Verdedigingscomité van Petrograd.
Het voltallige garnizoen van de Krasnaja Gorka vervloekt de rebellen en brandt van verlangen om hen te bekampen.
Petrograd is volledig rustig, en zelfs de enkele fabrieken waar er recentelijk bepaalde individuen beschuldigingen hadden geuit tegen de sovjet-regering hebben de provocatie begrepen: ze hebben begrepen waar de agenten van de Entente en de contrarevolutie hen zouden brengen.
Juist op het moment dat de Republikeinse Partij in Amerika de macht verworven heeft en zich bereid toont om handelsrelaties met sovjet-Rusland aan te knopen worden de verspreiding van valse geruchten en het beramen van oproer in Kronstadt georganiseerd om de nieuwe Amerikaanse president te doen terugschrikken en zo een verandering in het beleid ten opzichte van Rusland te voorkomen. De Conferentie van Londen vond op hetzelfde moment plaats. De verspreiding van gelijkaardige geruchten probeert de Turkse delegatie te beïnvloeden en haar gedienstig te maken ten opzichte van de eisen van de Entente. De revolte van de bemanning van de Petropavlovsk is zonder twijfel een etappe van de grote samenzwering om moeilijkheden te scheppen in sovjet-Rusland en de internationale situatie te ontwrichten. Dit plan werd in Rusland zelf ten uitvoer gebracht door een tsaristische generaal en door ex-officieren, met de steun van de mensjevieken en de revolutionaire socialisten.
Eén naam komt voortdurend terug in al deze documenten: die van een zekere generaal Kozlovski, zogezegd de ware chef van de beweging.
Er was in Kronstadt inderdaad een ex-tsaristische generaal met de naam Kozlovski. Het was Trotski, de grote restaurateur van ex-generaals van de Tsaar als zijnde specialisten, die hem daar aanstelde als gespecialiseerd artillerist. Zolang dit personage ten dienste van de bolsjevieken ingeschreven stond sloten die hun ogen voor zijn verleden. Maar toen Kronstadt in opstand kwam, maakten ze gebruik van hun “specialist” om er een schrikbeeld van te maken.
Deze Kozlovski speelde geen enkele rol in de gebeurtenissen in Kronstadt, en evenmin zijn helpers die geciteerd worden door de bolsjevieken (Borkser, Kostromitinov en Chirmanovski die slechts een eenvoudig tekenaar was). Maar de bolsjevieken buitten hun namen handig uit om de matrozen als vijanden van de Republiek af te schilderen en hun beweging als contra-revolutionair voor te stellen. Er werden communistische agitatoren naar de fabrieken en ateliers van Petrograd en Moskou gestuurd om het proletariaat op te roepen om zich tegen Kronstadt te verzetten, “dat nest van witte samenzwering, geleid door de generaal Kozlovski” en “om zich aan te sluiten bij de steun aan en de verdediging van de regering van arbeiders en boeren tegen de witte garde-rebellie van Kronstadt.”
Kozlovski zelf kon slechts z’n schouders ophalen bij het horen van de rol die de bolsjevieken hem toedichtten in de gebeurtenissen. Hij vertelde later dat de bolsjevistische commandant van het fort van Kronstadt onmiddellijk gaan lopen was toen het Provisoire Revolutionaire Comité gevormd werd. Conform de bolsjevistische regels was het de chef van de artillerie – de generaal Kozlovski in dit geval – die hem moest vervangen. Maar aangezien deze reglementen van geen tel meer waren omdat de communistische macht plaats had gemaakt voor het Revolutionaire Comité, weigerde Kozlovski om deze post te betrekken. Het Revolutionaire Comité wees daarop een andere specialist, een zekere Solovianov, als commandant van het fort aan. Aan Kozlovski werd opgedragen om de technische diensten van de artillerie te leiden. Ook zijn helpers, totaal betekenisloze figuren, bleven volledig buiten de beweging.
Historische ironie: het was net een belangrijke tsaristische officier, de beruchte Toekhatsjevski (die recentelijk gefusilleerd werd op bevel van Stalin), die door Trotski aangeduid werd om de hele troepenmacht te leiden die bestemd was om tegen Kronstadt te handelen. Meer nog: alle ‘specialisten’, alle vedetten van het tsarisme die in dienst van de bolsjevieken getreden waren, namen deel aan de uitwerking van het plan voor het beleg van en de aanval op Kronstadt. Qua technische en militaire specialisten hadden die van Kronstadt daarentegen slechts de bleke figuur van een Kozlovski en nog drie of vier andere op politiek vlak absoluut betekenisloze personages.
De beweging van Kronstadt brak spontaan uit. Mocht deze beweging het sluitstuk zijn geweest van een op voorhand ontworpen en voorbereid plan, dan zou men die zeker niet begin maart ontketend hebben want dat was zeker het minst voordelige moment. Enkele weken later zou het ijs ontdooien en Kronstadt een zowat onneembare vesting worden met een machtige vloot aan haar zijde, een vreselijke dreiging voor Petrograd. Kronstadt kon dan ook van buitenaf bevoorraad worden en dus niet alleen lang standhouden, maar zelfs overwinnen. Het grootste geluk voor de bolsjevistische regering was net het spontane karakter van de beweging en de afwezigheid van alle voorbedachte rade en berekening in de actie van de matrozen.
Er is geen “revolte” van Kronstadt geweest in de eigenlijke zin van het woord. Er was een spontane en vreedzame beweging die in de gegeven omstandigheden absoluut natuurlijk en legitiem was en snel de stad, het garnizoen en de hele vloot erin betrok.
De bolsjevieken vreesden voor hun macht, hun postjes en hun privileges en forceerden daarom de gebeurtenissen en dwongen Kronstadt om de wapens op te nemen.
Het antwoord van Krondstadt – Uiteraard deed Kronstadt al het mogelijke om op de insinuaties en de laster van de bolsjevieken te antwoorden.
Doorheen haar krant en haar radio’s leerde het Revolutionaire Comité de ware doelen en aspiraties van de beweging aan de werkende massa’s van Rusland en de wereld kennen en weerlegde het tegelijkertijd de leugens van de communistische regering.
In het vierde nummer van de Izvestia (6 maart) staat de oproep afgedrukt die het Comité via de radio verspreidde:
Aan allen… Aan allen… Aan allen…
Kameraden arbeiders, rode soldaten en matrozen!
Hier in Kronstadt weten wij hoezeer jullie– jullie, jullie vrouwen en jullie uitgehongerde kinderen – lijden onder het juk van de dictatuur der communisten.
Wij hebben de communistische Sovjet omvergeworpen. Binnen enkele dagen zal ons Provisoir Revolutionair Comité overgaan tot de verkiezingen van de nieuwe Sovjet die, vrijelijk verkozen, goed de wil van de hele werkende bevolking en van het garnizoen zal weerspiegelen, en niet de wil van een handvol “communistische” gekken.
Onze zaak is rechtvaardig. Wij zijn voor de macht van de Sovjets en niet voor de macht van de partijen. Wij zijn voor de vrije verkiezing van de vertegenwoordigers van de werkende massa. De door de communistische partij vervalste, ingepalmde en gemanipuleerde Sovjets zijn altijd doof gebleven voor onze noden en onze vragen; het enige antwoord dat we gekregen hebben was de moordende kogel.
Nu het geduld van de werkers op is, wil men jullie de mond snoeren met aalmoezen; op bevel van Zinovjev werden in de provincie van Petrograd de versperringen opgeheven en Moskou kende 10 miljoen roebels goud toe voor de aankoop van levensmiddelen en producten van eerste nood in het buitenland. Maar wij weten dat het proletariaat van Petrograd zich niet zal laten omkopen met deze aalmoezen. Over de hoofden van de communisten heen, reikt het revolutionaire Kronstadt jullie de hand en biedt het jullie haar broederlijke hulp aan.
Kameraden! Niet alleen bedriegt men jullie, maar daarenboven verminkt men schaamteloos de waarheid, men verlaagt zich tot de smerigste verdraaiingen. Kameraden, laat jullie niet doen!
In Kronstadt is de macht uitsluitend in handen van de revolutionaire matrozen, soldaten en arbeiders, en niet van “contrarevolutionairen die geleid worden door een zekere Kozlovski” zoals de leugenachtige radio van Moskou jullie wil doen geloven.
Draal niet, kameraden! Sluit jullie bij ons aan! Neem contact op met ons! Eis dat jullie partijloze afgevaardigden naar Kronstadt mogen komen. Alleen zij zullen jullie de waarheid kunnen vertellen en de verachtelijke laster over het “Finse brood” en het geïntrigeerd van de Entente kunnen ontmaskeren.
Lang leve het revolutionaire proletariaat van de steden en de velden!
Lang leve de macht van de vrijelijk verkozen Sovjets!
In het tiende nummer (12 maart) lezen we:
Onze generaals
De communisten insinueren dat er zich onder de leden van het Provisoire Revolutionaire Comité generaals, witte-garde officieren en een priester bevinden.
Om voor eens en voor altijd komaf te maken met deze leugens, wijzen we hen erop dat het Comité uit de volgende vijftien leden bestaat:
In het twaalfde nummer (14 maart) wordt dezelfde lijst opnieuw gepubliceerd met de ironische noot op het einde:
Dat zijn onze generaals: onze Broesilovs, Kamenevs enzovoort. De gendarmen Trotski en Zinovjev verdoezelen de waarheid.
Met hun lastercampagne probeerden de bolsjevieken niet alleen de geest en het doel van de beweging te misvormen, maar ook de daden van die van Kronstadt.
Zo verspreidden ze bijvoorbeeld het gerucht dat de communisten in Kronstadt geweld in alle vormen te verduren kregen van de kant van de “muiters”.
Meermaals wees Kronstadt op de waarheid.
In het tweede nummer van de Izvestia (4 maart) staat het volgende bericht:
Het Provisoire Revolutionaire Comité staat erop om de geruchten die stellen dat de gearresteerde communisten geweld zou worden aangedaan te ontkrachten. De gearresteerde communisten bevinden zich in volstrekte veiligheid.
Van de gearresteerde communisten is er trouwens een deel vrijgelaten. Een vertegenwoordiger van de communistische partij zal deel uitmaken van de commissie die de motieven voor de arrestaties moet onderzoeken. De communistische kameraden Ilijn, Kabanov en Pervoetsjin hebben zich tot het Revolutionaire Comité gericht en er werd hen toestemming verleend om de gearresteerden te bezoeken op het schip Petropavlovsk. Wat deze kameraden bevestigen door hieronder hun handtekening te zetten. Getekend: Ilijn, Kabanov, Pervoetsjin. Voor kopie conform, ondertekend: N. Archipov, lid van het Revolutionaire Comité. Voor de secretaris, getekend: P. Bogdanov.
In dit tweede nummer werd eveneens van de hand van dezelfde communisten een “Oproep van het Provisoire Bureau van de sectie van Kronstadt van de Communistische Partij” gepubliceerd. Omwille van begrijpelijke redenen bleven de woorden van deze “Oproep” gericht aan de communisten voorzichtig en vaag. Nochtans valt er wel het volgende in te lezen:
Hecht geen enkel geloof aan de valse geruchten die beweren dat de communistische verantwoordelijken gefusilleerd werden en dat de communisten in Kronstadt van plan zijn om gewapenderhand in opstand te komen. Dat zijn leugens die verspreid worden om een bloedbad te provoceren. Het Provisoire Bureau van de communistische partij erkent de noodzaak van nieuwe verkiezingen en vraagt aan de leden van de communistische partij om eraan deel te nemen. Het Provisoire Bureau maant de partijleden aan om op hun post te blijven en de maatregelen van het Provisoire Revolutionaire Comité niet tegen te werken. – Provisoir Bureau van de sectie van Kronstadt van de Communistische Partij, ondertekend: J. Ilijn, A. Kabanov, F. Pervoetsjin.
In verschillende nummers werden van tijd tot tijd korte berichten opgenomen die onder de titel Hun leugens verschenen. In het zevende nummer (9 maart) lezen we:
Hun leugens
“De commandant van het leger dat tegen Kronstadt opereert, Toekhatsjevki, meldde het volgende aan een medewerker van de Rode Commandant: Wij beschikken over informatie die zegt dat de burgerbevolking van Kronstadt bijna geen levensmiddelen ontvangt.
Het infanterieregiment, met garnizoen te Kronstadt, weigert om zich bij de muiters aan te sluiten en weerstond een poging tot ontwapening.
De voornaamste leiders van de rebellie maken zich klaar om naar Finland te vluchten.
Een partijloze matroos die uit Kronstadt vluchtte zegt dat de generaal Kozlovski het woord heeft genomen op de bijeenkomst van de matrozen op 4 maart in Kronstadt. In zijn toespraak eiste hij een besliste macht en een beslissende actie tegen de voorstanders van de Sovjets.
In Kronstadt staat het moreel op een laag pitje. De bevolking is neerslachtig. Ze wacht ongeduldig op het einde van de rebellie en vraagt om de witte garde leiders aan de sovjetregering uit te leveren.”
Dat is wat de communisten over de gebeurtenissen vertellen. Dat zijn de middelen waarnaar ze grijpen om onze beweging in de ogen van het werkende volk zwart te maken.
In het twaalfde nummer (14 maart):
Hun leugens
We publiceren hieronder letterlijk de berichten die in de Pravda van Petrograd van 11 maart verschenen:
“Gewapende strijd in Kronstadt – Het volgende bericht van de kameraad Toekhatsjevki, commandant van het leger, die zich momenteel in Oranienbaum bevindt, werd gisteren om 8u ’s avonds door het Verdedigingscomité ontvangen:
“Er werd zwaar geweervuur gehoord in Kronstadt: geweerschoten en mitrailleurvuur. Doorheen de verrekijker ziet men troepen die in gespreide rangen een aanval uitvoeren die vanuit Kronstadt vertrekt richting de mijnateliers in het noordoosten van het fort Konstantin. Er valt te veronderstellen dat de aanval ofwel het fort Konstantin tot doel heeft, ofwel de detachementen die in opstand gekomen zijn tegen de witte gardes en die zich in de mijnateliers verschanst hebben.”
“Een brand in Kronstadt – Op het moment dat we het fort N. innamen, konden we een grote brand in Kronstadt waarnemen. Een dikke rookwolk hing boven de stad.”
“Nog over de bezielers en de leiders van de rebellie – Een voortvluchtige die Kronstadt in de nacht van 7 maart verliet, meldde het volgende over de geest en houding van de witte-garde officieren: “Ze zijn erg joviaal. Ze trekken zich niets aan van het bloedbad dat ze veroorzaakt hebben. Ze dromen over de lekkernijen die hen wachten wanneer ze Petrograd zullen innemen.. “Eens Petrograd in onze handen, zal er minstens een halve pond goud per persoon zijn. En als we verliezen, dan zullen we naar Finland vluchten waar men ons met open armen zal ontvangen.” Dat is wat deze heren zeggen. Ze voelen zich volledig meester van de situatie. En dat is ook zo. Hun houding ten opzichte van de matrozen verschilt in niets van de oude tsaristische tijd: “Dat, dat zijn echte chefs, niet zoals de communisten,” zeggen de matrozen over hen. Het ontbreekt hen nog slechts aan “gouden epauletten”.
We herinneren deze heren witte-garde officieren eraan dat ze niet te veel moeten rekenen op hun vlucht naar Finland en dat ze elk een flinke portie zullen krijgen, niet in goud, maar in lood.”
De Rode Krant vertelt:
“Twee matrozen uit Reval bevestigen dat er in Kronstadt 150 bolsjevieken werden omgebracht.”
Ziedaar hoe men de geschiedenis schrijft. En ziedaar hoe de communisten zich inspannen om door middel van laster en leugen de waarheid voor het volk te verbergen.
In het dertiende nummer (15 maart):
Hun leugens
De Rode Krant deelt mee:
Oranienbaum, 11 maart – Het werd bevestigd dat de matrozen in Kronstadt in opstand zijn gekomen tegen de muiters.
Oranienbaum, 12 maart – Gisteren heeft men overdag kunnen waarnemen hoe mannen zich over het ijs van Kronstadt naar de kust van Finland begaven. Men zag eveneens mannen die van Finland naar Kronstadt trokken. Dit neemt alle twijfel weg over de banden tussen Kronstadt en Finland.
Oranienbaum, 12 maart – De rode piloten die gisteren over Kronstadt vlogen, delen mee dat er bijna niemand op straat te zien is. Alle wacht- of verbindingsdienst is afwezig. Er werd eveneens geen verbindingsdienst met Finland waargenomen.
Oranienbaum, 11 maart – De vluchtelingen uit Kronstadt delen mee dat het moreel van de matrozen er erg laag is. De chefs van de muiterij zijn alle vertrouwen in de matrozen kwijtgeraakt, zozeer dat de matrozen niet meer toegelaten worden tot de artillerie. De artillerie wordt door officieren die de echte macht in handen hebben bediend. De matrozen worden bijna overal buitengesloten.
Vuurgevechten in Kronstadt – Volgens de informatie die vandaag ontvangen werd, vond er in Kronstadt een intens vuurgevecht plaats. Men hoorde geweren en mitrailleurs. Het valt aan te nemen dat het over een revolte gaat.
Terwijl de bolsjevieken alle mogelijke leugens verspreidden over uitspattingen en geweld van de mensen van Kronstadt, bedienden ze zich er zelf van op een absoluut ranzige manier.
Sinds drie dagen – lezen we in de edito van het derde nummer van de Izvestia van 3 maart – heeft Kronstadt zich van de vreselijke macht van de communisten ontdaan, net zoals ze zich vier jaar geleden bevrijd heeft van de macht van de tsaar en zijn generaals.
Sinds drie dagen ademen de burgers van Kronstadt vrijelijk, bevrijd van de dictatuur van de partij.
De communistische ‘chefs’ van Kronstadt zijn schandelijk op de vlucht geslagen, als betrapte kinderen. Ze vreesden voor hun leven. Ze veronderstelden dat het Provisoire Revolutionaire Comité naar de geliefde methodes van de Tsjeka zou grijpen: de executie.
IJdele vrees!
Het Provisoire Revolutionaire Comité neemt geen wraak. Het bedreigt niemand.
Alle communisten van Kronstadt zijn in vrijheid. Geen enkel gevaar bedreigt hen. Alleen diegenen die probeerden te vluchten en in handen van onze patrouilles vielen werden gearresteerd. Maar zelfs zij bevinden zich in veiligheid, afgeschermd tegen de eventuele wraak van de bevolking die ertoe zou kunnen verleid zijn om hen te doen betalen voor de “rode terreur”.
De families van de communisten bevinden zich buiten alle dreiging, net zoals alle andere burgers.
Wat is de houding van de communisten daartegenover?
In een pamflet dat ze gisteren uit een vliegtuig smeten, stond te lezen dat vele mensen in Petrograd gearresteerd zijn: mensen die absoluut niet betrokken zijn bij de gebeurtenissen in Kronstadt.
Meer nog: zelfs hun families werden in de gevangenis gesmeten.
Het Verdedigingscomité, zegt het pamflet, verklaart dat al deze gevangenen als gijzelaars voor de kameraden die gearresteerd werden door de muiters van Kronstadt vastgehouden worden, in het bijzonder voor de commissaris van de Baltische Vloot N. Koezmin; voor de president van de Sovjet, de kameraad Vasiliev en nog enkele anderen. De gijzelaars zullen het kleinste schrammetje dat onze gearresteerden oplopen met hun leven betalen.
Zo sluit het Verdedigingscomité haar proclamatie af.
Het is de woede van de onmacht.
Onschuldige families folteren: deze daad zal geen nieuwe lauwerenkransen toevoegen aan de faam van de kameraden communisten. En het zal trouwens in geen enkel geval met zulke middelen zijn dat ze de macht die de arbeiders, rode matrozen en soldaten van Kronstadt hen hebben ontrukt terug kunnen veroveren.
Kronstadt antwoordt met een radio-uitzending die vervolgens in het vijfde nummer van de Izvestia (7 maart) afgedrukt werd:
In naam van het garnizoen van Kronstadt eist het Provisoire Revolutionaire Comité dat de families van de arbeiders, rode matrozen en soldaten, gijzelaars van de Sovjet van Petrograd binnen de vierentwintig uur vrijgelaten worden.
Het garnizoen van Kronstadt verklaart dat de communisten in Kronstadt van hun volle vrijheid genieten en dat hun families absoluut buiten alle gevaar zijn. Het voorbeeld van de Sovjet van Petrograd zal hier niet gevolgd worden omdat wij deze methode – het vasthouden van gijzelaars – als de meest smerige en verachtelijke beschouwen, zelfs wanneer die veroorzaakt wordt door een wanhopige woede. De geschiedenis kent geen gelijkaardige schande. – Petritsjenko, voorzitter van het Provisoire Revolutionaire Comité; Kilgast, secretaris.
Het Verdedigingscomité in Petrograd regeerde met ijzeren hand. De stad zelf werd overspoeld met troepen uit de provincies en onderworpen aan het terreurregime van de “staat van beleg”.
Het Comité nam systematische maatregelen om “de stad uit te kuisen”. Vele arbeiders, soldaten en matrozen werden opgesloten omdat ze verdacht werden van sympathieën voor Kronstadt. Alle matrozen van Petrograd en verschillende regimenten van het leger die beschouwd werden als “politiek verdacht”, werden naar verafgelegen gebieden gestuurd.
Het Comité trok de volledige controle over de stad en de provincie van Petrograd naar zich toe. De staat van beleg werd afgekondigd in het hele noordelijke district en alle vergaderingen werden verboden. Men trof buitengewone voorzorgen om de regeringsinstellingen te beschermen en men stelde mitrailleurs op in het hotel ‘Astoria’, dat betrokken werd door Zinovjev en andere bolsjevistische hoge ambtenaren.
Er heerste een grote zenuwachtigheid in Petrograd. Er braken nieuwe stakingen uit terwijl hardnekkige geruchten de ronde bleven gaan over arbeidersoproer dat zou plaatsgevonden hebben in Moskou en boerenrevoltes in het Oosten en in Siberië.
De bevolking vertrouwde de pers niet meer, maar luisterde gulzig naar de meest overdreven berichten, die overduidelijk vals waren. Alle blikken richtten zich in afwachting van belangrijke gebeurtenissen op Kronstadt.
Ondertussen werden er voorschriften op de muren geplakt die de stakers bevalen om onmiddellijk terug aan de slag te gaan, die het onderbreken van de arbeid verboden en de bevolking waarschuwden om niet samen te troepen op straat. “In geval van samenscholing zullen de troepen geweld gebruiken en in geval van weerstand is het bevel om ter plekke te fusilleren.”
Petrograd kon niet handelen. Onderworpen aan de meest verachtelijke terreur, verplicht om haar mond te houden, stelde de hoofdstad al haar hoop op Kronstadt.
Het leven in Kronstadt tijdens de strijd – Haar pers – De betekenis en de doelen van haar strijd – Vanaf de eerste dagen van de beweging ondernam Kronstadt een oeuvre van interne organisatie: een intens en koortsachtig oeuvre. De opdracht was ruim en dringend. Men moest aan vele problemen tegelijkertijd het hoofd bieden.
Het Provisoire Revolutionaire Comité dat in het begin aan boord van de Petropavlovsk zetelde, verplaatste zich al snel naar het “Volkshuis” in het centrum van Kronstadt zodat het, zoals de Izvestia zeiden, “in een dichter contact met de bevolking stond”.
Langs de andere kant werd haar aantal– in het begin slechts vijf – onvoldoende bevonden om aan alle noden van het uur tegemoet te komen en daarom werd het comité op vijftien gebracht.
De Izvestia publiceerden de samenvatting van de eerste daden van het Comité in de volgende termen (nummer 3, 5 maart):
Overwinnen of sterven
Een vergadering van afgevaardigden – Gisteren om 6 uur ’s avonds vond in de Garnizoensclub een vergadering plaats van de afgevaardigden van de militaire eenheden en de vakbonden, om het Provisoire Revolutionaire Comité aan te vullen door andere leden te verkiezen en om rapporten te aanhoren over de aan de gang zijnde gebeurtenissen.
Er namen 202 afgevaardigden aan de vergadering deel, het merendeel kwam rechtstreeks van hun werk.
De matroos Petritsjenko, voorzitter, verklaarde dat het Provisoire Revolutionaire Comité, overladen met werk, met op z’n minst tien nieuwe leden moest aangevuld worden.
Uit de twintig voorgestelde kandidaten verkoos de vergadering de kameraden Vertsjinin, Perepelkin, Koepolov, Ossossov, Valk, Romanenko, Pavlov, Bajkov, Patroetsjev en Kilgast met een verpletterende meerderheid.
De nieuwe leden namen plaats aan het bureau.
Vervolgens maakte Petritsjenko gedetailleerd verslag van de activiteit van het Comité sinds haar verkiezing tot op vandaag.
De kameraad Petritsjenko benadrukte dat het hele garnizoen van de vesting en de oorlogsbodems klaar waren voor de strijd, in het geval dat. Hij sprak over het grote enthousiasme dat de hele werkende bevolking van de stad (arbeiders, rode soldaten en matrozen) vertoonde.
De nieuwe verkozenen en het verslag van de voorzitter werden op uitbundig applaus ontvangen.
De vergadering ging toen over tot de lopende zaken.
Het bleek dat de stad en het garnizoen voldoende bevoorraad zijn inzake levensmiddelen en brandstof.
Men onderzocht de kwestie van de bewapening van de arbeiders.
Er werd beslist dat alle arbeiders zonder uitzondering bewapend zouden worden en dat het toezicht op de stad aan hen toekwam, want alle matrozen en soldaten wilden hun plaats innemen in de gevechtseenheden. Deze beslissing werd enthousiast onthaald op de kreet: “De overwinning of de dood!”.
Men besliste vervolgens om de administratieve commissies van alle vakbonden en ook van de Raad van vakbonden binnen een tijdspanne van drie dagen te herverkiezen. De Raad moest het leidende arbeidersorgaan worden en permanent in contact staan met het Provisoire Revolutionaire Comité.
Vervolgens gaven de kameraden matrozen die ontsnapt waren uit Petrograd, Strelna, Peterhof en Oranienbaum verslag.
Ze stelden vast dat de bevolking en de arbeiders van al deze plekken door de communisten in totale onwetendheid gehouden werden over wat er aan de hand was in Kronstadt. Overal werden geruchten verspreid dat de witte gardes en generaals er de plak zwaaiden.
Dit veroorzaakte een algemene hilariteit.
De vergadering werd nog meer opgevrolijkt door het voorlezen van een soort van ‘Manifest’ dat door een communistisch vliegtuig boven Kronstadt was uitgestrooid. “Ja, het is waar,” schreeuwde men, “We hebben hier één enkele generaal: de commissaris van de Baltische Vloot, Koezmin! En dan nog, want die is aangehouden!”
De vergadering werd afgesloten met gelukwensen en uitingen van enthousiasme die blijk gaven van de unanieme en stellige beslissing om te overwinnen of te sterven.
Maar het ging zeker niet alleen over de activiteit van het Comité en de verschillende opgerichte organen: de hele bevolking bloeide op en nam met een hernieuwde energie deel aan het oeuvre van wederopbouw. Het revolutionaire enthousiasme was zoals dat van in de oktoberdagen. Voor de eerste keer sinds de communistische partij meester van de Revolutie geworden was, voelde Kronstadt zich vrij. Een nieuwe geest van solidariteit en broederschap had de matrozen en soldaten van het garnizoen, de arbeiders en de verschillende elementen samengebracht in een gemeenschappelijke inspanning voor de zaak van allen.
De communisten zelf voelden de besmetting van deze broederschap van de hele stad. Ze namen deel aan de voorbereidingen voor de verkiezingen van de Sovjet van Kronstadt.
De bladzijden van de Izvestia leverden overvloedig bewijs van dit algemeen enthousiasme dat opnieuw tevoorschijn kwam vanaf het moment dat de massa’s voelden dat ze in de vrije Sovjets opnieuw de ware weg van de ontvoogding hadden gevonden en de hoop om de ware Revolutie te verwezenlijken.
De krant loopt over van berichten, resoluties, oproepen van alle soort die uitgaan van afzonderlijke burgers of van groeperingen en organismes waarin vrije loop gegeven wordt aan dit enthousiasme, het gevoel van solidariteit, de toewijding, het verlangen om te handelen, om nuttig te zijn, om deel te nemen aan het gemeenschappelijke oeuvre.
Het principe: “Gelijke rechten voor iedereen, privileges voor niemand” werd ingesteld en rigoureus gehandhaafd.
De rantsoenen voor levensmiddelen werden gelijkgesteld. De matrozen die onder het bolsjevistische regime veel uitgebreidere rantsoenen ontvingen dan de arbeiders, beslisten om niet meer te aanvaarden dan wat er aan de arbeider of burger gegeven werd. De beste rantsoenen en speciale rantsoenen werden alleen aan zieken en kinderen toegekend.
We zeiden zonet dat dit algemene elan ook de communisten aanstak. Het schudde de overtuigingen van velen onder hen flink dooreen.
De bladzijden van de Izvestia bevatten vele verklaringen van communistische groeperingen en organisaties van Kronstadt die de houding van de centrale regering veroordeelden en de visie van en maatregelen getroffen door het Provisoire Revolutionaire Comité steunden.
Maar er is nog beter. Een zeer groot aantal communisten van Kronstadt kondigden publiekelijk aan dat ze de partij verlieten. In verschillende nummers van de Izvestia werden honderden namen van communisten gepubliceerd wiens geweten hen verhinderde om nog langer bij de partij van de beul ‘Trotski’ te blijven, zoals sommigen het stelden. De ontslagnames uit de communistische partij werden al snel zo talrijk dat de krant bij plaatsgebrek moest afzien van de onmiddellijke publicatie ervan en uitlegde dat ze die gegroepeerd zou publiceren, en dat naargelang de mogelijkheden. Het gaf de indruk van een algemene exodus.
Enkele lukraak uitgekozen brieven geven een voldoende beeld van deze erg betekenisvolle omslag.
Ziehier enkele van die brieven:
Ik erken dat de politiek van de communistische partij het land in een impasse zonder uitweg heeft gebracht. De partij is bureaucratisch geworden. Ze heeft niets geleerd en wil niets leren. Ze weigert om naar de stem van de massa’s te luisteren en probeert om hen haar eigen wil op te leggen. (Denk maar aan de 115 miljoen boeren!) Ze wil niet begrijpen dat het volk alleen uit haar lethargie kan geraken door de vrijheid van woord en de mogelijkheid voor de massa’s om deel te nemen aan de heropbouw van het land met behulp van gewijzigde electorale procédés.
Ik weiger me nog langer te beschouwen als lid van de communistische partij. Ik keur de resolutie volledig goed die tijdens de vergadering van de hele bevolking op 1 maart aangenomen werd en stel mijn capaciteiten en energie bijgevolg ter beschikking van het Provisoire Revolutionaire Comité.
Ik vraag dat deze verklaring in de krant gepubliceerd wordt.
Herman Kanajev, officier van het Rode Leger, zoon van een verbannene uit het proces van de 193 (Izvestia, n°3, 5 maart)
*
Kameraden communisten van de basis! Kijk om jullie heen en jullie zullen zien dat we in een vreselijk moeras vastgelopen zijn. We zijn er door een handvol bureaucratische “communisten” ingesukkeld die, onder het masker van communisten, lekker warme nestjes voor zichzelf hebben veiliggesteld in onze Republiek.
Als communist smeek ik jullie: ontdoe je van deze valse “communisten” die jullie naar de broedermoord duwen. Het is dankzij hen dat wij anderen, communisten van de basis die voor niets verantwoordelijk zijn, de verwijten moeten incasseren van onze kameraden arbeiders en boeren zonder partij.
Ik ben geschrokken van de huidige situatie.
Is het mogelijk dat het bloed van onze broeders vergoten wordt voor de belangen van deze “bureaucratische communisten”?
Kameraden, gebruik opnieuw jullie gezond verstand! Laat jullie niet doen door deze bureaucratische “communisten” die jullie provoceren en aansporen tot een slachtpartij. Zet ze aan de deur! Een ware communist mag zijn idee niet opleggen, maar moet samen met de hele werkende massa optrekken, in haar rangen.
Rojkali, lid van de Russische Communistische Partij (bolsj.) (Izvestia, n° 4, 6 maart)
*
Aangezien Trotski en de communistische leiders als antwoord op het voorstel van de kameraden van Kronstadt om een delegatie naar Petrograd te sturen, de eerste obussen hebben afgeschoten en bloed vergoten hebben, vraag ik dat men mij niet meer beschouwt als lid van de communistische partij. De toespraken van de communistische sprekers hadden mijn hoofd op hol gebracht, maar de daad van de bureaucratische communisten heeft het weer op z’n plaats gezet.
Ik dank de bureaucratische communisten voor het tonen van hun ware gelaat en me zo toelieten om mijn dwaling in te zien. Ik was een blind instrument in hun handen.
Andrei Bratatsjev, ex-lid van de communistische partij n° 537.575 (Izvestia, n° 7, 9 maart)
*
Gezien de vreselijke huidige situatie het resultaat is van de daden van het onbeschofte handvol communisten dat stevig in het zadel zit aan de partijtop, en aangezien ik onder druk tot de partij ben toegetreden als basismilitant, aanschouw ik met afgrijzen de vrucht van hun werken. Alleen de arbeider en de boer kunnen het land weer oprichten, het land dat nu naar de afgrond gevoerd wordt. Maar de communistische partij die aan de macht is, heeft hen volledig gepluimd. Omwille van deze reden, stap ik uit de partij en geef ik mijn krachten aan de verdediging van de werkende massa’s.
L. Korolev, commandant van de 5de Batt., 4de Div. (Izvestia, n° 7, 9 maart)
*
Kameraden! Mijn lieve leerlingen van de industriële scholen en rode militaire en scheepvaartscholen!
Ik heb bijna dertig jaar geleefd met een diepe liefde voor het volk. Ik heb in de mate van mijn krachten licht en wetenschap gebracht naar allen die er begerig naar waren, en dit tot op het laatste moment.
De Revolutie van 1917 gaf een nieuw elan aan mijn werk; mijn activiteit nam toe; ik spande mij meer dan ooit in om mijn ideaal te dienen.
De communistische consigne: “Alles voor het volk” inspireerde me door haar verhevenheid en schoonheid en in februari 1920 werd ik kandidaat van de communistische partij. Maar het eerste schot dat tegen het vreedzame volk afgevuurd werd, tegen mijn geliefde kinderen wiens aantal in Kronstadt tot 7000 oploopt, heeft me doen bibberen van afgrijzen bij de gedachte dat ik beschouwd zou kunnen worden als een medeplichtige aan dit bloedbad van onschuldigen.
Ik voel dat ik niet meer kan geloven in de idee die door een criminele daad onteerd werd, noch de idee kan propageren. Dus beschouw ik mezelf sinds dat eerste schot niet langer als lid van de communistische partij.
Maria Nikolajevna Chatel, leerkracht (Izvestia, n° 8, 10 maart)
*
Aangezien Trotski, als antwoord op het voorstel van de kameraden van Kronstadt om afgevaardigden naar Petrograd te zenden, een vliegtuig vol bommen stuurde die men op onschuldige vrouwen en kinderen smeet; aangezien overal eerlijke arbeiders worden gefusilleerd; stappen wij, communisten van de basis van de elektrische ploeg van de 3de regio, diep verontwaardigd over de daden van Trotski en zijn acolieten, en door hun procédés van wilde beesten, uit de communistische partij en scharen wij ons aan de zijde van alle oprechte arbeiders in de gemeenschappelijke strijd voor de ontvoogding van de werkers. Wij vragen om beschouwd te worden als “partijloos”.
Volgen 17 ondertekeningen (Izvestia, n° 8, 10 maart)
*
Gedurende drie jaar heb ik in Kronstadt als leerkracht in een basisschool gewerkt en ook in de leger- en vlooteenheden. Ik ben altijd oprecht samen met de werkers van het vrije Kronstadt opgetrokken en schonk hen al mijn krachten op het terrein van het volksonderwijs. Het brede culturele elan dat de communisten aankondigden, de klassenstrijd van de werkers tegen de uitbuiters en het perspectief van de sovjetopbouw hebben me doen toetreden tot de rangen van de communistische partij waarvoor ik kandidaat werd op 1 februari 1920. Sinds mijn kandidatuur heb ik de vele gebreken van de kopstukken van de partij kunnen zien. Ik ben mij ervan bewust geworden dat die de schone idee van het communisme bevuilen. De ergste gebreken die een erg negatieve indruk nalaten op de massa’s zijn: de bureaucratie, de breuk tussen de partij en de massa’s, de dictatoriale procédés ten opzichte van de massa’s, een groot aantal meelopers en arrivisten, enzovoort. Al deze gebreken creëerden een onoverbrugbare kloof tussen de massa’s en de partij, waardoor de partij een organisme werd dat niet in staat is om tegen de binnenlandse neergang van het land te strijden.
De huidige gebeurtenissen hebben de meest vreselijke plagen van dit regime aan het licht gebracht. Toen de bevolking van Kronstadt, die meerdere duizenden bewoners telt, aan de “verdedigers van de belangen van de werkers” volledig terechte eisen voorlegde, verwierpen de kopstukken van de communistische partij die en in plaats van een vrije en broederlijke overeenstemming met de werkers van Kronstadt, openden ze een broedermoordend vuur tegen de arbeiders, rode soldaten en matrozen van de revolutionaire stad. En – dat was het toppunt – het luchtbombardement tegen weerloze vrouwen en kinderen voegde een flinke doorn toe aan de kroon van de communistische partij.
Aangezien ik de verantwoordelijkheid voor de barbaarse daden van de communisten niet wil delen en de tactiek van hun kopstukken die leidt tot bloedvergieten en ellende bij de volksmassa’s, niet goedkeur, verklaar ik openlijk me niet langer als kandidaat van de communistische partij te beschouwen en maak ik me het ordewoord van de werkers van Kronstadt volledig eigen: “Alle macht aan de sovjets en niet aan de partijen.”
T. Denisov, leerkracht van de 2de basisschool (Izvestia, n° 10, 12 maart)
*
In Kronstadt ging de macht van de communistische partij die het vertrouwen van de massa’s kwijtgespeeld was zonder geweld noch bloedvergieten over naar de revolutionaire werkers. De centrale regering besloot echter om Kronstadt te blokkeren. Ze verspreidde leugenachtige verklaringen en radio-uitzendingen en probeert haar macht door honger, koude en verraad op te leggen.
Wij beschouwen zo’n tactiek als een verraad van het essentiële principe van de Sociale Revolutie: “Alle macht aan de werkers”. Door dit verraad scharen de communisten aan de macht zich aan de zijde van de vijanden van de werkers. Voor ons is er nu slechts één uitweg: tot aan het einde toe op onze posten blijven en verbeten vechten tegen allen die proberen om hun macht met geweld, verraad en provocatie aan de werkende massa’s op te leggen. Wij verbreken dus alle banden met de partij.
Miloradovitsj, Beszonov, Markov, ex-leden van de communistische partij, Fort ‘Totleben’ (Izvestia, n° 10, 12 maart)
*
Diep verontwaardigd over de procédés van de grote heer Trotski die niet aarzelde om zijn handen rood te kleuren met het bloed van zijn kameraden arbeiders, beschouw ik het als mijn morele plicht om uit de partij te stappen en mijn verklaring te publiceren.
V. Grabegev, kandidaat van de partij, voorzitter van de bouwarbeidersvakbond (Izvestia, n° 10, 12 maart)
Tenslotte nog enkele stichtelijke uittreksels uit andere verklaringen. Deze uittreksels geven een erg duidelijk beeld van de geest en de tendens die in alle middens leefden:
Wij ondergetekenden,…, hebben ons aangesloten bij de Communistische Partij omdat wij haar als een emanatie van de wil van de werkende massa’s beschouwden. Maar het blijkt dat ze in werkelijkheid de beul is van de arbeiders en boeren etc.
(n° 5, 7 maart)
*
Wij kandidaten van de communistische partij,…, verklaren unaniem dat wij niet aan de macht gehecht zijn, maar volledig aan de rechtvaardige zaak van de werkers etc.
(n° 7, 9 maart)
*
De partijen hebben zich zorgen gemaakt over de politiek. Maar na de burgeroorlog vroegen wij aan de partij alleen maar om het werk te richten op de weg van het economische leven, op het spoor van de heropbouw van de economie van het geruïneerde land.
De boer heeft geen commissarissen nodig om te weten dat er brood moet gegeven worden aan de stad; en de arbeider zal zich op zijn beurt zelf inspannen om aan de boer te verschaffen wat die nodig heeft voor zijn arbeid.
(n° 11, 13 maart)
*
Resolutie van de gevangenen
Op 14 maart nam de algemene assemblee van 240 koersanti, rode officieren en soldaten, gevangengenomen en geïnterneerd in de Manege, de volgende resolutie aan:
“Op 8 maart laatstleden kregen wij, koersanti, rode officieren en soldaten van Moskou en Petrograd, het bevel om Kronstadt aan te vallen. Men had ons gezegd dat de witte gardes er een muiterij hadden ontketend. Toen we, zonder van onze wapens gebruik te maken, de omgeving van de stad Kronstadt naderden en contact maakten met de voorposten van de matrozen en arbeiders begrepen we dat er helemaal geen witte-garde rebellie aan de gang was in Kronstadt, maar integendeel, dat de matrozen en arbeiders de absolutistische macht van de commissarissen hadden omvergeworpen. Onmiddellijk zijn we vrijwillig overgelopen naar de kant van die van Kronstadt, en wij vragen nu aan het Revolutionaire Comité om ons bij de detachementen van strijdende rode soldaten in te delen, want wij willen strijden onder de ware verdedigers van de arbeiders en de boeren, en van Kronstadt en heel Rusland.”
Wij vinden dat het Provisoire Revolutionaire Comité de juiste weg geslagen is met de ontvoogding van alle werkers en dat alleen de idee “alle macht aan de sovjets en niet aan de partijen” het goed begonnen oeuvre zou kunnen leiden.
(n° 14, 16 maart)
*
Wij, soldaten van het Rode Leger van het fort ‘Krasnoarmejetz’, zijn met hart en ziel bij het Revolutionaire Comité. Wij zullen het Comité, de arbeiders en de boeren tot de laatste snik verdedigen.
Dat niemand geloof hecht aan de leugens van de communistische proclamaties die uit de vliegtuigen gestrooid worden. Wij hebben hier geen generaals noch heren. Kronstadt is altijd de stad van arbeiders en boeren geweest, en ze zal dat blijven zijn.
De communisten zeggen dat wij geleid worden door spionnen. Maar dat is een grove leugen. Wij hebben altijd de vrijheden die door de Revolutie veroverd werden verdedigd, en wij zullen die altijd verdedigen. Als men zich daarvan wil vergewissen, dat men dan een delegatie hierheen stuurt. En wat de generaals betreft, die zijn in dienst van de communisten.
Op dit moment, nu het lot van het land op het spel staat, hebben wij de macht in handen genomen en het oppercommando aan het Revolutionaire Comité gegeven. Wij verklaren aan het hele garnizoen en aan alle werkers dat wij bereid zijn om te sterven voor de vrijheid van het werkvolk.
Bevrijd van het communistische juk en van de terreur van de laatste drie jaar, verkiezen wij om te sterven eerder dan de minste stap terug te deinzen.
Het Detachement van het fort ‘Krasnoarmejetz’ (Izvestia, n° 5, 7 maart)
De hartstochtelijke liefde voor het vrije Rusland en het grenzeloze geloof in de “ware sovjets” waren de inspiratiebronnen voor Kronstadt. Tot aan het einde toe hoopten de Kronstadtski om door heel Rusland, heel Petrograd voor alles, gesteund te worden en zo de volledige bevrijding van het land te kunnen verwezenlijken.
Kameraden matrozen, arbeiders en rode soldaten van de Stad van Kronstadt!
Wij, het garnizoen van het fort ‘Totleben’, zenden jullie onze broederlijke groeten op dit ernstige en tragische uur van onze roemvolle strijd tegen het gehate juk van de communisten. Allemaal zijn wij bereid om als één man te sterven voor de ontvoogding van onze broeders die lijden: de boeren en de arbeiders van heel Rusland die opnieuw aan de vervloekte slavernij geketend werden door geweld en bedrog. We hopen de vijandelijke omsingeling rond het fort binnenkort door een beslissend elan in duizend stukken te slaan en daarna doorheen het lijdende land de ware waarheid en vrijheid te brengen.
Dit bericht verscheen in het laatste nummer van de Izvestia van de rebellen (n°14, 16 maart 1921). De vijand stond voor de poorten van Kronstadt. Petrograd en de rest van het land bevonden zich, gevloerd door een ongelooflijke ontplooiing van militaire en politionele troepen, overduidelijk in de onmogelijkheid om de wurggreep te ontklemmen. Aangevallen door een groot leger van koersanti die de regering blindelings toegewijd waren koesterde het handvol heldhaftige verdedigers van de vesting nog maar weinig hoop. Maar meegesleept door hun grote ideaal, door de zuiverheid van hun motivatie, door het hardnekkige geloof in de nabije bevrijding, bleven de rebellen van Kronstadt hopen en strijden.
Het waren niet zij die de gewapende strijd hadden gewild.
Ze hadden geprobeerd om het conflict op vreedzame en broederlijke wijze op te lossen: de vrije herverkiezing van de Sovjets, een overeenkomst met de communisten, overtuigen, de vrije actie van de werkende massa’s.
De broederstrijd werd hen opgelegd. En met het verloop van de tragische gebeurtenissen waren ze alsmaar beslister om tot aan het einde toe voor hun nobele en rechtvaardige zaak te strijden.
De manier waarop ze in hun actie geholpen wilden worden was tekenend voor hun houding.
Ze ontvingen voorstellen tot hulp van verschillende kanten, in het bijzonder van de rechtse revolutionaire socialisten. Maar ze weigerden alle hulp die van rechts kwam. En ze lieten de hulp van de linkse stromingen slechts toe onder een vrije, oprechte, toegewijde, broederlijke en apolitieke vorm. Ze aanvaardden de samenwerking van vrienden, maar niet van druk, noch van dictaat.
Tijdens de revolte van 3 tot 16 maart verschenen in het totaal 14 nummers van de Izvestia van het Provisoire Revolutionaire Comité.
De nobele, gedreven aspiratie van de opstandelingen naar een nieuw, waarlijk vrij leven, voor Kronstadt en voor heel Rusland, hun hoop, hun sublieme toewijding en hun vastberaden beslissing om zich “tot aan de laatste druppel bloed” te verdedigen in de strijd die hen opgedrongen werd, al deze essentiële karakteristieken worden getrouw weerspiegeld in een reeks artikels van hun krant waarin ze hun positie uitlegden, hun aspiraties onder woorden brachten, de blinden en de bedrogenen probeerden te overtuigen, antwoordden, zoals we reeds zagen, op de laster en de daden van de communisten.
Laten we deze bijna totaal ongekende historische bladzijden doorlopen. De werkers van alle landen zouden die moeten lezen en herlezen. Deze documenten zouden hen aan het denken moeten zetten en waarschuwen voor de fundamentele vergissing die de Revolutie van 1917 deed verloren gaan en die reeds de komende revoluties in andere landen bedreigt: de actie onder leiding van de politieke partijen, de heroprichting van een politieke macht, de instelling van een nieuwe regering, de organisatie van een gecentraliseerde Staat onder nieuwe etiketten zonder werkelijke betekenis zoals “dictatuur van het proletariaat”, “proletarische regering”, “arbeiders- en boerenstaat” enzovoort. Deze documenten bewijzen net als het epos van Kronstadt definitief dat hetgeen werkelijk arbeiders en boeren moet zijn, niet regering noch statelijk kan zijn; en dat wat regering en statelijk is, niet arbeiders en boeren kan zijn.
Het eerste nummer, van 3 maart 1921, bevat naast een aantal berichten en administratieve mededelingen het Manifest “Aan de bevolking van de vesting en de stad van Kronstadt” en de beroemde “Resolutie” van de matrozen, die we reeds aanhaalden.
In het nummer 2 van 4 maart waaruit we reeds een aantal verklaringen en de radio-uitzending van Moskou citeerden, staat naast andere berichten en administratieve mededelingen de volgende betekenisvolle “Oproep”:
Aan de bevolking van Kronstadt
Burgers! Kronstadt begint aan een bittere strijd voor de vrijheid. We kunnen ons op elk ogenblik verwachten aan een offensief van de communisten om Kronstadt in te nemen en ons opnieuw hun macht op te leggen, hun macht die tot honger, koude en economische rampspoed geleid heeft.
Allen, tot aan de laatste persoon, zullen de veroverde vrijheid met kracht en vastberadenheid verdedigen. We zullen ons verzetten tegen de plannen om Kronstadt in te nemen. En als de communisten proberen om dat gewapenderhand te doen, dan zullen wij antwoorden met een waardige weerstand.
Het Provisoire Revolutionaire Comité spoort de bevolking aan om zich niet op te winden wanneer ze een vuurgevecht zou horen.
De kalmte en de koelbloedigheid zullen ons de overwinning brengen.
Het Provisoire Revolutionaire Comité
Uit het nummer 3 hebben we reeds al het interessante gehaald, met uitzondering van de berichten, verklaringen en gewoonlijke mededelingen die elke nummer opnieuw verschijnen. We voegen er evenwel nog dit berichtje aan toe:
In Kronstadt heerst volledige orde. Alle instellingen werken normaal. De straten zijn levendig. Geen enkel geweerschot sinds drie dagen.
Het nummer 4 (van 6 maart) werd reeds bijna volledig geciteerd. Nochtans leek het ons zinvol om ook het edito van dit nummer te publiceren:
De eelterige handen van de matrozen en arbeiders van Kronstadt hebben het roer uit de handen van de communisten gerukt en hebben zich meester gemaakt van de stuurstang.
Het schip van de sovjet-macht zal op een alerte en trefzekere wijze naar Petrograd gestuurd worden van waar deze macht van de eelterige handen zich over het hele ongelukkige Rusland zal uitstrekken.
Maar, kameraden, wees waakzaam!
Vertienvoudig jullie waakzaamheid, want de weg is bezaaid met struikelblokken. Een onvoorzichtige ruk aan de stuurstang en jullie schip met haar zo waardevolle lading – die van de sociale opbouw – zal op een rots vastlopen.
Kameraden, hou de omgeving van het roer nauwlettend in het oog: de vijanden proberen het nu al te naderen. Eén enkele fout en ze zullen jullie het roer ontrukken, en het sovjet-schip zou kunnen zinken onder het triomfantelijke gelach van de tsaristische lakeien en de knechten van de bourgeoisie.
Kameraden, op dit moment dat jullie je verheugen in de grote en vreedzame overwinning op de dictatuur van de communisten, verheugen jullie vijanden zich ook.
De redenen voor deze vreugde, bij jullie en bij hen, zijn tegengesteld.
Jullie zijn gedreven door een vurig verlangen om de ware macht van de Sovjets te herstellen, door de nobele hoop om de arbeider een vrije arbeid te zien uitvoeren en de boer recht te zien hebben op de vruchten van zijn arbeid op zijn grond. Zij dromen er echter van om de knoet van het tsarisme en de privileges van de generaals te herstellen.
Jullie belangen zijn verschillend. Het zijn niet jullie reisgezellen.
Jullie moesten jullie van de macht van de communisten ontdoen om jullie toe te leggen op het scheppende werk en de vreedzame opbouw. Zij willen deze macht omverwerpen opdat de arbeiders en boeren weer hun slaven worden.
Jullie willen de vrijheid. Zij willen jullie op hun manier ketenen.
Wees waakzaam! Laat geen wolven in schaapsvacht het roer naderen.
Het edito van nummer 6 (7 maart):
De ‘veldmaarschalk’ Trotski bedreigt heel het vrije en revolutionaire Kronstadt dat in opstand gekomen is tegen het absolutisme van de communistische commissarissen.
De werkers die het schandelijke juk van de dictatuur van de communistische partij afgeworpen hebben, worden door een nieuw soort Trepov bedreigd met een militaire nederlaag. Hij belooft om de vreedzame bevolking van Kronstadt te bombarderen. Hij herhaalt het bevel van die andere: “Geen spaarzaamheid met kogels!”. Hij zal er veel nodig hebben voor alle revolutionaire matrozen, arbeiders en rode soldaten.
Want hij, de dictator van het door de communisten verkrachte Sovjet Rusland, trekt zich niets aan van de werkende massa’s. Het belangrijkste voor hem is dat de macht in handen van zijn partij blijft!
Hij heeft het lef om in naam van Sovjet Rusland te spreken. Hij belooft gratie!
Hij, de bloeddorstige Trotski, de chef van de communistische ‘kozakken’ die genadeloos bloed vergieten voor het absolutisme van de partij, de wurger van alle vrije geest, hij durft om zulke taal tegen die van Kronstadt aan te slaan die met stoutmoedigheid en beslistheid de rode vlag hoog houden!
De communisten hopen hun absolutisme te herstellen op koste van het bloed van werkers en het lijden van hun opgesloten families. Ze willen dat de opstandige matrozen, arbeiders en rode soldaten hun nek opnieuw op het kapblok leggen. Ze dromen van het consolideren en verderzetten van hun nefaste politiek die heel werkend Rusland in de afgrond van de wanorde, de honger en de ellende geduwd heeft.
We hebben er genoeg van! De werkers zullen zich niet meer laten bedriegen! Communisten, jullie hoop is ijdel en jullie bedreigingen vinden geen gehoor.
De laatste golf van de Revolutie van de Werkers is op weg. Ze zal de onwaardige bedriegers en lasteraars van de oppervlakte van het door hun oeuvre besmeurde land van de Sovjets wegvagen. En wat uw gratie betreft, meneer Trotski, daar hebben wij geen nood aan!
In hetzelfde nummer lezen we:
Wij begaan geen wraak
De onderdrukking van de werkende massa’s door de communistische dictatuur heeft onder de bevolking een volstrekt logische verontwaardiging en rancune veroorzaakt. Als gevolg van deze stand van zaken, werden enkele personen die met de communisten verbonden zijn geboycot of weggestuurd. Dat mag niet meer gebeuren. Wij zijn niet op zoek naar wraak: wij verdedigen onze arbeidersbelangen. We moeten met koelbloedigheid handelen en alleen diegenen elimineren die door sabotage of lastercampagnes de herstelling van de macht en rechten van de werkers verhinderen.
En dan dit artikel:
Wij en zij
De communisten weten niet hoe ze de macht die uit hun handen glipt kunnen behouden, en dus bedienen ze zich van de laagste provocaties. Hun schandelijke pers heeft al haar krachten gemobiliseerd om de volksmassa’s op te zwepen en de beweging van Kronstadt voor te stellen als een samenzwering van witte gardes. Op dit moment stuurt hun cenakel van gestigmatiseerde misdadigers het gerucht de wereld in dat “Kronstadt aan Finland verkocht is”. Hun kranten spuwen vuur en gif. Na hun mislukking het proletariaat ervan te overtuigen dat Kronstadt in handen is van de contra-revolutionairen, proberen ze nu op het nationale sentiment te spelen.
Alle landen kennen reeds via onze radio-uitzendingen waarvoor het garnizoen en de arbeiders van Kronstadt strijdt. Maar de communisten proberen de betekenis van de gebeurtenissen te verminken en hopen zo onze broeders van Petrograd om de tuin te leiden.
Petrograd is volledig omsingeld door de bajonetten van de ‘koersanti’ en de ‘gardes’ van de partij. De Malioeta Skoeratov – Trotski – laat de partijloze arbeiders en rode soldaten niet naar Kronstadt komen. Hij vreest dat ze de waarheid zullen ontdekken en dat de waarheid de communisten onmiddellijk van de kaart zal vegen. Want dan zouden de eelterige handen van de arbeidersmassa’s met geopende ogen de macht grijpen.
Daardoor komt het dat de Sovjet van Petrograd niet heeft geantwoord op onze radio-uitzending waarin werd gevraagd om werkelijk onpartijdige kameraden naar Kronstadt te sturen.
De communistische chefs vrezen voor hun vel en daarom verstikken ze de waarheid en stapelen ze leugen na leugen op: “De witte gardes zijn aan het werk in Kronstadt”… “Het proletariaat van Kronstadt heeft verkocht aan Finland en aan Franse spionnen zichzelf”… “Finland heeft reeds een leger gevormd om met hulp van de rebellen van Kronstadt Petrograd in te nemen” etc.
Wij hebben daar slechts één ding op te antwoorden: Alle macht aan de Sovjets! Trek uw klauwen terug: uw klauwen rood van het bloed van de martelaren van de vrijheid die streden tegen de witte gardes, de eigenaars en de bourgeoisie!
Tenslotte vinden we in hetzelfde nummer nog een ware ‘geloofsverklaring’ van die van Kronstadt terug: hun programma en testament dat ze de werkende massa’s van de toekomstige revoluties hebben nagelaten. Hun aspiraties en hoop worden er duidelijk en definitief in uiteengezet. Ziehier dit document:
De doelen waarvoor wij vechten
Door de Oktoberrevolutie hoopte de arbeidersklasse om haar ontvoogding te bekomen. Maar het resultaat was een nog ergere slavernij van de menselijke individualiteit.
De macht van de politiemonarchie ging over naar de usurpators – de communisten – die in plaats van het volk de vrijheid te laten, haar de angst voor de kerkers van de Tsjeka voorschotelden, waarvan de horror de methodes van de tsaristische rijkswacht ver voorbijstaken.
Na lange jaren van strijden en lijden heeft de werker van Sovjet Rusland slechts onbeschofte bevelen, bajonetsteken en fluitende kogels van de ‘kozakken’ van de Tsjeka bekomen. De communistische Macht heeft in de feiten het roemvolle embleem van de werkers – de hamer en de sikkel – vervangen door dat andere symbool: de bajonet en de tralies, dat aan een nieuwe bureaucratie, aan de commissarissen en aan de communistische ambtenaren heeft toegelaten om een rustig en zorgeloos leventje voor zichzelf veilig te stellen.
Maar nog abjecter en crimineler is de geestelijke slavernij die door de communisten ingevoerd werd: door elkeen te verplichten om uitsluitend volgens hun formule te denken, legden ze ook de hand op het denken, op het morele leven van de werkers.
Ze hebben met hulp van de verstatelijkte vakbonden de arbeider aan de machine vastgebonden en de arbeid tot een nieuwe slavernij omgevormd in plaats van die aangenaam te maken.
Ze hebben met massale fusillades en met een wreedheid die de tsaristische generaals zou hebben doen blozen geantwoord op de protesten van de boeren, die gingen tot spontane revoltes; op de eisen van de arbeiders die door de hun levensomstandigheden verplicht waren naar het stakingswapen om te grijpen.
Het Rusland van de werkers, het eerste land dat het rode vaandel van de ontvoogding van de arbeid hief, werd tot meerdere eer en glorie van de communistische overheersing verloochend in het bloed van de martelaren. De communisten verdrinken alle grote en mooie beloftes en mogelijkheden voor het proletarische Rusland in deze zee van bloed.
Het wordt alsmaar duidelijker en het is nu vanzelfsprekend dat de communistische partij niet, zoals ze voorhield, de verdediger van de werkers is. De belangen van de arbeidersklasse zijn haar vreemd. Nadat ze aan de macht gekomen was, had ze nog slechts één bekommernis: haar macht niet kwijtspelen. En daarvoor acht ze alle middelen toegelaten: laster, bedrog, geweld, moord, wraak tegen de families van rebellen.
Maar het geduld van de gepijnigde werkers is op.
Het land wordt hier en daar verlicht door de brand van rebellieën in de strijd tegen de onderdrukking en het geweld. De arbeidersstakingen vermenigvuldigen zich.
De bolsjevistische honden waken. Ze treffen alle mogelijke maatregelen om de onvermijdelijke derde Revolutie te verhinderen en in de kiem te smoren.
Ondanks alles is deze derde Revolutie gekomen. Ze wordt door de werkende massa’s zelf verwezenlijkt. De generaals van het communisme zien maar al te goed dat het het volk is dat in opstand gekomen is, overtuigd als het is van het verraad van de ideeën van de Revolutie. De communisten vrezen voor hun vel en weten dat ze zich nergens kunnen verschuilen om te ontsnappen aan de woede van de werkers. Daarom terroriseren ze de rebellen, met behulp van hun ‘kozakken’, gevangenis, executie en andere wreedheden. Onder het juk van de communistische dictatuur is het leven zelf erger geworden dan de dood.
Het opstandige werkende volk heeft begrepen dat de strijd tegen de communisten en tegen het wederopgerichte regime van lijfeigenschap niet halverwege kan stoppen. We moeten tot op het einde gaan. De communisten veinzen toegevingen te doen: de versperringen in de provincie van Petrograd werden opgeheven, ze maakten tien miljoen goud-roebels vrij voor de aankoop van producten in het buitenland. Maar vergis je niet: achter dit aas gaat de ijzeren vuist van de meester schuil, van de dictator; van de meester die zijn toegevingen zwaar zal doen betalen eens de rust is teruggekeerd.
Nee, geen stoppen halverwege! Overwinnen of sterven!
Het Rode Kronstadt, terreur van de contrarevolutie van zowel links als rechts zal daarvan het voorbeeld geven.
Hier in Kronstadt werd de grote nieuwe stuwing van de Revolutie verwezenlijkt. Hier werd het vaandel van de revolte geheven tegen de tirannie van de laatste drie jaren, tegen de onderdrukking door de communistische autocratie die drie eeuwen van monarchistisch bewind doen blozen.
Hier, in Kronstadt, werd de eerste steen gelegd voor de derde Revolutie die de laatste ketenen van de werker zal breken en de nieuwe en lange weg zal vrijmaken voor de socialistische opbouw.
Deze nieuwe revolutie zal de werkende massa’s van het oosten en het westen dooreenschudden. Want ze zal het voorbeeld tonen van een nieuwe socialistische opbouw in tegenspraak met de communistische, mechanistische en statelijke ‘Bouw’. De werkende massa’s aan de andere kant van onze grenzen zullen er dan door de feiten van overtuigd worden dat alles wat hier tot nu toe bij ons gefabriceerd werd in naam van de arbeiders en de boeren, geen socialisme was.
De eerste stap in deze richting werd zonder één enkel geweerschot gezet, zonder ook maar één druppel bloed te vergieten. De werkers hebben geen behoefte aan bloed. Enkel in het geval van legitieme zelfverdediging zullen ze bloed doen vloeien. Ondanks alle weerzinwekkende daden van de communisten zullen wij voldoende zelfbeheersing hebben om ons te beperken tot hen te isoleren van het sociale leven om hen zo te verhinderen het revolutionaire oeuvre te schaden met hun valse en kwaadwillige agitatie.
De arbeiders en boeren trekken op, onstuitbaar. Achter hen laten ze de Grondwetgevende Vergadering met haar bourgeoisregime én de dictatuur van de communistische partij met haar Tsjeka en haar staatskapitalisme dat de strop om de nek van de werkers gespannen heeft en hen dreigt te wurgen.
De geschiedde verandering biedt aan de werkende massa’s eindelijk de mogelijkheid om zich van vrij verkozen Sovjets te verzekeren die zullen functioneren zonder druk van een partij. Deze verandering zal hen ook toelaten om de verstatelijkte vakbonden te reorganiseren tot vrije associaties van arbeiders, boeren en intellectuele werkers.
De politionele machine van de communistische autocratie is eindelijk gebroken.
Aan nummer 7 van 9 maart ontlenen we twee korte artikels. Het eerste is een polemisch stuk:
Luister Trotski!
Tonnen stront hebben de communisten via hun radio-uitzendingen uitgekieperd over de bezielers van de derde Revolutie die de ware macht van de Sovjets verdedigt tegen de usurpatie door en de willekeur van de commissarissen.
We hebben dat nooit voor de bevolking van Kronstadt verborgen. Altijd hebben we deze lasteraanvallen publiek gemaakt in onze Izvestia.
Wij hebben niets te vrezen. De burgers weten hoe de revolte is ontstaan en wie er in opstand is gekomen.
De arbeiders en rode soldaten weten dat er zich onder het garnizoen geen generaals noch witte gardes bevinden.
Langs haar kant heeft het Provisoire Revolutionaire Comité een radiotelegram naar Petrograd gestuurd met de eis om de gijzelaars die door de communisten in de overbevolkte gevangenissen vastgehouden worden los te laten: arbeiders, matrozen en hun families, en ook de vrijlating van de politieke gevangenen.
Ons tweede radiotelegram stelde voor om partijloze afgevaardigden naar Kronstadt te laten komen die ter plekke konden zien wat er bij ons gebeurt en zo de waarheid konden vertellen aan de werkende massa’s van Petrograd.
En wat hebben de communisten gedaan?
Ze hebben dit radiotelegram verborgen gehouden voor de arbeiders en rode soldaten.
Enkele troepeneenheden van de ‘veldmaarschalk’ Trotski die naar onze zijde zijn overgelopen hebben kranten van Petrograd meegebracht. In die kranten staat geen woord over onze radio-telegrammen!
En nochtans riepen deze bedriegers, gewend aan het spelen met gemerkte kaarten, nog niet zo lang geleden dat men geen geheimen mocht hebben voor het volk, zelfs geen diplomatieke geheimen!
Luister, Trotski! Zolang je erin zal slagen om te ontkomen aan het verdict van het volk, kan je massa’s onschuldigen blijven fusilleren. Maar het is onmogelijk om de waarheid te fusilleren.
De waarheid zal zich uiteindelijk een weg banen. Jij en jouw ‘kozakken’ zullen dan verplicht zijn om rekenschap te geven.
Een ander constructief artikel werd gepubliceerd om de discussie over het aangehaalde onderwerp te openen:
De reorganisatie van de vakbonden
Onder de dictatuur van de communisten waren de taken van de vakbonden en hun administratieve commissies tot een minimum herleid.
Gedurende de vier jaar van revolutionaire syndicale beweging in ‘socialistisch’ Rusland hebben onze vakbonden niet de minste kans gehad om klasse-organismen te zijn.
Dat was helemaal niet hun schuld. Dat was in feite het gevolg van het beleid van de leidende partij die de massa’s probeerde op te voeden met de centralistische, ‘communistische’ methode.
Uiteindelijk werd het werk van de vakbonden herleid tot totaal zinloze schrijfsels en correspondenties met als doel het aantal leden van deze of gene vakbond te bepalen en vervolgens de specialiteit van elk lid, zijn situatie ten opzichte van de partij enzovoort vast te leggen.
En wat betreft de economische activiteit van een soort van coöperatie, of het cultureel onderricht van de arbeiders-leden van de vakbond, daar kwam nooit iets van in huis.
Dit is volledig logisch. Want als men aan de vakbonden het recht op een brede onafhankelijke activiteit had gegeven zou het hele centralistische systeem van opbouw dat door de communisten ondernomen werd fataal ineenstorten. Dat zou dan weer aangetoond hebben dat commissarissen en ‘politieke secties’ nutteloos zijn.
Het waren deze gebreken die de massa’s van de vakbonden losmaakten. De bonden waren rijkswachtkernen geworden die ware syndicale activiteit van de werkende klassen dwarsboomden.
Eens de dictatuur van de communistische partij omvergeworpen, zal de rol van de vakbonden radicaal moeten veranderen. De vakbonden en hun herverkozen administratieve commissies zullen een grote en dringende opdracht van onderwijs van de massa’s te vervullen hebben met het zicht op een economische en culturele renovatie van het land. Ze zullen hun activiteit moeten bezielen met een nieuwe, zuiverende adem. Ze zullen de ware uitingen moeten worden van de belangen van het volk.
De Socialistische Sovjetrepubliek kan slechts krachtig zijn als haar beheer door de werkende klassen, met hulp van de vernieuwde vakbonden, wordt uitgeoefend.
Aan het werk dus, kameraden arbeiders! Laten we de nieuwe vakbonden bouwen, vakbonden vrij van alle greep: daar zit onze kracht.
Het nummer 8 van 10 maart gaat vooral over de gebeurtenissen van militaire orde: de communistische aanval op Kronstadt en haar verdediging.
Het nummer 9 van 11 maart publiceert een vurige oproep “Aan de kameraden arbeiders en boeren” waaruit we enkele essentiële stukken gehaald hebben:
Kronstadt is een heroïsche strijd begonnen tegen de hatelijke macht van de communisten, voor de ontvoogding van de arbeiders en boeren.
…
Alles wat er momenteel gebeurt werd door de communisten zelf voorbereid: met hun oeuvre van bloed en ruïne dat al drie jaar duurt. De brieven die ons bereiken vanuit het platteland staan vol klachten en verwensingen tegen de communisten. Onze kameraden die terugkeren van congé zijn razend en verontwaardigd. Ze hebben ons over de wreedheden verteld die de bolsjevieken in het hele land begingen. Wij hebben trouwens zelf al wat er rondom ons gebeurde gezien, gehoord en gevoeld. Een immense, verscheurende kreet van wanhoop bereikte ons vanuit het platteland en de steden van het enorme Rusland. Ze onstak onze harten van verontwaardiging en bewapende onze handen.
Wij willen geen terugkeer naar het verleden. Wij zijn geen lakeien van de bourgeoise, noch huurlingen van de Entente. Wij zijn voor de macht van alle werkers, maar niet voor een losgeslagen en tirannieke autoriteit van één of andere partij.
Het zijn niet Koltsjak, Denikin, Joedenitsj die in Kronstadt aan het werk zijn: Kronstadt is in handen van de werkers.
Het gezond verstand en het geweten van de eenvoudige matrozen, soldaten en arbeiders van Kronstadt hebben eindelijk de woorden en de weg gevonden die ons zullen toelaten om uit de impasse te geraken.
…
In het begin wilden we alles op een vreedzame manier regelen. Maar de communisten wilden niet toegeven. Meer nog dan Nicolaas II, klampen ze zich vast aan de macht, klaar om het hele land in bloed te verdrinken als ze maar mogen regeren als autocraten.
En zie hoe Trotski, dat slechte genie van Rusland, onze broeders nu tegen ons uitstuurt. Het ijs rondom de vesting is reeds bezaaid met honderden lijken. Sinds vier dagen is de strijd aan de gang, braakt het kanon, vloeit het broederlijke bloed… Sinds vier dagen drijven de helden van Kronstadt alle aanvallen van de vijanden terug.
Trotski zweeft als een havik boven onze heroïsche stad. Maar Kronstadt houdt stand. Wij zijn allemaal bereid om nog eerder te sterven dan te capituleren.
Onze vijanden gebruiken ‘koersanti’, speciale communistische gardes en troepen die van ver naar hier gebracht werden. Ze worden bedrogen en bedreigd met mitrailleurs in hun rug.
…
Kameraden arbeiders! Kronstadt strijd voor jullie, voor de uitgehongerden, voor degenen die bibberen van de kou, voor degenen die in lompen gehuld gaan en geen dak boven het hoofd hebben.
Zolang de bolsjevieken aan de macht blijven, zullen we geen beter leven bekomen.
Jullie verdragen dat alles.
In naam waarvan? Alleen maar opdat de communisten zouden kunnen genieten en opdat de commissarissen zich kunnen vetmesten? Hebben jullie nog vertrouwen in hen?
Zinovjev berekende dat elke arbeider voor zo’n 50 roebel zou ontvangen toen hij de Sovjet van Petrograd ervan op de hoogte had gebracht dat de regering miljoenen goud-roebels had vrijgemaakt voor de aankoop van verschillende producten. Ziedaar, kameraden arbeiders, de prijs per kop waarmee de communistische kliek jullie hoopt te kopen.
…
Kameraden boeren! Jullie worden nog het meest bedrogen en gepluimd door de bolsjevistische Macht. Waar is het land dat jullie van de eigenaars hadden afgenomen na er eeuwenlang van gedroomd te hebben? Het land is in handen van de communisten of wordt uitgebaat door de Sovkhoz. En voor jullie zit er niets anders op dan ernaar te staren en kruimels bijeen te sprokkelen.
Alles wat ze jullie konden ontnemen, hebben ze jullie ontnomen. Jullie zijn gedoemd tot plundering, tot totale ruïne. Jullie zijn uitgeput door de bolsjevistische lijfeigenschap. Men heeft jullie verplicht om braafjes de wil van je nieuwe meesters uit te voeren, de nieuwe meesters die jullie uithongeren, die jullie de mond snoeren, die jullie in de meest ranzige ellende laten steken.
Kameraden! Die van Kronstadt hebben het vaandel van de revolte gehesen in de hoop dat tientallen miljoenen arbeiders en boeren hun oproep zouden beantwoorden.
De dageraad die in Kronstadt aanbreekt moet een stralende zon in heel Rusland worden.
De ontploffing van Kronstadt moet het hele Rusland nieuw leven inblazen, en Petrograd in de eerste plaats.
Onze vijanden hebben de gevangenissen volgestoken met arbeiders. Maar er zijn nog vele oprechte en stoutmoedige werkers in vrijheid.
Kameraden, kom in opstand tegen het absolutisme van de communisten!
In hetzelfde nummer stond ook nog onderstaand artikel waaruit we een aantal passages overnamen:
De ogen zijn geopend
Het Provisoire Revolutionaire Comité en de redactie van de Izvestia worden overstelpt door een lawine verklaringen van communisten die hun partij verlaten.
…
Wat betekent deze razendsnelle uittocht?
Zou het de angst zijn voor wraak van het werkende volk dat de macht aan de bolsjevieken ontrukt heeft?
Neen, duizendmaal neen!
Aan een arbeidster die gekomen was om zo’n verklaring te doen, zei men: “Allemaal angsthazen!”. Ze werd kwaad en zei: “Wij vluchten niet: onze ogen zijn geopend!”.
Het bloed van de werkers dat het ijs van de Finse Golf roodgekleurd heeft voor het plezier van gekken die hun Macht verdedigen, dat bloed heeft de ogen van het volk geopend.
Allen die nog een schijn van eerlijkheid hadden, vluchtten halsoverkop weg van de bende demagogen.
Enkel nog oneerlijken en criminelen blijven er nu nog in die bende over: de commissarissen van alle graden, de tsjekisten en de “kopstukken”, vetgemest op kap van de uitgehongerde arbeiders en boeren, de zakken met goud gevuld nadat ze de paleizen, musea en al wat het volk met haar bloed had veroverd geplunderd hadden.
Al dat uitschot hoopt nog op iets.
IJdele hoop! Het volk heeft het juk van het tsarisme en de gendarmen weten afwerpen, het zal zich ook van de ketenen van de communistische lijfeigenschap weten te ontdoen.
De ogen van het werkende volk zijn geopend.
Het nummer 10 van 12 maart bevat niets bijzonders meer dan wat reeds geciteerd werd. Evenwel nog deze enkele zinnen uit een artikel met de titel: “De etappes van de Revolutie”.
Er heeft zich een nieuwe lijfeigenschap – een communistische – gevestigd. De boer werd een lijfeigene van de ‘sovjet-economie’, de arbeider een loonslaaf in de fabrieken van de Staat. De intellectuele werkende laag werd min of meer uitgeroeid. Degenen die wilden protesteren, werden in de kerkers van de Tsjeka gesmeten. En degenen die zich blijven roeren, worden simpelweg met hun rug tegen de muur gezet. Heel Rusland werd tot een immens strafkamp omgevormd.
Het nummer 11 van 13 maart gaat voornamelijk over militaire aangelegenheden. Net zoals in de voorgaande nummers staan er ook gelijkaardige verklaringen en oproepen in.
In het nummer 12 van 14 maart vinden we dit merkwaardig artikel:
Je moet huilen met de wolven
Men had er zich aan kunnen verwachten dat Lenin op het moment van de strijd van de werkers voor hun met de voeten getreden rechten niet hypocriet zou zijn en de waarheid zou spreken.
In hun hoofd maakten de arbeiders en boeren een onderscheid tussen enerzijds Lenin en anderzijds Trotski en Zinovjev.
Men geloofde niet het minste van wat Zinovjev of Trotski uitkraamden; maar in Lenin was het vertrouwen nog niet verloren.
Maar…
Op 8 maart begon het 10de Congres van de Russische Communistische Partij. Lenin herhaalde er alle leugens over het opstandige Kronstadt. Hij verklaarde dat “vrijheid van handel” het ordewoord van de beweging was. Hij voegde daar inderdaad aan toe dat “de beweging voor de Sovjets, maar tegen de dictatuur van de bolsjevieken was”; maar hij liet niet na om daar “witte generaals en kleinburgerlijke anarchistische elementen” mee te vermengen.
Lenin raakte door zulke laagheden in de knoop. Hij bekende dat de basis van de beweging de strijd voor de macht van de Sovjets was, tegen de dictatuur van de partij. Maar ongerust voegde hij daaraan toe:
“Het is een contrarevolutie van een andere soort. Ze is extreem gevaarlijk, hoe onbeduidend de enkele correcties die men aan ons beleid wil doen op het eerste zicht ook mogen lijken.”
Daar valt zeker ongerust over te zijn. De slag die door revolutionair Kronstadt werd toegebracht is zwaar. De partijleiders voelen dat het einde van hun autocratie nabij is.
Lenins grote zorg komt in zijn hele toespraak over Kronstadt tot uiting. Het woord ‘gevaar’ komt er voortdurend in terug.
Hij zegt bijvoorbeeld letterlijk: “Er moet komaf gemaakt worden met dit kleinburgerlijke gevaar, dat erg gevaarlijk is voor ons omdat het in plaats van het proletariaat te verenigen, het uiteen doet vallen; we hebben maximale eenheid nodig.”
Ja, de chef van de communisten voelt zich verplicht om te beven en een oproep te doen voor “maximale eenheid”. Want de dictatuur van de communisten en de partij zelf tonen een zware breuklijn.
Kon Lenin de waarheid zeggen?
Recentelijk zei hij tijdens een contradictoire communistische vergadering over de vakbonden: “Dit alles verveelt me steendood. Het gaat mijn pet te boven. Los van mijn ziekte zou ik blij zijn om alles achter te laten en naar eender waar te vluchten!”
Maar zijn partners zullen hem niet laten vluchten. Hij is hun gevangene. Hij moet lasteren, net zoals zijzelf. En langs de andere kant wordt het hele partijbeleid verstoord door de actie van Kronstadt. Want Kronstadt eist geen “vrijheid van handel”, maar de ware macht van de Sovjets.
In hetzelfde nummer staat nog een strenge rede tegen Zinovjev:
Ijdele hoop
In de Pravda van Petrograd van 11 maart lezen we een brief van Zinovjev aan de partijloze kameraden.
Die schaamteloze schoft stelt met spijt vast dat communistische arbeiders steeds zeldzamer worden in de fabrieken van Petrograd. En hij besluit daaruit dat “de communisten de oprechte partijloze arbeiders en arbeidsters ten alle prijze moeten meesleuren in het sovjetoeuvre.”
Het is volkomen logisch dat er in de fabrieken nog maar erg weinig communisten zijn: iedereen ontvlucht de partij van de verraders. Het is eveneens logisch dat de tsjekisten zich inspannen om de partijloze arbeiders met alle middelen te temmen, vooral dan door hen mee te sleuren in het moeras van de collaboratie met de communisten.
“Laten we de partijlozen dus op ordentelijke, methodische en systematische wijze aantrekken tot het werk,” zegt die provocateur.
Maar welke oprechte arbeider zou er zich willen aansluiten bij die bende van plunderaars, commissarissen en tsjekisten?
De arbeiders begrijpen maar al te goed dat deze gendarmen nieuwe stijl het gemor van de werkende massa willen verstikken en de waakzaamheid van de massa met wat avances en toegevingen doen inslapen, alleen maar om de duimschroeven later weer aan te draaien.
De arbeiders zien op welke manier hun partijloze kameraden op dit moment in Kronstadt worden behandeld.
“Onlangs nog,” jammert Zinovjev, “hadden we zelfs een groot misverstand met de Baltische fabriek. Maar als deze fabriek, als eerste, het vooropgestelde plan verwezenlijkt en zo het voorbeeld geeft voor de andere, dan zullen haar vele fouten vergeven worden.”
Daar verraadt de provocateur zichzelf.
De communisten verzekerden de arbeiders van Kronstadt er via hun radio-uitzendingen amper enkele dagen geleden nog van dat alles vlotjes draaide in Petrograd en dat de Baltische Fabriek normaal functioneerde. En zie dan hoe hier plots “grote misverstanden” verschijnen en een uitnodiging om het voorbeeld te geven “aan andere fabrieken”.
Er gebeuren dus ook dingen in de “andere fabrieken”?
Maar hoe dan… heeft Zinovjev ons toen bedrogen of is hij ons nu aan het bedriegen?
Om de welwillendheid van de arbeiders van de Baltische fabriek voor zich te winnen, beloven de communisten hen alle rijkdom van de wereld: “Wij zullen voorlopig arbeiders zetten op de meest belangrijke posten: bij de bevoorrading, bij de brandstoffen, bij de controle van de instellingen enzovoort.”
“Wij zullen de partijloze arbeiders de mogelijkheden geven om via hun afgevaardigden actiever deel te nemen aan de aankopen, met goud, van voedingsmiddelen in het buitenland, om de arbeiders van Petrograd toe te laten een moeilijke periode door te komen.”
“Wij zullen een energieke strijd beginnen tegen de bureaucratie in onze instellingen.”
“We zullen elkaar verwijten maken, we zullen elkaar een beetje bekritiseren; maar over het belangrijkste, over het essentiële, zullen we het altijd eens geraken.”
Zo zingt Zinovjev vandaag, zachtjes en zalvend. Hij laat de arbeiders honingzoete woorden horen om hen in slaap te sussen en hun aandacht af te leiden van de kanonschoten tegen hun broeders van Kronstadt.
Waarom hebben de communisten er tot nu nooit over gepraat? Waarom hebben ze niet zo gehandeld tijdens hun heerschappij die binnenkort al vier jaar bezig is?
Het antwoord is eenvoudig: ze konden dat vroeger niet verwezenlijken. En ze zullen dat ook nu niet kunnen verwezenlijken.
Wij kennen de waarde van hun beloftes en zelfs van hun contracten (“vodjes papier”).
Nee, de arbeider zal zijn vrijheid en het bloed van zijn broeders niet verkopen, zelfs niet voor al het goud van de wereld.
Dat Zinovjev maar afstapt van zijn lege project om “het eens te geraken”.
Nu de broeders van Kronstadt in opstand zijn gekomen om de ware vrijheid te verdedigen, hebben de arbeiders maar één antwoord aan de communisten te geven: provocateurs en beulen, zie af van de macht zolang het nog mogelijk is om jullie uit de voeten te maken. Paai ons niet met ijdele hoop!
Tenslotte staat er in hetzelfde nummer nog een Oproep van het Provisoire Revolutionaire Comité, waaruit we de volgende passage haalden:
De Communistische Partij beloofde jullie welzijn door de macht te veroveren.
Maar wat zien we?
Drie jaar geleden zei men ons: “Jullie kunnen jullie vertegenwoordigers terugroepen en jullie Sovjets herverkiezen wanneer jullie maar willen.”
Maar wanneer wij, die van Kronstadt, net die herverkiezing van de Sovjets geëist hebben (herverkiezing vrij van partijdruk) gaf de nieuwe Trepov – Trotski – het bevel: “Geen kogels sparen!”
Wat een verraad!
Wij hebben ook geëist dat men de arbeiders van Petrograd een delegatie laat sturen opdat ze zouden kunnen zien wie onze generaals zijn en wie de beweging leidt.
Deze delegatie komt niet. De communisten vrezen dat een delegatie de waarheid zal ontdekken en die aan jullie kenbaar maken.
In de nummer 13 van 15 maart (het voorlaatste nummer van de Izvestia van de opstandelingen) stond dit edito:
Handelshuis Lenin, Trotski & Co
Het heeft goed gewerkt, het handelshuis van Lenin, Trotski & Co.
Het criminele absolutistische beleid van de communistische partij aan de macht heeft Rusland naar de afgrond van ellende en ruïne gevoerd.
Daarna zou het tijd zijn om met pensioen te gaan. Helaas! De tranen en het bloed die door de werkers vergoten werden, lijken nog niet te volstaan.
Op het moment zelf van de historische strijd, stoutmoedig begonnen door revolutionair Kronstadt, voor de rechten van het werkende volk, rechten die met de voeten getreden en geschonden worden door de communisten, besliste een zwerm raven om hun “Tiende Partijcongres” te houden. Daar bedisselden ze de manieren om met nog meer boosaardigheid en succes hun oeuvre van broedermoord verder te kunnen zetten.
Hun onbeschaamdheid nadert de perfectie. Ze hebben het rustig over “commerciële vergunningen”.
Lenin verklaarde simpelweg:
“We beginnen het principe van commerciële vergunningen te verwezenlijken. Het succes van deze onderneming hangt niet af van ons. Maar we moeten al het mogelijke doen.” En vervolgens geeft hij toe dat de bolsjevieken ons aardig in de penarie gebracht hebben:
“Want we kunnen het land niet heropbouwen zonder beroep te doen op de buitenlandse techniek als we de andere landen in zekere mate economisch willen bijbenen. De omstandigheden hebben ons verplicht om in het buitenland niet alleen machines, maar ook steenkool aan te kopen die bij ons nochtans in overvloed aanwezig lijkt te zijn. In de toekomst zullen we nog nieuwe offers moeten brengen om over consumptiegoederen net als over het nodige voor de landbouweconomie te kunnen beschikken.”
Waar zijn dus die befaamde economische verwezenlijkingen in naam waarvan men de arbeider tot slaaf van de Staatsfabriek en de boer tot lijfeigene van de sovkhoz heeft gemaakt?
En dat is nog niet alles. Wanneer Lenin het over de landbouw heeft, belooft hij nog meer “welzijn” als de communisten hun “economisch functionarisme” (zijn uitdrukking) verderzetten.
“En als we er op een dag in willen slagen om hier en daar grote landbouweconomieën en grootindustrie op touw te zetten,” zo ging hij verder, “dan zal dat slechts kunnen door aan alle producenten nieuwe offers op te leggen, zonder hen daar iets voor in de plaats te geven.”
Dat is het “welzijn” dat de chef van de bolsjevieken belooft aan allen die braaf het juk van het absolutisme van de commissarissen willen dragen.
De boer die op het Achtste Congres van de Sovjets het volgende stelde, had gelijk:
“Alles goed en wel… Alleen, het land is van ons, maar het brood is van jullie; het water is van ons, maar de vis is van jullie; de wouden zijn van ons, maar het hout is van jullie.”
Maar los daarvan moet de werker er zich niets van aantrekken.
Lenin belooft “om enkele gunsten toe te wijzen aan de kleine patroons, om de kaders van de vrije economie een beetje te verruimen.”
Zoals de “goede oude leenheer”, bereidt hij “enkele gunsten” voor om later het koord rond de nek van de arbeiders nog meer aan te spannen met de partijdictatuur. Dat valt goed te zien in de bekentenis: “Zeker, we kunnen het niet zonder dwang stellen, want het land is moe en verkeert in een vreselijke ellende.”
Duidelijker kan het niet: aan een ellendeling kunnen we zeker nog het laatste hemd ontnemen.
Zo ziet Lenin de taak van opbouw: commerciële vergunningen boven, belastingen beneden.
Nog steeds in hetzelfde nummer stond deze niets verhelende terugblik:
De weldaden van de ‘Commune’
“Kameraden! We gaan een nieuw en mooi leven opbouwen.” Zo spraken, zo schreven de communisten.
“We gaan de wereld van geweld vernietigen en we zullen een nieuwe, socialistische wereld opbouwen, een wereld vol schoonheid.” Zo zongen ze tot het volk.
Laten we eens zien wat daar werkelijk van in huis gekomen is.
Alle beste huizen, alle beste appartementen werden gevorderd voor de kantoren en onderkantoren van de communistische instellingen. Alleen de bureaucraten kregen dus een aangename, comfortabele, ruime omgeving toegewezen. Het aantal bewoonbare woonsten is gedaald. De arbeiders zijn gebleven waar ze waren. Ze leven er nu tot in extremis opeengepakt, in omstandigheden die erger zijn dan vroeger.
De huizen worden niet onderhouden en verkommeren. De verwarming gaat kapot. De gebroken ramen worden niet vervangen. De daken vallen uiteen en het water begint er doorheen te sijpelen. De buizen zijn half kapot. De toiletten werken niet en hun inhoud stroomt de appartementen binnen, waardoor de bewoners verplicht zijn om hun behoeften buiten of bij de buren te doen. De traphallen blijven zonder verlichting; ze zijn smerig. De binnenplaatsen liggen volgestapeld met afval omdat de rioleringen, vuilbakken, beerputten en afvoer niet hersteld noch geleegd worden. De straten zijn vuil. De voetpaden zijn smerig, glibberig en worden nooit hersteld. Het is gevaarlijk om op straat te wandelen.
Om een woonst te verkrijgen, moet je een goede “connectie” hebben binnen het Bureau voor Huisvesting. Zonder connectie moet je er zelfs niet aan denken. Alleen de bevoordeelden hebben behoorlijke appartementen.
Het is nog erger voor de levensmiddelen. De onverantwoordelijke en onwetende functionarissen hebben duizenden tonnen voedsel laten verrotten. De aardappelen die uitgedeeld worden zijn altijd bevroren; het vlees, in lente en zomer, altijd bedorven. Vroeger gaf men zelfs niet aan de varkens wat de burgers vandaag van de “bouwers van het mooie, nieuwe leven” krijgen.
Het was de “eerlijke sovjetvis” – de haring – die de situatie redelijk lang gered heeft. Maar zelfs daar begint nu gebrek aan te zijn.
De sovjetwinkels zijn nog erger dan de fabrieksboetieken van vroeger, waar de industriebazen allerlei rotzooi verpatsten en waar de arbeiders slaven niets te zeggen hadden.
Om het familieleven te vernietigen hebben onze regeerders de collectieve restaurants uitgevonden.
Wat is het resultaat?
Het voedsel is er nog minder eetbaar. De producten worden langs alle kanten gestolen voordat ze tot bij de burgers raken, die slechts restjes krijgen. De voeding van kinderen is ietwat beter, maar nog steeds erg onvoldoende. Het ontbreekt vooral aan melk. Voor hun eigen sovkhoz hebben de communisten bij de boerenbevolking alle melkkoeien gevorderd. De helft van de beesten overleed trouwens nog voordat ze op hun bestemming aankwamen. De melk van de koeien die het wel overleefden, gaat eerst naar de regeerders, dan naar de ambtenaren. Alleen de restjes geraken tot bij de kinderen.
Maar het moeilijkste is om zich te kleden en te schoeien. Tweedehandskledij aandoen of ruilen is de enige optie. Er wordt bijna niets verdeeld. (Bijvoorbeeld, één van de vakbonden deelt momenteel knopen uit: anderhalve knoop per persoon. Is dat niet met onze kop lachen?). Schoenen zijn simpelweg onvindbaar.
De weg naar het communistische paradijs is mooi.
Maar kunnen we die weg afleggen zonder schoeisel?
Er bestaan evenwel niches waar geen gebrek heerst. De mensen uit de omgeving van de zogenaamde “Coöperatieven” en de regeerders beschikken over alles. Ze hebben hun eigen restaurants en speciale rantsoenen. Er staan ook “Bonnenbureaus” tot hun beschikking die goederen uitdelen bij de gratie van de commissarissen.
Uiteindelijk hebben we begrepen dat deze “commune” de producerende arbeid volledig heeft ondermijnd en gedesorganiseerd. Alle verlangen om te werken, alle aandacht voor arbeid is dan ook verdwenen. Schoenmakers, kleermakers, loodgieters enzovoort hebben alles stopgezet en hebben zich verspreid in de vier windrichtingen. Ze dienen nu als bewakers, koeriers enzovoort.
Dat is het paradijs dat de bolsjevieken aan het bouwen zijn.
In de plaats van het oude regime is een nieuw regime gekomen van willekeur, brutaliteit, “vriendschapsdiensten”, favoritisme, diefstal en speculatie, een vreselijk regime waar we verplicht worden om de hand naar de autoriteit uit te strekken voor een kruimel brood, voor een knoop; een regime waar we niet aan onszelf toebehoren, waar we niet over onszelf kunnen beschikken; een regime van slavernij en vernedering.
Het nummer 14 van 16 maart 1921, het laatste nummer, is vooral gewijd aan het verloop van de alsmaar verbetenere strijd en aan de lopende zaken. We ontleenden er dit laatste, wederom retrospectieve artikel aan dat het voorgaande vervolledigt:
Het zogenaamde ‘socialisme’
De matrozen, rode soldaten, arbeiders en boeren vergoten tijdens de Oktoberrevolutie hun bloed voor de macht van de Sovjets, voor de opbouw van een Republiek van de Werkers.
De Communistische Partij nam nota van de aspiraties van de massa’s. Op haar banier schreef ze aanlokkelijke slogans die de werkers enthousiasmeerden en sleepte hen mee in de strijd met de belofte hen naar het schone rijk van het socialisme te brengen, dat alleen door de bolsjevieken kon verwezenlijkt worden.
Uiteraard welde er een grenzeloze vreugde op bij de arbeiders en boeren. “Eindelijk zal de slavernij onder het juk van de landeigenaars en kapitalisten het domein van de legendes betreden,” dachten ze. Het leek erop dat het tijdperk van vrije arbeid op de velden, in de fabrieken en in de bedrijven aangebroken was. Het leek erop dat de macht in de handen van de werkers ging overgaan.
Door behendige propaganda werden de kinderen van het werkvolk tot de rangen van de partij aangetrokken, waar ze onderworpen werden aan een strenge discipline.
Vervolgens sloten de communisten, die zich krachtig voelden, stap na stap, eerst en vooral de socialisten van andere tendenzen uit van de macht; daarna ontnamen ze vele staatsposten aan de arbeiders en boeren zelf, terwijl ze bleven regeren in hun naam.
Zo vervingen de communisten de macht die ze naar zich toegetrokken hadden door de voogdij van de commissarissen, met alle willekeur van persoonlijke macht van dien. Tegen alle rede in en in tegenspraak met de wil van de werkers, begonnen ze toen koppig een staatsocialisme met slaven uit te bouwen in plaats van een samenleving gebaseerd op de vrije arbeid op te bouwen.
De industrie was totaal gedesorganiseerd en ondanks de ‘arbeiderscontrole’ verwezenlijkten de bolsjevieken de “nationalisering van de ondernemingen en de fabrieken”. Eerst was de arbeider de slaaf van de kapitalist, nu werd hij omgevormd tot slaaf van de staatsondernemingen. Maar al snel volstond ook dat niet. Men wierp zich op de toepassing van het Taylor-systeem.
De massa landbouwers werd tot vijand van het volk uitgeroepen en gelijkgesteld aan ‘koelakken’. Erg ondernemend zetten de communisten zich toen aan het ruïneren van de boeren en aan het oprichten van sovjetuitbatingen, het is te zeggen, eigendommen van de nieuwe agrarische profiteur: de Staat. Dat is alles wat de boeren via het bolsjevistisch socialisme verkregen in plaats van de vrije arbeid op het bevrijde land waarop ze gehoopt hadden.
In plaats van brood en vee, dat bijna allemaal gevorderd werd, kreeg men razzia’s van tsjekisten en massa-executies. Een mooi ruilsysteem voor een Staat van werkers: lood en bajonetten in ruil voor brood!
Het leven van de burger werd monotoon en dodelijk banaal, volledig gereglementeerd door de voorschriften van de autoriteiten. In plaats van een leven dat begeesterd werd door de vrije arbeid en door de vrije ontwikkeling van de individuen, groeide er een ongekende, onvoorstelbare slavernij. Elk onafhankelijk denken, alle terechte kritiek op de daden van de criminele regeerders werden misdaden die met gevangenis en vaak met de dood bestraft werden.
De doodstraf, die schande voor de mensheid, bloeit helemaal op in het “socialistische Batkoland”.
Dat is het schone rijk van het socialisme waartoe de dictatuur van de communistische partij ons heeft geleid.
We hebben een Staatssocialisme bekomen, met Sovjets van ambtenaren die gedienstig stemmen wat de autoriteiten en hun onvermijdelijke commissarissen hen opdragen.
Het ordewoord “Wie niet werkt, eet niet” werd onder dit schone regime van de “Sovjets” veranderd in “Alle macht aan de commissarissen!”. En wat de arbeiders, boeren en intellectuele werkers betreft, wel, die moeten gewoon hun werk doen in een gevangenisomgeving.
Dit is onverdraaglijk geworden. Revolutionair Kronstadt brak als eerste de ketenen en beukte de hekken van de gevangenis in. Ze strijdt voor de ware Sovjetrepubliek van Werkers, waar de producent zelf de meester van de producten van zijn arbeid zal zijn en er naar believen over kan beschikken.
Om deze documentatie te besluiten, willen we er nog op wijzen dat op het voorblad van de meeste nummers van de Izvestia van de rebellen ordewoorden stonden die hun eisen en gevoelens verduidelijkten. Ziehier enkele staaltjes daarvan:
ALLE MACHT AAN DE SOVJETS EN NIET AAN DE PARTIJEN!
DE MACHT VAN DE SOVJETS ZAL DE WERKERS BEVRIJDEN VAN HET JUK VAN DE COMMUNISTEN.
LENIN ZEGT: “HET COMMUNISME IS DE MACHT VAN DE SOVJETS PLUS ELEKTRICITEIT”, MAAR HET VOLK HEEFT VASTGESTELD DAT HET BOLSJEVISTISCHE COMMUNISME HET ABSOLUTISME VAN DE COMMISSARISSEN PLUS EXECUTIES IS.
DE SOVJETS, EN NIET DE GRONDWETGEVENDE VERGADERING, ZIJN DE BOLWERKEN VAN DE WERKERS.
LANG LEVE HET RODE KRONSTADT MET DE MACHT VAN DE VRIJE SOVJETS!
De aanval tegen Kronstadt – Haar laatste gevecht – Het einde van haar onafhankelijkheid – Nu moeten we alleen nog de laatste acte van de tragedie bespreken: de aanval tegen Kronstadt, haar heldhaftige weerstand en haar val.
In het nummer 5 van de Izvestia, van 7 maart, vinden we details terug over de onderhandelingen betreffende het sturen van een delegatie uit Petrograd naar Kronstadt om informatie te vergaren. We lezen:
De onderhandelingen over een delegatie
Het Provisoire Revolutionaire Comité heeft vanuit Petrograd het volgende radio-telegram ontvangen:
“Laat via de radio aan Petrograd weten of we vanuit Petrograd een aantal afgevaardigden van de Sovjet, waaronder partijlozen en partijleden, naar Kronstadt mogen sturen om te weten te komen waarover het gaat.”
Het Provisoire Revolutionaire Comité antwoordde onmiddellijk:
“Radiotelegram aan de Sovjet van Petrograd – We ontvingen het radiotelegram van de Sovjet van Petrograd met de vraag “of we vanuit Petrograd een aantal afgevaardigden van de Sovjet, waaronder partijlozen en partijleden, naar Kronstadt mogen sturen om te weten te komen waarover het gaat”. We stellen jullie ervan op de hoogte dat we geen vertrouwen hebben in de onafhankelijkheid van jullie partijlozen.
We stellen voor om in aanwezigheid van onze delegatie, partijloze afgevaardigden te kiezen uit de fabrieken, rode eenheden en matrozen. Jullie mogen daar vijftien procent communisten aan toevoegen. Het is wenselijk dat in jullie antwoord ook de datum voor de zending van vertegenwoordigers van Kronstadt naar Petrograd en ook voor de afgevaardigden van Petrograd naar Kronstadt vastgelegd wordt, en dat op 6 maart om 18u. Indien het onmogelijk is om te antwoorden binnen deze termijn, vragen we jullie om jullie datum vast te leggen en de motieven voor de vertraging te geven.
Aan de delegatie van Kronstadt zullen er transportmiddelen moeten verzekerd worden.
Het Provisoire Revolutionaire Comité
Evenwel bleven er in Petrograd hardnekkige geruchten de ronde gaan dat de regering zich voorbereidde op militaire operaties tegen Kronstadt. Maar de bevolking geloofde daar niet in: dat leek onwaarschijnlijk en al te smerig.
De arbeiders van Petrograd wisten niets over wat er in Kronstadt aan het gebeuren was. De enige beschikbare informatie werd door de communistische pers gegeven en die bulletins spraken altijd over de “tsaristische generaal Kozlovski die de contra-revolutionaire rebellie in Kronstadt had georganiseerd.”
De bevolking wachtte ongerust de zitting van de Sovjet van Petrograd af die moesten beslissen welke houding er zou aangenomen worden.
De Sovjet kwam samen op 4 maart. Alleen de opgeroepen leden konden aan deze vergadering deelnemen en dat waren over het algemeen communisten.
Ziehier in welke termen de anarchist Alexander Berkman, die de vergadering kon bijwonen, die zitting beschrijft in zijn uitstekende studie over de revolte van Kronstadt, een studie waarvoor hij de documentatie uit dezelfde authentieke bron gehaald heeft als wij: uit de Izvestia van het Provisoire Revolutionaire Comité, uit de sovjet-documenten en uit nagetrokken getuigenissen:
Als voorzitter van de Sovjet van Petrograd verklaarde Zinovjev de zitting geopend en hield een lange toespraak over de situatie in Kronstadt.
Ik geef toe dat ik eerder neigde naar het standpunt van Zinovjev naar deze zitting was gegaan: de assemblee was gewaarschuwd inzake tekenen van een contra-revolutionaire poging in Kronstadt.
Maar de toespraak van Zinovjev volstond om me ervan te overtuigen dat de communistische beschuldigingen aan het adres van de matrozen pure verzinsels waren, zonder de minste schijn van waarheid. Ik heb Zinovjev op meerdere gelegenheden horen spreken; eens zijn premissen aanvaard worden, heeft hij de gave om te overtuigen. Maar op deze vergadering weerspiegelden zijn houding, zijn argumentatie, zijn toon, zijn gebaren,… alles, de valsheid van zijn beweringen en het gebrek aan eerlijkheid.
Het enige ‘bewijsstuk’ tegen Kronstadt was de beruchte Resolutie van de 1ste maart. De eisen daarvan waren terecht en gematigd. Op basis van dit document en van de heftige, bijna hysterische aanklacht van Kalinin tegen de matrozen werd de fatale stap beslist. De resolutie tegen Kronstadt, die op voorhand door Jevdokimov – de rechterhand van Zinovjev – werd opgesteld en voorgesteld werd aangenomen. De afgevaardigden waren opgehitst door een exces aan intolerantie en door een soort van bloeddorstige wreedheid. De aanvaarding van de oorlogszuchtige motie vond plaats in het grootste tumult en te midden van proteststemmen van meerdere afgevaardigden van de fabrieken van Petrograd en van de vertegenwoordiger van de matrozen. De resolutie verklaarde Kronstadt schuldig aan contra-revolutionaire muiterij en eiste haar onmiddellijke overgave.
Het was een oorlogsverklaring.
Vele communisten weigerden te geloven dat deze resolutie zou uitgevoerd worden. Het leek monsterlijk om met gewapende troepen “de trots en glorie van de Russische Revolutie”, om de woorden van Trotski te gebruiken waarmee hij de matrozen van Kronstadt vroeger omschreven had, aan te vallen. In de intieme vriendenkringen dreigden vele verstandige communisten om uit de partij te stappen als zo’n bloeddorstige daad zou geschieden.”
De volgende dag, op 5 maart, stelde Trotski zijn ultimatum aan Kronstadt. Het ultimatum werd via een radio-telegram aan de bevolking van Kronstadt gemeld en verscheen in het nummer 5 van de Izvestia van 7 maart, naast de twee andere radio-telegrammen over de zending van een delegatie. Uiteraard werden alle onderhandelingen daarover stopgezet. Hieronder de tekst van het ultimatum:
De arbeiders- en boerenregering heeft afgekondigd dat het muitende Kronstadt en de muitende schepen zich onmiddellijk moeten onderwerpen aan de autoriteit van de Sovjetrepubliek.
Ik beveel bijgevolg dat allen die de hand tegen het socialistische Batkoland hebben opgeheven de wapens zonder uitstel moeten neerleggen. De weigeraars zullen moeten ontwapend en overgeleverd worden aan de sovjet-autoriteiten. De commissarissen en andere aangehouden regeringsvertegenwoordigers moeten onmiddellijk in vrijheid worden gesteld.
Alleen degenen die zich onvoorwaardelijk overgeven, zullen kunnen rekenen op een gebaar van gratie van de Sovjetrepubliek.
Ik geef tegelijkertijd het bevel om zowel de onderdrukking van de revolte als de onderwerping van de matrozen door de strijdkrachten voor te bereiden. Alle verantwoordelijkheid voor de schade die de vreedzame bevolking hierdoor zou kunnen lijden komt volledig toe aan de witte-garde muiters.
Deze waarschuwing is definitief.
Ondertekend: Trotski, voorzitter van de Revolutionaire Militaire Raad van de Republiek; Kamenev, leidinggevend commandant.
Op dit ultimatum volgde een bevel van Trotski dat de historische bedreiging bevatte: “Ik zal jullie als patrijzen afknallen”.
Enkele nog vrije anarchisten in Petrograd deden een laatste inspanning om de bolsjevieken te overhalen af te zien van een aanval tegen Kronstadt. Ze beschouwden het als hun plicht tegenover de Revolutie om deze ultieme inspanning te doen tot het afwenden van de dreigende slachting van de revolutionaire elite van Rusland, de matrozen en arbeiders van Kronstadt. Op 5 maart stuurden ze een protestmotie naar het Verdedigingscomité. Ze benadrukten daarin de vreedzame en terechte eisen van Kronstadt en herinnerden de communisten aan het heldhaftige revolutionaire verleden van de matrozen. Ze stelden ook een manier voor om het conflict op te lossen, een manier die kameraden en revolutionairen waardig was.
Dit was hun motie :
Aan het Arbeids- en Verdedingscomité van Petrograd.
Aan de voorzitter Zinovjev.
Het is onmogelijk en zelfs crimineel om nu de stilte te bewaren. De aan de gang zijnde gebeurtenissen verplichten er ons als anarchisten toe om rechtuit te spreken en onze houding tegenover de huidige situatie te verduidelijken.
De geest van ontevredenheid en onrust bij de arbeiders en de matrozen is het resultaat van feiten die een serieuzere aandacht vergen. De koude en de honger hebben deze ontevredenheid teweeggebracht; het gebrek aan elke mogelijkheid tot discussie en kritiek verplicht de matrozen en arbeiders ertoe om hun grieven formeel te verklaren.
De bendes van witte gardes zouden deze ontevredenheid willen en kunnen uitbuiten in hun eigen klassebelang. Ze verbergen zich achter de matrozen, eisen een Grondwetgevende Vergadering, vrije handel en andere voordelen van dezelfde aard.
Wij anarchisten hebben al sinds lang de bedrieglijke ondergrond van deze eisen aangetoond en wij verklaren tegenover allen dat wij met de wapens in de hand zullen vechten tegen elke contra-revolutionaire poging, samen met alle vrienden van de Sociale Revolutie en aan de zijde van de bolsjevieken.
Wat betreft het conflict tussen de sovjet-regering en de arbeiders en matrozen, zijn wij van mening dat dit niet opgelost moet worden met de wapens, maar door middel van een broederlijk revolutionair akkoord, in een geest van kameraadschap. Als de sovjet-regering in de huidige situatie naar bloedvergieten grijpt, zal dat de arbeiders niet intimideren noch pacificeren; integendeel, het zal slechts de crisis bestendigen en het oeuvre van de Entente en de contrarevolutie versterken.
En wat nog belangrijker is: het gebruik van geweld tegen arbeiders en boeren door een arbeiders- en boerenregering zal rampzalige repercussies hebben op de internationale revolutionaire beweging. Het zal onmeetbare schade toebrengen aan de Sociale Revolutie.
Kameraden bolsjevieken, denk na voordat het te laat is! Jullie staan op het punt een definitieve stap te zetten.
Wij leggen jullie dit voorstel voor: het verkiezen van een commissie van vijf leden, met anarchisten erin. Deze commissie zal dan naar Kronstadt gaan om het conflict op vreedzame wijze op te lossen. In de huidige situatie is dit de meest radicale methode. Ze zal van internationaal revolutionair belang blijken.
Ondertekend: Alexander Berkman, Emma Goldman, Perkus, Petrovski
Petrograd, 5 maart 1921.
Berkman zegt dat “Zinovjev ingelicht werd over het feit dat dit document zou overhandigd worden aan het Verdedigingscomité. Hij stuurde er een persoonlijke vertegenwoordiger op uit om het op te halen. Ik weet niet of deze oproep bediscussieerd werd binnen het Comité. Het is wel zeker dat er hierover niets werd beslist.”
Op 6 maart voltooide Trotski de voorbereidingen voor de aanval. De meest getrouwe divisies van alle fronten, de regimenten van ‘koersanti’, de detachementen van de Tsjeka en de militaire eenheden van communisten werden verzameld in de forten van Sestroretsk, Lissy Noss en Krasnaja Gorka en rondom de verstevigde stellingen in de omgeving daarvan. De beste militaire technici werden naar de operatieve leiding gestuurd om het blokkade- en aanvalsplan Kronstadt op punt te stellen. Toekhatsjevski werd als leidinggevend commandant van de troepen aangeduid.
Op 7 maart, om 18u45, begonnen de batterijen van Sestroretsk, Lissy Noss en Krasnaja Gorka Kronstadt te bombarderen.
Een lawine van obussen, bommen en ook arrogante proclamaties die vanuit vliegtuigen uitgestrooid werden, stortte zich over de stad heen. Op meerdere momenten gaf de “bende van aasgieren” die in Krasnaja Gorka zat (Trotski, Toekhatsjevski, Dibenko en anderen) het bevel om de belegerde vesting met een overweldigende stormloop in te nemen. Deze pogingen bleven vruchteloos. De meest furieuze aanvallen werden door de moedige verdedigers afgeslagen. Het bombardement veroorzaakte niet de minste paniek in de stad. Integendeel, het wakkerde de woede van de bevolking aan en verstevigde haar wil om tot aan het einde weerstand te bieden.
Het nummer 6 van de Izvestia (8 maart) maakt voor de eerste keer de stand van zaken van de nieuwe situatie op. Op de voorpagina staat de zinsnede: “HET EERSTE SCHOT VAN TROTSKI IS HET WANHOOPSSIGNAAL VAN DE COMMUNISTEN”
Het Provisoire Revolutionaire Comité publiceerde haar eerste “communiqué”:
Om 18u45 hebben de communistische batterijen van Sestroretsk en Lissy Noss als eersten het vuur geopend op de forten van Kronstadt.
De forten namen de handschoen op en dwongen de batterijen al snel tot stilte.
Vervolgens opende Krasnaja Gorka het vuur. Ze kreeg een waardig antwoord van het linieschip Sebastopol.
De kanonschoten blijven met intervallen doorgaan.
Langs onze kant raakten er twee rode soldaten gewond. Ze werden naar het ziekenhuis gebracht.
Geen enkele materiële schade.
Kronstadt, 7 maart 1921.
Onder dit communiqué stond het volgende bericht:
Het eerste schot
Ze zijn begonnen met het bombarderen van Kronstadt. Wel, wij staan klaar! Laten we ons krachten meten!
Ze zijn in alle haast om te handelen. Dat valt te begrijpen; ondanks alle leugens van de communisten beginnen de Russische werkers te begrijpen van welke grootsheid het oeuvre van bevrijding is dat door het revolutionaire Kronstadt begonnen werd na drie jaar slavernij.
De beulen zijn bezorgd. Sovjet-Rusland, slachtoffer van hun vreselijke aberratie, ontsnapt uit hun gevangenis. En tegelijkertijd zullen ze verplicht zijn om af te zien van hun overheersing van het werkvolk.
De regering van de communisten geeft een noodsignaal van wanhoop. Het achtdaagse bestaan van het vrije Kronstadt toont hun onmacht aan.
Nog even en een waardig antwoord van onze glorieuze oorlogsbodems en revolutionaire forten zal het schip van de sovjet-piraten doen zinken, zij zullen verplicht zijn om het gevecht met het revolutionaire Kronstadt aan te gaan dat de vlag heeft gehesen waarop staat: “De macht aan de Sovjets en niet aan de partijen!”
Daarna stond er deze oproep:
Dat de wereld het wete!
Het Provisoire Revolutionaire Comité heeft vandaag het volgende radio-telegram verstuurd:
Aan allen… Aan allen… Aan allen…
Het eerste kanonschot werd zonet gelost. De ‘veldmaarschalk’ Trotski, bevlekt met het bloed van arbeiders, was de eerste om het vuur te openen op het revolutionaire Kronstadt dat in opstand is gekomen tegen de autocratie van de communisten en dit om de ware macht van de Sovjets weer in te voeren.
Zonder ook maar één druppel bloed te hebben vergoten, hebben we ons van het juk van de communisten bevrijd, wij rode soldaten, matrozen en arbeiders van Kronstadt. Wij hebben degenen van hen die onder ons waren in leven gelaten. Nu willen ze opnieuw hun macht aan ons opleggen, onder dreiging van de kanonnen.
Wij wilden geen bloedvergieten en hadden dus gevraagd dat het proletariaat van Petrograd partijloze afgevaardigden naar hier zou sturen om er zich van te vergewissen dat Kronstadt vecht voor de macht van de Sovjets. Maar de communisten verborgen onze vraag voor de arbeiders van Petrograd en openden het vuur: het gewoonlijke antwoord dat de zogenaamde arbeiders- en boerenregering geeft op de vragen van de werkende massa’s.
Dat de arbeiders van over de hele wereld mogen weten dat wij, verdedigers van de macht van de Sovjets, zullen waken over de veroveringen van de Sociale Revolutie.
Strijdende voor de rechtvaardige zaak van de arbeidersmassa’s, zullen wij overwinnen of sterven tussen de ruïnes van Kronstadt.
De werkers van de hele wereld zullen onze rechters zijn. Het bloed van de onschuldigen zal terugvallen op het hoofd van de communisten, die razende, machtsdronken woedenden.
Lang leve de macht van de Sovjets!
Het Provisoire Revolutionaire Comité.
Pakkend detail: de 7de maart was het de dag van het feest van de arbeidsters in Sovjet-Rusland. Het belegerde en aangevallen Kronstadt vergat die dag niet. Terwijl ze onder vuur genomen werden door vele batterijen zonden de matrozen een radio-telegram met felicitaties naar de arbeidsters van de wereld. Dit bericht werd ook geplaatst in hetzelfde nummer van de Izvestia.
Kronstadt bevrijd – Aan de arbeidsters van de wereld
Deze dag is een universele feestdag: de dag van de arbeidster. Wij, die van Kronstadt, sturen – te midden van brakende kanonnen en ontploffende obussen die afgeschoten worden door de communisten, vijanden van het werkvolk – onze broederlijke groeten naar de arbeidsters van de wereld: groeten van het revolutionaire en vrije Rode Kronstadt…
Wij verlangen dat jullie snel jullie ontvoogding zullen verwezenlijken, vrij zijn van elke vorm van geweld en onderdrukking.
Lang leve de vrije revolutionaire arbeidsters!
Lang leve de wereldwijde Sociale Revolutie!
Het Provisoire Revolutionaire Comité.
Tenslotte stond er ook nog dit tussenstukje in hetzelfde nummer.
Kronstadt is kalm
Gisteren, op 7 maart, hebben de vijanden van de werkers – de communisten – het vuur geopend tegen Kronstadt.
De bevolking ontving het bombardement met waardige moed. De arbeiders renden naar de wapens met een mooi elan! Men kon goed zien dat de werkende bevolking van de stad in volstrekte overeenkomst met haar Provisoir Revolutionair Comité leeft.
Ondanks het begin van de vijandelijkheden vindt het Comité het onnodig om de staat van beleg af te kondigen. Wat zou het Comité immers te vrezen hebben? Zeker niet haar eigen rode soldaten, noch haar matrozen, noch haar arbeiders of intellectuelen!
In Petrograd daarentegen is het door de staat van beleg verboden om na 19u nog buiten te komen. Dat valt te begrijpen: de bedriegers vrezen hun eigen werkende bevolking.
De eerste aanvallen tegen Kronstadt werden door de elite van de communistische troepen tegelijkertijd vanuit het noorden en het zuiden ingezet. Ze waren in witte doek gekleed, waardoor de kleur versmolt met de sneeuw die de dichtgevroren Golf van Finland bedekte.
Deze eerste pogingen om de vesting in te nemen waren vreselijk en eisten een zinloos hoge tol aan mensenlevens. De matrozen betreurden het in erg aangrijpende bewoordingen, gericht aan hun bedrogen wapenbroeders die geloofden dat Kronstadt contra-revolutionair was. In nummer 8 van de Izvestia stond een bericht aan de rode soldaten die voor de communisten vochten:
Wij willen het bloed van onze broeders niet vergieten en wij zullen weigeren om het vuur te openen, tenzij we daartoe gedwongen worden. Wij moeten de rechtvaardige zaak van het werkvolk verdedigen, en we hebben ons nu gedwongen gezien om het vuur te openen op onze eigen broeders, die door de communisten een zekere dood ingestuurd werden; de communisten die voor zichzelf een leven van privileges gecreëerd hebben ten koste van het volk.
Jammer genoeg voor jullie, onze broeders, stak er een vreselijke sneeuwstorm op en alles werd opgeslokt door het duister van een donkere nacht. Desondanks stuurden de communistische beulen jullie het ijs op, dreigden ermee jullie van achteren neer te maaien met mitrailleurs die bediend worden door hun communistische formaties.
Velen van jullie stierven die nacht op de uitgestrekte ijsvlakte van de Golf van Finland. En met het aanbreken van het ochtendgloren, toen de storm was gaan liggen, bleven er alleen nog maar ellendige restjes over van jullie uitgeputte, verhongerde detachementen die bijna niet meer in staat waren om te lopen en zich in hun witte lijkwades tot bij ons voortsleepten.
’s Ochtends waren jullie met duizend; maar in de loop van de dag kon men jullie zelfs niet meer tellen. Jullie hebben dit avontuur met jullie bloed betaald. Na jullie aftocht is Trotski naar Petrograd gegaan om nieuwe slachtoffers voor de slachting te halen: het bloed van onze arbeiders en boeren kost hem zo weinig!
Kronstadt koesterde een diep geloof in de hulp van het proletariaat van Petrograd. Maar de arbeiders van de hoofdstad waren geterroriseerd en Kronstadt was geblokkeerd, zodanig geïsoleerd dat geen enkele hulp mogelijk was.
Het garnizoen van Kronstadt bestond uit zo’n 14 000 manschappen, waarvan er ongeveer 10 000 matrozen waren. Dit garnizoen moest zorgen voor de verdediging van een uitgestrekt front, vele forten en batterijen die over de Golf uitgezaaid lagen. De voortdurende aanvallen van de bolsjevieken die onophoudelijk versterking kregen, het gebrek aan levensmiddelen, de lange, koude nachten,… alles deed de vitaliteit van Kronstadt verminderen. Maar de matrozen hielden heldhaftig stand, ze hoopten tot op het laatste moment dat hun nobele voorbeeld door het land gevolgd zou worden.
De strijd was te ongelijk.
De bolsjevistische soldaten gaven zich nochtans met duizenden over; anderen verdronken per honderden onder het breekbaar geworden ijs dat vol scheuren en sneeuwkuilen zat door de dooi of verbrokkeld door de inslag van obussen. Maar deze verliezen verminderden de intensiteit van de aanvallen helemaal niet: verse versterkingen kwamen toe en bleven onophoudelijk toekomen.
Wat kon de stad op haar eentje tegen zulk opkomend tij?
Ze probeerde vol te houden. Ze bleef koppig hopen op een nabije algemene revolte van de arbeiders en rode soldaten van Petrograd en Moskou, een revolte die het begin van de “Derde Revolutie” zou betekenen. En ze streed dapper, dag en nacht, op het hele front dat elke dag nauwer werd.
Maar er kwam geen revolte, noch hulp; elke dag verzwakte Kronstadt en veroverden de aanvallers stukje bij beetje.
Kronstadt was trouwens ook niet ontworpen om een aanval langs achteren te weerstaan. De bolsjevieken hadden bovendien het gerucht verspreid dat de revolutionaire matrozen Petrograd wilden bombarderen, de meest ranzige laster. De beruchte vesting was ontworpen met als enige doel de hoofdstad te verdedigen langs de kant van de zee. In het geval dat de vesting in handen van de vijand zou vallen, waren de batterijen van de Golf en de forten van Krasnaja Gorka zodanig ontworpen dat ze niet tegen Petrograd ingezet konden worden, maar wel tegen de vesting. De bouwers hadden het achterdeel van Kronstadt niet bijzonder versterkt, en het was net langs die kant dat de stad werd aangevallen.
En net op dat punt vielen de bolsjevieken bijna elke nacht opnieuw aan.
Op 10 maart bombardeerde de communistische artillerie onophoudelijk het hele eiland, van het zuiden tot het noorden.
In de nacht van 12 op 13 maart vielen de communisten aan langs het zuiden, wederom in witte ‘lijkwades’ gekleed. (“Op 11 maart verhinderde de mist een bombardement,” zei het communiqué in de Izvestia). Bij deze aanval werden eens te meer honderden ‘koersanti’ opgeofferd.
De dagen daarop werd de strijd alsmaar ongelijker. De heldhaftige verdedigers waren uitgeput door de vermoeidheid en de ontberingen. Er werd nu in de onmiddellijke omgeving van de stad gevochten. De communiqués over de operaties, dagelijks door het Revolutionaire Comité gepubliceerd, werden alsmaar tragischer. Het aantal slachtoffers steeg snel.
Tenslotte ontketenden de bolsjevieken op 16 maart een verpletterende geconcentreerde aanval die voorafgegaan werd door een woest artilleriebombardement. Ze wilden er koste wat kost een einde aan maken. Elk uur langer van weerstand, elk kanonschot vanuit Kronstadt waren even zovele tartingen van de communisten en konden op elk moment miljoenen mensen in opstand brengen. Ze voelden zich reeds alsmaar meer aan zichzelf overgelaten. Trotski was al gedwongen om detachementen Chinezen en Bachkirs in te zetten. Kronstadt moest zonder uitstel verpletterd worden, zo niet zou Kronstadt de bolsjevistische macht uiteen doen spatten.
Bij het ochtendgloren lieten de zware kanonnen van Krasnaja Gorka onophoudelijk obussen op de stad regenen. Vliegtuigen bombardeerden de stad waarbij het ziekenhuis, ondanks het duidelijk teken van het Rode Kruis, vernield werd.
Dit woeste bombardement werd gevolgd door een algemene aanval: vanuit het noorden, zuiden en oosten.
Het aanvalsplan, zo schreef Dibenko, bolsjevistisch ex-commissaris van de Vloot en toekomstig dictator van Kronstadt, werd minitieus voorbereid naar de richtlijnen van de leidinggevende commandant Toekhatsjevski en de staf van het leger van het Zuiden. De aanval op de forten begon ’s ochtends. “De witte kledij en de training van de koersanti,” zo schreef Dibenko, “boden de mogelijkheid om in colonnes op te trekken.”
Nochtans werd de vijand na hevige mitrailleurvuur teruggedreven.
Her en der, ten midden van de strijd onder de muren van de stad, snelden de matrozen behendig naar de meest bedreigde punten, gaven orders, deden oproepen. Een waar fanatisme van dapperheid maakte zich meester van de verdedigers. Niemand dacht aan het gevaar, noch aan de dood. “Kameraden, kameraden, bewapen snel de laatste arbeidersdetachementen! Dat allen die in staat zijn om een wapen vast te houden te hulp schieten!” En de laatste detachementen werden gevormd, bewapend en trokken haastig op om onmiddellijk aan de gevechten deel te nemen.
De vrouwen van het volk gaven blijk van een verrassende moed en activiteit; ze minachten het gevaar, gingen tot ver buiten de stad om munitie te brengen; ze haalden de gewonden van beide zijden op, brachten hen onder intens geschut naar het ziekenhuis en organiseerden de eerste hulp.
Tegen de avond van 16 maart was de strijd nog onbeslist.
Evenwel trokken miliciens te paard door de straten om de niet-strijders uit te nodigen zich naar schuilplaatsen terug te trekken.
Meerdere forten waren ingenomen.
In de loop van de nacht slaagden communisten die binnen de stad in vrijheid waren gelaten erin om de aanvallers het zwakste punt van Kronstadt aan te wijzen: de Poort van Petrograd.
Op 17 maart, rond 7 uur ’s morgens, drongen de bolsjevieken in een laatste aanval langs deze poort binnen en trokken vechtend op tot in het centrum van de stad: het bekende Plein van het Anker.
Maar de matrozen gaven zich nog niet gewonnen: ze bleven vechten “als leeuwen” en verdedigden elke wijk, elke straat, elk huis. De rode soldaten moesten een hoge tol betalen om in bepaalde sectoren vaste voet aan grond te krijgen. De leden van het Revolutionaire Comité trokken nog van de ene bedreigde plek naar de andere, deden de strijders manoeuvreren, organiseerden de strijd. De drukkerij bleef nog het nummer 15 van de Izvestia samenstellen, maar dat nummer is uiteindelijk nooit verschenen.
Gedurende de hele dag van de 17de werd er binnen de stad gevochten. De matrozen wisten dat er voor hen geen genade zou zijn; ze verkozen al strijdend te sterven eerder dan laf vermoord te worden in de kelders van de Tsjeka.
Het was een brutaal bloedbad, een ware slachting. Vele communisten van de stad, wiens leven door de matrozen gespaard was geweest pleegden verraad, bewapenden zich en vielen de matrozen aan in de rug. De commissaris van de Baltische Vloot, Koezmin, en de voorzitter van de Sovjet van Kronstadt, Vassiliev, door de communisten uit de gevangenis bevrijd, namen deel aan de liquidatie van de revolte.
De wanhopige strijd van de matrozen en soldaten van Kronstadt duurde tot diep in de nacht. De stad die de communisten in de loop van vijftien dagen strijd niet het minste kwaad had berokkend werd een groot toneel van fusillades, wilde executies en ware slachtpartijen per dozijnen.
Sommige detachementen ontsnapten aan de slachtpartij en trokken zich terug naar Finland. Andere bleven tot op de laatste man doorvechten.
In de vroege ochtend van 18 maart werd er nog steeds gevochten – of beter, maakte men nog jacht op de rebellen – in sommige wijken van de stad.
Twee plannen van de revolutionairen bleven dode letter:
De matrozen hadden beslist om op het laatste moment twee grote oorlogsbodems te doen ontploffen, de eerste schepen die de vlag van de “Derde Revolutie” hadden gehesen: de Petropavlovsk en de Sebastopol. Maar toen ze dit plan ten uitvoer wilden brengen, stelden ze vast dat de elektriciteitskabels doorgesneden waren.
Daarnaast had bijna de hele bevolking van Kronstadt de beslissing genomen om de stad te verlaten en die “dood en leeg” achter te laten voor de communisten. De totale afwezigheid van transportmiddelen verhinderde de uitvoering van dit plan.
Dibenko werd benoemd tot commissaris van Kronstadt en kreeg alle volmachten om “de rebelse stad te zuiveren”. Er kwam een orgie van slachtpartijen. De slachtoffers van de Tsjeka waren ontelbaar, in de dagen die volgden op de val van de vesting werden ze massaal geëxecuteerd.
Op 18 maart vierden de communistische regering en de communistische partij publiekelijk de Commune van Parijs van 1871, die door Galliffet en Thiers in bloed gesmoord werd. Ze vierden tegelijkertijd de overwinning op Kronstadt! De bijnaam van Trotski, “De Galliffet van Kronstadt”, zal voor altijd in de Geschiedenis blijven.
In de weken die volgden werden de gevangenissen van Petrograd volgestoken met honderden gevangenen van Kronstadt. Elke nacht werden kleine groepen gevangenen op bevel van de Tsjeka uit de gevangenis gehaald en gefusilleerd. Zo stierf bijvoorbeeld Perepelkin, lid van het Provisoire Revolutionaire Comité. Ook een ander lid van het Comité, Vertsjinin, werd aan het begin van de revolte verraderlijk aangehouden door de bolsjevieken. Over die gebeurtenis schrijft de Izvestia van 9 maart (nummer 7):
Misbruik van de witte vlag
Gisteren 8 maart vertrokken de rode soldaten vanuit Oranienbaum en trokken op richting Kronstadt, met een witte vlag. Twee van onze kameraden reden hen te paard, zonder wapens, tegemoet. Eén van hen ging tot bij de vijandelijke groep, de andere hield halt wat verderop. Onze kameraad had nog maar amper een paar woorden gezegd of de communisten wierpen zich op hem, trokken hem van zijn paard en sleurden hem weg. De twee kameraad kon ontkomen.
De gearresteerde kameraad was Vertsjinin. Uiteraard werd er nooit meer iets van hem vernomen.
Het lot van de andere leden van het Revolutionaire Comité is ons onbekend.
In de gevangenissen en concentratiekampen van de poolregio van Arkhangelsk en van de verre woestijnen van Turkestan, leiden de mannen van Kronstadt, die voor “waarlijk vrije Sovjets tegen het bolsjevistisch absolutisme” gerebelleerd hadden, jarenlang een ellendig bestaan. Op het moment dat we dit boek schrijven zal er amper nog één van in leven zijn.
Een tijdje na de revolte kondigde de bolsjevistische regering een algemene amnestie aan voor de rebellen die hadden kunnen ontkomen aan de repressie, naar het buitenland waren getrokken of zich ergens in het binnenland verborgen hielden. Die zouden amnestie krijgen als ze zich spontaan zouden aanmelden bij de autoriteiten.
Allen die de naïviteit hadden om te geloven in deze ‘amnestie’, werden bij hun aanmelding ter plekke aangehouden en zouden het lot van hun wapenbroeders delen.
Deze smerige valstrik – naast zovele andere – is waarschijnlijk één van de meest schandelijke bladzijden in de werkelijke geschiedenis van het bolsjevisme.
De les van Kronstadt – Lenin had niets begrepen van de beweging van Kronstadt, of beter, hij wilde er niets van begrijpen.
Voor hem en voor zijn partij was het essentiëel om de macht in handen te houden, koste wat kost.
De overwinning op de rebellen stelde hem tijdelijk gerust. Maar hij was bang. Vooral voor de toekomst. Hij gaf toe dat de kanonnen van Kronstadt de partij ertoe verplichtte om “na te denken” en haar positie te herzien.
Zou de partij haar positie herzien in de richting die de arbeidersonlusten en de revoltes aangewezen hadden? Absoluut niet.
De dieperliggende betekenis die uit deze gebeurtenissen sprak was de noodzaak voor de partij om het principe van de dictatuur te herzien, de noodzaak voor het werkvolk om vrijheid van discussie en actie te genieten, de noodzaak voor het land van de vrije verkiezing van de Sovjets.
De bolsjevieken waren er zich perfect van bewust dat de minste toegeving in die richting een beslissende slag zou toebrengen aan hun macht. Hen was het uitsluitend te doen om het behoud van die macht in haar geheel.
Als marxisten, autoritairen en etatisten konden de bolsjevieken de vrijheid van de massa’s, hun onafhankelijkheid inzake actie niet toestaan. Ze koesterden niet het minste vertrouwen in de vrije massa’s. Ze waren ervan overtuigd dat de val van hun dictatuur de totale ondergang van het ondernomen oeuvre zou betekenen en het in gevaar brengen van de Revolutie waarmee ze dat verwarden. En omgekeerd: ze waren ervan overtuigd dat ze door het behoud van hun dictatuur – de “stuurhendels” – “strategisch konden terugtrekken” tot op het punt tijdelijk van hun hele economische politiek af te zien, en dat zonder dat de doelen van de Revolutie definitief gecompromitteerd zouden worden. In het slechtste geval, zeiden ze, zou de verwezenlijking van deze doelen slechts wat uitgesteld worden.
Hun “bedenkingen” gingen dus uitsluitend over de vraag: “wat moeten we doen om onze overheersing intact te houden?”
Toegevingen doen op het economische terrein; toegevingen doen op alle domeinen, behalve op dat van “de macht”: dat was hun eerste oplossing. Het enige wat ze “begrepen” was dat ze een bot naar de bevolking moesten werpen om hun ontevredenheid te temperen; er moesten aan het volk enkele bevredigingen geboden worden, al was het maar in schijn.
Hun tweede bekommernis was dus het bepalen van die toegevingen en het vastleggen van de limieten van de “terugtrekking”.
Ze stelden uiteindelijk “de lijst” van toegevingen op. En toen wilde één van de meest merkwaardige historische sarcasmes dat Lenin en zijn partij exact het economische “programma” toepasten dat ze valselijk toeschreven aan die van Kronstadt, waarvoor de bolsjevieken hen zogezegd hadden bestreden en bloed voor hadden vergoten.
Lenin kondigde de beroemde “nieuwe economische politiek” af, de NEP.
Men gaf de bevolking een zekere “economische vrijheid”: in zekere mate werd de vrijheid van privé-handel en industriële activiteit weer ingevoerd.
Zo werd de ware betekenis van de “vrijheid” die de rebellen van Kronstadt vroegen totaal verdraaid. In plaats van een vrije, scheppende en opbouwende activiteit van de werkende massa’s, een activiteit die zou toegelaten hebben om de mars naar hun totale ontvoogding verder te zetten en te versnellen (zoals Kronstadt eiste), werd het de “vrijheid” voor bepaalde individuen om handel te drijven, ‘zaken’ te doen en zich te verrijken. Het is toen dat een tijdlang de nieuwe sovjet-rijke ten tonele verscheen: de “nepman”.
De Russische en buitenlandse communisten hebben de NEP begrepen en uitgelegd als een “strategische terugtrekking” die aan de onmisbare dictatuur van de partij toeliet om even “op adem te komen”, de verworven posities te versterken die door de gebeurtenissen van maart verzwakt waren. Een soort van “economische adempauze”, analoog aan de “militaire adempauze” ten tijde van Brest-Litovsk.
De NEP was inderdaad niets anders dan een ‘halte’, en niet om vervolgens beter vooruit te gaan, maar integendeel om terug te keren naar het beginpunt, naar dezelfde wrede dictatuur van de partij, naar hetzelfde dolgedraaide etatisme, naar dezelfde overheersing en uitbuiting van de werkende massa’s door de nieuwe kapitalistische Staat.
Er werd teruggetrokken om beter te kunnen optrekken naar de totalitaire kapitalistische Staat, met meer garanties tegen het gevaar van een eventuele herhaling van “Kronstadt”.
Tijdens deze periode van terugtrekking richtte die kapitalistische Staat haar “Maginot-linie” op tegen dat gevaar. Ze gebruikte de enkele jaren van de NEP om haar materiële en militaire krachten op te vijzelen; om in stilte haar politiek, administratief, bureaucratisch en politioneel ‘apparaat’ op te bouwen; om zich definitief sterk genoeg te voelen om alles in haar ‘ijzeren greep’ te houden en het hele tot een totalitaire kazerne en gevangenis land om te vormen.
Als men in die zin over een strategische terugtrekking wil spreken is dat correct. Na de dood van Lenin (1924) en met de komst van Stalin – na enkele interne strijden binnen de partij – werd de NEP afgeschaft. De “nepmannen” werden gearresteerd, gedeporteerd of gefusilleerd, hun bezit werd geconfisqueerd en de Staat, definitief bewapend, beschermd, gebureaucratiseerd en gekapitaliseerd, gesteund door het ‘apparaat’ en door een sterke geprivilegieerde en afgesloofde sociale laag, vestigde resoluut en beslist haar almacht.
Maar het is evident dat al deze gebeurtenissen niets meer te maken hadden met de Sociale Revolutie, noch met de aspiraties van de werkende massa’s, noch met hun ware ontvoogding.
*
De bolsjevistische regering beperkte zich niet tot de binnenlandse NEP. De ironie van de geschiedenis wilde dat de bolsjevieken op het moment dat ze die van Kronstadt valselijk beschuldigden “lakeien van de Entente” te zijn en “het op akkoordjes te gooien met de kapitalisten”, ze dat net zelf deden.
Conform Lenins richtlijnen gingen ze de weg op van concessies aan en akkoorden met buitenlandse kapitalisten. Tijdens de dagen waarop ze de matrozen van Kronstadt fusilleerden en de stapels lijken de ijslaag van de Golf van Finland nog bedekten sloten de bolsjevieken meerdere belangrijke contracten af met kapitalisten van verschillende landen, in overeenstemming met de wensen van de haute finance, het brute kapitalisme van de Entente en de Poolse imperialisten.
Ze tekenden het Anglo-Russische handelsakkoord dat de poorten van het land openzette voor Engels kapitaal. Ze tekenden de vrede van Riga waardoor een bevolking van 12 miljoen individuen als voer naar het reactionaire Polen werden gesmeten. Ze hielpen het jonge Turkse imperialisme door middel van verdragen om de revolutionaire beweging van de Kaukasus te wurgen. En ze maakten zich klaar voor het aangaan van handelsrelaties met de bourgeoisie van alle landen.
We hebben het elders al gezegd: “Door de Revolutie te wurgen, is de (communistische) Macht dus verplicht om zich alsmaar duidelijker en krachtdadiger te verzekeren van de hulp en steun van reactionaire en bourgeoiselementen die bereid zijn (uit berekening) om in haar dienst te treden en het op een akkoordje te gooien. De Macht voelt de grond onder haar voeten wegzakken, maakt zich alsmaar meer van de massa’s los, verbreekt haar laatste banden met de Revolutie, richt een hele kaste van geprivilegieerden op, van grote en kleine dictators, dienaars, vleiers, arrivisten en parasieten, maar blijft even onmachtig om wat dan ook van waarlijk revolutionair en positief te verwezenlijken nadat ze de nieuwe krachten verworpen en verpletterd heeft. Om zich te kunnen consolideren, voelt de Macht zich dus gedwongen om beroep te doen op de oude krachten. Ze zoekt alsmaar vaker en met alsmaar meer overtuiging hun hulp. Ze vraagt hen om akkoorden, allianties en eenheid. Ze verlaat haar posities ten opzichte van hen omdat er geen andere weg meer overblijft om haar hachje te redden. Ze is de vriendschap van de massa’s totaal kwijtgeraakt en gaat dus op zoek naar nieuwe sympathisanten. Uiteraard gaat ze ervan uit die op een dag te zullen verraden. Maar in afwachting verzandt ze elke dag meer in een antirevolutionaire en antisociale actie.”
Kronstadt viel. Het staatssocialisme (kapitalisme) zegevierde ditmaal. Het zegeviert nog steeds.
Maar de onverwurmbare logica van de gebeurtenissen zal onvermijdelijkerwijze leiden tot haar val.
Haar zege draagt het zaad van haar finale nederlaag in zich. Ze werpt alsmaar meer licht op het ware karakter van de communistische dictatuur. Meer en meer tonen de “communisten”, meegesleurd door de logica der dingen, dat ze bereid zijn om het doel op te offeren, om aan al hun principes te verzaken, om het met eender wie op een akkoordje te gooien, als ze daarmee hun overheersing en hun privileges kunnen veiligstellen.
Kronstadt was de eerste volledig onafhankelijke volkse poging om zich te bevrijden van alle juk en de Sociale Revolutie te verwezenlijken: een poging die direct, resoluut, vastberaden gedaan werd door de werkende massa’s zelf, zonder ‘politieke herders’, zonder ‘chefs’ of ‘voogden’.
Het was de eerste stap in de richting van de Derde Sociale Revolutie.
Kronstadt viel.
Maar de opdracht werd volbracht en dat is het essentiële.
In het ingewikkelde en duistere labyrint van de wegen die openliggen voor de mensenmassa’s in revolutie, is Kronstadt een lichtbaken dat de juiste weg aanwijst.
Het doet er niet zoveel toe dat de rebellen in hun omstandigheden nog gepraat hebben over een macht (van de Sovjets) in plaats van voor altijd het woord en de idee van “macht” uit te bannen, in plaats van te praten over coördinatie, organisatie, administratie. Het was de laatste belasting die ze aan het verleden betaalden. Eens de werkende massa’s zelf de volledige vrijheid van discussie, organisatie en actie definitief veroverd hebben, eens de ware weg van de onafhankelijke volkse activiteit ingeslagen wordt, zal de rest vanzelf, automatisch komen.
Het doet er niet zoveel toe dat de mist nog dik is en verhindert om zowel het lichtbaken als de erdoor beschenen weg te zien! Eens ontstoken zal het licht niet meer uitgaven! En de dag zal komen – en die ligt misschien niet zo ver weg – dat de miljoenen menselijke wezens het zullen zien schijnen.
Het lichtbaken van Kronstadt blijft branden. Haar schijnen zal alsmaar meer schitteren. En dat is het essentiële!
Dit hoofdstuk laat me redelijk verbouwereerd achter.
Als ik aan de beweging van Kronstadt een honderdtal pagina’s gewijd heb, dan zouden de gebeurtenissen in de Oekraïne minstens vijf keer zoveel plaats moeten innemen omwille van hun omvang, duur en vooral hun grote revolutionaire en morele draagwijdte. Maar dat is onmogelijk.
Langs de andere kant gaat mijn documentatie over deze beweging niet verder dan het uitstekende werk van Pjotr Arsjinov , Geschiedenis van de makhnovistische beweging. En in de huidige omstandigheden is het me onmogelijk om dat werk aan te vullen. Bladzijden vullen om een reeds verschenen documentatie te reproduceren, lijkt me overdreven.
Ik zou aan dat werk evenwel twee waardevolle elementen kunnen toevoegen. Ten eerste, enkele feiten die Makhno in de delen II en III van zijn Memoires uiteenzet die uitsluitend in het Russisch verschenen (in 1936 en 1937) . Ten tweede enkele episodes die ik daar beleefd heb, want ik heb tweemaal kunnen deelnemen aan de beweging, eind 1919 en eind 1920, in het totaal ongeveer zes maanden.
Maar de dood van Makhno (overleden in Parijs in 1924) betekende het einde van zijn Memoires. De eerste drie delen gaan immers alleen maar over de periode 1917-1918; ze stoppen net voor de drempel van de ware beweging, de meest typerende en belangrijkste gebeurtenissen (1919-1921).
Mijn geleefde herinneringen zijn slechts nuttig in een algemener en vollediger kader. Losgerukt van het geheel zijn ze van veel minder belang.
Nochtans is het onmogelijk om niet te spreken over de massabeweging in de Oekraïne, vooral wanneer men de Russische Revolutie wil bestuderen vanuit de hoek hoe ik haar zie.
Deze beweging heeft in de Revolutie een uitzonderlijk belangrijke rol gespeeld, belangrijker nog dan Kronstadt, omwille van haar omvang, haar duur, haar wezenlijk volkse karakter, de helderheid van haar ideologische strekking en tenslotte de taken die ze wist te volbrengen.
Om redenen die de lezer van dit boek makkelijk kan begrijpen zwijgt de bestaande literatuur – van welke signatuur dan ook – in alle talen over deze beweging. Als er al over gesproken wordt dan zijn het maar enkele zinnetjes, uitsluitend met de bedoeling om haar te belasteren.
Alles bij elkaar genomen is het Oekraïense epos tot nu toe min of meer ongekend gebleven. Nochtans is ze zeker het merkwaardigste element van de ‘ongekende Revolutie’.
Om eerlijk te zijn is zelfs het werk van Arsjinov, dat toch 400 bladzijden telt, slechts een samenvatting. Om haar naar waarde te beschrijven, zou de Oekraïense beweging meerdere volumes moeten vullen. Alleen al de documenten die van grote historische waarde zijn, zouden honderden bladzijden vullen. Pjotr Arsjinov geeft er in zijn werk slechts een minuscuul deel van weer.
Uiteraard komt een oeuvre van zulke omvang toe aan de toekomstige geschiedschrijvers die alle gewenste bronnen tot hun beschikking zullen hebben. Maar vanaf vandaag moet deze beweging zo goed mogelijk aan het licht gebracht worden.
Al deze contradictoire bedenkingen hebben me tenslotte tot de volgende beslissing gebracht:
1. Ik raad aan elke serieuze en werkelijk geïnteresseerde lezer aan om het fundamentele werk van Pjotr Arsjinov te lezen.
2. Ik zal de lezer in dit deel het essentiële over de beweging bijbrengen, waarbij ik vooral zal buigen op de documentatie van Pjotr Arsjinov.
3. Ik zal de uiteenzetting vervolledigen met bepaalde details die ik uit de Memoires van Makhno haalde.
4. Tenslotte zal ik ook de episodes die ik beleefd heb aanhalen, door mijn eigen indrukken en waarderingen neer te schrijven.
Enkele geografische en historische gegevens – Onder de naam Oekraïne (of “Klein-Rusland”) verstaat men de uitgestrekte regio van zuidelijk Rusland – in het zuid-westen in feite – met een oppervlakte van zo’n 450 000 km² en een bevolking van 30 miljoen inwoners. De Oekraïne omvat de departementen van Kiev, Tsjernigov, Poltava, Kharkov, Jekaterinoslav, Kherson en Tauride. Dat laatste departement is de voorkamer van de Krim, waarvan het gescheiden is door het oostelijk deel van de Zwarte Zee, de landengte van Perekop en door de engtes van de Zee van Azov.
Zonder ons hier te wagen aan een gedetailleerde geschiedenis van de Oekraïne, willen we toch een aantal kenmerken van dit land aanhalen, kenmerken die de lezer moet weten om de gebeurtenissen van 1917 tot 1921 te kunnen begrijpen.
1° De Oekraïne is één van de rijkelijkste landbouwregio’s van de wereld. De vruchtbare “zwarte aarde” geeft onvergelijkbare oogsten. Vroeger noemde men deze regio de “graanschuur van Europa”, aangezien de Oekraïne een erg belangrijke leverancier van graan en andere landbouwproducten voor verschillende Europese landen was.
Naast granen is de Oekraïne rijk aan groenten en fruit, aan vruchtbare steppes en weilanden, aan bossen, aan waterstromen en in haar oostelijk deel, aan de grenzen met de regio Don, aan steenkool.
2° Omwille van deze uitzonderlijke rijkdommen en ook omwille van haar geografische situering, is de Oekraïne altijd al een bijzonder aanlokkelijke prooi geweest voor verschillende landen. Eeuwenlang voerde de Oekraïense bevolking, die ethnografisch erg gemengd is, maar erg verenigd is in de besliste wil om haar vrijheid en onafhankelijkheid te behouden, oorlogen en strijden tegen de Turken, Polen, Duitsers en ook tegen de machtige buur: het Groot-Rusland van de tsaren. Uiteindelijk werd de Oekraïne opgenomen in het immense Russische Rijk: deels door verovering, deels vrijwillig uit nood om effectief door één machtige buur beschermd te worden tegen andere haaien.
3° Evenwel betekenden de ethnische samenstelling van de Oekraïense bevolking, het eeuwenoude contact van het land – oorlogs-, commercieel of ander contact – met de Westerse wereld, bepaalde geografische en topografische kenmerken van de regio en tenslotte bepaalde bijzonderheden in het karakter, temperament en mentaliteit van het volk dat er onder de tsarenscepter een redelijk uitgesproken verschil bestond tussen de situatie van Groot-Rusland en de Oekraïne.
Bepaalde delen van de Oekraïne hebben zich nooit volledig laten onderwerpen zoals dat in Groot-Rusland het geval was. De Oekraïense bevolking heeft altijd een zekere geest van onafhankelijkheid, weerstand, ‘oproer’ bewaard. De Oekraïner, relatief ontwikkeld en fijn, voldoende ‘individualistisch’, een initiatiefnemer en geen afwachter, erg gehecht aan zijn onafhankelijkheid, traditiegewijs een krijger, bereid om zich te verdedigen en al eeuwen gewend om zich thuis vrij en meester te voelen, heeft zich over het algemeen niet onderworpen aan die totale slavernij – lichamelijk zowel als geestelijk – die de toestand van de bevolking van Groot-Rusland tekende.
Maar we praten vooral over de bewoners van bepaalde streken van de Oekraïne die zelfs stilzwijgend een soort van habeas corpus bekomen hadden en in vrijheid leefden. Het waren streken die zo goed als ontoegankelijk waren voor de gewapende troepen van de tsaren, een beetje zoals het ‘maquis’ in Corsica.
Meer bepaald op de eilanden aan de benedenloop van de Dnjepr – in dat beruchte ‘Zaporojie’ – organiseerden de mannen, verliefd op de vrijheid, zich vanaf de 14de eeuw in exclusief mannelijke kampen en streden eeuwenlang tegen de onderwerpingspogingen van de verschillende buurlanden, Groot-Rusland inbegrepen . Uiteindelijk moest ook deze krijgersbevolking zich aan de Russische Staat onderwerpen. Maar de tradities van het “volnitza” (vrije leven) bleven leven in de Oekraïne en konden nooit volledig uitgeroeid worden. Hoe groot de inspanningen van de tsaren vanaf Katherina II ook mogen geweest zijn om elk spoor van deze tradities van “zaporojie republiek” uit het geheugen van het Oekraïense volk te wissen, bleef deze erfenis van de voorbije eeuwen (14de tot 16de eeuw) bewaard.
De lijfeigenschap die in Groot-Rusland zo onverbiddelijk was, had in de Oekraïne meer, om het zo te zeggen, ‘liberale’ allures omwille van de permanente weerstand van de boeren. Duizenden boeren vluchtten weg van té brutale leenheren, trokken naar het ‘maquis’ en verscholen er zich bij de “volnitza”.
In Groot-Rusland zelf vluchtten allen die geen lijfeigenen wilden zijn, die naar meer vrijheid verlangden, die van het onafhankelijke leven hielden, die problemen met het gerecht hadden of vervolgd werden door het Rijk, naar de steppen, bossen en andere weinig toegankelijke streken van de Oekraïne om er een nieuw leven te beginnen. Sinds eeuwen was de Oekraïne het beloofde land voor alle soorten van voortvluchtigen.
De nabijheid van zeeën en havens (Taganrog, Berdiansk, Kherson, Nikolajev, Odessa), van de Kaukasus en de Krim – streken die ver verwijderd waren van de centra en waar vele beschutte plekken te vinden waren – verhoogden, voor de sterke en ondernemende individuen, nog meer de mogelijkheden voor een vrij, opstandig leven in breuk met de bestaande maatschappij. Een deel van deze mensen zal later de kaders leveren voor de vagebonden (“bossiaki”) die zo meesterlijk door Maxim Gorki beschreven worden.
De hele ‘sfeer’ van de Oekraïne verschilde dus erg van die van Groot-Rusland.
Tot in onze dagen hebben de boeren van de Oekraïne een bijzondere liefde voor de vrijheid behouden. Deze liefde uit zich in de verbeten weerstand van de Oekraïense boeren tegen elke Macht die hen probeert te onderwerpen.
De bijzondere situatie van de Oekraïne ten opzichte van de bolsjevistische greep – De lezer zal nu begrijpen waarom de dictatuur en de vreselijke verstatelijking van de bolsjevieken in de Oekraïne op een veel hardere en langdurige weerstand zal botsen dan in Groot-Rusland.
Er zijn nog andere factoren die meespeelden:
1° In vergelijking met Groot-Rusland stonden de georganiseerde krachten van de Communistische Partij erg zwak in de Oekraïne. De bolsjevistische invloed op de boeren en arbeiders was er altijd betekenisloos.
2° Ondermeer daarom vond de Oktoberrevolutie er pas veel later plaats; ze begon eind november 1917 en was in januari 1918 nog aan de gang. Daarvoor was het vooral de lokale nationale bourgeoisie – de “petljoerovtsi”, voorstanders van de “democraat” Petljoera – die de macht in handen hield in de Oekraïne, in parallel met de macht van Kerenski in Groot-Rusland. De bolsjevieken bestreden deze macht eerder op het militaire dan op het revolutionaire terrein.
3° De impopulariteit en onmacht van de Communistische Partij in de Oekraïne maakte dat de machtsgreep door de Sovjets daar iets anders betekende dan in Groot-Rusland.
In de Oekraïne waren de Sovjets veel meer vergaderingen van afgevaardigden van arbeiders en boeren. Aangezien deze Sovjets niet gedomineerd werden door een politieke partij – ook de mensjevieken speelden in de Oekraïene trouwens geen enkele werkelijke rol – hadden ze niet de middelen om de massa’s ondergeschikt te maken. In de Oekraïne voelden de arbeiders en de boeren zich een werkelijke kracht.
In hun revolutionaire strijden hadden ze niet de gewoonte om het initiatief aan wie dan ook over te laten, om een constante en onbuigzame voogd aan hun zijde te hebben zoals de Communistische Partij dat in Groot-Rusland was.
Daardoor schoten een grotere vrijheid van geest, van denken en van actie er stevig wortel. Die vrijheid zou zich tijdens de revolutionaire massabewegingen duidelijk tonen.
De gevolgen van al deze factoren lieten zich voelen vanaf het begin van de gebeurtenissen. Terwijl de revolutie in Groot-Rusland moeiteloos verstatelijkt werd en snel in het bed van de Communistische Staat dook, ondervonden deze verstatelijking en dictatuur in de Oekraïne aanzienlijke moeilijkheden. Het (bolsjevistische) “sovjetapparaat” vestigde er zich vooral door militaire dwang. Een autonome beweging van de massa’s, vooral van de boerenmassa’s, ontwikkelde zich parallel aan het proces van verstatelijking en werd totaal verwaarloosd door de politieke partijen.
Deze onafhankelijke beweging van de werkende massa’s kondigde zich reeds aan onder de ‘Democratische Republiek’ van Petljoera. De beweging ging traag vooruit, zocht haar weg. Vanaf de eerste dagen van februari 1917 deed ze zich gevoelig merken. Het was een spontane beweging die het economische systeem van slavernij “op het gevoel af” probeerde omver te werpen en een nieuw systeem te vormen, gebaseerd op de gemeenschappelijkheid van de arbeidsmiddelen en op het principe van de bewerking van de aarde door de werkers zelf.
In naam van deze principes verjaagden de arbeiders hier en daar de eigenaars van de fabrieken en droegen het productiebeheer over aan hun klasse-organismen: aan de opkomende vakbonden, aan fabriekscomités enzovoort. De boeren namen de gronden van de landeigenaars en van de ‘koelakken’ (welgestelde boeren) in en weerhielden het vruchtgebruik uitsluitend voor de landarbeiders zelf, waarmee ze dus een nieuw type van landbouweconomie schetsten. Uiteraard verspreidde en veralgemeende dit proces zich extreem traag, op een eerder spontane en wanordelijke manier. Het waren de eerste, nog redelijk onhandige stappen naar een veel bredere, bewustere en beter georganiseerde activiteit in de toekomst. De weg die de massa’s aan het aftasten waren, was de goede weg. Intuïtief voelden ze die aan.
Deze praktijk van revolutionaire actie van de arbeiders en boeren kon zich bijna gedurende het hele eerste jaar van de Revolutie vrij doorzetten en schiep een gezond en precies richtsnoer voor het revolutionaire optreden van de massa’s.
Steeds wanneer één of andere politieke groep die de macht naar zich had toegetrokken probeerde om dat richtsnoer van de werkers te verbreken begonnen deze een revolutionaire weerstand en leverden op verschillende manieren strijd tegen zulke pogingen.
Zo kwam het dan dat de revolutionaire beweging van werkers voor sociale onafhankelijkheid die al vanaf de eerste dagen van de Revolutie begonnen was niet verzwakte, wat de gevestigde macht in de Oekraïne ook mocht zijn. Deze beweging doofde ook niet uit onder de bolsjevieken die hun autoritair staatssyteem direct na de Oktoberrevolutie begonnen invoeren.
Het meest opmerkelijke aan deze beweging waren de wens om doorheen de Revolutie de ware doelen van de werkende klassen te verwezenlijken, de wil om de volledige onafhankelijkheid van de arbeid te veroveren en tenslotte het wantrouwen tegenover de niet-werkende groepen van de samenleving.
Ondanks alle sofismes van de Communistische Partij die wilde bewijzen dat zij het eigenlijke brein van de arbeidersklasse was en dat haar macht die van de werkers was, werd elke arbeider of boer die de klasse-geest of het instinct niet verloren had, er zich steeds meer van bewust dat de Partij de werkers van de steden en van het platteland van hun revolutionair oeuvre afleidde; dat de regering hen onder haar voogdij plaatste; dat de reorganisatie van de staat niets anders was dan de massa’s beroven van hun rechten op onafhankelijkheid en de vrije beschikking over zichzelf.
Het streven naar de onafhankelijkheid, naar de volledige autonomie werd de grondslag van de beweging die haar oorsprong vond in de dieptes van de massa’s. Langs ontelbare wegen en in ontelbare situaties werd haar denken daar steeds weer op gericht. De etatistische actie van de Communistische Partij verstikte dit streven meedogeloos. Maar net deze actie van een autoritaire partij die geen tegenspraak duldde gaf de werkers het beste inzicht in deze ideeën en zette hen tot weerstand aan.
In het begin beperkte de beweging zich tot het negeren van de nieuwe macht en tot het voltrekken van spontane acties waarbij de boeren zich de gronden en goederen van de eigenaars toe-eigenden. De beweging zocht naar haar eigen vormen en wegen.
(Pjotr Arsjinov, Geschiedenis van de makhnovistische beweging, p. 46-47)
De brutale bezetting van de Oekraïne door de Duits-Oostenrijkse troepen na de vrede van Brest-Litovsk had vreselijke gevolgen voor de werkende bevolking. De bezetting schiep nieuwe omstandigheden en versnelde de ontwikkeling van deze massabeweging.
De vreselijke gevolgen van de vrede van Brest-Litovsk voor de Oekraïne– De opkomst van het volksverzet en de ‘makhnovistische’ beweging – Hier sta ik mezelf toe om een bijna volledig hoofdstuk uit het werk van Pjotr Arsjinov te citeren. Het zou onmogelijk zijn om een betere uiteenzetting te geven van de gebeurtenissen die volgden op de vrede van Brest-Litovsk. Ik benadruk dat de voornaamste clausule van het vredesverdrag aan de Duitsers hen de vrije toegang tot de Oekraïne gaf en dat de bolsjevieken er zich uit terugtrokken.
De uiteenzetting van Arsjinov is snel, duidelijk, wezenlijk, aangrijpend. Ik heb er niets uit weg te snijden, noch aan toe te voegen. Ze is volkomen juist over de feiten. Elk detail is belangrijk als de lezer het vervolg wil begrijpen.
De vrede van Brest-Litovsk, die de bolsjevieken met de Duitse keizerlijke regering hadden gesloten, zette de poorten van de Oekraïne wijd open voor de Duitsers en de Oostenrijkers. Die hielden nu hun intocht als onvoorwaardelijke meesters. Ze legden niet alleen de hand op het militaire, maar ook op het politieke en economische leven van het land. Hun doel was om de levensmiddelen van het land te roven. Om dat zo volledig mogelijk en voor zichzelf zo eenvoudig mogelijk klaar te spelen, lieten zij de door het volk omvergeworpen regering van landbezitters en adel weer herleven in het land. Aan het hoofd van die regering plaatsten ze de hetman Skoropadski die over de absolute macht kon beschikken. De troepen die de Oekraïne bezet hielden werden systematisch bedrogen door hun officieren. De gebeurtenissen in Rusland en in de Oekraïne werden hen afgeschilderd als een uitbarsting van wilde, blinde krachten die de orde van het land verstoorden en de eerlijke, werkende bevolking terroriseerden. Zo zaaide men in alle soldaten de vijandelijkheid tegen alle opstandige boeren en arbeiders en werden de fundamenten gelegd voor de afschuwelijke houding van de Duits-Oostenrijkse legers in de revolutionaire streken (ze gedroegen zich als een bende plunderaars en rovers).
De economische plundering van de Oekraïne, die de Duitsers en Oostenrijkers met voortdurende hulp van de regering Skoropadski aangevat hadden, was uitermate groot en ongelooflijk brutaal. Alles werd uitgevoerd: koren, vee, pluimvee, eieren, grondstoffen enzovoort – en wel in die mate dat het transportnet moeite had om de uitvoer te bewerkstelligen. Het was alsof de Oostenrijkers en Duitsers, eens meester van reusachtige voorraden levensmiddelen, haast hadden om zoveel mogelijk te plunderen. De ene trein na de andere, honderden, duizenden treinen werden volgeladen en weggevoerd. Waar de boeren zich tegen deze plundering weerden en een poging waagden om dat wat zij met hun arbeid voortgebracht hadden tenminste niet voor niets af te geven, werden repressailles genomen, werden de boeren in elkaar geslagen of doodgeschoten.
De bezetting van de Oekraïne door de Duitsers en de Oostenrijkers is een donkere bladzijde uit de geschiedenis van de Oekraïense revolutie. Bovenop de openlijke oorlogsroof en het geweld van de bezettingsmacht gaf ze ook nog vrij spel aan de vreselijke reactie op het platteland. Het regime van de hetman betekende een volledige terugkeer naar het verleden, de vernietiging van alle revolutionaire veroveringen van de boeren en arbeiders. Natuurlijk vormde deze nieuwe situatie een geweldige prikkel voor een snellere ontwikkeling van de beweging die zich bij boeren reeds onder de Petljoervtsi en bolsjevieken was gaan ontplooien. Overal, maar vooral in de dorpen, vonden verbitterde opstanden plaats tegen de landbezitters en Duits-Oostenrijkse bezettingstroepen. Daarmee begon de nieuwe revolutionaire beweging van boeren in de Oekraïne, later gekend onder de naam revolutionaire opstand. Sommigen verklaren de opkomst van deze revolutionaire opstand uitsluitend door te verwijzen naar de Duits-Oostenrijkse bezetting en het hetman-regime. Deze verklaring is niet volledig en daarom ook niet juist. De opstand wortelde in de hele toestand en diep in de grond van de Russische Revolutie; de beweging was een poging van de werkers om de revolutie te voeren en de werkelijke bevrijding en autonomie van de arbeid te veroveren. De Duitsers en Oostenrijkers en de plattelands-reactie hebben alleen maar bijgedragen tot een snellere doorbraak van deze beweging.
Deze beweging nam spoedig in omvang toe. Overal kwamen de boeren in opstand tegen de landeigenaars. Ze doodden of verdreven hen; de grond en de goederen werden onderling verdeeld. Bij die opstanden werden de Duits-Oostenrijkse bezetters niet ontzien. Als antwoord daarop volgden er wrede repressie-maatregelen van de Duitse en hetman-regering. De boeren van de opstandige dorpen werden massaal terechtgesteld en vermoord; hun huizen werden in brand gestoken. In korte tijd raasde de wrede reactie van de militair-agrarische kaste over honderden gehuchten en dorpen. Dat gebeurde in juni, juli en augustus 1918.
Toen begonnen de boeren, die hun beweging hardnekkig bleven doorzetten, als partizanen te opereren en startten ze een hinderlagenoorlog. Als door de kracht van onzichtbare organisaties verbonden trokken ze, bijna gelijktijdig op vele plaatsen in het land, op in partizanengroepen en richtten hun aanvallen nu tegen de landheren, hun lijfwachten en de vertegenwoordigers van het gezag. Gewoonlijk deden deze partizanengroepen, die uit 20, 50 of 100 bereden, goed bewapende boeren bestonden, een snelle, in de betreffende streek totaal onverwachte overval op een landgoed of op de bezettingstroepen, maakten alle vijanden van de boeren af en verdwenen weer. Elke grondbezitter die boeren vervolgd had en al zijn trouwe dienaars werden door de boerenpartizanen op de korrel genomen en elke dag konden zij de dood vinden. Elke hogere militair, elke Duitse officier had een stellige dood te vrezen door de hand van de partizanengroepen. Deze aanvallen, die zich dag na dag herhaalden, troffen de agrarische contrarevolutie in haar levenswortel en bereidden haar zekere ondergang en de overwinning van de boeren voor.
We moeten hier opmerken dat zowel de breed vertakte, spontaan uitbrekende boerenopstanden als de acties van de partizanengroepen uitsluitend van de boeren zelf uitgingen, zonder enige leiding van welke politieke organisatie dan ook. Deze revolutionaire houding dwong de boeren om zelf verantwoordelijkheid op te nemen voor de beweging, haar te leiden en naar de overwinning te voeren. In de loop van de hele strijd tegen de hetman en de grondbezitters, op de allermoeilijkste ogenblikken van deze worsteling, stond de boerenbevolking volledig alleen oog in oog met haar georganiseerde, goed bewapende en verbeten vijand. Zoals we later zullen zien was dat van enorme betekenis voor het karakter van de hele revolutionaire opstand. Daar waar zij tot aan haar einde toe een klassebeweging bleef en zich ver hield van de invloed van partij- of nationalistische elementen, was haar hoofdkenmerk niet alleen dat zij haar oorsprong vond in de dieptes van de boerenbevolking, maar ook het bewustzijn van haar voorvechters dat zij zelf de leiders van deze beweging waren. Vooral de partizanengroepen waren bezield door deze gedachte. Ze waren er trots op, voelden hun kracht en hun grote roeping.
De wrede repressiemaatregelen van de agrarische contrarevolutie konden de beweging niet stuiten, integendeel, ze droegen alleen maar bij aan haar uitbreiding omdat de opstanden nu overal oplaaiden. De boeren sloten zich hechter aaneen en kwamen gedreven door de beweging zelf dichter bij een algemeen en alomvattend plan voor revolutionaire actie. Wil men de hele Oekraïne met deze maatstaf meten dan is de hele boerenbevolking uiteraard nooit als één geheel opgetreden, noch onder één leiding. Van zulke eenheid kan alleen gesproken worden in de zin van verbondenheid in revolutionaire geest. De boeren groepeerden zich in praktisch, organisatorisch opzicht per streek, onder de vorm van een samensmelting van verschillende partizanengroepen. Naarmate het aantal opstanden toenam en de repressiemaatregelen een verbetener en beter georganiseerd karakter aannamen, werd zulke associatie dan op bepaalde momenten een aangelegenheid van verschillende associaties, van grotere eenheden die een alsmaar dringendere noodzaak werden.
In het zuiden van de Oekraïne was het de regio van Goeliaj-Polje die het initiatief tot samenwerking nam. Die vond daar niet alleen plaats met oog op de zelfverdediging van de boeren, maar was vooral gericht op de algemene weerstand en op de vernietiging van de agrarische contrarevolutie.
Dit andere doel, dat belangrijker en beslissender was, legde een omvangrijkere taak op aan de beweging van samenwerking van de boerenmassa’s: het betrekken van de revolutionaire elementen uit andere regio’s in de beweging en het vormen van een grote, georganiseerde kracht met zo mogelijk alle revolutionaire boeren, een kracht in staat om alle reactie te bekampen en de vrijheid en het gebied van het volk in revolutie te verdedigen.
De belangrijkste rol in dit oeuvre van vereniging en in de algemene ontwikkeling van de revolutionaire opstand in het zuiden van de Oekraïne kwam toe aan het partizanendetachement dat geleid werd door een boer uit de streek: Nestor Makhno. Daarom is deze beweging bekend onder de naam ‘makhnovistische beweging’.
Vanaf de eerste dagen van de beweging tot het ogenblik van hoogste spanning waarop de boeren de grondbezitters overwonnen hadden, speelde Makhno in de beweging een zo bijzondere rol dat hele gebieden van de opstand en de meest heldhaftige daden met zijn naam verbonden zijn. Later, toen de opstandsbeweging de contrarevolutie van Skoropadski had verslagen maar de streek door Denikin bedreigd werd, werd Makhno het centrum van de vereniging van miljoenen boeren uit een gebied dat verschillende departementen in strijd tegen Denikin omvatte.
Laten we benadrukken dat dit grote werk alleen de zuidelijke regio van de Oekraïne betreft.
Want niet altijd en overal is de opstandsbeweging trouw gebleven aan haar revolutionaire verbondenheid met het volk en de belangen van de boeren en arbeiders. Terwijl de beweging in het zuiden van de Oekraïne de zwarte vaandel van het anarchisme hees en de weg opging van de anti-autoritaire vrije organisatie van de werkers, kwam zij na de val van de hetman in het westen en in het noord-westen van de Oekraïne onder invloed van elementen die haar vreemd en zelfs vijandig waren: van de democratische nationalisten (Petljoerovtsi). Meer dan twee jaar lang heeft een deel van de opstandelingen van het westen van de Oekraïne tot steunpunt gediend van de Petljoerovtsi die onder de nationale banier de belangen van de plaatselijke liberale bourgeoisie dienden. De opstandige boeren van Kiev, Wolynië, Podolië en een deel van Poltava zijn op die wijze tot een blind werktuig in handen van hun vijanden geworden.
In het zuiden was dit volledig anders. Daar gaapte een diepe kloof tussen de opstandelingen en alle vertegenwoordigers van de nationale, religieuze of politieke knechting. Ze kwamen daar in opstand op basis van de ware eisen van de proletariërs uit de steden en van het platteland en voerden daarvoor een verbeten oorlog tegen de talrijke vijanden van de arbeiders en de boeren.
De anarchist Nestor Makhno – Tijdens onze studie hebben we reeds meermaals de naam Nestor Makhno laten vallen, de Oekraïense boer die een enorme, uitzonderlijke rol gespeeld heeft in de grote boerenopstand in het zuiden van de Oekraïne.
We hebben elders reeds gezegd dat alle bestaande literatuur over de Russische Revolutie, op enkele libertaire uitgaves na, deze geweldige beweging totaal verzwijgt – of er slechts enkele lasterende zinnen aan wijdt.
En als men Nestor Makhno dan al aanhaalt, dan is dat alleen om hem te belonen met titels als “bandiet”, “moordenaar”, “plunderaar”, “aanstoker van jodenpogroms” enzovoort. Voortdurend en hardnekkig wordt hij door het slijk gehaald, belasterd, verfoeid. In de mooiste gevallen verspreiden scrupuloze auteurs die zich niet de moeite troosten om de feiten en de fabels over het leven en de actie van deze libertaire militant te onderzoeken absurde legendes en dommigheden waar geen woorden voor zijn.
Daarom zijn we hier verplicht om kort de authentieke biografie van Nestor Makhno weer te geven en zijn parcours en activiteiten te schetsen tot aan het moment van de omverwerping van de hetman.
Het is trouwens onontbeerlijk om de persoonlijkheid van Makhno te kennen als men het vervolg van de gebeurtenissen wil begrijpen.
Makhno werd geboren op 27 oktober 1889 en groeide op in het dorp Goeliaj-Polje (in het Alexandrovsk-district, gouvernement Jekatorinoslav). Hij was afkomstig uit een arme boerenfamilie. Toen hij elf maanden oud was stierf zijn Batko; met vier kleine broertjes bleef hij achter bij zijn moeder. Omdat de familie erg arm was moest hij reeds als jongen van zeven jaar werk zoeken als herder; hij weidde de koeien en schapen van de boeren van zijn dorp. Toen hij acht jaar oud was, begon hij naar de lagere school te gaan, in de zin dat hij in de winter school liep en in de zomer als herder werkte. Toen hij de school op zijn twaalfde had afgemaakt, zocht hij werk verder weg. Als landarbeider werkte hij bij Duitse herenboeren en op het landgoed van de grootgrondbezitters. Reeds toen, als knaap van 14, 15 jaar, koesterde hij een sterke haat tegen de uitbuiters en dacht erover hoe hij, als hij de kracht had, alles zou vergelden wat hemzelf en al de anderen aangedaan werd. Later werkte hij als metaalarbeider in de fabrieken van zijn woonplaats.
Tot zijn 16de had hij geen contact met de politieke wereld. Zijn revolutionaire en sociale opvattingen vormden zich in de kleine kring van zijn dorpsgenoten die net als hem proletarische boeren waren. De revolutie van 1905 rukte hem plotseling uit deze enge omgeving weg en wierp hem midden in de stroom van verregaande revolutionaire gebeurtenissen en handelingen. Hij was toen een jongen van 17 jaar, vol revolutionair enthousiasme en tot alles bereid in de strijd voor de bevrijding van de werkende massa’s. Nadat hij de politieke organisaties nader had leren kennen sloot hij zich zonder aarzelen aan bij de anarcho-communisten en werd vanaf dat ogenblik een onvermoeibaar strijder voor de sociale revolutie. Hij ontwikkelde vele activiteiten en nam deel aan de gevaarlijkste daden van de libertaire strijd.
In het jaar 1908 viel hij in handen van het tsaristische gerecht dat hem wegens zijn lidmaatschap van anarchistische verenigingen en wegens terroristische daden tot de dood door ophanging veroordeelde. Dit vonnis werd omwille van zijn minderjarigheid omgezet tot levenslange dwangarbeid (“katorga”). Makhno moest zijn straf uitzitten in de centrale gevangenis van Moskou, de gevangenis van Boetyrki. Hoe zwaar en hopeloos het leven van katorga ook was, trachtte Makhno toch steeds zijn verblijf daar te gebruiken om zijn kennis te verruimen . Ook in dat opzicht legde hij een buitengewone ijver aan de dag. Hij leerde Russische grammatica, hield zich bezig met wiskunde, Russische literatuur, cultuurgeschiedenis en politieke economie. De katorga was eigenlijk de enige school waar Makhno zijn historische en politieke kennis heeft opgedaan, kennis die hem later zo zeer van pas zou komen in zijn revolutionaire ijver. Het leven, de dagelijkse gebeurtenissen, waren de andere school die hem mensenkennis en oordeelkundigheid over de maatschappelijke gebeurtenissen bijbracht.
De gevangenis schaadde de gezondheid van de toen nog jonge Makhno. Hardnekkig als hij was kon hij zich niet verzoenen met de absolute verplettering van de persoonlijkheid die van alle veroordeelden verwacht werd. Steeds weer ging hij de strijd aan met de gevangenisautoriteiten en werd hij telkens weer met cachot gestraft. Door dit verblijf in de koude hokken begon hij aan longtuberculose lijden. Tijdens de negen jaren van zijn opsluiting, werd hij onophoudelijk in de boeien geslagen (handen en voeten geketend) voor “onbehoorlijk gedrag”. Op 1 maart 1917 werd hij door de opstand van het Moskouse proletariaat eindelijk bevrijd, samen met alle andere politieke gevangenen.
Hij keerde onmiddellijk terug naar Goeliaj-Polje waar de boerenmassa’s hem zeer warm ontvingen. In het hele dorp was hij de enige politieke gevangene die door het uitbreken van de revolutie bevrijd was. Daarom werd hij gerespecteerd en stelden de boeren spontaan vertrouwen in hem.
Hij was toen niet langer een onrijpe, weinig voorbereide jongeling, maar een ontwikkeld, ervaren strijder met een sterke wil en een bepaald idee over de sociale strijd.
Direct na zijn aankomst in Goeliaj-Polje stort hij zich op de revolutionaire activiteit. Hij is er vóór alles op bedacht om de boeren van zijn dorp en omgeving te organiseren. Hij richt een vakbond van landarbeiders op, organiseert een vrije commune en een lokale Sovjet van de boeren. De taak die hem het meeste bezighield was om de hele boerenbevolking onderling zó stevig te verbinden en te organiseren dat zij in staat zouden zijn om het hele gebroed van herenboeren, machtigen en politieke leiders voor eens en voor altijd te verdrijven en hun leven zelf vorm te geven. Zijn organisatorisch werk onder de boeren ging in die richting, als propagandist maar vooral als man van de actie. Hij wilde de boeren op revolutionaire basis verenigen, door te reageren op de flagrante feiten van bedrog, onrechtvaardigheid en onderdrukking waarvan die het slachtoffer waren.
In de Kerenski-periode en de daaropvolgende Oktoberdagen was hij voorzitter van het gewestelijk boerenverbond, het landcomité, de metaal- en houtarbeidersbond en tenslotte ook voorzitter van de sovjet van de boeren en arbeiders van Goeliaj-Polje.
Midden augustus 1917 riep hij als voorzitter van de sovjet alle grondbezitters en eigenaars van de regio bijeen en eiste van hen alle oorkondes en documenten over de landerijen en goederen die zich in hun bezit bevonden. Daaropvolgend ondernam hij een nauwkeurige inspectie van al het bezit en deed daarvan verslag op de vergadering van de lokale sovjet, vervolgens op het congres van de gewestelijke sovjet en uiteindelijk op het congres van de regionale sovjet. Hij deed in zijn verslag het voorstel om de rechten van de eigenaars en de rijke boeren over het vruchtgebruik van de gronden gelijk te stellen met die van de landarbeiders.
Na zijn voorstel besliste het congres om aan de eigenaars en ‘koelakken’ een deel van de gronden te laten (alsook een deel van de arbeidsinstrumenten en het vee) gelijk aan dat van de landarbeiders. Meerdere boerencongressen van Jekaterinoslav, Tauride, Poltava, Kharkov en elders volgden het voorbeeld van de regio van Goeliaj-Polje en troffen dezelfde maatregel.
Tegen die tijd was Makhno in zijn regio de ziel geworden van de boerenbeweging die de gronden van de grondbezitters inpalmden, hun goederen afnamen en zonodig ook weigerachtige grondbezitters om het leven brachten. Zo maakte Makhno aartsvijanden onder de rijken en de lokale bourgeois.
Het begin van Makhno’s insurrectionele actie – Zijn ideeën, zijn projecten – Toen de Oekraïne door de Duits-Oostenrijkse troepen bezet werd, droeg een clandestien revolutionair comité uit Goeliaj-Polje aan Makhno op om bataljons boeren en arbeiders te vormen en zo de strijd met de bezetters en de macht aan te binden. Hij deed het nodige, maar werd gedwongen om zich met zijn partizanen strijdend terug te trekken naar de steden Taganrog, Rostov en Tzaritsin.
De lokale bourgeoisie, die door de bezetting weer vaste grond onder haar voeten voelde, stond hem toen reeds naar het leven en Makhno moest zich verborgen houden. De Oekraïense en Duitse militaire overheden namen wraak door het huis van zijn moeder in brand te steken en zijn oudste broer, Emeljan, een oorlogsinvalide, dood te schieten.
In juni 1918 ging Makhno naar Moskou om met een aantal oudere en ervaren anarchisten te discussiëren over het karakter en de richting van het verdere revolutionaire libertaire werk onder de Oekraïense boeren. Maar de anarchisten die hij ontmoette waren op dat moment onbeslist en passief. Hij kreeg er geen enkele bevredigende aanwijzing of raad. Makhno ging terug naar de Oekraïne en was alsmaar beslister over zijn ideeën en persoonlijke projecten.
Hier kunnen we nog aan toevoegen dat Makhno in Moskou een gesprek had met de oude theoreticus van het anarchisme, Pjotr Kropotkin, en nog een ander met Lenin. Hij geeft er een gedetailleerd verslag van – vooral van zijn gesprek met Lenin – in zijn Memoires. Hij zegt dat hij bepaalde raadgevingen van Kropotkin erg gewaardeerd heeft. Het gesprek met Lenin ging voornamelijk over drie kwesties: de mentaliteit van de boeren in de Oekraïne; de onmiddellijke perspectieven voor dit land en de nood voor de bolsjevieken om een regulier leger (het Rode Leger) te vormen; de verschillen tussen het bolsjevisme en het anarchisme. Het gesprek was eigenlijk te kort en te oppervlakkig om werkelijk iets belangrijks op te leveren. We gaan er hier dan ook niet verder op in.
Tenslotte valt er nog te zeggen dat de bolsjevieken van Moskou Makhno in zekere mate hielpen om voorzorgen te nemen bij het oversteken van de Oekraïense grens en zich met zo weinig mogelijk risico’s te verplaatsen.
Makhno koesterde sinds lang de idee om de talrijke boerenmassa’s te organiseren, om de revolutionaire energie die al eeuwenlang opgespaard werd te ontketenen en heel deze geweldige kracht te later neerkomen op het onderdrukkende regime. Hij vond dat het moment voor de verwezenlijking van deze idee gekomen was. Na zijn verblijf in Moskou, maakte Makhno zich klaar om in juli 1918 terug te keren naar Goeliaj-Polje. Deze reis ging gepaard met de grootste moeilijkheden en moest zo geheim mogelijk gebeuren omdat hij op elk ogenblik het gevaar liep om in handen van de agenten van de hetman te vallen. En het scheelde inderdaad geen haar of hij was er het leven bij ingeschoten. Hij had een koffer vol anarchistische literatuur bij zich en werd door de Duitsers gearresteerd. Een rijke jood die hij uit Goeliaj-Polje kende redde hem door een grote som geld neer te tellen voor zijn vrijlating.
Op de weg naar de Oekraïne deden de bolsjevieken hem het voorstel om een bepaalde regio van de Oekraïne uit te kiezen als terrein voor geheime revolutionaire agitatie om daar in hun naam propaganda te voeren. Het behoeft geen betoog dat Makhno dit voorstel niet eens in overweging nam. Hij had zich immers een werk voorgenomen dat hem straks lijnrecht tegenover de bolsjevieken zou plaatsen.
Uiteindelijk kwam Makhno dus weer aan in Goeliaj-Polje. En dit keer was hij vastbesloten om ofwel ten onder te gaan, ofwel de overwinning van de boeren te bekomen – en in geen geval zijn streek nog te verlaten. Het bericht van zijn terugkeer verspreidde zich spoedig van dorp tot dorp. Makhno wachtte van zijn kant geen moment om openlijk te spreken tot de boerenmassa’s, zowel op vergaderingen als via gedrukte oproepen. Hij maande hen aan tot vastberaden actie tegen de hetman en de adel – tegen alle meesters – waarbij hij zo krachtig mogelijk beklemtoonde dat de werkers van nu af aan nooit meer de beslissing over hun eigen lot uit handen moesten geven. Zijn luide, krachtige oproep vloog in enkele weken door dozijnen dorpen en streken en bereidde de massa’s voor op grote gebeurtenissen.
Ook Makhno zelf ging direct aan het werk. De eerste taak die hem wachtte, was het vormen van een voldoende sterke revolutionaire strijdgroep om de agitatie- en propagandavrijheid in gehuchten en dorpen te waarborgen en tegelijkertijd onmiddellijk met de partizanenstrijd te beginnen. Die strijdgroep was spoedig gevormd. In de dorpen waren voldoende uitstekend geoefende manschappen die ook tot actie bereid waren. Het enige dat nog ontbrak was een goede organisator. En dat zou Makhno zijn.
Het eerste bataljon van Makhno had twee dringende taken: 1° het voeren van bijzonder energieke propaganda en het sturen van het organisatorische werk onder de boeren; 2° de onverzoenlijke partizanenstrijd tegen alle vijanden van de boeren. Het eerste beginsel van de acties van de partizanen was dat elke grondbezitter die de boeren had onderdrukt, elk kaderlid van de Oekraïense nationale garde, elke officier van het Russische en Duitse leger moesten beschouwd worden als de ergste vijand van de boeren en dus zonder meer omgebracht moesten worden. Bovendien brachten de partizanen elkeen die had deelgenomen aan de onderdrukking van de arme boeren en arbeiders, aan hun onderdrukking of aan de beroving van hun bezit of arbeid om het leven.
Na zo’n twee of drie weken waren de partizanen de schrik geworden niet alleen van de voltallige bourgeoisie uit de regio, maar ook van het Duitse en Oostenrijkse opperbevel. De regio waarin Makhno’s revolutionaire en militaire activiteit zich ontwikkelde was bijzonder uitgestrekt. De regio ging van Losova tot Berdjansk, Mariopol en Taganrog en van Loegansk en Grisjino tot Jekaterinoslav, Alexandrovsk en Melitopol. Hun tactiek was om snel op te rukken. De partizanen verschenen dankzij de uitgestrektheid van de regio en hun buitengewone snelheid steeds daar waar men ze juist het minst had verwacht en op korte tijd hadden ze te vuur en te zwaard over heel de gewestelijke bourgeosie gewoed. Al degenen die de laatste maanden van de hetman de tijd en ruimte hadden gevonden om zich weer in hun oude adelsburchten te nestelen, te profiteren van de onderdrukking van de boeren en hun arbeid uit te buiten, aan de boeren recht en grond te ontnemen en zich weer te gedragen als heer en meester, werden nu allen door de onverbiddellijke, wrekende hand van Makhno en zijn strijdkameraden getroffen. Snel als de storm bruisten zij voort, zonder vrees of erbarmen voor hun vijanden; ze overvielen de herenhoeves, maakten alle vijanden van boeren van kant en verdwenen dan weer spoorloos. De dag daarop echter ondernam Makhno al weer een andere overval op een ander landgoed, dat misschien wel 100 km verder lag, of op één of ander groot dorp waar hij de hele nationale garde (de zogenaamde Varta) versloeg, de officieren en grondbezitters afmaakte en snel weer verdween zodat de Duitse troepen die vlak in de buurt lagen geen tijd hadden om te reageren en zich nog totaal niet konden voorstellen wat er zich vlakbij afgespeeld had. De volgende dag was hij weer 100 km of meer uit de buurt, overviel ergens een Hongaarse strafexpeditie die tegen de boeren uitgerukt was of hij liet leden van de nationale garde opknopen waar hij ze maar te pakken kreeg.
De nationale garde en het Duits-Oostenrijkse opperbevel maakten zich zorgen. Ze stuurden enkele bataljons naar Makhno om hem te verslaan en gevangen te nemen. Alles tevergeefs. Makhno en de zijnen waren uitstekende paardrijders. Ze waren van kindsbeen af aan het zadel gewend. Op hun tochten konden ze van paard verwisselen en zo waren ze inderdaad ongrijpbaar geworden omdat ze op een dag tijd afstanden deden die een regulier cavalerie-detachement nooit kon afleggen.
Alsof hij zijn tegenstanders wilde honen of prikkelen, verscheen Makhno nu eens in het centrum van Goeliaj-Polje, dan weer in Pologuï (waar steeds aanzienlijke Duits-Oostenrijkse detachementen gelegerd waren). Hij bracht alle officieren om die hem in handen. Hijzelf verdween steeds spoorloos, zonder dat men hem een haar kon krenken. Of hij en een klein groepje partizanen verkleedden zich als leden van de nationale garde en waagden zich midden onder de vijand. Ze vorsten dan hun plannen uit en vervolgens trokken ze er met een echte Varta-afdeling op uit om Makhno te vangen die men hier of daar in een dorp meende omsingeld te hebben – onderweg echter overviel hij deze afdeling en maakte ze allemaal van kant.
De hele boerenbevolking verleende de partizanen toegewijde, actieve, oprechte steun. Overal waar ze op weg waren konden ze er zeker van zijn in geval van nood een veilige slaapplek te vinden of bevoorradingen, paarden en soms zelfs wapens te krijgen. Vaak verborgen de boeren op gevaar van hun eigen leven de partizanen bij hen thuis. Vele malen stuurden de dorpelingen de ‘varta’ en de troepen die Makhno moesten achtervolgen de foute richting uit, terwijl Makhno en zijn ruiters zich in het dorp zelf bevonden of een totaal andere richting uitgingen.
Vele dorpen werden genadeloos gestraft voor hun houding ten opzichte van de opstandelingen: alle mannen werden er vreselijk geslagen met geweerkolven, meerdere verdachte boeren werden ter plaatse doodgeschoten. Er werden zelfs hele dorpen afgebrand uit wraak. Maar niets kon de verbeten weerstand van de werkende bevolking tegen de bezetters en hun beschermelingen (de eigenaars en de contra-revolutionairen) breken.
Tegenover de Duits-Oostenrijkse troepen gebruikten de partizanen de volgende tactiek: de officieren werden omgebracht, de manschappen die men gevangen had genomen liet men echter vrij – de partizanen raadden hen aan om naar hun land terug te keren en daar te vertellen over wat de boeren in de Oekraïne deden en hoe zij voor de sociale revolutie ijverden. Verder gaven ze literatuur mee aan de soldaten, en soms ook geld. Alleen die soldaten waarvan bewezen kon worden dat zij geweld tegen de boeren gebruikt hadden, werden terechtgesteld. Deze houding tegenover de gevangen genomen Duits-Oostenrijks-Hongaarse soldaten had een zekere revolutionaire invloed op hen.
In deze eerste periode van zijn insurrectionele actie was Makhno niet alleen de organisator en gids van de boeren, maar in niet geringe mate ook de verschrikkelijke volkswreker. In het korte tijdperk van zijn eerste partizanenoptreden heeft hij honderden nesten van de adel vernield, duizenden actieve vijanden en onderdrukkers van het volk zonder erbarmen omgebracht. Zijn moedig en vastberaden handelen, de snelheid van zijn komen en weer verdwijnen – wat maakte dat hij ongrijpbaar was – hebben hem tot een gestalte gemaakt die door de bourgeoisie gehaat en gevreesd werd terwijl de boeren trots op hem waren en menige legende om zijn persoon weefden. Zijn daden leken vaak waarlijk legendarisch, verbazingwekkend door hun durf, zoals hijzelf verbazing wekte door zijn wilskracht en zijn trots, door zijn scherpzinnigheid en zijn gezonde boerenhumor. Maar dat waren eigenlijk niet de meest fundamentele trekken van zijn persoonlijkheid.
Zijn militaire figuur, zijn activiteit als partizanenleider in die eerste periode waren slechts de eerste uitingen van zijn enorm militair en organisatorisch talent. We zullen verder zien welk een kracht door de boeren met Makhno voortgebracht werd.
Onvermoeibaar belegde Makhno vergaderingen in al de talrijke dorpen van de regio. Hij hield er voordrachten over de noodzaken van het moment, over de sociale revolutie, over het vrije, van niemand afhankelijke gemeenschapsleven van de werkers als het eigenlijke doel van de opstand. In die zin richtte hij ook oproepen tot de boeren, de arbeiders, de Duits-Oostenrijkse soldaten, de Don- en Koeban-kozakken enzovoort.
“Sterven of overwinnen – dat is de dilemma waa de boeren en arbeiders van de Oekraïne op dit historische ogenblik voor staan. Sterven kunnen we echter niet allemaal, wij zijn ontelbaar. Wij, dat is de Mensheid! Dus zullen wij overwinnen… Wij zullen niet overwinnen om dezelfde fout te begaan van de voorbije jaren: de fout om ons lot opnieuw over te dragen aan nieuwe meesters. Wij zullen winnen om ons lot in eigen handen te nemen, om ons leven in te richten volgens onze eigen wil en onze eigen waarheid.” Zo schreef Makhno in één van zijn eerste oproepen.
De verschillende strijdende krachten in de Oekraïne – Al snel werd Makhno het verzamelpunt voor alle opstandelingen.
In elk dorp vormden de boeren lokale clandestiene groepen. Ze sloten zich bij Makhno aan, ondersteunden hem in al zijn ondernemingen, volgden zijn raadgevingen en schikkingen. Vele partizanendetachementen – zowel de detachementen die reeds bestonden als nieuw gevormde groepen – sloten zich bij de groepen van Makhno aan omdat ze een eenheid in de actie wilden. De noodzaak van zulke eenheid en een veralgemeende actie werd erkend door alle revolutionaire partizanen. En allen waren van mening dat deze eenheid het best verwezenlijkt zou kunnen worden onder de algemene leiding van Makhno. Dat was ook de mening van meerdere grote detachementen opstandelingen die tot dan toe onafhankelijk ten opzichte van elkaar waren gebleven. Zo was er bijvoorbeeld het grote korps opstandelingen dat geleid werd door Koerilenko (die in de regio van Berdiansk opereerde), door Stoesj (in de regio van Dibrivka), door Petrenko-Platonov (regio van Gritsjino) en nog anderen. Ze sloten zich allemaal spontaan aan bij het detachement van Makhno.
De vereniging van de onafhankelijke partizaneneenheden in het zuiden van de Oekraïne in één groot insurrectioneel leger onder bevel van Makhno geschiedde dus op natuurlijke wijze, door de kracht der dingen en door de wil van de massa’s.
De grote en ontembare boerenopstand sloeg de bezettingstroepen en de politie van de hetman volledig uit het lood. De contrarevolutie die door buitenlandse bajonetten gesteund werd, viel alsmaar sneller uiteen. Het einde van de oorlog en de politieke omwenteling die daarop volgde in Duitsland en Oostenrijk, brachten haar de genadeslag toe. Eind 1918 verlieten de Duitse en Oostenrijkse troepen het land. De hetman en de eigenaars sloegen opnieuw op de vlucht, en zouden niet meer terugkomen.
Vanaf dat moment zijn er in de uitgestrekte Oekraïne grofweg nog drie erg verschillende krachten actief: de Petljoerovtsi, de bolsjevieken en de ‘Makhnovtsjina’.
We hebben al genoeg gezegd over het bolsjevisme opdat de lezer moeiteloos zou begrijpen wat de doelen en de actie van de bolsjevieken in de Oekraïne was.
Langs de andere kant hebben we een voldoende idee gegeven van de onafhankelijke boerenbeweging, de zogenaamde ‘Makhnovtsjina’.
Dan rest ons nog om kort de essentie en het oeuvre van de Petljoerovtsi weer te geven.
Vanaf de eerste dagen van de februarirevolutie van 1917, legde de Oekraïense liberale bourgeoisie, die de “Moskouse excessen” van de revolutie vreesde en die in haar streken wilde vermijden, het probleem van de “nationale onafhankelijkheid” van de Oekraïne op tafel. Nu het tsarisme vermorzeld was, kon ze erop hopen, aangezien alle Russische linkse politieke partijen verklaard hadden “het recht op vrije zelfbeschikking van de volkeren” te erkennen.
Gesteund door een aantal andere lagen van de Oekraïense bevolking (‘koelakken’, liberale intellectuelen enzovoort) richtte deze bourgeoisie een grote autonomistische, separatistische nationale beweging op die de Oekraïne volledig van de “Panrussische” staat wilde afscheiden.
De leiders van de beweging, Simon Petljoera en anderen, beseften maar al te goed dat de beweging niet op een solide en duurzaam succes kon hopen als ze niet in staat zou zijn om een gewapende volksmacht te smeden waarop ze in geval van nood beroep konden doen. Ze richtten hun aandacht op de massa Oekraïense soldaten die zich aan het front en in het hinterland bevond. Ze gingen over tot hun organisatie in speciale Oekraïense regimenten op nationale basis.
In mei 1917 organiseerden de leiders van de beweging een militair Congres dat een algemeen militair Comité verkoos. Dat orgaan moest de beweging dan gaan leiden.
Later zou dit Comité uitgebreid worden en “Rada” (raad in het Oekraïens) gedoopt worden.
In november 1917 werd de Rada op het Panoekraïense Congres “Centrale Rada”, een soort van parlement van de nieuwe “Democratische Oekraïense Republiek”.
Een maand later riep de Centrale Rada plechtig de onafhankelijk van deze “Republiek” uit.
Die gebeurtenis bracht het bolsjevisme een gevoelige slag toe, aangezien het net de macht in Groot-Rusland veroverd had en die ondanks het “zelfbeschikkingsrecht van de volkeren” natuurlijk ook naar de Oekraïne wilde uitbreiden.
De bolsjevieken stuurden dus in zeven haasten hun troepen naar de Oekraïne. Die leverden in de buurt van Kiev (de hoofdstad van de Oekraïne) verbeten slag met de formaties van Petljoera. Op 25 januari 1918 namen de bolsjevieken de stad in, stelden er hun regering in en begonnen onmiddellijk hun macht over de hele Oekraïne uit te breiden. Ze slaagden daar maar gedeeltelijk in. De regering van Petljoera, de politieke kopstukken van de separatistische beweging en hun troepen trokken zich terug naar het westen van het land, verstevigden er hun posities en protesteerden van daaruit tegen de bezetting van de Oekraïne door de bolsjevieken.
Waarschijnlijk hadden de bolsjevieken er een beetje later in kunnen slagen om de autonomistische beweging te verpletteren. Maar de onmiddellijke gebeurtenissen weerhielden hen daarvan. In maart en april 1918 trokken ze zich terug naar Groot-Rusland en lieten de Oekraïne, conform de clausules van het vredesverdrag van Brest-Litovsk, over aan het Duits-Oostenrijkse bezettingsleger.
De partizanen van Petljoera waren de bezetting voor en trokken terug Kiev binnen. Hun regering kondigde de nieuwe “Nationale Oekraïense Republiek” af.
Ook deze republiek overleefde het maar enkele weken. Het was voor de Duitsers en Oostenrijkers veel voordeliger om met de oude heren en meesters van de Oekraïne te maken te hebben dan met de partizanen van Petljoera. De Duitsers steunden op hun militaire overwicht, elimineerden de republikeinse regering zonder veel gedoe en vervingen die door de absolutistische autocratie van een dienstbaar schepsel: de hetman Skoropadski. Petljoera zelf werd een tijdlang opgesloten en moest de politieke arena voorlopig verlaten.
Maar de desintegratie van het regime van de hetman liet niet op zich wachten. De immense boerenopstand bracht haar bijna onmiddellijk mokerslagen toe. De petljoerovtsi zagen die fragiliteit en zetten zich energiek aan het werk. De omstandigheden waren hen gunstig gezind. De boeren waren in opstand, honderdduizenden spontane opstandelingen zaten slechts op de eerste oproep te wachten om op te trekken tegen de regering van de hetman. De petljoerovtsi beschikten over voldoende middelen om een deel van deze krachten bijeen te brengen, te organiseren en te bewapenen. Ze trokken op en veroverden verschillende grote steden en streken bijna zonder weerstand. Ze onderworpen de veroverde gebieden aan een nieuw soort macht: de “Directoire”, met Petljoera aan het hoofd. Ze haastten zich om hun macht over een flink deel van de Oekraïne uit te breiden, gebruik makend van de afwezigheid van andere pretendenten (in het bijzonder de bolsjevieken).
In december 1918 vluchttte Skoropadski. De Directoire van Petljoera trok plechtig Kiev binnen.
Deze gebeurtenis weekte veel enthousiasme los in het land. De petljoerovtsi deden er alles aan om hun succes extreem uit te vergroten. Ze werden nationale helden.
Op korte tijd strekte hun macht zich opnieuw uit over het grootste deel van de Oekraïne. Alleen in het zuiden, in de regio van de beweging van de Makhnovtsjina, botsten ze op serieuze weerstand. Daar behaalden ze geen successen; integendeel, ze kregen er een paar gevoelige klappen.
In alle grote centra van het land zegevierden de partizanen van Petljoera.
Ditmaal leek de overheersing van de autonomistische bourgeoisie verzekerd.
Het was maar een illusie.
De nieuwe macht had zich nog maar net gevestigd of ze begon reeds uiteen te vallen. Miljoenen boeren en arbeiders die zich op het moment van de omverwerping van de hetman onder de invloedssferen van de petljoerovtsi hadden bevonden, raakten al snel gedesillusioneerd en begonnen massaal de rangen van Peltjoera te verlaten.
Ze zochten een andere ondersteuning voor hun belangen en aspiraties. Het grootste deel trok zich terug in de dorpen en gehuchten waar ze een vijandige houding aannamen tegen de nieuwe Macht. Anderen sloten zich aan bij de insurrectionele detachementen van de Makhnovtsjina. De petljoerovtsi werden dus al even snel ontwapend door het verloop van de gebeurtenissen als ze erdoor bewapend waren geweest. Hun idee van bourgeoisautonomie, van nationale bourgeoiseenheid kon onder het revolutionaire volk maar enkele uurtjes standhouden. De hete adem van de volksrevolutie herleidde dit valse idee tot as en plaatste haar voorvechters in een toestand van totale onmacht. Tegelijkertijd kwam het militante bolsjevisme snel dichterbij vanuit het noorden. Het was bijzonder vaardig in de klasse-agitatie en erg beslist om de macht in de Oekraïne te veroveren. Net een maand na de intrede van de Directoire van Petljoera in Kiev, trokken de bolsjevistische troepen er binnen. Vanaf dat moment strekte de communistische macht zich uit over het grootste deel van de Oekraïne.
Onmiddellijk na de val van de hetman en het vertrek van de Duitsers en Oostenrijkers, haastte de regering van Moskou zich om in de Oekraïne definitief haar gezagsorganen, ambtenaren, militantenkaders en vooral haar troepen en politie te vestigen.
Maar in de westelijke en zuidelijke regio botsten ze op de weerstand van langs de ene kant de nationale elementen van Petljoera en langs de andere kant op de authentieke en onafhankelijke beweging van de boerenmassa’s die door Makhno geleid werd.
Petljoera was verjaagd uit het hart van het land maar gaf zich niet gewonnen. Hij trok zich terug in de voor de bolsjevieken minder toegankelijke streken en probeerde zich vandaar – overal waar hij kon –tegen de bolsjevieken en de “boerenbendes” van Makhno te verzetten.
De onafhankelijke boerenbeweging zag zich al snel niet enkel gedwongen om in actie te schieten tegen de petljoeraanse bourgeoisie (en later tegen de monarchistische pogingen van Denikin en Wrangel), maar ook tegen het bedrog van de bolsjevieken.
De situatie in de Oekraïne werd aldus uiterst ingewikkeld. Elk van de drie krachten moest strijd leveren tegen de twee andere: de bolsjevieken tegen Petljoera en Makhno; Petljoera tegen de bolsjevieken en Makhno; Makhno tegen Petljoera en de bolsjevieken.
Later werd deze warboel nog ingewikkelder door de verschijning van een vierde element: de interventie van de nationalistische en monarchistische Russissche generaals die het oude Russische rijk in haar gehele territoriale integriteit en op absolutistische basis terug wilden. Vanaf dat moment (zomer van 1919), leverde elk van de vier krachten een strijd op leven en dood tegen de drie andere.
Daar moeten we nog aan toevoegen dat de Oekraïne in deze chaotische sfeer vrij spel gaf aan de ondernemingen en gedurfde slagen van een veelheid aan ware gewapende “bendes”, die bestonden uit elementen die van het goede pad geraakt waren na de oorlog en de Revolutie en leefden van pure roverij. Die bendes trokken het hele land door ze hadden schuiloorden in alle uithoeken van het land en opereerden bijna zonder belemmering in het hele zuiden van de Oekraïne.
(Veel later probeerden de bolsjevieken met hun gewoonlijke middel van laster, de onafhankelijke boerenbeweging, en Makhno in eigen persoon, gelijk te stellen aan deze elementen van banditisme en contrarevolutie.)
Je kan je de geweldige chaos waarin het land zich bevond wel voorstellen en de al even onwaarschijnlijke “combinaties” die gevormd werden, uiteenvielen en opnieuw gevormd werden in de loop van drie jaren van strijd (eind 1918 tot eind 1921), tot op het moment dat het bolsjevisme definitief de bovenhand haalde.
Laten we daaraan toevoegen en samen met Arsjinov benadrukken dat de hele bolsjevistische actie in de Oekraïne pure huichelarij was, afgedwongen met de wapens; een bedrog dat ze zelfs niet probeerden te verhullen.
Terwijl ze hun regering eerst in Kharkov vestigden en daarna in Kiev, lieten ze hun divisies optrekken naar de streken die reeds bevrijd waren van de hetman. Ze legden er op militaire wijze de organen van de “communistische macht” op.
De “communistische macht” werd op militair bevel ingesteld waar de bolsjevieken na verbeten strijd een streek veroverden na er de partizanen van Petljoera uit verjaagd te hebben of evengoed waar de streek reeds vrij was en de werkers meesters waren over zichzelf. De raden van arbeiders en boeren (de sovjets) die zogezegd deze macht zouden gecreëerd hebben verschenen later, wanneer de macht reeds een voldongen feit was en ze reeds geconsolideerd was.
Voor de sovjets waren er de “revolutionaire comités”. En voor de comités waren er simpelweg de militaire divisies.
De kwaliteiten en gebreken van de ‘makhnovistische’ beweging – We hebben gezien dat de Sociale Revolutie in de Oekraïne omwille van vele bijzondere omstandigheden niet begon met een machtsgreep door een extreem-linkse politieke partij, maar buiten alle macht om, met een enorme spontane revolte van de boeren tegen hun nieuwe onderdrukkers.
In het begin was deze revolte een soort van ontketende storm. Met een felle razernij wijdden de boerenmassa’s zich toe aan de gewelddadige vernietiging van alles wat ze haatten, van alles wat hen al eeuwenlang onderdrukte.
Maar beetje bij beetje, in de mate zelf waarin de gebeurtenissen zich ontwikkelden, organiseerde en verenigde de beweging van revolutionaire boeren zich en preciseerde ze alsmaar beter haar essentiële en constructieve taken.
Aangezien we verplicht zijn om de gebeurtenissen samen te vatten en de details zoveel mogelijk achterwege te laten, zullen we het hier onmiddellijk hebben over de essentiële, specifieke karaktertrekken van de ‘makhnovistische’ beweging, karaktertrekken die zich alsmaar duidelijker uitten in de loop van de gebeurtenissen die volgden op de val van het hetman-regime en het einde van de Duitse bezetting.
Deze karakteristieken van de beweging kunnen onderverdeeld worden in twee groepen: een eerste groep die gaat over de sterke kanten, de kwaliteiten en de verdiensten; een tweede over de zwakheden, de gebreken en de vergissingen. Men moet immers niet geloven dat de ‘makhnovistische’ beweging onberispelijk was, dat er geen smet noch lacune was. Sommige gebreken lieten de bolsjevieken trouwens toe om de beweging door het slijk te halen en te lasteren.
De sterke en verdienstelijke kanten van de beweging waren:
1° Haar totale onafhankelijkheid van alle voogdij, van alle partij, van alle “politiek”, van waar of van wie die ook uitging; de werkelijk vrije geest of zelfs – eerder – de libertaire geest van de beweging. Deze fundamentele kwaliteit die van kapitaal belang is, kan teruggevoerd worden op a) de spontaneïteit van de boerenopstand, reeds vanaf het begin; b) de persoonlijke, libertaire invloed van Makhno; c) de activiteit van andere libertaire elementen in de regio, Makhno die opgeslorpt werd door de strijdtaak, had zelf al het mogelijke gedaan om de libertairen naar de Oekraïne te halen waar ze in alle vrijheid konden militeren. Daaraan moet nog de les toegevoegd worden die de opstandelingen trokken uit hun ervaringen van dagelijkse contacten met de politieke partijen.
De libertaire tendens van de beweging uitte zich doorheen een diepgaand wantrouwen ten opzichte van niet-werkende of geprivilegieerde elementen; de weigering van elke vorm van dictatuur over het volk door één of andere organisatie; en doorheen de idee van een vrije en totale zelforganisatie van de werkers zelf in hun streken.
2° De vrije, federatieve – en dus des te stevigere – coördinatie van alle krachten van de beweging in één grote sociale beweging die vrijelijk georganiseerd en gedisciplineerd was.
3° De gezonde en erg ontwikkelde ideologische invloed die de beweging vrijelijk uitoefende op een groot deel van het land, een deel waar 7 miljoen mensen woonden.
4° De onvergelijkbare strijdkracht van het leger van opstandige revolutionaire boeren dat bijna vier jaar lang weerstand kon bieden aan alle bedrog en aan alle onderdrukkende krachten, ondanks haar chronische gebrek aan wapens en munitie, ondanks andere vreselijke moeilijkheden, ondanks alle bijna onoverkomelijke obstakels, ondanks het smerige en voortdurende verraad.
5° De langs de ene kant organisatorische en langs de andere kant strategische en militaire begaafdheid, naast nog andere uitzonderlijke kwaliteiten van de gids van de strijdkern van de beweging, van de anarchist Nestor Makhno.
6° De snelheid waarmee de boerenmassa’s en opstandelingen ondanks de extreem ongunstige sfeer met de libertaire ideeën vertrouwd geraakten en die probeerden toe te passen.
7° Bepaalde positieve verwezenlijkingen van de beweging op het economische, sociale en revolutionair-militaire domein in de mate dat de omstandigheden het toelieten.
De zwakke kanten van de beweging waren:
1° De bijna constante noodzaak om te vechten en zich te verdedigen tegen alle soorten van vijanden, zonder zich aan het vreedzame en werkelijk positieve werk te kunnen wijden.
2° Het langdurige bestaan van een leger in de schoot van de beweging. Want een leger, van welke aard dan ook, raakt uiteindelijk altijd en fataal van bepaalde zware gebreken doordrongen, van een specifieke en nefaste mentaliteit.
3° Het gebrek aan intellectuele libertaire krachten in de beweging.
4° De afwezigheid van een strijdvaardige georganiseerde arbeidersbeweging die de beweging van de opstandige boeren had kunnen ondersteunen.
5° Bepaalde persoonlijke gebreken van Makhno. Buiten zijn organisatorische en militaire begaafdheid, zijn libertaire gedrevenheid en zijn andere opmerkelijke militaire vaardigheden, had Makhno ook ernstige zwakheden qua karakter en ontwikkeling. Op bepaalde domeinen was hij absoluut niet ter hoogte van zijn taak. Deze zwakheden – we zullen er nog op terugkomen – verminderden het gewicht en de morele draagkracht van de beweging.
6° Een zekere “goedmoedigheid” – niet voldoende wantrouwig – ten opzichte van de communisten.
7° Het chronische gebrek aan wapens en munitie. De mahnkovtsjina konden zich bijna uitsluitend dankzij succesvolle gevechten bewapenen.
Dit gezegd zijnde keren we terug naar de gebeurtenissen. Door die te volgen kunnen we de kwaliteiten en gebreken van de beweging achterhalen en zo uiteindelijk een globaal oordeel te vormen.
De algemene aanval van de opstandelingen tegen de hetman, de Duitsers en Peltjoera – Hun overwinning – De vorming van een vrije regio, verlost van alle macht – In oktober 1918 begonnen de detachementen van Makhno, verenigd in een leger van vrijwillige partizanen, een algemene aanval tegen de troepen van de hetman.
In november waren de Duits-Oostenrijkse troepen volledig gedesoriënteerd door de gebeurtenissen op het westelijk oorlogsfront en in het binnenland van de door hen bezette landen. Makhno maakte gebruik van deze stand van zaken. Op bepaalde plaatsen onderhandelde hij met deze troepen, bekwam hun neutraliteit en slaagde er zelfs in om ze zonder probleem te ontwapenen, waarbij hij hun wapens en munitie buitmaakte. Elders duwde hij ze terug door hen aan te vallen. Na een verbeten strijd van drie dagen, nam hij bijvoorbeeld Goeliaj-Polje in.
Overal voelde men het nakende einde van het hetman-regime aan. De boerenjeugd stroomde massaal toe bij het leger van Makhno. Men kon echter al deze vrijwilligers niet bewapenen en jammer genoeg moesten ze het grootste deel weer naar huis sturen.
Nochtans bestond het leger van ‘makhnovistische’ opstandelingen reeds uit meerdere regimenten infanterie en cavalerie, enkele artilleriebatterijen en vele mitrailleursgroepen.
De Oekraïense troepen en de nationale garde (de “varta”) van de hetman verdampten bijna allemaal tegenover deze buitengewone groei van het insurrectionele leger.
Al snel werd dit leger meester van een zeer uitgestrekt gebied, dat bevrijd werd van alle macht. Maar de hetman hield Kiev nog bezet. Makhno trok dus op naar het noorden. Hij bezette verschillende belangrijke treinstations: Tsjaplino, Gritsjino, Sinelkovo en de stad Pavlograd. Vervolgens wendde hij zich naar het westen, in de richting van Jekaterinoslav. Daar bond hij de strijd aan met de gereorganiseerde en volledig gemilitariseerde troepen van Petljoera.
In die periode beschouwden de petljoerovtsi de ‘makhnovistische’ beweging als een onbelangrijke episode uit de Oekraïense Revolutie. Ze kenden hen niet goed en hoopten deze “rebellenbendes” onder hun invloedssfeer en bevel te kunnen brengen. Erg vriendschappelijk richtten ze tot Makhno een reeks politieke vragen zoals: wat was zijn mening over de petljoera-beweging en over de macht van Petljoera? Hoe stelde hij zich de toekomstige politieke structuur van de Oekraïne voor? Vond hij het wenselijk en nuttig om samen te werken aan de creatie van een onafhankelijk Oekraïne?
Het antwoord van de Makhnovtsjina was erg helder. Ze verklaarden dat volgens hen de petljoerovtsi een beweging van de nationalistische bourgeoisie was wiens weg totaal anders was dan die van de revolutionaire boeren; dat de Oekraïne georganiseerd moest worden op basis van vrije arbeid en onafhankelijkheid van de boeren en arbeiders; dat ze geen enkele eenheid wilden vormen met wie dan ook en dat er tussen de Makhnovtsjina, de beweging van het werkende volk, en de petljoerovtsi, de beweging van de bourgeoisie, slechts strijd mogelijk was.
Op deze “uitwisseling van ideeën” volgde één van die kris kras bewegingen die zovele strijden in de Oekraïne kenmerkten.
Het leger van Makhno hield halt bij Nijne-Dnieprovsk, een voorstad van Jekaterinoslav, en bereidde zich voor om de stad aan te vallen. Er bevond zich daar ook een bolsjevistisch “Comité” dat over onvoldoende gewapende krachten beschikte om tot actie over te gaan. Makhno stond in de regio bekend als een waardevol revolutionair en een erg begaafd oorlogsleider. Het Comité bood hem dus het bevel over de arbeidersdetachementen van de partij aan. Makhno aanvaardde het voorstel.
Hij organiseerde een gewaagde list – zoals hij zo vaak deed – die erg beloftevol was in geval van succes: hij laadde een trein met zijn troepen en stuurde die van Nijne-Dnieprovsk naar het station van Jekaterinoslav, vermomd als vreedzame “arbeiderstrein”. Zulke treinen brachten de arbeiders van de voorstad naar het station van Jekaterinoslav, vanwaar ze naar hun werk trokken, over het algemeen zonder op controles te botsen. Makhno wist dat. Als de list per toeval voor de stilstand van de trein zou ontdekt worden, zou de hele troep gevangen genomen zijn.
De trein kwam zonder belemmeringen aan in het station. In een oogwenk bezetten de Makhnovtsjina het station en de omgeving. In de stad begon een verbeten gevecht. De petljoerovtsi werden verslagen. Ze trokken zich terug en verlieten de stad. Ze werden niet achtervolgd. Makhno stelde zich voor het ogenblik tevreden met de inname van de stad.
Enkele dagen later keerden de petljoerovtsi met versterkingen terug, versloegen het leger van Makhno en namen de stad weer in. Maar ze voelden zich niet voldoende krachtig om de Makhnovtsjina te achtervolgen.
Het insurrectionele leger trok zich wederom terug in de regio van Sinelnikovo. Het verschanste zich en vormde een frontlijn van de noordwestelijke grens tot de regio die bezet werd door de opstandelingen.
De troepen van Petljoera die voor het merendeel bestonden uit opstandige boeren of boeren die onder dwang gemobiliseerd waren, vielen snel uit elkaar door het contact met de Makhnovtsjina. Dit front werd snel geliquideerd, zonder gevecht: het ‘smolt’ gewoon weg. Vervolgens werd Jekaterinoslav bezet door de bolsjevieken die zich voorlopig niet buiten de stad waagden. Makhno dacht dat zijn krachten niet volstonden om zowel Jekaterinoslav als de uitgestrekte bevrijde regio te verdedigen. Hij besliste om Jekaterinoslav aan de bolsjevieken te laten en alleen de grenscontrole van deze regio te verzekeren.
Zo werd ten zuiden en ten oosten van Jekaterinoslav een groot gebied van meerdere duizenden vierkante kilometers bevrijd van alle macht en troepen. Daar waren de boeren eindelijk waarlijk vrij. In Jekaterinoslav zelf heersten de bolsjevieken. En in het westen, de petljoerovtsi.
Het positieve werk in de vrije regio – Laten we al onmiddellijk opmerken dat de makhnovistische boeren her en der van deze vrijheid en de relatieve rust in hun streek – die helaas van korte duur was –gebruik maakten om bepaalde positieve zaken te verwezenlijken.
Een zestal maanden lang, van december 1918 tot juni 1919, leefden de boeren van Goeliaj-Polje zonder enige politieke macht. Nu, niet alleen verbraken ze de onderlinge sociale banden niet, maar bouwden daarentegen nieuwe vormen van sociale organisatie op: de communes van vrije werkers en de “vrije sovjets” van de werkers.
Later zetten de ‘makhnovisten’ hun sociale ideeën – en meer bepaald hun opvatting van de sovjets – uiteen in een brochure met als titel: “Algemene stellingen van de (makhnovistische) revolutionaire opstandelingen over de vrije sovjets van de werkers”. Het spijt me dat ik deze brochure hier niet bij de hand heb. Volgens de opstandelingen moesten de sovjets totaal onafhankelijk zijn van alle politieke partijen; ze moesten deel uitmaken van een algemeen economisch systeem dat gebaseerd was op sociale gelijkheid; hun leden moesten authentieke werkers zijn, de belangen van de werkende massa dienen en uitsluitend hun wil gehoorzamen; de bezielers van de sovjets mochten geen enkele ‘Macht’ uitoefenen.
Wat de ‘communes’ betreft, werden op verschillende plaatsen pogingen gedaan om het sociale leven op een communale, egalitaire en rechtvaardige basis te organiseren.
Dezelfde boeren die vijandig stonden tegenover de officiële “communes”, riepen enthousiast vrije communes in het leven.
Vlakbij het dorp Prokovskje werd de eerste commune, de “Rosa Luxemburg” georganiseerd. In het begin telde ze slechts enkele tientallen leden, later groeide haar aantal tot boven de 300.
Die commune werd opgericht door de armste boeren uit die omgeving. Door haar te noemen naar de nagedachtenis van Rosa Luxemburg, getuigde ze van hun onpartijdigheid en van een zekere nobele geest. Ze wisten sinds enkele tijd dat Rosa Luxemburg een martelaar was van de revolutionaire strijden in Duitsland. De essentiële principes van de commune kwamen totaal niet overeen met de doctrine waarvoor Rosa Luxemburg had gevochten, maar de boeren wilden op eerlijke en oprechte wijze simpelweg een slachtoffer van de sociale strijd eren.
De commune was gebaseerd op het anti-autoritaire principe. Ze kwam tot zeer mooie resultaten en oefende een grote invloed uit op de boeren van de streek.
Op zeven kilometer van Goeliaj-Polje werd een andere commune gevormd die simpelweg “Commune n° 1 van de boeren van Goeliaj-Polje” heette. Ook deze commune was het werk van arme boeren.
Op een twintigtal kilometer van daar bevonden zich de communes n° 2 en n° 3. Er waren er ook nog op andere plekken.
Al deze communes werden vrijelijk en om het hoofd te bieden aan de levensbehoeften van de werkende bevolking vanuit een vrije elan van de boeren zelf gevormd, met de hulp van een aantal goede organisatoren. Ze leken totaal niet op de kunstmatige, zogenaamd “voorbeeldige” ‘communes’ die erg onhandig opgericht werden door de communistische autoriteiten. In die communes werden gewoonlijk erg uiteenlopende elementen puur toevallig samengebracht, elementen die niet in staat waren om serieus te werken. Deze zogenaamde ‘communes’ van het bolsjevisme deden niets anders dan het zaad verspillen en de grond beschadigen. Ze werden gesubsidieerd door de Staat en leefden dus van de arbeid van het volk terwijl ze beweerden het volk te leren hoe te werken.
De communes die ons hier interesseren, waren echte werkende communes. Ze groepeerden authentieke boeren die vanaf hun jeugd gewend waren aan serieuze arbeid. Ze waren gebaseerd op een werkelijke materiële en morele wederzijdse hulp, en op het gelijkheidsprincipe. Allen – mannen, vrouwen, kinderen – moesten er werken, ieder in de mate van zijn krachten. De organisatorische functies werden toevertrouwd aan kameraden die in staat waren om die met succes te vervullen. Wanneer hun taak volbracht was, namen deze kameraden de gemeenschappelijke arbeid terug op, zij aan zij met de andere leden van de commune.
Deze gezonde, serieuze principes zijn terug te voeren op het feit dat deze communes uit de werkende middens zelf ontstonden en dat hun ontwikkeling de natuurlijke weg volgde.
De ‘makhnovistische’ partizanen oefenden nooit druk uit op de boeren en beperkten zich tot het verspreiden van de idee van vrije communes. De communes werden gevormd op initiatief van de arme boeren zelf.
Het is interessant en veelzeggend om te zien dat de ideeën en actie van de makhnovistische boeren op alle punten geleken op die van de rebellen van Kronstadt van 1921. Dat bewijst dat wanneer de werkende massa’s de mogelijkheid hebben om vrijelijk te denken, te zoeken en te handelen, ze allemaal ongeveer dezelfde weg inslaan, wat de streek, de sfeer en zelfs – voegen we eraan toe – het tijdperk ook mogen zijn. Onafhankelijk van elke andere redenering, moet dat ons ertoe brengen om te geloven dat deze weg in haar geheel de goede, de juiste, de ware weg van de werkers is. Om vele redenen konden de werkende massa’s deze weg niet blijven opgaan, dat is waar. Maar de mogelijkheid om die weg niet meer te verlaten, om die tot aan het einde toe te volgen, is slechts een kwestie van tijd en evolutie.
De constructieve activiteit van de boeren beperkte zich niet tot deze schetsen van vrij communisme. Het duurde niet lang voor ze met veel bredere en belangrijke opgaven geconfronteerd werden.
Het was noodzakelijk om gezamenlijk praktische oplossingen te vinden voor de verschillende problemen die de hele regio aanbelangden. Daartoe was het onontbeerlijk om een algemene organisatie te vormen die de districten, vervolgens de departementen en tenslotte de regio in haar geheel omvatte. Er moesten geschikte organen opgericht worden om deze organisatorische taak te volbrengen.
En de boeren wisten van aanpakken. Ze organiseerden Periodieke Congressen van boeren, arbeiders en partizanen.
Tijdens de periode dat de regio vrij was, vonden er drie zulke congressen plaats. Ze lieten de boeren toe om de onderlinge banden te verstevigen, zich op een meer zekere manier te oriënteren in de ingewikkelde sfeer van het moment en om duidelijk de economische, sociale en andere opgaven te bepalen die hen te wachten stonden.
Het eerste regionale Congres vond plaats op 23 januari 1919 in het stadje Groot-Mikhaelovka. Het ging daar vooral over het gevaar van de reactionaire bewegingen van Petljoera en Denikin. De petjloerovtsi waren in het westen van het land hun troepen aan het reorganiseren met het oog op een nieuw offensief. De voorbereidingen die Denikin trof voor een burgeroorlog baarden de boeren en partizanen nog meer zorgen. Het Congres werkte weerstandsmaatregelen uit tegen beide ondernemingen. Aan de zuidoostelijke grens van de regio vonden er trouwens dagelijks alsmaar belangrijkere schermutselingen plaats tussen patrouilles.
Het tweede Congres kwam drie weken later samen, op 12 februari 1919, in Goeliaj-Polje. Jammer genoeg verhinderde het dreigende gevaar van een nakend offensief van Denikin tegen de vrije regio, dat het Congres zich boog over de nochtans dringende problemen van de vreedzame opbouw. De zittingen werden volledig geabsorbeerd door kwesties van verdediging en strijd tegen de nieuwe vijand.
Het insurrectionele leger van de ‘Makhnovtsjina’ telde op dat moment zo’n 20 000 vrijwillige strijders. Maar velen onder hen waren afgemat en uitgeput omdat ze aan de grenzen van de vrije regio onophoudelijk strijd moesten leveren tegen de voorposten van Denikin en tegen andere pogingen om de regio binnen te vallen. En de troepen van Denikin zwelden snel aan.
Na lange en hartstochtelijke discussies besloot het Congres om alle inwoners van de hele regio op te roepen tot een vrijwillige, egalitaire en algemene mobilisatie.
“Vrijwillige mobilisatie” betekende dat hoewel het Congres met deze oproep de noodzaak om het insurrectionele leger aan te vullen benadrukte, niemand verplicht werd om te gaan vechten; men deed beroep op het geweten en de welwillendheid van eenieder.
“Egalitaire mobilisatie” betekende dat men rekening hield met de persoonlijke situatie van elke vrijwilliger opdat de taken van de mobilisatie op een zo gelijk en rechtvaardig mogelijke manier door de bevolking konden gedragen worden.
Om een soort van algemene leiding van de strijd tegen Petljoera en Denikin te vormen, om tijdens de strijd de economische en sociale banden tussen de werkers onderling en tussen hen en de partizanen te onderhouden, om tegemoet te komen aan de nood aan informatie en controle en tenslotte om de verschillende maatregelen die het Congres aangenomen had en door toekomstige Congressen genomen konden worden te verwezenlijken, richtte dit tweede Congres een regionale Militaire Revolutionaire Raad (sovjet) van de boeren, arbeiders en partizanen op.
Deze Raad bestreek de hele vrije regio. Ze moest alle beslissingen van economische, politieke, sociale of militaire orde uitvoeren die door de Congressen genomen werden. Het was dus in zekere zin een uitvoerend orgaan van de hele beweging. Maar het was absoluut geen autoritair orgaan. De Raad had alleen een strikt uitvoerende functie. Ze beperkte zich tot het uitvoeren van de instructies en beslissingen van de Congressen. Op elk moment kon de Raad door het Congres ontbonden worden en ophouden te bestaan.
Toen de resoluties van dit tweede Congres bekend raakten bij de boeren van de regio, begon elk stadje en dorp massaal nieuwe vrijwilligers te sturen naar Goeliaj-Polje.
Het aantal nieuwe strijders was enorm en oversteeg alle prognoses. Als het mogelijk was geweest om die allemaal te bewapenen en te omkaderen, dan zouden de tragische gebeurtenissen die volgden nooit plaatsgevonden hebben. Meer nog, dan zou de hele Russische Revolutie op een ander spoor kunnen gebracht zijn. Het ‘mirakel’ waarop de libertairen hoopten, had kunnen geschieden.
Jammer genoeg ontbrak het in de regio aan wapens. Daarom slaagde men er niet in om binnen de gepaste tijd nieuwe detachementen te vormen. Men moest 90 % van de gekomen vrijwilligers weigeren.
Zoals we zullen zien, had dit voor de regio fatale gevolgen tijdens het algemeen offensief van Denikin in juni 1919.
De weerstand van de Makhnovtsjina – “De etatisten,” zegt Arsjinov terecht, “vrezen het vrije volk. Ze beweren dat zonder autoriteit, het volk het anker van de sociabiliteit zal kwijtraken, zal oplossen en terug zal keren naar de toestand van wilden. Dat zijn zonder enige twijfel absurde verhaaltjes van luilakken, liefhebbers van de autoriteit en van andermans arbeid, ofwel van de blinde denkers van de bourgeoismaatschappij.”
De aartsvijand van de werkwereld en haar vrijheid – de Autoriteit – omklemde reeds de regio. En bedreigde de regio van twee kanten tegelijkertijd. Vanuit het zuidoosten trok het leger van de generaal Denikin op, vanuit het noorden daalde het ‘communistische’ staatsleger af.
Denikin kwam als eerste.
Vanaf de eerste dagen na de val van de hetman drongen enkele contrarevolutionaire detachementen onder leiding van generaal Tsjkoero als verkenners de Oekraïne binnen vanuit de regio Don en de Koeban. Beetje bij beetje naderden ze Pologuï en Goeliaj-Polje. Het was de eerste bedreiging door de nieuwe contrarevolutie tegen de bevrijde regio. We hebben reeds gezien dat het eerste Congres er zich over moest buigen.
Uiteraard maakte van haar kant het leger van makhnovistische opstandelingen zich klaar voor de strijd. Haar infanterie en cavalerie waren erg goed georganiseerd, redelijk goed bewapend en vol vertrouwen en enthousiasme.
De makhnovistische infanterie was op een speciale en originele wijze georganiseerd. Ze verplaatste zich net zoals de cavalerie met behulp van paarden: niet te paard, maar in lichte geveerde voertuigen, die in de zuidelijke Oekraïne “tatsjanka” worden genoemd. Net zoals de cavalerie kon deze infanterie per dag makkelijk 60 à 70 kilometer afleggen en zo nodig zelfs 90 à 100 kilometer.
De makhnovistische cavalerie was ongetwijfeld één van de beste ter wereld. Haar aanvallen waren verpletterend, onweerstaanbaar.
Daarbij moeten we nog zeggen dat vele van deze revolutionaire boeren in de Eerste Wereldoorlog hadden meegevochten en dus beproefde strijders waren.
Dit detail is van groot belang. Het liet aan de boerenbevolking van de regio toe om de uitputting van de makhnovistische strijders tot op een zeker punt te verhelpen. Op delen van het front die bijzonder blootgesteld werden aan vijandelijke aanvallen, kwamen honderden boeren regelmatig de vermoeide strijders aflossen. Die gaven hen dan hun wapens en trokken zich terug in het achterland. Na twee of drie weken van rust keerden ze terug om hun plaats aan het front weer in te nemen. Op sommige tijdstippen kwamen de boeren vechten terwijl de strijders hen gingen vervangen bij het werk op de velden in het achterland.
Daar moeten we dan ook nog aan toevoegen dat de boeren vanaf het begin ook de verantwoordelijkheid namen voor de regelmatige bevoorrading van het insurrectionele leger. In Goeliaj-Polje werd een centrale bevoorradingssectie gevormd. Van overal bracht men er levensmiddelen en veevoeder naartoe dat dan vervolgens naar het front werd vervoerd.
Denikin had de verbeten weerstand van de makhnovistische opstandelingen totaal niet voorzien. Daarnaast rekende hij op de nakende strijd tussen de Directoire van Petljoera en de bolsjevieken. Hij hoopte gebruik te maken van die toestand, de enen zowel als de anderen te makkelijk kunnen verpletteren en zijn front te vormen aan de noordgrens van het departement van Jekaterinoslav. Maar hij botste onverwacht op het uitstekende en onverzettelijke leger van de opstandelingen.
Na de eerste gevechten moesten de detachementen van Denikin zich terugtrekken in de richting van de Don en de Zee van Azov. Op korte tijd werd de hele streek van Pologuï tot aan de zee bevrijd. De makhnovistische partizanen bezetten meerdere treinstations en belangrijke steden zoals Berdiansk en Marioepol.
Vanaf dat moment – januari 1919 – werd het eerste front tegen Denikin gevormd. Het strekte zich uit over meer dan 100 kilometer in de oostelijke en noordoostelijke richting van Marioepol.
Uiteraard gaf Denikin niet op. Hij zette zijn aanvallen en incursies verder.
Zes maanden lang bedwongen de Makhnovtsjina deze contrarevolutionaire golf. De strijd was verbeten en hardnekkig. Ook de generaal Tsjkoero beschikte over een uitstekende cavalerie. Daarenboven paste hij de actiemethodes van de partizanen toe: zijn detachementen drongen tot diep achter het makhnovistische leger door, verspreidden er zich en vernietigden, verbrandden en vermoordden alles wat ze konden raken; en dan verdwenen ze als bij toverslag om plots op een andere plek weer tevoorschijn te komen en er dezelfde verwoestingen aan te richten.
De werkende bevolking leed onder deze incursies. Men wreekte zich tegen hen omwille van de steun die de boeren aan het insurrectionele leger boden en omwille van hun vijandigheid tegenover de denikinisten. Men hoopte op die manier een anti-revolutionaire reactie uit te lokken. Ook de joodse bevolking die sinds heel lang in speciale kolonies in de regio van Azov woonde, leed onder deze raids. Bij elk bezoek slachtten de denikinisten de joden af om zo een volkse anti-joodbeweging te proberen uitlokken, hetgeen hun taak zou vergemakkelijken.
Maar ondanks hun goed omkaderde en goed bewapende troepen, ondanks hun furieuze aanvallen, slaagden de denikinisten er niet in om de insurrectionele troepen die revolutionaire hartstocht uitademden en niet minder begaafd waren in de hinderlagenoorlog, uit te dunnen. Integendeel, tijdens deze zes maanden van verbeten strijd, kreeg de generaal Tsjkoero meermaals zulke slagen van de makhnovistische regimenten dat enkel een haastige terugtocht van 80 à 120 kilometer hem kon redden. In die periode slaagden de Makhnovtsjina er minstens vijf of zes keer in om tot aan de muren van Taganrog op te trekken. Op die momenten verhinderde alleen het gebrek aan strijders en wapens Makhno om de contrarevolutie van Denikin te vernietigen.
De haat en de felheid van de denikinistische officieren tegen de Makhnovtsjina namen ongelooflijke proporties aan. Men onderwierp de gevangen aan geraffineerde folter. Vaak liet men hen uiteenrijten door obusontploffingen. En er zijn meerdere gevallen bekend – die trouwens met alle details aangehaald werden in de pers van de opstandelingen – waar men de gevangenen levend verbrandde op verhitte ijzeren platen.
Tijdens deze strijd toonde het militaire talent van Makhno zich op opzienbarende wijze. Zijn reputatie van opmerkelijk oorlogsleider werd zelfs door de denikinisten erkend. Dat weerhield Denikin er niet van – integendeel! – om een half miljoen roebel uit te loven voor degene die Makhno zou doden of gevangen nemen.
Tijdens deze hele periode bleef de afstand tussen de Makhnovtsjina en de bolsjevieken bewaard, maar de relaties waren wel vriendelijk. Een voorbeeld daarvan. In januari 1919 maakten de Makhnovtsjina een honderdtal treinwagons graan buit na de denikinistische troepen te hebben teruggedreven naar de zee van Azov. De eerste gedachte van Makhno en van de staf van het insurrectionele leger was om deze buit naar de uitgehongerde arbeiders van Moskou en Petrograd te sturen. Dit voorstel werd op veel enthousiasme onthaald bij de opstandelingen. Het honderdtal wagens graan werd in Petrograd en in Moskou afgeleverd, begeleid met een makhnovistische delegatie die warm ontvangen werd door de sovjet van Moskou.
De eerste verschijning van de bolsjevieken in de vrije regio – Vriendschappelijk aftasten – Onderhandelingen – De samenvoeging van het ‘makhnovistische’ leger en het Rode Leger “voor de gemeenschappelijke zaak” – De bolsjevieken maakten veel later dan Denikin hun opwachting in de regio van de Makhnovtsjina. De makhnovistische opstandelingen waren toen al maandenlang tegen Denikin aan het vechten: ze hadden hem uit hun regio verdreven en vormden hun verdedigingslinie ten oosten van Marioepol toen de eerste bolsjevistische divisie geleid door Dibenko zonder belemmeringen in Sinelnikovo aankwam.
Op dat moment waren zowel Makhno zelf als de hele insurrectionele beweging in feite onbekenden voor de bolsjevieken. De communistische pers sprak over Makhno als een stoutmoedige, veelbelovende opstandeling. Zijn strijd tegen Skoropadski, daarna tegen Petljoera en Denikin droeg de instemming weg van de bolsjevistische leiders die uiteraard hoopten om zijn leger bij het Rode Leger in te lijven. Zonder dat ze hem ter plekke kenden, spraken ze vol lof over Makhno en wijdden in hun kranten hele kolommen aan hem.
Laten we de pen eens te meer aan Pjotr Arsjinov:
De eerste ontmoeting tussen de bolsjevistische strijders en die van Makhno vond plaats in de loop van maart 1919. Ook toen waren de bolsjevieken vol lof en instemmend.
Makhno werd onmiddellijk uitgenodigd om zich met al zijn detachementen bij het Rode Leger aan te sluiten met als doel om Denikin met verenigde krachten te verslaan. De “politieke” en ideologische verschillen tussen de bolsjevieken en de makhnovistische boeren werden beschouwd als zaken die op geen enkele manier een belemmering konden vormen voor de eenheid op basis van een gemeenschappelijke zaak. De bolsjevistische autoriteiten lieten verstaan dat de bijzonderheden van de insurrectionele beweging onaantastbaar zouden blijven.
Makhno en zijn staf waren zich er maar al te zeer van bewust dat de komst van de communistische Macht een nieuwe bedreiging vormde voor de vrijheid van de regio; ze zagen er het voorteken in van een nieuwe soort van burgeroorlog. Maar noch Makhno, noch de staf van het leger, noch de regionale Raad (sovjet) wilden deze oorlog, want die zou een rampzalige invloed kunnen hebben op de Oekraïense revolutie. Men verloor de openlijke en goed georganiseerde contrarevolutie die optrok vanuit de regio van de Don en de Koeban niet uit het oog, want met die kracht was slechts één verhouding mogelijk: die van de wapens.
Dat gevaar nam dag na dag toe. De opstandelingen bleven tot op zekere hoogte de hoop koesteren dat de strijd met de bolsjevieken zich tot het domein van de ideeën zou beperken. In dat geval konden ze wat hun regio betreft op twee oren slapen, want de kracht van de libertaire ideeën, het revolutionaire gezond verstand en het wantrouwen van de boeren tegenover elementen die vreemd waren aan hun vrije beweging waren de beste waarborgen voor de vrijheid van de regio.
De algemene mening van de gidsen van de opstand stelde dat het op dit moment noodzakelijk was om alle krachten te concentreren op de monarchistische reactie en zich tot na de nederlaag van de reactie niet bezig te houden met de ideologische onenigheid met de bolsjevieken.
In die zin kwam het tot een samenvoeging van het makhnovistische leger en het Rode Leger.
De essentiële clausules van dit samenvoegingsakkoord waren: a) het insurrectionele leger behoudt haar interne organisatie; b) het leger zal politieke commissarissen krijgen die benoemd worden door de communistische autoriteiten; c) het leger zal slechts wat betreft de eigenlijke, strikt militaire operaties onderworpen worden aan het Rode opperbevel; d) het leger kan niet weggehaald worden van het front tegen Denikin ; e) het leger krijgt munitie en bevoorrading op gelijke basis met het Rode Leger; f) het leger behoudt de naam van Revolutionair Insurrectioneel Leger en behoudt haar zwarte vlaggen.
Daar moeten we evenwel bij opmerken dat het leger van Makhno evenwel “derde brigade” gedoopt werd. (Later wordt het “eerste revolutionaire insurrectionele divisie” en nog later, wanneer het terug onafhankelijk geworden was, nam het haar definitieve benaming aan van “Revolutionair Insurrectioneel Leger van de Oekraïne (Makhnovtsjina)”.)
Het belangrijkste punt voor de Makhnovtsjina was uiteraard het behoud van haar interne organisatie. Het ging dus niet over een ‘organische’ inlijving bij het Rode Leger, maar uitsluitend over een pact van nauwe samenwerking.
Laten we van de gelegenheid gebruik maken om dieper in te gaan op de ‘interne organisatie’ van het insurrectionele leger.
De interne organisatie was gebaseerd op drie essentiële principes:
1° Vrijwilligers; 2° verkiesbaarheid van alle commandoposten; 3° vrijelijk ingestemde discipline.
Vrijwilligers betekende dat het leger uitsluitend bestond uit revolutionaire strijders die er zich uit vrije wil bij aangesloten hadden.
Verkiesbaarheid van alle commandoposten betekende dat de commandanten van alle legereenheden, de leden van de staf en van de Raad en ook algemeen alle mensen die in het leger een belangrijke post bekleden, verkozen of definitief aangenomen (als ze in urgentie door het commando zelf aangeduid werden) moesten worden door de opstandelingen van de respectievelijke eenheid of door het gehele leger.
Vrijelijk ingestemde discipline kwam op de volgende manier tot stand: alle disciplineregels werden door de commissies van opstandelingen uitgewerkt en vervolgens goedgekeurd door de algemene assemblees van de legereenheden. Eens goedgekeurd moesten ze strikt nageleefd worden, op basis van de individuele verantwoordelijkheid van elke opstandeling en elke commandant.
De overeenkomst tussen de bolsjevieken en het insurrectionele leger was strikt militair. Elke “politieke” kwestie werd er bewust van uitgesloten. Dit liet aan de werkende bevolking van de vrije regio toe om ondanks deze overeenkomst, dezelfde weg van economische en sociale evolutie – of eerder revolutie – te blijven volgen, de absoluut vrije en onafhankelijke activiteit van de werkers die geen enkele Macht toelieten in hun regio.
We zullen verderop zien wat de exclusieve oorzaak was van de breuk tussen de bolsjevieken en de partizanen, van de smerige en cynische beschuldigingen aan het adres van de Makhnovtsjina en de gewapende agressie van de communisten tegen de vrije regio.
De activiteit en de mentaliteit van de massa’s in de vrije regio – De bolsjevistische plannen – De eerste vijandelijke daden van de bolsjevieken tegen de Makhnovtsjina – Sinds de vorming van de regionale Raad (sovjet) in februari 1919 voelde de werkende bevolking zich verenigd en georganiseerd. Dit gevoel en deze geest van solidariteit spoorden de boeren aan om andere concrete en hoogdringende problemen op tafel te leggen.
Men begon met overal vrije lokale sovjets te organiseren. In de gegeven omstandigheden werd deze opgave traag verwezenlijkt, maar de boeren hielden vast aan deze idee en voelden dat het de enige gezonde basis was voor de opbouw van een waarlijk vrije gemeenschap.
Vervolgens kwam de belangrijke kwestie op van een directe en solide eenheid tussen de boeren en de arbeiders in de steden.
Volgens de boeren moest deze eenheid op directe wijze gevormd worden, het is te zeggen, door de bedrijven en arbeidersorganisaties zelf, buiten alle politieke partijen, staatsorganen of intermediaire ambtenaren om. De boeren voelden intuïtief aan dat zulke eenheid onmisbaar was voor de verdere consolidatie en ontwikkeling van de Revolutie. Langs de andere kant waren de boerenmassa’s en opstandelingen zich ervan bewust dat zulke eenheid onvermijdelijkerwijze de strijd met de etatistische, gouvernementele partij met zich mee zou brengen; strijd met de communisten die zeker niet zonder weerstand zouden afzien van hun controle over de arbeidersmassa’s. Men nam dit gevaar evenwel niet al te serieus op; men zei tot zichzelf dat de boeren en de arbeiders, eens verenigd, makkelijk “Handen af!” konden zeggen aan eender welke politieke Macht die hen probeerde te onderwerpen.
Wat er ook van zij, de vrije en directe eenheid tussen de boeren en de arbeiders bleek het enige natuurlijke en vruchtbare middel te zijn om definitief de ware emanciperende Revolutie door te voeren en elk element uit te schakelen dat haar kon belemmeren, misvormen of verstikken. Zo werd het probleem van de eenheid met de arbeiders van de steden gesteld, bediscussieerd en overal onderzocht om tenslotte het ordewoord van de hele insurrectionele regio te worden.
Het spreekt voor zich dat zulke mentaliteit onder de bevolking en de corresponderende maatregelen die in de hele regio getroffen werden, geen kans gaven aan de politieke partijen en in het bijzonder de communistische partij. Wanneer de politieke partijen er met hun programma’s en plannen van statelijke organisatie opdoken, werden ze ‘koeltjes’ ontvangen, met onverschilligheid en soms zelfs met een zekere vijandigheid. Vaak lachtte men hun militanten en agenten openlijk uit als mensen die zich kwamen bemoeien met andermans zaken. De communistische autoriteiten infiltreerden langs alle kanten de regio, ze gedroegen er zich als meesters en werden dus ontvangen als vreemde en opdringerige elementen. Men liet hen rechtuit verstaan dat ze beschouwd werden als indringers, als bedriegers.
In het begin hoopten de bolsjevieken deze “passieve weerstand” te overwinnen. Ze hoopten vooral om het makhnovistische leger in te lijven bij het Rode Leger en vervolgens vrij spel te hebben om de bevolking aan hun bevel te onderwerpen. Ze zagen al snel dat zulke hoop ijdel was. De boerenmassa van de regio wilde niets weten van de bolsjevistische gouvernementele organen. Ze negeerde die, ze boycotte die en soms vielen ze die zelfs aan. Hier en daar begonnen gewapende boeren de “uitzonderlijke commissies” (Tsjeka) uit hun dorpen te verjagen. In Goeliaj-Polje waagden de communisten het zelfs nooit om wat voor instelling dan ook op te richten. Op andere plaatsen mondden de pogingen om één of andere “communistische administratie” in te voeren uit op bloedige botsingen tussen de bevolking en de autoriteiten voor wie de situatie in de regio extreem moeilijk werd. En het makhnovistische leger bleef onhandelbaar.
Toen ondernamen de bolsjevieken een georganiseerde en methodische strijd tegen de Makhnovtsjina, als idee en als sociale beweging.
Zoals gewoonlijk was het de pers die als eerste de campagne begon. Op bevel begon ze de makhnovistische beweging te ‘bekritiseren’, haar uit te schelden voor beweging van rijke boeren (koelakken) en haar ideeën en ordewoorden te kwalificeren als “contrarevolutionair”.
Zowel in de kranten als in de toespraken en bevelen van de centrale autoriteiten begon het directe bedreigingen te regenen aan het adres van de gidsen van de beweging.
Al snel werd de regio quasi geblokkeerd. Op bepaalde plaatsen richtten de communistische autoriteiten ‘wegversperringen’ op. Alle revolutionaire militanten die naar Goeliaj-Polje trokken of ervan kwamen werden onderweg gearresteerd en vaak verdwenen ze.
Vervolgens werd de bevoorrading in munitie van het insurrectionele leger gevoelig teruggeschroefd.
Dat alles kondigde niets goeds aan.
Het derde Congres van de vrije regio – De eerste directe aanval van de bolsjevieken tegen de regio – Onder deze tekens van nieuwe complicaties en dreigingen kwam het derde regionale Congres van boeren, arbeiders en partizanen bijeen in Goeliaj-Polje op 10 april 1919.
Het moest de onmiddellijke taken duidelijk omschrijven en zich uitspreken over de perspectieven van het revolutionaire leven in de regio.
Afgevaardigden van 72 districten, die meer dan 2 miljoen mensen vertegenwoordigden, namen deel aan het Congres. Het spijt ons dat we de verslagen van dit Congres hier niet bij de hand hebben. Je ziet er duidelijk met wat voor enthousiasme en tegelijkertijd wat voor geest van wijsheid en scherpzinnigheid het volk in de Revolutie haar eigen weg, haar eigen volkse vormen van nieuw leven zocht.
Naar het einde van dit derde Congres toe ontspon zich het drama dat al sinds enige tijd voorzien was.
Het bureau van het Congres ontving een telegram van Dibenko, de commandant van de bolsjevistische divisie. Het telegram verklaarde brutaal dat het Congres “contrarevolutionair” was en dat haar organisatoren “buiten de wet” gesteld werden.
Het was de eerste onmiddellijke aanval van de bolsjevieken tegen de vrijheid van de regio.
En het was tegelijkertijd een oorlogsverklaring aan het adres van het insurrectionele leger.
Het Congres begreep perfect de draagwijdte van deze aanval. Het stemde ter plekke een verontwaardigd protest tegen deze daad. Dat werd onmiddellijk gedrukt en verspreid onder de boeren en arbeiders van de regio.
Enkele dagen later stelde de Militaire Revolutionaire Raad een gedetailleerd antwoord op dat naar de communistische autoriteiten, in de persoon van Dibenko, gestuurd werd. Er stond in hoe belangrijk de rol van de regio in de Revolutie was en ontmaskerde degenen die de revolutie eigenlijk op een reactionaire weg wilden drijven.
Hoewel dit antwoord lang is, staan we het onszelf toe om het volledig te citeren omdat het buitengewoon scherpzinnig de beide partijen schetst.
Contrarevolutionair?
De ‘kameraad’ Dibenko verklaart het Congres dat op 10 april samengeroepen werd in Goeliaj-Polje contrarevolutionair en stelt haar organisatoren buiten de wet. Volgens hem zou hen de meest zware repressie moeten treffen. Wij geven hier woord voor woord zijn telegram weer:
“Novo-Alexejevka, n° 283, de 10de, om 2u45. Doorsturen naar kameraad Batko Makhno , staf van de divisie Alexandrovsk. Kopie naar Volnovakha, Marioepol, doorsturen naar kameraad Makhno. Kopie naar de Sovjet van Goeliaj-Polje.
Elk Congres dat bijeengeroepen wordt in naam van de revolutionaire militaire staf die op mijn bevel ontbonden werd, zal beschouwd worden als overduidelijk contrarevolutionair en haar organisatoren zullen zich blootstellen aan de meest zware repressieve maatregelen tot aan het buiten de wet stellen van deze personen. Ik beveel om onmiddellijk alle maatregelen te treffen opdat gelijkaardige zaken niet meer zouden gebeuren. – Ondertekend: Dibenko, Commandant van de Divisie.”
Voor hij het Congres contrarevolutionair verklaarde, heeft de ‘kameraad’ Dibenko zelfs niet de moeite gedaan om zich te informeren door wie en met welk doel dit Congres bijeengeroepen werd. Wat hem doet zeggen dat het Congres bijeengeroepen werd door de “ontbonden” revolutionaire staf van Goeliaj-Polje, terwijl het Congres net bijeengeroepen werd door het uitvoerende comité van de Revolutionaire Militaire Raad.
Bijgevolg weten de leden van de Raad niet of ze nu buiten de wet gesteld zijn en of het Congres door de kameraad Dibenko als contrarevolutionair beschouwd wordt.
Als dat het geval is, sta ons dan toe aan Zijne Excellentie uit te leggen door wie en met welk doel dit Congres – dat naar uw mening overduidelijk contrarevolutionair is – bijeengeroepen werd. En dan zal het u misschien niet zo angstaanjagend lijken als u het zich voorstelt.
Zoals reeds gezegd werd het Congres bijeengeroepen door het uitvoerend comité van de Revolutionaire Militaire Raad van de regio van Goeliaj-Polje, te Goeliaj-Polje zelf, met als doel de verdere vrije houding van de Revolutionaire Militaire Raad te bepalen. (U ziet, ‘kameraad’ Dibenko, dat er reeds drie van deze “contrarevolutionaire” Congressen hebben plaatsgevonden.)
Een vraag dringt zich op: vanwaar komt de Revolutionaire Militaire Raad en met welk doel werd die gevormd? Als u dat nog niet zou weten, ‘kameraad’ Dibenko, dan zullen wij u dat nu leren.
De regionale Revolutionaire Militaire Raad werd gevormd als uitvoering van de resolutie van het tweede Congres, dat plaatsvond te Goeliaj-Polje op 12 februari van dit jaar. (U ziet dat dat al lang geleden is: uzelf was er toen nog niet.) De Raad werd gevormd om de strijders te organiseren en over te gaan tot de vrijwillige mobilisatie, want de regio was omringd door Witten, en de insurrectionele detachementen van de eerste vrijwilligers volstonden niet meer om een erg uitgestrekt front te verdedigen.
Op dat moment waren er in onze regio geen sovjet-troepen. En daarbij rekende de bevolking niet erg op hun interventie omdat ze de verdediging van hun regio als hun eigen plicht beschouwden.
Tot dat doel werd de Revolutionaire Raad gevormd. Die bestaat, conform de resolutie van het tweede Congres, uit een afgevaardigde van elk district: in het totaal, 32 leden die de districten van de departementen van Jekaterinoslav en de Tauride vertegenwoordigen.
We zullen u verderop nog andere verduidelijken verschaffen over de Revolutionaire Militaire Raad. Voor het moment stelt zich de vraag: van waar komt dat tweede regionale Congres? Wie heeft dat bijeengeroepen? Wie heeft dat toegelaten? Is degene die dat bijeengeroepen heeft, nu buiten de wet gesteld? En zo niet, waarom dan?
Het tweede regionale Congres werd bijeengeroepen te Goeliaj-Polje door een initatiefgroep van vijf mensen die waren verkozen door het eerste Congres. Dit tweede Congres vond plaats op 12 februari. En tot onze grote verbazing werden de mensen die dat bijeengeroepen hadden, niet buiten de wet gesteld. Want, ziet u, toen bestonden er nog niet van dat soort “helden” die het wagen om de rechten te schenden die het volk, met haar eigen bloed veroverd heeft.
Dus stelt zich een nieuwe vraag: Vanwaar kwam dat eerste regionale Congres? Wie heeft dat bijeengeroepen? Is degene die het bijeengeroepen heeft nu buiten de wet gesteld? En zo niet, waarom dan?
‘Kameraad’ Dibenko, u bent, zo ziet het ernaar uit, nog erg nieuw in de revolutionaire beweging van de Oekraïne en we moeten u uitleggen hoe het allemaal begonnen is. Dat zullen we hier dan ook doen. En u zal uw schot misschien wat bijstellen wanneer u kennis heeft genomen van deze feiten.
Het eerste regionale Congres vond plaats op 23 januari van dit jaar, in het eerste insurrectionele kamp te Groot-Mikhaelovka. Aan het Congres namen afgevaardigden deel van de districten die vlak aan het front van Denikin lagen. De sovjet-troepen waren toen ver weg, erg ver weg. De regio was van de hele wereld geïsoleerd: langs de ene kant door de denikinisten, langs de andere kant door de petljoerovtsi. Het waren toen alleen de insurrectionele detachementen met Batko Makhno en Stjoes aan het hoofd die slag na slag toebrachten. De organisaties en sociale instellingen in de stadjes en dorpen hadden toen niet altijd dezelfde naam: in dat stadje was het een “sovjet”, in een ander “Volksdienst”, in een derde “Militaire Revolutionaire Staf”, in een vierde een “Provinciale Dienst” enzovoort. Maar de geest was overal even revolutionair.
Het eerste Congres werd georganiseerd om het front te consolideren en een zekere uniformiteit van organisatie en actie te scheppen in de hele regio.
Niemand heeft het bijeengeroepen: het kwam spontaan samen, naar het verlangen van en met de instemming van de bevolking. Op het Congres werd voorgesteld om onze broeders die onder dwang gemobiliseerd waren te ontrukken aan het petljoeriaanse leger. Tot dat doel werd een delegatie van vijf mensen gekozen. Daaraan werd opgedragen om zich te gaan voorstellen bij de staf van Batko Makhno en zo nodig bij andere staven, en om door te dringen tot in het leger van de Directoire van Petljoera om onze broeders uit te leggen dat ze bedrogen werden en dat ze moesten deserteren. Daarenboven werd het aan de delegatie opgedragen om bij hun terugkeer een tweede, groter Congres bijeen te roepen, met als doel om de hele, van contrarevolutionaire bendes bevrijde regio te organiseren en een sterker verdedigingsfront te vormen.
Bij hun terugkeer riepen deze afgevaardigden dus het tweede regionale Congres bijeen, buiten elke ‘partij’, ‘macht’, ‘wet’ om. Want u, ‘kameraad’ Dibenko, en andere wettenliefhebbers van uw soort, waren toen nog erg ver weg! En vermits de heldhaftige gidsen van de insurrectionele beweging niet streefden naar de macht over het volk dat eigenhandig de ketenen van de slavernij verbroken had, werd het Congres niet contrarevolutionair verklaard, werden degenen die het bijeengeroepen hadden niet buiten de wet gesteld.
Laten we terugkomen op het regionale Congres.
Op het moment dat de Revolutionaire Militaire Raad van de regio van Goeliaj-Polje gevormd werd, maakte de Sovjetmacht haar opwachting in de regio. Conform de resolutie die gestemd werd op het tweede Congres, liet de regionale Raad de dingen niet hangen in afwachting van de komst van de sovjet-autoriteiten. Het moest de instructies van het Congres zonder omwegen uitvoeren. De raad was geen leidend orgaan, maar een uitvoerend orgaan. Het bleef dus werken in de mate van haar krachten en bewandelde in haar oeuvre altijd de revolutionaire weg.
Beetje bij beetje begonnen de sovjet-autoriteiten obstakels voor de activiteit van de Raad op te werpen. De commissarissen en andere hoge ambtenaren van de regering van de Sovjets begonnen deze Raad voor “contrarevolutionair” uit te maken. Toen hebben de leden van deze Raad beslist om op 10 april het derde regionale Congres bijeen te roepen te Goeliaj-Polje omde verdere houding van de Raad te bepalen of om die af te schaffen als het Congres dat noodzakelijk achtte.
En dit Congres heeft plaatsgevonden.
Er kwamen geen contrarevolutionairen naartoe, maar wel mensen die in de Oekraïne als eerste het vandaal van de opstand en van de Sociale Revolutie hebben gehesen. Ze kwamen er naartoe om de algemene strijd van de regio tegen alle onderdrukkers te coördineren. De vertegenwoordigers van 72 districten en van vele insurrectionele eenheden namen deel aan dit Congres. Allen beschouwden dat de Revolutionaire Militaire Raad van de regio van Goeliaj-Polje noodzakelijk was; ze vulden zelfs haar uitvoerend comité aan en droegen dat comité op om een vrijwillige en egalitaire mobilisatie te verwezenlijken in de regio.
Dit Congres was behoorlijk verbaasd over het telegram van ‘kameraad’ Dibenko waarin het Congres “contrarevolutionair” verklaard wordt terwijl het net deze regio is die als eerste het vaandel van de opstand heeft gehesen. Daarom stemde het Congres een levendig protest tegen dit telegram.
Dat zijn de feiten die u de ogen zouden moeten openen, ‘kameraad’ Dibenko.
Denk na!
Heeft u het recht – u op uw eentje – om een bevolking van een miljoen werkers “contrarevolutionair” te verklaren, een bevolking die zelf met haar eelterige handen de ketenen van de slavernij verbrijzelde en nu bezig is om zelf haar leven volgens haar eigen wil op te bouwen?
Nee! Als u werkelijk een revolutionair bent, dan moet u deze bevolking helpen in haar strijd tegen de onderdrukkers en in haar oeuvre om een nieuw, vrij leven op te bouwen.
Kunnen er wetten bestaan die gemaakt worden door enkele personen die zichzelf revolutionairen noemen en die hen toestaan om een heel volk, dat revolutionairder is dan zijzelf, buiten de wet te stellen? Want het uitvoerend comité van de Raad vertegenwoordigt de hele volksmassa.
Is het toegestaan, is het toelaatbaar dat men gewelddadige wetten komt vestigen om een volk te onderwerpen dat net alle wetgevers en alle wetten omvergeworpen heeft?
Bestaat er een wet die zegt dat een “revolutionair” het recht heeft om de zwaarste straffen op te leggen aan de revolutionaire massa waarvan hij beweert de verdediger te zijn, alleen maar omdat deze massa, zonder op toestemming te wachten, zelf genomen heeft wat die revolutionair hen beloofde: de vrijheid en de gelijkheid?
Kan de revolutionaire volksmassa zwijgen wanneer de “revolutionair” hen de vrijheid ontneemt die ze net veroverd hadden?
Bevelen de wetten van de Revolutie om een afgevaardigde te fusilleren omdat hij gelooft het mandaat uit te oefenen dat hij kreeg van de revolutionaire massa die hem verkozen heeft?
Welke belangen moet een revolutionair verdedigen? De belangen van de partij of de belangen van het volk dat de revolutie met haar bloed in beweging brengt?
De Revolutionaire Militaire Raad van de regio van Goeliaj-Polje staat buiten alle druk, alle invloed van de partijen. De Raad erkent enkel en alleen het volk dat haar verkozen heeft. Haar taak is om te verwezenlijken wat het volk haar opgedragen heeft en geen enkele linkse socialistische partij te verhinderen haar ideeën te verspreiden. Bijgevolg, als de bolsjevistische idee op een dag succes oogst onder de werkers, dan zal de Revolutionaire Militaire Raad – deze “overduidelijk contrarevolutionaire” organisatie – noodzakelijkerwijze vervangen worden door een andere, “meer revolutionaire” en bolsjevistische organisatie. Maar probeer in afwachting daarvan ons niet te belemmeren, probeer ons niet te verstikken.
Als u, ‘kameraad’ Dibenko en uw gelijken, dezelfde politiek als tevoren blijven voeren, als jullie die goed en plichtmatig achten, speel uw smerige spelletjes dan maar volledig uit.
Stel alle initiatiefnemers van de regionale congressen buiten de wet terwijl u en uw partij zich ophouden in Koersk.
Verklaar allen contrarevolutionair die als eersten het vaandel van de opstand, van de Sociale Revolutie in de Oekraïne, gehesen hebben, en allen die handelen zonder uw toestemming af te wachten, zonder uw programma’s tot op de letter te volgen.
Stel ook allen die hun afgevaardigden naar de “contrarevolutionaire” congressen gestuurd hebben buiten wet.
Stel uiteindelijk ook alle verdwenen strijders buiten de wet die zonder uw toestemming deelnemen aan de insurrectionele beweging voor de emancipatie van het hele werkende volk.
Maar weet goed dat de Waarheid uiteindelijk de Kracht overwint. De Raad zal zich ondanks al uw dreigementen niet onttrekken aan de taken die haar werden opgedragen, want ze heeft er het recht niet toe en ze heeft ook het recht niet om zich het recht van het volk toe te eigenen. – De Revolutionaire Militaire Raad van de regio van Goeliaj-Polje – Ondertekend: Tsjernoknisjni, voorzitter; Kogan, ondervoorzitter; Kardbeit, secretaris; Koval, Petrenko, Dotzenko en de andere leden van de Raad.
De feiten die tot hiertoe verhaald werden hebben de lezer kunnen vertrouwd maken met de sfeer, de tendensen en de conflicten die de Oekraïense beweging van 1917-1921 tekenden. De verdere gebeurtenissen zijn slechts het logische vervolg op wat voorafging. Ze vallen makkelijk te begrijpen.
Dit laat ons toe om van hier af aan ons verhaal gevoelig in te perken, de details achterwege te laten en ons te beperken tot de essentiële trekken en de ware betekenis van dit epos.
Bolsjevistische voorbereidingen van een gewapende invasie van de vrije regio – De tweede campagne van Denikin – Uiteraard was het conflict met Dibenko slechts de proloog van het aangekondigde drama.
Het antwoord van de Raad maakte de bolsjevistische autoriteiten razend. En het bewees hen vooral dat ze alle hoop om de regio “op vreedzame wijze” te onderwerpen aan hun dictatuur konden laten varen.
Vanaf dat moment overwogen de bolsjevieken een gewapende aanval tegen de regio.
De perscampagne tegen de Makhnovtsjina werd intenser. Men schreef de beweging de ergste laagheden, de vreselijkste misdaden toe. Systematisch hitste men de rode troepen, de communistische jeugd en de sovjetbevolking in het algemeen op tegen de “anarcho-bandieten” en de “rellende koelakken”. Zoals eertijds in Moskou – en later tijdens de revolte van Kronstadt – leidde Trotski in hoogsteigen persoon een verbeten campagne tegen de vrije regio. Hij was naar de Oekraïne gekomen om het eventuele offensief te leiden en in afwachting daarvan schreef hij een reeks agressieve artikels waarvan het meest gewelddadige verscheen in het nummer 51 van zijn krant Op weg, onder de titel “Makhnovtsjina”. Volgens Trotski was de insurrectionele beweging slechts een gecamoufleerde revolte van de rijke boeren (“koelakken”) die de macht wilden veroveren in de regio. Volgens Trotski waren alle mahknovistische en anarchistische discours over de vrije commune van de werkers slechts een krijgslist. In werkelijkheid wilden de makhnovisten en de anarchisten in de Oekraïne hun eigen “anarchistische autoriteit” vestigen die zou neerkomen op de “autoriteit van de rijke koelakken”.
Het was diezelfde Trotski die wat later zijn beruchte uitspraken deed waarin hij zij dat er voor alles komaf gemaakt moest worden met de Makhnovtsjina. “Het is beter om de hele Oekraïne aan Denikin over te laten dat een uitbreiding van de makhnovistische beweging toe te laten. De beweging van Denikin is openlijk contrarevolutionair en kan later makkelijk ondermijnd worden door klassepropaganda, terwijl de Makhnovtsjina zich onder de massa’s ontwikkelt en de massa’s juist tegen ons in opstand brengt.” (Citaat overgenomen uit het werk van Arsjinov.)
Hij zei zulke dingen tijdens de vergaderingen van commandanten en militaire leiders en bewees op die manier dat hij zich langs de ene kant bewust was van de revolutionaire volkse essentie van de makhnovistische beweging en dat hij langs de andere kant helemaal niets begreep van de beweging van Denikin.
De bolsjevieken ondernamen toen een reeks verkenningsoperaties in de vrije regio. Hoge ambtenaren en gegradeerde militanten – Kamenev, Antonov-Ovsejenko en anderen – brachten een bezoek aan Makhno en onder het mom van vriendschappelijkheid stelden ze vragen, bekritiseerden ze en gingen zelfs over tot insinuaties en onverhulde dreigementen.
De “putsch” van de voormalige tsaristische officier Grigoriev – hoewel het wel van een zeker belang is we gaan er hier niet dieper op in – die, met het akkoord van de bolsjevieken, geliquideerd werd door de Makhnovtsjina, remde deze campagne voor een tijdje. Maar het duurde niet lang voor die weer in alle hevigheid toesloeg.
In mei 1919 probeerden de bolsjevieken Makhno te vermoorden. Het complet werd door Makhno zelf ontdekt dankzij zijn gewoonlijke listigheid en ook dankzij een gelukkig toeval. Een ander toeval en de snelheid van zijn reactie lieten hem toe om ook de hand te leggen op de organisatoren van het complot. Ze werden geëxecuteerd.
Meermaals werd Makhno door kameraden die in de bolsjevistische instellingen werkten, gewaarschuwd om niet in te gaan op oproepen vanuit Jekaterinoslav of Kharkov, noch elders, want elke officiële oproep kon een valstrik zijn waar de dood hem opwachtte.
Maar het ergste was dat juist op het moment dat het “witte gevaar” immens werd en Denikin net in de Makhnovistiche sector onophoudelijk Kaukasische versterkingen kreeg, de bolsjevieken volledig ophielden met de bevoorrading van de opstandelingen. De bezwaren, de alarmkreten, de protestmoties… het diende allemaal nergens toe. De bolsjevieken waren beslist om de blokkade van de makhnovistische sector nauwgezet toe te passen en zo gewapende krachten van de regio te vernietigen.
Hun plan was erg eenvoudig: de Makhnovtsjina laten vernietigen door Denikin terwijl ze zich voorbereiden om Denikin vervolgens met hun eigen krachten terug te slaan.
Zoals we zullen zien, vergisten ze zich vreselijk in hun berekeningen. Ze waren zich absoluut niet bewust van de werkelijke kracht noch van de verre bedoelingen van Denikin. En nochtans wierf die systematisch aanzienlijke contingenten aan in de Kaukasus, in de regio van Don en die van de Koeban met het zicht op een algemene campagne tegen de Revolutie. Denikin was enkele maanden daarvoor door de makhnovistische opstandelingen tot aan de zee teruggedreven, maar nu werkte hij met evenveel energie en zorgvuldigheid aan de hergroepering, bewapening en voorbereiding van zijn troepen. Hij wist dat hij allereerst de Makhnovtsjina moest vernietigen omdat de opstandelingen van Goeliaj-Polje een permanent gevaar vormden voor zijn linkerflank.
De bolsjevieken wisten daar allemaal niets van – of beter, ze wilden er niets van weten – en bekommerden zich vooral over de strijd die ze moesten leveren tegen de mahkovtsjina.
Eind mei 1919 ontketende Denikin zijn tweede campagne waarvan de grootte en de heftigheid niet alleen de bolsjevieken, maar ook de Makhnovtsjina verraste.
Begin juni werden de vrije regio en de hele Oekraïne langs twee kanten tegelijkertijd bedreigd: in het zuidoosten door het krachtige offensief van Denikin; in het noorden door de vijandelijke houding van de bolsjevieken die Denikin zonder de minste twijfel de Makhnovtsjina zouden laten verpletteren en hem dat zelfs zouden vergemakkelijken.
Het vierde Congres van de vrije regio – Het bevel n° 1824 van Trotski en de eerste gewapende aanval van de bolsjevieken tegen de vrije regio – In deze moeilijke omstandigheden besliste de Revolutionaire Militaire Raad van Goeliaj-Polje om een bijzonder Congres te houden van boeren, arbeiders, partizanen en rode soldaten uit meerdere streken van de departementen van Jekaterinoslav, Kharkov, Kherson, Tauride en het bassin van de Donetz.
Dit vierde regionale Congres werd op 15 juni bijeengeroepen. Het moest vooral de algemene situatie, net als de middelen bestuderen om het dodelijke gevaar af te wenden dat boven de regio hing zowel door de stormloop van Denikin als door de ongeschiktheid van de sovjet-autoriteiten om daar iets tegen te doen.
Het Congres moest ook nog het probleem van de verdeling van de levensmiddelen onder de hele bevolking van de regio bespreken en tenslotte het probleem van de lokale zelfadministratie.
Hieronder staat de tekst van de oproep daarover die de Revolutionaire Militaire Raad aan de werkers van de Oekraïne richtte:
Convocatie van het vierde bijzondere Congres van afgevaardigden van boeren, arbeiders en partizanen (telegram n° 416).
Aan alle uitvoerende comités van de districten, kantons, communes en dorpen van de departementen van Jekaterinoslav, Tauride en de omliggende regio’s; aan alle eenheden van de eerste insurrectionele divisie van de Oekraïne (Makhnovtsjina); aan alle troepen van het Rode Leger die in dezelfde regio gelegerd zijn.
Aan allen, aan allen, aan allen.
Tijdens haar zitting van 30 mei kwam het uitvoerend comité van de Revolutionaire Militaire Raad, na het bestuderen van de situatie van het front, gecreëerd door de witte bendes en ook door de algemene – politieke en economische – situatie van de Sovjetmacht, tot het besluit dat alleen de werkende massa’s zelf, en niet de personaliteiten noch de partijen, er een oplossing voor kunnen vinden. Daarom heeft het uitvoerend comité van de Revolutionaire Militaire Raad beslist om op 15 juni een bijzonder Congres bijeen te roepen in Goeliaj-Polje.
Verkiezingswijze: 1° per 3000 werkers zullen de boeren en arbeiders één afgevaardigde sturen; 2° de opstandelingen en rode soldaten zullen één vertegenwoordiger per troepeneenheid afvaardigen; 3° de staven: die van de divisie van Batko Makhno twee afgevaardigden; die van de brigades één per brigade; 4° de uitvoerende comités zullen één afgevaardigde per politieke fractie sturen; 5° de organisaties van de districten – die de sovjet als basis erkennen – zullen één afgevaardigde per organisatie sturen.
Opmerkingen: a) de verkiezingen van de afgevaardigden van de werkers zullen plaatsvinden tijdens de algemene assemblees van de dorpen, kantons, fabrieken en bedrijven; b) de bijzondere zittingen van de sovjets of de comités van de verschillende eenheden zullen geen afgevaardigden sturen; c) gezien de Revolutionaire Militaire Raad niet over de nodige middelen beschikt, zullen de afgevaardigden zelf eten en geld moeten meenemen.
Dagorde: a) verslag van het uitvoerend comité van de Revolutionaire Militaire Raad en verslagen van de afgevaardigden; b) de huidige situatie; c) de rol, de taken en het doel van de sovjet van afgevaardigden van boeren, arbeiders en rode soldaten van de regio van Goeliaj-Polje; d) reorganisatie van de Revolutionaire Militaire Raad van de regio; e) de militaire organisatie van de regio; f) het probleem van de bevoorrading; g) de landbouwkwestie; h) financiële kwesties; i) de eenheid van boeren en arbeiders; j) openbare veiligheid; k) uitoefening van recht in de regio; l) lopende zaken
Het uitvoerend comité van de Revolutionaire Militaire Raad, Goeliaj-Polje, 31 mei 1919
Onmiddellijk na deze oproep beslisten de bolsjevieken om de regio van Goeliaj-Polje aan te vallen.
Terwijl de opstandelingen optrokken naar de dood en zich weerden tegen de verbeten aanval van de kozakken van Denikin, trokken de bolsjevistische regimenten de opstandige regio vanuit het noorden binnen en vielen er de Makhnovtsjina in de rug aan.
De bolsjevieken vielen de dorpen binnen, arresteerden de militanten en fusilleerden hen ter plekke; ze verwoestten de vrije communes en andere lokale organisaties.
Het was Trotski in hoogsteigen persoon die de aanval beval. Kon hij verdragen dat op twee stappen van “zijn Staat” een onafhankelijke regio bestond? Kon hij zijn woede en haat inhouden wanneer hij de vrijmoedige woorden hoorde van een bevolking die in vrijheid leefde en die in haar kranten zonder vrees noch respect over hem als een eenvoudig staatsambtenaar sprak: over hem, de grote Trotski, de “übermensch” zoals zijn acolieten in Frankrijk en elders hem tot op de dag van vandaag noemen?
Deze bekrompen, maar buitengewoon trotse en kwade persoon, deze begaafde polemist en orator, was – dankzij de ontsporing van de Revolutie – “onfeilbaar” militair dictator geworden van een immens land. Kon deze “halfgod” de nabijheid van een vrij volk tolereren dat hij beschouwde en behandelde als zijn persoonlijke vijanden?
Trouwens, eender welke ‘staatsman’, eender welke socialistische ‘opperpriester’, zelfs al was die minder pretentieus en haatdragend, zou op dezelfde manier als hem gehandeld hebben. Laten we ook niet vergeten dat hij handelde in overeenstemming met Lenin.
Uit elke regel van de vele bevelen die hij tegen de Makhnovtsjina uitvaardigde spreekt grenzeloze hoogmoed en schuimende woede.
Ziehier eerst en vooral zijn beruchte bevel n° 1824 dat hij uitvaardigde als antwoord op de oproep van de Revolutionaire Militaire Raad van Goeliaj-Polje.
Bevel n° 1824 van de Revolutionaire Militaire Raad van de Republiek
Kharkov, 4 juni 1919
Aan alle militaire commissarissen. Aan alle uitvoerende comités van de districten van Alexandrovsk, Marioepol, Berdiansk, Bakhmoet, Pavlograd en Kherson.
Het uitvoerend comité van Goeliaj-Polje, in samenwerking met de staf van de brigade van Makhno, probeert om op de 15de van deze maand een Congres van de Sovjets en de opstandelingen van de districten Alexandrovsk, Marioepol, Berdiansk, Bakhmoet, Melitopol en Pavlograd bijeen te roepen. Dit Congres richt zich openlijk tegen de Macht van de Sovjets in de Oekraïne en tegen de organisatie van het zuidelijke front waar de brigade van Makhno opereert.
Dit Congres kan enkel leiden tot het opwekken van weeral één of andere verachtelijke revolte van het type van die van Grigoriev en aldus het front aan de Witten over te geven, het front waar de brigade van Makhno onophoudelijk terrein verliest omwille van het onvermogen, de criminele bedoelingen en de verraderlijkheid van haar chefs.
1° Bij dit bevel wordt dit Congres verboden. Het mag in geen geval plaatsvinden.
2° De hele boeren- en arbeidersbevolking zal mondeling en schriftelijk gewaarschuwd worden dat deelname aan dit Congres beschouwd zal worden als hoogverraad ten opzichte van de Republiek van de Sovjets en van het front.
3° Alle afgevaardigden die alsnog naar dit Congres zouden komen, moeten onmiddellijk gearresteerd worden en voor het Revolutionaire Militaire Tribunaal van het 14de (vroeger 2de) leger van de Oekraïne gebracht worden.
4° De personen die de oproepen van Makhno en van het uitvoerend comité van Goeliaj-Polje verspreiden moeten eveneens aangehouden worden.
5° Dit bevel gaat van kracht vanaf het moment dat het als telegram verzonden wordt. Het moet ruim verspreid worden, opgehangen worden in de openbare ruimte en aan de vertegenwoordigers van de uitvoerende comités van de kantons en dorpen gegeven worden, net als aan de vertegenwoordigers van de sovjet-autoriteiten, aan de commandanten en de commissarissen van de militaire eenheden.
Ondertekend: Trotski, voorzitter van de Revolutionaire Militaire Raad van de Republiek; Vatzetis, leidinggevend commandant; Aralov, lid van de Revolutionaire Militaire Raad van de Republiek; Kosjkarev, militair commissaris van de regio van Kharkov.
“Dit document is werkelijk een klassieker,” zegt Arsjinov. “Iedereen die de Russische Revolutie wil bestuderen, moet het vanbuiten leren. Het spreekt van een dermate schokkende usurpatie van de rechten van de werkers dat het zinloos is om er verder op aan te dringen.”
“Kunnen er wetten bestaan die gemaakt worden enkele personen die zichzelf revolutionairen noemen en die hen toestaan om een heel volk, dat meer revolutionair is dan zijzelf, buiten de wet te stellen?” Dat was één van de vragen die de revolutionaire boeren twee maanden daarvoor stelden in hun bekende antwoord op Dibenko.
Het artikel 2 van het bevel van Trotski antwoordt klaar en duidelijk dat zulke wetten kunnen bestaan en dat het bevel n° 1824 er het bewijs van is.
“Bestaat er een wet die zegt dat een “revolutionair” het recht heeft om de zwaarste straffen op te leggen aan de revolutionaire massa waarvan hij beweert de verdediger te zijn, alleen maar omdat deze massa, zonder op toestemming te wachten, zelf genomen heeft wat die revolutionair hen beloofde: de vrijheid en de gelijkheid?”
Hetzelfde artikel 2 antwoordt daar bevestigend op: de hele boeren- en arbeidersbevolking wordt al op voorhand schuldig verklaard aan hoogverraad als ze zou durven deelnemen aan haar eigen vrije Congres.
“Bevelen de wetten van de Revolutie at een afgevaardigde moet gefusilleerd worden omdat hij gelooft het mandaat uit te oefenen dat hij kreeg van de revolutionaire massa die hem verkozen heeft?”
Het bevel van Trotski (artikel 3 en 4) verklaart dat niet enkel de afgevaardigden die hun mandaat uitoefenen, maar zelfs degenen die het nog niet zijn beginnen uitoefenen, aangehouden en terechtgesteld moeten worden. We moeten hier verduidelijken dat “voor het revolutionaire militaire tribunaal brengen” staat voor fusilleren. En zo werden meerdere jonge revolutionaire boeren (Kostin, Poloenin, Dobrolubov en anderen) voor het militaire tribunaal gebracht en gefusilleerd, schuldig bevonden aan het bediscussiëren van de oproep van de Revolutionaire Militaire Raad van Goeliaj-Polje.
Men zou zeggen dat de opstandelingen met hun vragen aan Dibenko het bevel n° 1824 van Trotski voorzien hadden. Ze gaven in elk geval blijk van veel doorzicht.
Uiteraard hield Trotski Makhno persoonlijk verantwoordelijk voor alles wat er in Goeliaj-Polje gebeurde.
Hij troostte zich zelfs niet de moeite om te begrijpen dat het Congres niet door de “staf van de brigade van Makhno” bijeengeroepen was, noch door het “Uitvoerend Comité van Goeliaj-Polje”, maar door een orgaan dat daar totaal onahankelijk van was: de Revolutionaire Militaire Raad van de regio.
Een veelzeggend feit: in zijn bevel n° 1824 dringt Trotski al aan op de “verraderlijkheid” van de makhnovistische leiders die, zegt hij, “onophoudelijk terrein verliezen op de Witten”. Hij ‘vergeet’ daaraan toe te voegen dat hijzelf, Trotski, op de vooravond zelf van het offensief van Denikin bevolen had om geen munitie meer te leveren aan de “brigade van Makhno”.
Het was ‘tactiek’. Het was ook een teken. Enkele dagen tevoren deden hij, Trotski, en de hele communistische pers een opbod over de veronderstelde “opening van het front” voor de troepen van Denikin. En het bevel n° 1824 werd gevolgd door vele andere bevelen waarin Trotski het leger en de rode autoriteiten opdroeg om de Makhnovtsjina met alle middelen en aan de bron zelf te vernietigen. Daarenboven gaf hij geheime bevelen om ten alle prijze Makhno, de leden van de staf en zelfs de vreedzame militanten die in de beweging slechts een louter educatieve rol speelden, te pakken te krijgen. De instructie was om hen allemaal voor een oorlogstribunaal te slepen en te fusilleren.
Nochtans wist Trotski dat het front tegen Denikin uitsluitend dankzij de inspanningen en de offers van de opstandelingen zelf gevormd was. Dit front werd gevormd op een bijzonder aangrijpend moment van hun revolte: op het moment dat de regio bevrijd was van alle vormen van autoriteit. Het front werd in het zuidoosten gevormd, als moedige schildwacht van de veroverde vrijheid. Meer dan zes maanden lang hielden de revolutionaire opstandelingen stand tegen de meest gedreven stroming van de monarchistische contrarevolutie. Ze offerden meerdere duizenden vanonder hen op. Ze stelden alle middelen van de regio ter beschikking van de zaak en bereidden zich voor om hun vrijheid tot aan de dood te verdedigen.
Ja, Trotski wist dat allemaal. Maar hij had een formele verantwoording nodig voor zijn campagne tegen het revolutionaire volk van de Oekraïne. En met monsterlijk cynisme, met onvoorstelbare onbeschaamdheid en hypocrisie liet hij dat front instorten door het geen wapens of munitie meer te verschaffen, door het alle organisatorische middelen te ontnemen. Zo kon hij dan vervolgens de opstandelingen ervan beschuldigen de revolutie te hebben verraden en de weg te hebben geopend voor de troepen van Denikin.
(Later gebruikten de ‘communisten’ in Spanje (1936-1939) dezelfde ‘tactiek’ en dezelfde procédés. Eén geval is me bekend in alle details. Onder Teruel verzekerde een ‘communistische’ brigade het front tegen Franco, naast een anarchistische brigade van ongeveer 1500 strijders. Om de vernietiging daarvan toe te laten, trokken de ‘communisten’ zich vrijwillig en heimelijk tijdens de nacht terug. De volgende morgen wierpen de fascisten zich in de bres en omsingelden de anarchistische brigade. Op de 1500 strijders konden er slechts 500 ontkomen door zich met granaten en revolvers een weg te banen door de omsingeling. De 1000 andere strijders werden afgemaakt. De dag daarop beschuldigden de ‘communisten’ de anarchisten al van verraad.)
Het vierde regionale Congres dat voorzien was voor 15 juni vond niet plaats. Reeds lang voor die datum waren de bolsjevieken en denikinisten in de regio doorgedrongen.
De bolsjevieken begonnen de bevelen van Trotski uit te voeren overal waar ze zich bevonden. Zo werden in Alexandrovsk alle arbeidersvergaderingen die belegd werden om de oproep van de Raad en de dagorde van het Congres te bestuderen verboden op straffe des doods. De alsnog belegde vergaderingen werden door gewapende troepen uiteengedreven. In andere steden en stadjes gedroegen de bolsjevieken zich op dezelfde manier. De boeren van de dorpen werden nog respectlozer behandeld: op vele plaatsen werden militanten en zelfs boeren die “verdacht” werden van activiteit ten voordele van de opstandelingen en van het Congres opgepakt en na een schijnproces gefusilleerd. Vele boeren die de oproep op zak hadden werden gearresteerd, “veroordeeld” en gefusilleerd nog voor ze op de hoogte gebracht werden van het bevel n° 1824.
Noch de makhnovistische staf, noch Makhno zelf kregen iets te horen van dit bevel: in de hoop plots een zware slag te kunnen toebrengen wilde men vermijden om hen te snel te alarmeren. De staf en Makhno namen slechts terloops kennis van dit bevel, drie dagen na de publicatie ervan.
Makhno reageerde onmiddellijk: hij stuurde naar de bolsjevistische autoriteiten een telegram waarin hij verklaarde zijn commandopost te willen verlaten als gevolg van de gecreëerde situatie.
Hij kreeg geen antwoord.
De bolsjevieken openen het front tegen Denikin om hem toe te laten de vrije regio binnen te vallen – De stormloop van de denikinisten tegen de regio – De buitengewone maatregel die Makhno trof om de situatie te redden – We zijn hier aanbeland bij de eerste uitzonderlijk dramatische wending van het makhnovistische epos, een wending die Makhno zelf, de commandanten van de verschillende legereenheden, alle opstandelingen en zelfs de hele bevolking van de vrije regio zwaar op de proef stelde.
Het feit dat deze eerste acte van het drama eindigde ter ere van zowel de enen als de anderen is vooral te danken aan de uitzonderlijke kwaliteiten, een sublieme moed en een opmerkelijke zelfdiscipline van allen die eraan deelnamen.
Enkele dagen voor de uitvaardiging van het bevel n° 1824, stelde Makhno vast dat de bolsjevieken het front in de sector van Gritsjino ongedekt lieten en dat ze op die manier vrije doorgang lieten aan de troepen van Denikin om langs de noordoostelijke flank naar Goeliaj-Polje op te rukken. Hij stelde er onmiddellijk de staf en de raad van op de hoogte.
En inderdaad: de kozakkenhordes vielen binnen in de regio, niet langs de kant van het insurrectionele front, maar aan haar linkerflank, daar waar de rode troepen gelegerd waren.
De situatie werd tragisch.
Het makhnovistische leger, dat de frontlinie Marioepol-Koetejnikovo-Taganrog verdedigde, werd overvleugeld door de troepen van Denikin die massaal optrokken naar het hart van de regio.
De boeren van die streek mochten in april dan wel hun vrijwilligers naar Goeliaj-Polje gestuurd hebben: er waren geen wapens voor hen, het ontbrak zowel aan wapens als aan munitie. Zoals we gezien hebben legden de bolsjevieken, in tegenspraak met het gesloten akkoord en de genomen engagementen, alle bevoorrading stil en saboteerden ze de verdediging van de regio. Met de woede in de keel zag de makhnovistische staf zich verplicht om de vrijwilligers terug te sturen.
De stormloop van de denikinisten was er het fatale gevolg van.
Op één dag tijd vormden de boeren van Goeliaj-Polje een regiment om hun dorp te proberen redden. Ze bewapenden zich met bijlen, speren, oude karabijnen, jachtgeweren… Ze stelden zich op voor de Witten om hen de weg te versperren. Op een vijftiental kilometer van Goeliaj-Polje, vlakbij het dorp Sviatodoekhovka, leverden ze strijd met aanzienlijke kozakkentroepen van de Don en de Koeban. De boeren van Goeliaj-Polje vochten een heftige, heldhaftige en dodelijke strijd waarin ze bijna allemaal omkwamen samen met hun commandant B. Veretelnikov, arbeider van de Poetilov-fabrieken van Petrograd, afkomstig uit Goeliaj-Polje. Toen overspoelde een ware golf van kozakken Goeliaj-Polje en bezette het op 6 juni 1919. Makhno trok zich met zijn staf, een detachement en één enkele batterij terug naar het station dat op zo’n zeven kilometer van het dorp lag; maar ’s avonds werd hij gedwongen om ook het station achter te laten. ’s Nachts hergroepeerde Makhno alle troepen waarover hij nog kon beschikken en ontketende de volgende morgen een helse tegenaanval waarmee hij de vijand uit Goeliaj-Polje verjoeg. Maar dat duurde niet lang: denikinistische reservetroepen sprongen in de bres en dwongen hem om Goeliaj-Polje defnitief te verlaten.
Nochtans bleven de bolsjevieken, hoewel ze op die manier het front voor de Witten hadden geopend en heimelijke bevelen tegen de Makhnovtsjina hadden uitgevaardigd, een vriendschappelijkheid tegenover de opstandelingen veinzen, alsof er niets veranderd was. Het was een manoeuvre om de gidsen van de beweging, en vooral Makhno, te pakken te krijgen.
Op 7 juni – twee dagen na de uitvaardiging van bevel n° 1824 – stuurde het bolsjevistische opperbevel een gepantserde trein naar Makhno, drukten hem op het hart om “tot aan het einde toe stand te houden” en beloofden versterkingen te sturen.
Twee dagen later kwamen er inderdaad een aantal detachementen van het Rode Leger aan in het station van Gajtsjoer, in de buurt van Tsjaplino, op een twintigtal kilometers van Goeliaj-Polje.
De leidinggevende commandant, Vorotsjilov (toekomstig volkscommissaris van oorlog), de commissaris van de leger, Mejlaoek en andere communistische hoge functionarissen kwamen tesamen met de detachementen aan.
Er werd schijnbaar een nauw contact gelegd tussen het rode commando en dat van de opstandelingen. Er werd een soort van gemeenschappelijke staf gevormd. Mejlaoek en Vorotsjilov nodigden Makhno uit om plaats te nemen in hun gepantserde trein, zogezegd om van daaruit gezamenlijk de operaties te leiden.
Het was één grote cynische komedie. Op dat eigenste moment had Vorotsjilov een bevel van Trotski op zak dat hem zei Makhno en alle andere verantwooordelijken van de Makhnovtsjina gevangen te nemen, de opstandelingen te ontwapenen en allen die weerstand zouden bieden zonder uitzondering te fusilleren.
Vorotsjilov wachtte slechts op het geschikte moment om dat bevel ten uitvoer te brengen.
Makhno werd door trouwe vrienden op tijd gewaarschuwd voor het gevaar dat voor hem persoonlijk, voor heel zijn leger en voor hele revolutionaire oeuvre dreigde. Zijn situatie werd alsmaar moeilijker. Langs de ene kant wilde hij ten alle prijze bloedbaden vermijden terwijl de vijand erop stond te kijken. Maar langs de andere kant kon hij zijn kameraden, zijn gewapende krachten, zijn hele zaak niet zonder slag of stoot opofferen.
Hij zocht een bevredigende oplossing, en die vond hij.
Alles weloverwogen nam hij twee uiterst belangrijke beslissingen:
1° Hij besliste om – voorlopig – af te zien van zijn post van commandant van het insurrectionele leger;
2° Hij besliste om alle eenheden van zijn leger uit te nodigen om op post te blijven en – voorlopig – het rode commando te aanvaarden in afwachting van het geschikte moment om de ontvoogdingsstrijd weer op te nemen.
Twee dagen later voerde hij dit dubbele manoeuvre tot op de letter uit, met een buitengewone finesse, koelbloedigheid en behendigheid.
Zonder boe of ba liet hij Vorotsjilov en Mejlaoek achter.
Hij verklaarde aan zijn staf dat zijn werk als eenvoudig strijder onder de rangen op dit moment nuttiger was.
En hij stuurde naar het sovjetopperbevel de volgende verklaring:
Staf van het 14de Leger, Vorotsjilov – Trotski, Voorzitter van de Revolutionaire Militaire Raad, Kharkov – Lenin, Kamenev, Moskou.
Als gevolg van het bevel n° 1824 van de Revolutionaire Militaire Raad van de Republiek heb ik een telegram verzonden naar de generale staf van het 2de Leger en naar Trotski met de vraag me te ontslaan van de post die ik momenteel bekleed. Ik herhaal mijn vraag. Ziehier de redenen waarmee ik die vraag onderbouw. Hoewel ik samen met de opstandelingen oorlog gevoerd heb tegen de witte bendes van Denikin en onder het volk slechts de liefde voor de vrijheid en de vrije actie gepreekt heb, verspreiden de hele officiële sovjetpers en de persorganen van de bolsjevistische-communistische partij geruchten over mij die een revolutionair onwaardig zijn. Men wil me laten doorgaan voor een bandiet, een medeplichtige van Grigoriev, een samenzweerder tegen de Republiek van de Sovjets die de kapitalistische orde wil herstellen. Zo stelt Trotski, in een artikel met als titel “Makhnovtsjina” (krant Op Weg, n° 51), de vraag: “Tegen wie komen de Makhnovtsjina in opstand?” En doorheen heel zijn artikel probeert hij aan te tonen dat de Makhnovtsjina niets anders zijn dan een strijdfront tegen de Macht van de Sovjets. Hij rept met geen woord over het reële front tegen de Witten, een front dat meer dan 100 kilometer lang is en waar de opstandelingen al zes maanden lang enorme verliezen lijden.
Het bevel n° 1824 verklaart me tot “samenzweerder tegen de Republiek van de Sovjets” en “organisator van een rebellie naar het beeld van Grigoriev”.
Ik beschouw het als een onschendbaar recht van de arbeiders en de boeren – een recht dat door de Revolutie veroverd werd – om zelf Congressen bijeen te roepen om er hun zaken te bespreken. Daarom vormen het verbod van de centrale autoriteit om zulke Congressen bijeen te roepen en de illegaal-verklaring ervan (bevel n° 1824) een directe en ongehoorde aanfluiting van de rechten van de werkende massa’s.
Ik begrijp perfect de houding van de centrale autoriteiten ten opzichte van mij. Ik ben er absoluut van overtuigd dat deze autoriteiten de insurrectionele beweging als incompatibel beschouwen met hun statelijke activiteit. Tegelijkertijd geloven ze dat deze beweging nauw verbonden is met mijn persoon en ze eren me met alle wrok en haat die ze koesteren voor de insurrectionele beweging in haar geheel. Niets kan dat beter aantonen dan het hierboven aangehaalde artikel van Trotski, waarin hij niet alleen tegen wil en dank leugens en laster opstapelt, maar ook getuigt van zijn persoonlijke rancune tegenover mij.
Deze vijandige houding – die momenteel agressief wordt – van de centrale autoriteiten tegenover de insurrectionele beweging leidt onvermijdelijk tot het vormen van een intern front. De werkende massa’s die vertrouwen op de Revolutie bevinden zich aan beide zijden.
Ik beschouw dit gebeuren als een immense misdaad, een onvergeeflijke misdaad tegenover het werkvolk en ik vind het mijn plicht om alles te doen wat ik kan om dat te vermijden.
De meest efficiënte manier om te vermijden dat de centrale autoriteiten die misdaad zouden begaan is volgens mij wat ik reeds zei: ik moet de post die ik nu bekleed verlaten. Ik veronderstel dat eens dat een feit is, de centrale autoriteiten zullen ophouden met me te verdenken – mijzelf en de revolutionaire opstandelingen – van anti-sovjet samenzweringen en dat ze de opstand in de Oekraïne eindelijk als een belangrijk fenomeen zullen beschouwen, als een levende en handelende uiting van de Sociale Revolutie van de massa’s, en niet als een vijandige beweging waarmee men tot nu toe slechts verhoudingen van wantrouwen en listigheid gehad heeft, waarmee men een onwaardige koehandel voor elke kist munitie heeft gedreven en waarvan men soms zelfs zover is gegaan om de bevoorrading te saboteren – wat geleid heeft tot ontelbare verliezen aan mensen en aan gebied dat door de Revolutie gewonnen was: zaken die makkelijk hadden kunnen vermeden worden indien de centrale autoriteiten een andere houding hadden aangenomen.
Ik vraag dat men bezit komt nemen van mijn post.
Station van Gajtsjoer, 9 juni 1919 – Getekend: Batko Makhno.
Ondertussen moesten de opstandelingen die zich voorbij Marioepol bevonden, terugtrekken tot aan Pologuï en Alexandrovsk.
Toen de bolsjevieken de verklaring van Makhno ontvingen, stuurden ze troepen naar het station van Gajtsjoer (ze dachten dat Makhno daar nog was). Niet om zijn post over te nemen, maar om hem gevangen te nemen. Tegelijkertijd namen ze verraderlijk de leider van de staf van het insurrectionele leger gevangen, Oserov, andere leden van de staf, Mikhaelev, Pavlenko en Boerbiga en meerdere leden van de Revolutionaire Militaire Raad. Allen werden ter plekke geëxecuteerd. Het was het startsein voor vele andere executies van makhnovisten die hier en daar in handen van de bolsjevieken gevallen waren.
Maar Makhno zelf ontkwam.
Hij had zich behendig ontdaan van de tentakels waarmee de bolsjevieken hem in Gajtsjoer omringden, kroop door de mazen van het net en vertrok spoorslags naar zijn troepen in Alexandrovsk. Hij wist dat de bolsjevieken die dachten dat hij in Gajtsjoer was zijn plaatsvervanger gingen aanduiden in Alexandrovsk.
Daar droeg hij zonder een seconde te verliezen de zaken van zijn divisie en zijn commandopost officieel over aan de nieuwe chef. Die was net benoemd en had nog geen telegram over Makhno zelf ontvangen. Arsjinov stelt vast dat “hij dat absoluut wilde doen. Hij wilde openlijk en oprecht zijn post verlaten opdat de bolsjevieken geen enkel voorwendsel zouden hebben om hem van wat dan ook te beschuldigen in verband met de zaken van de divisie die hij beval. Het spel moest strak gespeeld worden; Makhno was verplicht om het mee te spelen en deed dat goed.”
Daarna bracht hij zijn laatste krachttoer ten uitvoer.
Hij richtte een uitvoerige proclamatie tot het insurrectionele leger. Hij legde de nieuwe situatie uit. Hij verklaarde dat hij voor het moment zijn commandopost verliet en spoorde de opstandelingen aan om met dezelfde energie tegen de troepen van Denikin te blijven vechten, zonder zich te laten bezwaren door het feit dat ze een tijdlang onder het bevel van de bolsjevistische generale staf zouden staan.
De opstandelingen begrepen het.
Bijna al hun eenheden bleven op post, verklaarden het rode commando te erkennen en aanvaardden om in het bolsjevistische leger ingelijfd te worden.
De bolsjevisten dachten dat ze zegevierden.
Maar wat ze niet wisten, is dat tegelijkertijd meerdere commandanten, de meest toegewijden van de opstandelingenregimenten – in overeenstemming met Makhno – clandestien overleg pleegden en er zich plechtig toe verbonden om het gepaste moment af te wachten om terug samen te komen onder bevel van Makhno, op voorwaarde dat die daad het externe front niet in gevaar zou brengen.
Er lekte niets uit over deze beslissing.
Toen verdween Makhno, vergezeld van een klein detachement cavalerie.
De regimenten van de opstandelingen werden omgevormd tot rode regimenten, maar bleven onder bevel staan van hun gewoonlijke leiders – Kalasjnikov, Koerilenko, Boedanov, Klein, Dermendji en anderen. Ze bleven standhouden tegen de troepen van Denikin en weerhielden hem ervan om Alexandrovsk en Jekaterinoslav in te nemen.
De verpletterende opmars van Denikin – De bolsjevieken staken de strijd in de Oekraïne – Makhno schiet opnieuw in actie – Zoals we reeds zeiden, waren de bolsjevistische kopstukken zich niet bewust van de werkelijke proporties van de onderneming van Denikin.
Amper enkele dagen na de val van Jekaterinoslav en Kharkov verklaarde Trotski dat Denikin geen serieuze dreiging meer vormde en dat de Oekraïne absoluut geen gevaar liep. De dag daarop moest hij zijn mening herzien en erkende dat Kharkov erg bedreigd was.
Het werd tijd: Jekaterinoslav viel eind juni. Kharkov viel vijftien dagen later in handen van Denikin.
De bolsjevistische autoriteiten dachten er zelfs niet aan om opnieuw in het offensief te gaan, en zelfs niet om de verdediging te organiseren: de enige inspanning die ze deden was een evacuatie uit de Oekraïne. Bijna alle rode troepen werden daartoe ingezet: ze trokken zich terug naar het noorden en namen zoveel mogelijk manschappen en rijdend materiaal met zich mee. De bolsjvieken lieten de Oekraïne overduidelijk aan haar lot over: ze leverden het hele land uit aan de reactie.
Op dat moment achtte Makhno het opportuun om het initiatief van de strijd terug in handen te nemen en opnieuw op te treden als gids van een onafhankelijke revolutionaire kracht. Maar ditmaal zag hij zich verplicht om zowel tegen Denikin als tegen de bolsjevieken te vechten.
De detachementen opstandelingen die nog onder bolsjevistisch bevel stonden, ontvingen het geduldig afgewachte bericht: hun bolsjevistische oversten afzetten, uit het Rode Leger stappen en zich onder het bevel van Makhno komen reorganiseren.
Hier begint de tweede acte van het grote Oekraïense volksdrama. Die acte zou duren tot januari 1920. Laten we een poging wagen om daar een schets van te geven.
De reorganisatie van het insurrectionele leger – Het beslissende offensief van Denikin – De pogingen om zijn opmars te stuiten – Het insurrectionele leger wordt indrukwekkend groot – Nog voordat de makhnovistische regimenten het ontvangen bevel hadden kunnen uitvoeren werd reeds een nieuw insurrectioneel leger gevormd onder bevel van Makhno.
De nieuwe situatie deed zonderling denken aan de situatie die volgde op de Duits-Oostenrijkse invasie.
De houding die de denikinisten en hun meesters – voormalige landeigenaars die met het leger waren teruggekomen – aannamen ten opzichte van de werkende bevolking was, zoals we reeds zeiden, onbeschaamd en brutaal tot in het extreme. Nog maar net de touwtjes opnieuw in handen of deze heren voerden het absolutistische en feodale systeem al weer in. Vreselijke represailles, een genadeloze ‘witte’ terreur daalde neer over de dorpen en steden van de Oekraïne.
Het antwoord liet niet op zich wachten.
In grote aantallen sloegen vooral boeren op de vlucht voor de reactie en zochten naar Makhno. Ze beschouwden hem als de man die in staat was om de strijd aan te binden met de nieuwe onderdrukkers.
In minder dan vijftien dagen vormde er zich een nieuw leger onder zijn leiding. De wapens waarover dat leger kon beschikken waren ontoereikend. Maar op dat moment begonnen de ‘basisregimenten’ die uit het Rode Leger waren gestapt toe te komen. Het ene regiment na het andere kwam aan. En ze waren niet alleen vol kracht, elan en strijdlust, maar ook goed voorzien qua wapens en munitie. Toen ze uit het Rode Leger stapten, namen ze alle bewapening die ze konden dragen met zich mee. Het bolsjevistische bevel dat bij verrassing genomen was, zich in volle aftocht bevond en vreesde voor deserties onder haar eigen troepen, kon zich niet verzetten tegen deze stoutmoedige actie.
Laten we benadrukken dat er zich toen reeds een aantal rode regimenten bij de Makhnovtsjina aansloten en de rangen van het insurrectionele leger aanvulden.
Met deze nieuwe troepen poogde Makhno eerst en vooral om de divisies van Denikin tegen te houden. Het insurrectionele leger trok stapje per stapje terug om zich in de nieuwe situatie te oriënteren en om van de eerste gelegenheid gebruik te maken om opnieuw in het offensief te gaan.
Maar de denikinisten waren waakzaam. Ze waren de verliezen en nederlagen niet vergeten die ze door toedoen van de Makhnovtsjina de vorige winter geleden hadden. Het denikinistische opperbevel zette een heel legerkorps (meerdere regimenten cavalerie, infanterie en artillerie) in tegen de Makhnovtsjina.
Terwijl het insurrectionele leger zich langzaam terugtrok tegenover de superieure krachten van de vijand, ontwikkelde zich een erg speciaal aspect binnen haar rangen waar we hier dieper op in willen gaan.
Denikin was geïrriteerd door de heropleving en de verbeten weerstand van de Makhnovtsjina. Die weerstand vertraagde en belemmerde zijn opmars. Daarom voerde hij niet alleen oorlog tegen het leger van Makhno als dusdanig, maar tegen de hele boerenbevolking: bovenop de gewoonlijke wreedheden en gewelddaden werden de dorpen die hij kon innemen te vuur en te zwaard verwoest. De meeste boerenwoonsten werden geplunderd en vervolgens in brand gestoken. Honderden boeren werden gefusilleerd. De vrouwen werden mishandeld en de joodse vrouwen, die vrij talrijk waren in de Oekraïense dorpen, werden zowat allemaal – in het bijzonder in Goeliaj-Polje – verkracht.
Dit soort van ‘oorlog’ verplichtte de dorpsbewoners die door de opmars van de denikinisten bedreigd werden om hun huizen achter te laten en “ervandoor te gaan”.
Duizenden boerenfamilies die hun dorpen hadden ontvlucht en hun vee en persoonlijke spullen hadden meegenomen, sloten zich aan en volgden het makhnovistische leger in haar terugtocht.
Het was een ware boerenmigratie. Het was een enorme massa mannen, vrouwen en kinderen die het leger omringden en over honderden kilometers volgden in haar trage terugtocht naar het westen.
Ik kwam toe bij het leger van Makhno op het moment dat die fabelachtige terugtocht begon. Ik heb dit pittoreske “koninkrijk op wielen” zoals men het later zou noemen met eigen ogen kunnen zien. Ik heb het gevolgd in haar fantastische beweging.
In het jaar 1919 kende de Oekraïne een uitzonderlijke droogte. Deze menselijke zee, met het vee (meer bepaald duizenden runderen) en allerlei soorten voertuigen, bewoog zich traag over de stoffige wegen en de omliggende velden. Deze massa vormde eigenlijk de bevoorradingstrein van het leger: ze ontwikkelde zelf bevoorradingsdiensten, materiële diensten en gezondheidszorg.
Het eigenlijke leger mengde zich niet onder dit bewegende koninkrijk. Het bewoog zich uitsluitend over de wegen, met uitzondering van de eenheden die naar de strijd vertrokken om het gros van de troepen te dekken en te beschermen. De cavalerie bleef bijna altijd ver weg van het leger, omdat ze voortdurend aanvallen moesten afweren.
Wanneer er geen gevechten aan de gang waren, opende de infanterie de mars van het leger. De infanterie verplaatste zich met “tatsjanki”. Elke “tatsjanka” werd door twee paarden voortgetrokken en vervoerde de koetsier die vooraan zat en twee strijders die achteraan zaten. In bepaalde secties werden er mitrailleurs opgesteld tussen de zitplaatsen voor de twee strijders. De artillerie sloot de mars.
Op het eerste voertuig wapperde een grote zware vlag. Op beide kanten van de vlag stond “De Vrijheid of de Dood” en “De grond aan de boeren, de fabrieken aan de arbeiders”. Die slogans waren in zilveren letters op de vlag geborduurd.
Ondanks de omstandigheden, de gevaren en de bijna dagelijkse gevechten was heel dit volkje opgewekt en vol goede moed. Ieder had zijn taak in de verschillende diensten van het leger. Ieder trok zich het lot van allen aan en allen droegen zorg voor elkeen. Van tijd tot tijd weerklonken er volks- of revolutionaire liederen die dan door duizenden stemmen werden overgenomen.
Wanneer het leger in een dorp aankwam bleef heel die massa daar kamperen tot het bevel kwam om weer op weg te gaan. Dan zette alles zich zonder dralen in gang, altijd naar het westen, altijd onder begeleiding van de echo’s van gevechten die rondom dit “koninkrijk” plaatsvonden.
Tijdens deze terugtocht die, zoals de lezer onmiddellijk zal zien, bijna vier maanden duurde lieten duizenden van deze vluchtelingen het leger achter, trokken uit op avontuur en verspreidden zich over de hele Oekraïne. De meerderheid was voor altijd hun woonsten en eigendommen kwijtgespeeld. Sommigen slaagden erin om een nieuwe haard te vinden, maar velen schoten er hun leven bij in, neergemaaid door uitputting en ziekte of in handen van de Witten gevallen.
Eerst probeerde het insurrectionele leger om zich aan de Dnjepr te verschansen, vlakbij Alexandrovsk. Een tijdlang slaagde het erin om de bekende, strategisch erg belangrijke brug van Kitsjkaz (één van de belangrijkste van Rusland) over de Dnjepr in handen te houden. Maar overweldigend door de grote overmacht van de vijand moesten de Makhnovtsjina de brug verlaten en zich terugtrekken, eerst naar Dolinskaja, daarna naar Elisabethgrad.
Ondertussen verloor het kleine aantal rode troepen dat hier en daar in de Oekraïne en vooral in de Krim gebleven was, volledig gedemoraliseerd door de houding van het bolsjevistische opperbevel, alle militair belang. De soldaten beschouwden de vlucht van de bolsjevistische autoriteiten uit de Oekraïne als een desertie van de revolutionaire zaak. Meerdere leiders gaven kennis van hun wantrouwen ten opzichte van het opperbevel. Min of meer door de autoriteiten aan hun lot overgelaten, werden deze troepen neerslachtig van de non-activiteit, de twijfel en de angst. Voor deze mensen was Makhno de enige revolutionaire hoop van het land. Alsmaar meer keerden de blikken van allen die ter plekke de vrijheid wilden verdedigen zich naar hem.
In de maand juli kwamen eindelijk bijna alle rode regimenten die in de Krim gebleven waren in opstand. Ze zetten hun leiders af en gingen op weg om zich bij de troepen van Makhno aan te sluiten. Deze actie werd kundig voorbereid en verwezenlijkt door de reeds vernoemde makhnovistische commandanten. Toen die het bericht hadden gekregen om het insurrectionele leger opnieuw te vormen, namen ze niet alleen de origineel insurrectionele detachementen mee, maar ook de quasi-totaliteit van de bolsjevistische troepen.
Met geforceerde dagmarsen, beladen met een grote hoeveelheid wapens en munities, trokken deze regimenten – talrijk en vers, goed georganiseerd en erg opgewekt na hun revolte – op naar het station van Pomostsjnaja, op zoek naar Makhno.
Het was een zware slag voor de bolsjevieken want hun militaire troepen in de Oekraïne waren nu bijna tot nul herleid.
De samenvoeging vond plaats begin augustus in Dobrovelitsjkovka, een belangrijk dorp in het departement van Kherson.
Het leger van Makho werd daardoor indrukwekkend groot. Nu kon hij een grote militaire actie ondernemen; en hij kon zelfs aan de overwinning denken.
Makhno hield nu halt, vooral om zijn troepen te hergroeperen. Van overal kwamen er vrijwilligers toegestroomd. Makhno plaatste voorposten overal rondom het bezette district – tussen Pomostjnaja, Elisabethgrad en Voznezensk – en ging toen over tot de definitieve reorganisatie van zijn leger.
Het leger bestond nu uit zowat 20 000 strijders. Ze waren onderverdeeld in vier brigades infanterie en cavalerie, een divisie artillerie en een regiment mitrailleurs.
De gehele cavalerie, geleid door Stjoes, telde 2000 à 3000 sabels. Het regiment mitrailleurs beschikte op bepaalde momenten over 500 mitrailleurs. De artillerie was voldoende. Er werd een speciaal eskader van 150 à 200 cavaleristen gevormd dat Makhno altijd moest begeleiden in zijn verplaatsingen, raids en krijgsondernemingen.
Toen de hergroepering volbracht was, ontketende Makhno een heftig offensief tegen de troepen van Denikin.
De strijd was bijzonder verbeten. Meermaals werd het denikinistische leger tot 50 en zelfs 80 kilometer naar het oosten teruggedreven. Maar het duurde niet lang of de Makhnovtsjina begonnen gebrek aan munitie te hebben. Twee op de drie aanvallen hadden bevoorrading als enige doel. Langs de andere kant wierp Denikin grote aantallen verse reserves in de strijd. Hij wilde ten allen prijze het hele insurrectionele leger verpletteren om in alle veiligheid naar Moskou te kunnen optrekken. Het toppunt van het ongeluk was dat de Makhnovitsjina zich tegelijkertijd nog moesten verdedigen tegen een aantal bolsjevistische troepen die zich vanuit Odessa en de Krim een weg baanden doorheen de Oekraïne. Die troepen bonden de strijd aan met alle gewapende krachten die ze op hun weg tegenkwamen. En dus ook met de insurrectionele troepen.
Uiteindelijk werd de situatie onhoudbaar en zag Makhno zich verplicht om de regio van Pomostjnaja-Elisabethgrad-Voznezensk te verlaten en terug te trekken naar het westen.
Zo begon de beruchte terugtocht van meer dan 600 kilometer van de regio Bahkmoet-Marioepol tot aan de grenzen van het departement van Kiev. Deze terugtocht duurde bijna twee maanden, van augustus tot eind september 1919.
De grote terugtocht van het insurrectionele leger (augustus – september 1919) – De definitieve omsingeling – De slag van Peregonovka (26 september 1919) – De overwinning van de Makhnovtsjina en hun verpletterend offensief – Het spijt me dat ik hier niet alle gebeurtenissen in hun details kan vertellen. Laten we ons beperken tot de essentie van het verhaal.
De bedoeling van Denikin was om het makhnovistische leger te omsingelen en volledig uit te roeien.
Hij wierp een aantal van zijn beste regimenten in de strijd. Sommige van die regimenten bestonden uitsluitend uit jonge officieren die “dat uitschot van moejiks” bijzonder haatten. Binnen die regimenten onderscheidden zich het eerste regiment van Simferopol en het tweede van Labinski door hun dapperheid, hun strijdbaarheid en hun onuitputtelijke energie.
Bijna dagelijks vonden er hevige, ongezien gewelddadige gevechten plaats. Eerlijk gezegd was het eerder een ononderbroken veldslag die twee maanden duurde. Voor beide kampen was de strijd bijzonder hard.
Gedurende de hele terugtocht zat ik bij het leger van Makhno. Vijf kameraden, Arsjinov en mezelf inbegrepen, vormden er de ‘Commissie voor propaganda en onderricht’. Ik herinner me dat ik die dagen heb geleefd als een ononderbroken nachtmerrie.
De zomernachten duurden maar enkele uren en stonden amper een korte rust toe aan de troepen en rijdieren. Vanaf het eerste ochtendgloren werden ze bruusk gewekt door het ratelen van machinegeweren, ontploffingen, paarden in galop,… Het waren de denikinisten die keer op keer probeerden om hun net van vuur en lood rond de Makhnovtsjina toe te trekken.
Elke dag opnieuw herbegonnen ze hun manoeuvres en dreven ze de troepen van Makhno alsmaar meer in het nauw. Telkens spanden ze hun net een beetje aan en lieten alsmaar minder bewegingsruimte aan de opstandelingen.
De wrede gevechten bleven dag na dag doorgaan, vaak afgrijselijke man tegen man gevechten, zowel aan de middelste linies als op de flanken van het makhnovistische leger. Pas bij het vallen van de nacht hielden de gevechten op. En elke nacht opnieuw moest het insurrectionele leger zich terugtrekken en kon het slechts ternauwernood ontsnappen langs een soort van corridor die alsmaar nauwer werd. Het was de enige manier om te vermijden dat het denikinistische net hen volledig zou omsluiten. En bij het aanbreken van de dag moest het insurrectionele leger opnieuw het hoofd bieden aan de onverbiddelijke vijand die weer omsingelingsmanoeuvres uitvoerde.
Het ontbrak de opstandelingen aan kledij, aan schoenen, soms ook aan levensmiddelen. In een verzengende hitte, onder een loodgrijze hemel en een hagelslag van kogels en obussen, werden ze alsmaar verder weggedreven van hun land en gingen ze een onbekende bestemming en een onbekend lot tegemoet.
Tegen het einde van augustus kreeg het legerkorps van Denikin dat al zo zwaar op Makhno drukte, nog versterking van nieuwe troepen die uit de buurt van Odessa en Voznezensk gekomen waren. Denikin, die met het merendeel van zijn troepen reeds naar Orel (niet ver van Moskou) optrok en het Rode Leger terugdrong, wilde zo snel mogelijk komaf maken met de Makhnovtsjina. Want zolang die zich in het achterland bevonden voelde hij zich niet veilig.
De situatie werd elke dag erger. Maar Makhno wanhoopte niet. Onverstoorbaar zette hij zijn behendige terugtrekkingsmanoeuvres door. En de strijders, begeesterd door hun ideaal, bewust van hun taak en wetende dat ze vochten voor hun eigen zaak, verwezenlijkten elke dag opnieuw ware mirakels van moed en weerstand.
Men besliste om de omgeving van de spoorwegen, waarlangs de terugtocht tot dan toe verliep, te verlaten. De pantsertreinen die recentelijk aan de denikinisten ontnomen waren werden opgeblazen. Eén van die pantsertreinen was erg krachtig: het was de beruchte “Onoverwinnelijke”.
De terugtocht ging door langs buurtwegen, van dorp tot dorp en verliep alsmaar moeizamer. Maar op geen enkel moment lieten de opstandelingen de moed zakken. Allemaal koesterden ze de innige hoop de vijand te verslaan. Allemaal verdroegen ze dapper de moeilijke situatie. Met onwrikbaar geduld, een wil die tot aan het uiterste gespannen stond, onder het vreselijke en voortdurende vuur van de vijand, sloten ze de gelederen rondom hun gids en geliefde kameraad.
Makhno zelf was zowat dag en nacht wakker. Hij onderbrak zijn krankzinnige activiteit met amper enkele uren slaap. Van top tot teen was hij bedekt met stof en droop van het zweet, maar hij was onvermoeibaar. Voortdurend haastte hij zich van de ene flank naar de andere, moedigde de strijders aan en wierp zich vaak zelf verbeten in de strijd. Al zijn gedachten waren gericht op dat moment waarop hij, gebruik makende van één of andere fout van de vijand, haar een beslissende slag zou kunnen toebrengen.
Met een scherpe blik hield hij alle bewegingen, alle manoeuvres van de denikinisten in de gaten. Onophoudelijk stuurde hij in alle richtingen verkenningspatrouilles uit. Op elk uur ontving hij precieze verslagen. Want hij wist maar al te goed dat de minste vergissing van zijn kant fataal kon zijn voor het hele leger, en dus voor het hele revolutionaire oeuvre.
Hij wist ook dat hoe meer de troepen van Denikin optrokken naar het noorden, hoe kwetsbaarder hun achterhoede werd door de uitgestrektheid van het front. Hij hield rekening met deze omstandigheid en wachtte zijn uur af.
Midden september bereikte het insurrectionele leger de stad Oeman, in het departement van Kiev. Die stad was in handen van de petljoerovtsi.
Petljoera was in oorlog met Denikin. Die liet in zijn mars op Moskou het westen van de Oekraïne voorlopig links liggen, na de nederlaag van de bolsjevieken dacht hij dat makkelijk te kunnen innemen.
Wat zou de houding van de petljoerovtsi ten opzichte van de Makhnovtsjina zijn? Wat moest de houding van de Makhnovtsjina ten opzichte van de petljoerovtsi zijn? Moesten ze aangevallen worden? Moest men hen vragen om een vrije doortocht door hun gebied en stad, zonder dewelke het niet mogelijk was om de terugtocht verder te zetten? Moest men hen voorstellen om zij aan zij te vechten tegen de denikinisten? Of moest men hen simpelweg een neutraliteit voorstellen en daar vervolgens de voordelen uit halen?
Alles weloverwogen leek dat laatste de meest aangewezen oplossing.
We moeten benadrukken dat het insurrectionele leger op dat moment ongeveer 8000 gewonden telde. In de omstandigheden van dat moment konden die gewonden geen medische hulp krijgen. Daarenboven vormden ze een enorme achterhoede die aan het leger plakte en haar bewegingen en militaire operaties ongelooflijk hinderde. De staf was van plan om aan de autoriteiten van Oeman te vragen om op z’n minst de zwaargewonden tot de ziekenhuizen van de stad toe te laten.
Door een gelukkig toeval, net op het moment dat al deze problemen bediscussieerd werden in het kamp van de opstandelingen, kwam er een delegatie van Petljoera toe. De delegatie verklaarde dat aangezien de petljoerovtsi in oorlog waren met Denikin, ze wilden vermijden om een nieuw front te scheppen en de vijandelijkheden tegen de Makhnovtsjina te beginnen. Dat kwam perfect overeen met de verlangens van de Makhnovtsjina.
Uiteindelijk werd er een pact gesloten tussen beide kampen dat een strikt militaire neutraliteit vooropstelde. Daarenboven stemden de petljoerovtsi ermee in om de gewonden in hun ziekenhuizen op te nemen.
Het pact bepaalde dat deze strikt militaire neutraliteit alleen de huidige situatie aanging en noch aan de ene zijde, noch aan de andere verplichtingen of beperkingen van politieke of ideologische orde oplegde. Ikzelf heb deelgenomen aan de onderhandelingen en sta erop het belang van deze clausule te benadrukken. De Makhnovtsjina wisten dat de petljoeriaanse massa veel sympathie koesterde voor hen en het oor leende aan hun propaganda. De kwestie was dus om speelruimte te hebben om zonder belemmeringen onder deze massa propaganda te kunnen voeren, wat eventueel een grote hulp kon betekenen voor de Makhnovtsjina. Op het moment waarop het pact gesloten werd brachten de Makhnovtsjina een pamflet uit met de titel “Wie is Petljoera?”, waarin Petljoera ontmaskerd werd als een verdediger van de gegoede klassen, als een vijand van de werkers.
De petljoeriaanse autoriteiten waren openlijke vijanden van de Makhnovtsjina, maar hadden vele redenen om tegenover hen een uiterst voorzichtige houding aan te nemen.
De opstandelingen wisten dat de ‘neutraliteit’ van de petljoerovtsi zuiver kunstmatig was en dat ze perfect in staat waren om het heimelijk met de denikinisten op een akkoordje te gooien en de Makhnovtsjina te verpletteren. Voor het insurrectionele leger ging het er vooral over om enkele dagen uitstel te bekomen, zich te ontdoen van de gewonden en een onmiddellijke aanval in de rug af te wenden. Zo niet zou het leger in een soort van doodlopend straatje terechtkomen.
Al die doelen werden bereikt. Maar langs de andere kant kreeg de argwaan van de Makhnovtsjina al snel een helse bevestiging.
Volgens het pact van ‘neutraliteit’ mocht het insurrectionele leger een gebied van tien vierkante kilometer bezetten in de buurt van het dorp Tekoetsje, in de omgeving van Oeman. De troepen van Petljoera waren verspreid over het noorden en het westen; die van Denikin bevonden zich in het oosten en in het zuiden, langs de kant van Golta.
Amper enkele dagen na het sluiten van het pact werden de Makhnovtsjina door vrienden ingelicht dat er onderhandelingen gestart waren tussen Petljoera en Denikin die samen een plan uitdokterden om de Makhnovtsjina te omsingelen en uit te roeien. Enkele dagen later, in de nacht van 24 op 25 september, meldden makhnovistische verkenners dat er zich vier of vijf denikinistische regimenten bevonden achter de opstandelingen, aan de westkant. Ze hadden er enkel kunnen geraken via het gebied dat gecontroleerd werd door de petljoerovtsi, en dus met hun hulp of op z’n minst met hun instemming.
Op 25 september ’s avonds waren de Makhnovtsjina langs alle kanten omsingeld door de troepen van Denikin. Het gros van zijn troepen bleven in het oosten geconcentreerd, maar in de rug van de Makhnovtsjina hadden ze een sterke linie gevormd. De stad Oeman was in handen van de Denikinisten gevallen die al bezig waren om de gewonden in de ziekenhuizen en bij particulieren op te sporen en af te maken.
Een order van het denikinistische bevel, waarvan enkele exemplaren in handen van de makhnovistische staf waren gevallen, zei: “De bendes van Makhno zijn omsingeld. Ze zijn volledig gedemoraliseerd, gedesorganiseerd, uitgehongerd. Ze zitten zonder munitie. Ik beveel om ze aan te vallen en te vernietigen binnen een tijdspanne van drie dagen.” Het order droeg de handtekening van generaal Slastjsov, leidinggevend commandant van de denikinistische troepen in de Oekraïne (die later in dienst ging bij de bolsjevieken).
De opstandelingen konden zich niet langer terugtrekken.
Het moment om te handelen, het is te zeggen, het moment om de beslissende slag te leveren, was aangebroken.
Het lot van het hele insurrectionele leger, van de hele beweging, van de hele zaak, hing af van deze slag.
De stad Oeman vormde het einde van de terugtocht van het insurrectionele leger. Ditmaal was het niet langer mogelijk om nog te ontkomen: de vijand zat aan alle kanten tegelijk en hielden hen in de tang.
Makhno verklaarde met de grootste eenvoud dat de uitgevoerde terugtocht tot nu toe slechts een gedwongen strategie was geweest en dat de echte oorlog ging beginnen, en wel niet later dan de dag daarop, op 26 september.
Hij trof alle voorbereidingen voor dit laatste gevecht en schetste onmiddellijk de eerste manoeuvres.
Op 25 september ’s avonds veranderen de Makhnovtsjina, die tot dan toe altijd westwaarts getrokken waren, bruusk van richting en begaven zich naar het oosten, recht op het gros van het denikinistische leger af. Laat in de avond vond de eerste schermutseling plaats vlakbij het dorpje Kroetenkoje. De makhnovistische eerste brigade viel er de voorposten van Denikin aan. Die trokken zich terug om betere posities in te nemen en vooral om de vijand mee te lokken naar het gros van het leger. Maar de makhnovisten zetten de achtervolging niet in.
Zoals Makhno verwacht had, zette dit manoeuvre de vijand op het verkeerde been. Die beschouwde de aanval als een soort van verkenning of afleiding en raakte er daardoor van overtuigd dat de opmars van de opstandelingen nog altijd westwaarts ging. De denikinisten maakten zich op om hen rond Oeman in het nauw te drijven en hen met een tangbeweging te verpletteren. Ze geloofden niet dat het insurrectionele leger een aanval op hun voornaamste troepen zou wagen. Het manoeuvre van Makhno leek hun inschattingen te bevestigen, ze bereidden zich niet voor op de eventualiteit van een frontale aanval.
Maar dat was net het plan van Makhno. Zijn redenering was erg simpel: in alle geval zou het leger verloren zijn mocht het niet door de vijandelijke omsingeling kunnen breken. Die bres was nu de enige kans op redding, hoe klein ook. En dus moest die kans gewaagd worden, het is te zeggen, moest het hele leger in de strijd tegen dat van Denikin in het oosten geworpen worden in de hoop die te verpletteren. Het manoeuvre van de avond daarvan had geen ander doel dan het misleiden van de waakzaamheid van de vijand.
In het midden van de nacht van 26 september zetten alle makhnovistische troepen zich in beweging naar het oosten. De voornaamste vijandelijke troepen waren geconcentreerd in de nabijheid van het dorp Peregonovka dat bezet gehouden werd door de Makhnovtsjina.
De gevechten begonnen tussen drie en vier uur ’s morgens. Ze werden geleidelijk aan heftiger en bereikten een hoogtepunt rond acht uur. Toen was het een ware orkaan van geschutsvuur, zowel van de ene als van de andere kant.
Makhno zelf verdween met zijn cavalerie-escorte vanaf het vallen van de avond. Hij wilde proberen om de vijand te omflanken. Tijdens de gevechten ’s morgens kwam er geen nieuws van hem.
Rond negen uur begonnen de overweldigde en uitgeputte makhnovisten terrein te verliezen. Op dat moment werd er al gevochten aan de rand van het dorp. Van verschillende kanten schoten de beschikbare vijandelijke troepen te hulp en deden nieuwe kogelregens neerdalen op de makhnovisten. Die trokken beetje bij beetje terug. De staf van het insurrectionele leger, net zoals allen die zich in het dorp bevonden en met een karabijn konden omgaan, bewapenden zich en wierpen zich in de strijd.
Het was een kritiek moment. Het leek dat de strijd verloren was en daarmee de hele zaak van de opstandelingen.
Aan allen, zelfs aan de vrouwen, werd bevel gegeven om in de straten van het dorp het vuur te openen op de vijand. Allen maakten zich klaar voor de laatste uren van strijd en leven.
Maar plots begon het vuur van de mitrailleurs en de uitbundige “hoera’s” van de vijand te tanen. De makhnovisten die zich in het dorp bevonden, begrepen dat de vijand zich aan het terugtrekken was en dat de strijd op een zekere afstand van daar verdergezet werd.
Het was Makhno die door onverwacht op te duiken, de uitkomst van het gevecht bezegelde.
Hij verscheen juist op het moment waarop zijn troepen teruggedrongen werden en de denikinisten zich opmaakten om Peregonovska binnen te trekken.
Bedekt met stof, doodop, verscheen Makhno aan de flank van de vijand vanuit een diepe ravijn. In stilte, zonder wat dan ook te roepen, maar met een brandende en vastberaden wil op het voorhoofd getekend, wierp hij zich, gevolgd door zijn escorte, op de flank van de vijand en drong diep in hun rangen door.
Bij de makhnovisten verdween alle vermoeidheid, alle ontmoediging als sneeuw voor de zon. “Daar is Batko! Batko zwaait met zijn sabel!”, hoorde men van alle kanten schreeuwen. En toen wierpen allen zich met tienvoudige moed opnieuw op de vijand, in navolging van hun geliefde gids die ten dode opgeschreven leek.
Er volgde een ongezien heftig man tot man gevecht – een “hakpartij” zoals de makhnovisten zeiden.
Hoe heldhaftig het eerste regiment officiers van Simferopol ook mocht zijn, het werd overweldigd en trok zich vechtend terug, eerst traag en ordelijk in een poging om de golf van de Makhnovtsjina te stuiten, daarna alsmaar gehaaster en wanordelijker. Uiteindelijk sloeg het hele regiment op de vlucht. De andere regimenten raakten in paniek en volgden het eerste regiment. Het hele leger van Denikin vluchtte in wanorde, liet de wapens achter en probeerde zich te redden door de revier Sinioekha, op zo’n 15 kilometer van Peregonovka, over te zwemmen. Ze hoopten nog om zich aan de overkant van de rivier te kunnen verschansen.
Maar Makhno haastte zich om alle mogelijk voordeel te halen uit de situatie waarvan hij bewonderenswaardig alle aspecten begreep. Hij stuurde de cavalerie en de artillerie er spoorslags op uit om de terugtrekkende vijand te achtervolgen. Hijzelf trok via zijwegen aan het hoofd van het best bereden regiment op om de vluchtende troepen de pas af te snijden.
Het ging over een traject van zo’n 12 of 15 kilometer.
Op het moment dat de troepen van Denikin de rivier bereikten werden ze door de makhnovistische cavalerie ingehaald. Honderden denikinisten schoten er het leven bij in. De meesten slaagden er echter alsnog in om tot aan de overkant te geraken. Maar daar werden ze opgewacht door Makhno in hoogsteigen persoon. De generale staf zelf en een reserveregiment die zich op de andere oever bevonden, werden verrast en gevangengenomen. Om niet in de handen van de makhnovisten te vallen, hingen vele officieren zichzelf op met hun lederen riemen aan de bomen van een nabijgelegen bos.
Slechts een onbeduidend deel van de troepen van Denikin – troepen die al maandenlang Makhno aan het achtervolgen waren – slaagde erin zich te redden. Het eerste regiment officieren van Simferopol en enkele andere regimenten werden volledig neergesabeld. De route van hun terugtocht lag over een afstand van twee of drie kilometer bezaaid met lijken.
Hoe vreselijk sommigen dit zicht ook zouden kunnen vinden, was het niets anders dan het logische gevolg van het duel tussen het leger van Denikin en de Makhnovtsjina. Tijdens de denikinistische achtervolging, hadden ze altijd gesproken van niets minder dan de totale uitroeiing van de Makhnovtsjina. De minste foute stap van Makhno en het insurrectionele leger was hetzelfde lot beschoren geweest. Zelfs de vrouwen die het leger volgden waarin hun mannen vochten, zouden niet gespaard zijn geweest. De Makhnovtsjina hadden genoeg ervaring om te weten met wie ze te maken hadden.
Eens de belangrijkste troepen van Denikin verpletterd waren, lieten de makhnovisten er geen gras over groeien: in drie richtingen tegelijkertijd trokken ze op naar “hun land”, naar de Dnjepr.
Deze terugkeer gebeurde aan een waanzinnige vaart. De dag na de nederlaag van de troepen van Denikin bevond Makhno zich reeds op 100 kilometer van het slagveld. Vergezeld van zijn escorte trok hij op, zo’n veertig kilometer voor de rest van het leger uit.
Een dag later namen de makhnovisten Dolinksaja, Krovoj-Rog en Nikopol in. De volgende dag werd de brug van Kitsjkaz op een drafje ingenomen en viel de stad Alexandrovsk in handen van de opstandelingen.
Met hun bliksemoffensief kregen ze de indruk door te dringen tot in het hart van een betoverd rijk: het rijk van de Schone Slaapster. Nog niemand had iets gehoord over de gebeurtenissen in Oeman. Niemand wist iets over het lot van de makhnovisten. De denikinistische autoriteiten hadden geen verdedigingsmaatregelen getroffen, ze waren verdronken in een soort van lethargie eigen aan het hinterland.
Als een bliksem bij lentehemel stortten de makhnovisten zich op hun vijanden. Na Alexandrovsk was het de beurt aan Pologuï, Goeliaj-Polje, Berdiansk, Marioepol. In tien dagen tijd werd het hele zuiden van de Oekraïne bevrijd, zowel van troepen als van autoriteiten.
Maar het ging niet alleen maar over troepen en autoriteiten.
In haar tocht doorheen steden, stadjes, dorpen, gehuchten vaagde het insurrectionele leger als een enorme bezem alle sporen van uitbuiting en onderwerping weg. Grondbezitters die teruggekeerd waren en zich aan zoiets niet verwacht hadden, herenboeren (‘koelakken’), grootindustriëlen, gendarmen, priesters, denikinistische burgemeesters, officieren die zich in de achterhoede ophielden – alles werd weggevaagd op de zegevierende weg van de Makhnovtsjina.
De gevangenissen, de commissariaten en de politiekantoren, alle symbolen van de onderwerping van het volk, werden vernietigd. Allen waarvan men wist dat ze actieve vijanden van de boeren en de arbeiders waren, waren ten dode opgeschreven.
Vooral de grootgrondbezitters en de ‘koelakken’ werden in grote getalen over de kling gejaagd. Dit feit alleen al volstaat om het tegenbewijs te leveren van het gerucht dat de bolsjevieken opzettelijk verspreid hebben als zou de makhnovistische beweging een ‘koelakken-karakter’ hebben.
En erg kenmerkende episode schiet me hier opnieuw te binnen.
Tijdens het offensief kwamen enkele makhnovistische regimenten bij een redelijk groot dorp aan. Ze hielden er halt om uit te rusten en zich op te frissen.
Onze “Commissie voor Propaganda” werd ontvangen door een boeren famillie die op het plein van het dorp woonde, recht tegenover de kerk.
We waren nog maar net begonnen met het uitpakken onze spullen of we hoorden buiten beweging, geluid, geroep.
We gingen naar buiten en zagen een massa boeren discussiëren met de makhnovistische strijders:
- Maar jawel, kameraden, we verstaan elkaar toch. Die rotzak heeft een lijst met een veertigtal namen opgesteld en heeft die aan de autoriteiten overgemaakt. Al die mensen werden gefusilleerd…
We vernamen dat het ging over de priester van het dorp. Volgens de boeren had hij vele inwoners bij de autoriteiten aangegeven als verdachten of sympathisanten van de Makhnovistsjina.
Een snel onderzoek, door enkele opstandelingen ter plekke uitgevoerd, bewees dat de boeren de waarheid spraken.
Men besliste om naar de woonst van de priester te gaan, maar de boeren zeiden dat zijn huis afgesloten was en dat hij er niet was.
Sommigen veronderstelden dat de ‘pope’ op de vlucht was. Anderen beweerden dat hij zich in de kerk zelf verborgen hield.
Een massa boeren en opstandelingen trok daarop dus naar de kerk. De poort was gesloten. Er hing een groot hangslot aan.
- Zie, hij kan daar niet binnen zitten. De poort is van buitenaf gesloten.
Maar anderen, die beter geïnformeerd waren, wisten dat de priesterniet de tijd had gehad om te vluchten en zich daarom door de koster had laten opsluiten in de kerk.
Om er het fijne van te weten te komen, braken de opstandelingen het slot open met wat geweerkolfslagen en gingen de kerk binnen.
Ze zochten de hele kerk nauwkeurig af en vonden niemand. Maar toen zagen ze een gebruikte po en een voorraad levensmiddelen.
Nu waren ze er zeker van. De priester hield zich ergens in de kerk verborgen. Misschien had hij de massa gehoord en was hij in de kerktoren geklommen in de hoop dat als zijn achtervolgers hem niet zouden vinden, ze niet verder zouden aandringen.
Langs een smalle houten trap kon men de kerktoren beklimmen. De opstandelingen stormden naar boven, stootten vijandige kreten uit en maakten een hels lawaai met hun sabels en geweren.
Toen zagen allen die op het plein stonden te kijken plots een man in zwart priestergewaad verschijnen die wanhopige gebaren maakte en schreeuwde, in de greep van een intense angst.
De man was nog jong. Zijn lange, stroblonde haren wapperden in de wind. Zijn hele lichaam was samengetrokken van angst. Hij opende zijn armen naar het plein en schreeuwde op klagende stem:
- Kleine broeders! Kleine broeders! Ik heb niets gedaan! Ik heb niets gedaan! Kleine broeders, genade! Kleine broeders…
Maar sterke handen grepen hem vast bij de zoom van zijn gewaad en trokken hem naar de trap.
Men dwong hem naar beneden te gaan. Iedereen ging de kerk uit. Men duwde de priester het plein over en deed hem, bij toeval, op de koer van ons gastgezin binnengaan.
Vele boeren en opstandelingen verdrongen zich op de koer. Anderen bleven op het plein voor de wijd open deur staan.
Onmiddellijk werd een geïmproviseerd volkstribunaal georganiseerd. Onze “Commissie” nam daar geen deel aan, we bleven gewoon getuigen van het tafereel. We lieten de bevolking zelf doen.
- Zo, wat heb je te zeggen, smeerlap? Nu moet je ervoor betalen! Neem afscheid en bid tot je god als je wil…
- Mijn kleine broeders, mijn kleine broeders, ik ben onschuldig, ik ben onschuldig. Ik heb niets gedaan. Kleine broeders…
- Hoezo, je hebt niets gedaan? Heb je dan de jonge Ivan, en daarna Paul, en dan Serge de gebochelde en nog anderen soms niet aangegeven? Ben jij het soms niet die de lijst heeft opgesteld? Wil je dat we je naar de begraafplaats brengen en je voor de rustplaats van je slachtoffers neerzetten? Of moeten we in de papieren van het politiekantoor gaan snuffelen? We zouden er misschien de lijst, door jouw hand geschreven, nog kunnen terugvinden.
De priester zakte trillend neer op zijn knieën en bleef alsmaar herhalen, de ogen woest en het zweet dat van zijn lichaam droop:
- Kleine broeders, vergeef mij. Genade!… Ik heb niets gedaan.
Een jonge vrouw, lid van onze “Commissie”, stond toevallig vlak naast hem.
De priester bleef op zijn knieën gebogen en greep de zoom van haar jurk vast. Hij bracht de jurk naar zijn lippen en smeekte:
- Mijn kleine zuster, bescherm me. Ik ben onschuldig… red me, mijn kleine zuster.
- Wat wil je dat ik doe? Als je onschuldig bent, verdedig je dan. Die mensen hier zijn geen wilde beesten. Als je echt onschuldig bent, zullen ze jou geen haar krenken. Maar als je schuldig bent, wat kan ik daar dan aan doen?
Een opstandeling, te paard, trad de koer binnen en baande zich een weg doorheen de massa.
De opstandeling werd geïnformeerd over wat er gaande was. Hij hield halt achter de priester en vanop zijn paard, liet hij zijn karwats neerdalen op de rug van de ongelukkige. Bij elke slag herhaalde hij: “Dit is omdat je het volk bedrogen hebt! Dit is omdat je het volk bedrogen hebt!”. De massa keek onverstoorbaar toe.
- Genoeg, kameraad. Hij hoeft nu ook weer niet gefolterd te worden, zei ik hem zachtjes.
- “Ah ja!”, schreeuwde hij me ironisch toe. Zij hebben uiteraard nooit niemand gefolterd, nietwaar?
Een andere opstandeling trad naar voren. Hij schudde de priester ruw dooreen:
- “Vooruit, sta recht! Genoeg komedie! Sta recht!”
De priester schreeuwde niet meer. Hij was erg bleek en leek zich amper bewust van de werkelijkheid. Hij stond op. Zijn blik in de verte gericht, bewoog hij zijn lippen zonder een woord uit te spreken.
De opstandeling deed teken aan enkele kameraden die onmiddellijk rondom de priester gingen staan.
- Kameraden, schreeuwde hij de boeren toe, jullie beweren dat deze man, een bewezen contrarevolutionair, een lijst met “verdachten” heeft opgesteld, aan de witte autoriteiten heeft overgemaakt en dat daarna meerdere boeren gearresteerd en geëxecuteerd werden. Is het dat?
- Ja, ja, dat is de waarheid!, bromde de massa. Hij heeft een veertigtal van de onzen doen vermoorden. Heel het dorp weet het.
En opnieuw noemde men de namen van de slachtoffers, verwees men naar precieze getuigenissen, stapelde men bewijzen op… Enkele verwanten van de geëxecuteerden bevestigden. De autoriteiten zelf hadden gesproken over de lijst die de priester had opgesteld.
De priester zei niets meer.
- “Zijn er boeren die deze man verdedigen?”, vroeg de opstandeling. “Iemand die twijfelt over zijn schuld?”
Niemand bewoog.
Toen greep de opstandeling de priester vast. Brutaal rukte hij hem zijn gewaad af.
- Wat een sjieke stof!, zei hij. Daar zullen we een mooie zwarte vlag van maken. Die van ons is al wat versleten.
Toen zei hij tot de priester in hemd en ondergoed:
- Op je knieeën nu, daar! En doe je gebeden zonder je om te draaien.
De veroordeelde gehoorzaamde. Hij zette zich op z’n knieën en de handen samengevouwen begon hij te prevelen: “Onze Batko die in de hemelen zij, geheiligd zij Uw naam, Uw rijk kome…”
Twee opstandelinge stonden achter hem. Ze trokken hun revolvers, richtten en schoten hem meerdere kogels in de rug. De schoten waren droog en onverbiddelijk.
Het lichaam stuikte ineen.
Het was voorbij.
De massa trok zich langzaam terug.
Makhno heeft zelf nog over een aantal andere dramatische episodes verteld waar hij zelf bij was.
Zo klopte hij vergezeld van enkele ruiters die allemaal verkleed waren als denikinistische officieren, op een avond aan bij een grootgrondbezitter die gekend stond als een wrede reactionair, bewonderaar van Denikin en folteraar van de boeren.
De zogenaamde officieren kwamen terug van hun missie en wilden even uitrusten, de nacht doorbrengen op zijn landgoed en de volgende morgen weer vertrekken.
Uiteraard werden ze met enthousiasme onthaald. ‘De heren officieren’ konden op hun gemak zijn. Het landgoed was goed bewaakt door een denikinistisch detachement. Ze moesten zich geen zorgen maken.
Ter ere van de bezoekers werd een feest georganiseerd. De officier van het bewakingsdetachement en enkele trouwe vrienden namen eraan deel. Er werd geweldig goed gegeten, vermaarde wijn en verfijnde likeur gedronken. De tongen kwamen los. Iedereen stortte zijn hart uit, vervloekte de “makhnovistische bandieten” en alle “relschoppers”. Ze wensten hun snelle en definitieve uitroeiing, klonken op de gezondheid van Denikin en het witte leger. De eigenaar was niet al te verlegen en toonde aan zijn gastheren zijn geweldig wapenarsenaal dat bestemd was om aan iedere eventualiteit het hoofd te bieden.
Naar het einde toe van de maaltijd, onthulde Makhno brutaal zijn ware identiteit. Een onbeschrijfelijke scène, verrassing, afschuw, verwarring. Het landgoed was omsingeld door makhnovisten. Het detachement was ontwapend. “Nu moet er betaald worden!”…
Schreeuwen, smeken, proberen ontsnappen, niets baatte. De eigenaar, zijn vrienden en trouwe dienaars, de officier van het detachement werd ter plaatse geëxecuteerd. De soldaten van wacht werden ondervraagd en daarnaar behandeld.
Tenslotte namen de makhnovisten alle wapens mee en trokken naar het volgende landjonkernest.
Het offensief van Denikin gebroken door de overwinning van de opstandelingen – De bolsjevieken zijn gered – Hun terugkeer in de Oekraïne – De bezetting van de zuidelijke Oekraïne door de makhnovisten was doodsgevaarlijk voor de hele contrarevolutionaire campagne van Denikin. De bevoorradingsbasis van zijn leger bevond zich tussen Volnovakha en Marioepol. In alle steden van die regio lagen enorme hoeveelheden munitie opgeslagen. Zeker, niet al die munitie viel onmiddellijk in handen van de makhnovisten. Rond Volnovakha bijvoorbeeld duurden de gevechten tussen de makhnovisten en de reservetroepen van Denikin vijf dagen. Maar langs de andere kant waren wel alle spoorwegen van de regio in handen van de opstandelingen, niet één obus kon eruit. Er kon geen oorlogsmateriaal meer vervoerd worden naar de troepen van Denikin, niet in het noorden noch elders.
Ook onder Volnovakha vochten een aantal reserve-regimenten hier en daar tegen de Makhnovtsjina, maar die werden als snel overwonnen en in de pan gehakt.
Vandaaruit wierp de makhnovistische golf zich op het bassin van de Donetz en op het noorden. In oktober namen de opstandelingen Jekaterinoslav in.
Denikin was verplicht om zijn mars op Moskou te staken. Een aantal denikinistische kranten gaven dat onmiddellijk toe.
In zeven haasten stuurde hij zijn beste troepen naar het front van Goeliaj-Polje. Maar het was te laat. De brand woedde door het hele land, van de kusten van de Zwarte Zee en van de Zee van Azov tot aan Kharkov en Poltava.
Dankzij de versterkingen – voornamelijk een grote hoeveelheid aan pantserauto’s en een uitstekende cavalerie onder leiding van Mamontov en Tsjkoero – slaagden de witten er even in om de makhnovisten weer uit Marioepol, Berdiansk en Goeliaj-Polje te verdrijven, maar de makhnovisten namen tegelijkertijd Sinelkinovo, Pavlograd, Jekaterinoslav en nog andere steden in. Denikin kon dus geen enkel voordeel halen uit die enkele, uitsluitend lokale successen.
In de loop van oktober en november bonden de belangrijkste troepen van Denikin die uit het noorden gekomen waren weer de strijd aan met Makhno. Eind oktober werden de makhnovisten – waarvan de helft trouwens geveld was door een vreselijke epidemie van exanthematische tyfus – verplicht om Jekaterinoslav te verlaten en opnieuw in het zuiden te hergroeperen. Maar ook Denikin kon zich nergens consolideren. De makhnovisten bleven hem langs verschillende kanten aanvallen. Langs de andere kant dreven de roden, die hem achtervolgden vanuit het noorden, hem op. Zijn leger was stervende. Het duurde niet lang meer of de beste elementen van zijn troepen – die uit de Kaukasus – weigerden om nog langer tegen Makhno te vechten. Ze verlieten hun posten en zonder dat het opperbevel hen ervan kon weerhouden keerden ze naar hun land terug. Het was het begin van de definitieve nederlaag van het denikinistische leger.
We hebben hier de plicht om de historische waarheid vast te leggen:
De eer om in de herfst van 1919 de contrarevolutie van Denikin te hebben verpletterd komt volledig toe aan het makhnovistische insurrectionele leger.
Als de opstandelingen niet de beslissende overwinning van Peregnovka hadden behaald en de achterhoede van Denikin niet onophoudelijk waren blijven ondermijnen door de bevoorrading van artillerie, levensmiddelen en munitie te vernietigen, zouden de witten naar alle waarschijnlijkheid ten laatste in december 1919 Moskou zijn binnengetrokken.
Toen de bolsjevieken de terugtrekking van de beste troepen van Denikin vernamen, waren ze eerst verrast. Maar toen ze de ware oorzaak van deze rechtsomkeer kenden – de nederlaag van Peregonovka en haar gevolgen – begrepen ze snel de voordelen die ze eruit konden halen. Ze vielen Denikin aan vlakbij Orel en versnelden zijn algemene terugtrekking.
Dat gevecht, net zoals enkele andere gevechten tussen de terugtrekkende witten en de roden die hen op de hielen zaten, was totaal van secundair belang. De weerstand van de witten had slechts tot doel om hun terugtrekking te beschermen en de munitie en voorraden te evacueren. Over de hele lengte van de tocht – vanaf Orel, langs Koersk tot aan de grenzen van de Zwarte Zee en van de Zee van Azov – trok het Rode Leger bijna zonder obstakel op.
Haar intocht in de Oekraïne en in de regio van de Kaukasus geschiedde exact zoals een jaar daarvoor en bezorgde het insurrectionele leger veel zorgen.
De bolsjevieken, die indirect gered waren door de revolutionaire partizanen, keerden terug naar de Oekraïne om de lauwerkrans op te halen van een overwinning die ze niet behaald hadden.
De positieve inspanningen – De verwezenlijkingen – De “vrijheden” – De permanente gewapende strijd, een leven in “een koninkrijk op wielen”, die aan de bevolking van de streek elke vorm van stabiliteit ontzegden, ontzegden haar ook op fatale wijze alle positieve, opbouwende activiteit. Nochtans gaf de beweging telkens wanneer het mogelijk was blijk van een grote ‘organische’ vitaliteit. De werkende massa’s gaven blijk van een opmerkelijke wil en creatief vermogen.
Laten we enkele voorbeelden geven.
We hebben meer dan eens gesproken over de makhnovistische pers. Ondanks de obstakels en de moeilijkheden van het uur, brachten de makhnovisten, samen met de Confederatie “Nabat”, pamfletten, kranten enzovoort uit. Ze vonden zelfs de tijd om een krachtige brochure te publiceren met als titel : “Algemene theses van de (makhnovistische) revolutionaire opstandelingen over de vrije sovjets”.
De krant De Weg naar de Vrijheid – dan weer dagelijks, dan weer wekelijks – draaide vooral om de verspreiding en concretisering van de libertaire ideeën. De Nabat was meer theoretisch en verscheen elke week. Dan was er ook nog De Stem van de Makhnovist die in het bijzonder ging over de belangen, problemen en taken van de makhnovistische beweging en het makhnovistische leger.
De brochure “Algemene theses” vatte het standpunt van de makhnovisten samen over de nijpende problemen van het moment: de economische organisatie van de streek en de vrije sovjets, de sociale bases van de op te bouwen samenleving, het probleem van de verdediging, het probleem van de uitoefening van justitie enzovoort.
Het spijt me erg dat ik hier slechts enkele citaten uit deze pers kan geven, omdat het alles is wat ik hier bij de hand heb.
Eén vraag wordt ons vaak gesteld: hoe gedroegen de makhnovisten zich in de steden en de dorpen die ze tijdens de strijd veroverden? Hoe behandelden ze de burgerbevolking? Op welke wijze organiseerden ze het leven van de bevrijde steden: administratie, productie, uitwisseling, gemeentediensten enzovoort?
Over dit onderwerp doen er veel legendes en laster de ronde. Het is dus onze plicht om die te weerleggen en ervoor te zorgen dat de waarheid het licht ziet. Aangezien ik me bij het makhnovistische leger bevond net op het moment na haar overwinning van Peregonovka, waarna ze op korte tijd enkele belangrijke centra bevrijdde (zoals Alexandrovsk en Jekaterinoslav), ben ik in staat om de lezer een getuigenis van eerste hand te geven, een waarheidsgetrouwe en exacte getuigenis.
De eerste bekommernis van de Makhnovtsjina wanneer ze als overwinnaars in een stad binnentrokken was om een gevaarlijk eventueel misverstand uit de weg te ruimen: het gevaar dat men hen nam voor een nieuwe macht, voor een nieuwe politieke partij, voor een soort van dictatuur. Onmiddellijk hingen ze dan op de muren grote affiches op die min of meer het volgende zeiden aan de bevolking:
Aan alle werkers van de stad en de omgeving
Werkers! Jullie stad is, momenteel, bezet door het (makhnovistische) revolutionaire insurrectionele leger.
Dit leger staat in dienst van geen enkele politieke partij, van geen enkele macht, van geen enkele dictatuur. Integendeel, dit leger wil de regio van alle politieke macht, van alle dictatuur bevrijden. Het wil de vrijheid van actie, het vrije leven van de werkers beschermen tegen alle overheersing en uitbuiting.
Het makhnovistische leger zal dus geen enkele autoriteit vormen. Het zal niemand onderwerpen aan wat voor verplichting dan ook. Haar rol beperkt zich tot de verdediging van de vrijheid van de werkers.
De vrijheid van de boeren en de arbeiders behoort henzelf toe en zal onder geen enkele inperking te lijden hebben.
Het is aan de boeren en arbeiders zelf om te handelen, om zich te organiseren, om met elkaar op te schieten op alle domeinen van hun leven, zoals ze het zelf uitdenken en willen.
Dat ze dus vanaf dit moment weten dat het makhnovistische leger hen niets zal opleggen, dicteren of bevelen.
De makhnovisten kunnen hen alleen maar helpen, hen deze of gene raad geven, en de intellectuele, militaire en andere krachten te stellen die ze nodig zouden hebben tot hun beschikking stellen. Maar ze kunnen noch willen hen in geen geval regeren of wat dan ook voorschrijven.
Bijna altijd eindigden de affiches met een uitnodiging aan de werkende bevolking van de stad en de omgeving om deel te nemen aan een grote bijeenkomst waar de makhnovistische kameraden “hun standpunt gedetailleerder zullen uitleggen en als het nodig is, enkele praktische raadgevingen zullen doen om aan te vangen met de organisatie van het leven in de streek op basis van vrijheid en economische gelijkheid, zonder autoriteit en zonder uitbuiting van de mens door de mens.”
Als zulke convocatie om de één of andere reden niet op dezelfde affiche kon, werd die een beetje later met speciale kleine affiches gedaan.
Gewoonlijk maakte de bevolking, die eerst een beetje verrast was door deze absoluut nieuwe manier van handelen, zich snel vertrouwd met de gecreëerde situatie en begon met veel enthousiasme en succes vorm te geven aan de vrije organisatie.
Het spreekt voor zich dat de stad, gerustgesteld door de houding van de “militaire kracht”, er ondertussen terug normaal begon uit te zien: de winkeltjes openden hun deuren weer, waar mogelijk werd het werk hernomen, de verschillende administraties begonnen weer te functioneren, er werden opnieuw markten gehouden.
In een sfeer van rust en vrijheid maakten de werkers zich op voor een positieve activiteit die de oude gebruikte radertjes op methodische wijze moest vervangen.
In elke bevrijde regio waren de makhnovisten het enige organisme dat over voldoende krachten beschikte om haar wil aan de vijand te kunnen opleggen.
Maar ze gebruikten deze krachten nooit om te overheersen, zelfs niet om politieke invloed uit te oefenen. Nooit bedienden ze er zich van tegen hun zuiver politieke of ideologische tegenstanders.
De militaire tegenstander, de samenzweerder tegen de vrijheid van actie van de werkers, het statelijke apparaat, de macht, het geweld ten aanzien van de werkers, de politie, de gevangenis: dat waren de elementen waartegen de inspanningen van het makhnovistische leger gericht waren.
Over de vrije ideologische activiteit: uitwisseling van ideeën, discussie, propaganda en vrijheid van organisaties en verenigingen met een niet-autoritair karakter. De makhnovisten verzekerden overal, integraal, de revolutionaire principes van vrijheid van woord, pers, geweten, vergadering en politieke, ideologische of andere vereniging.
In alle steden en dorpen die ze bezetten, begonnen de Makhnovitsjina met het opheffen van alle verboden en het annuleren van alle restricties die door welke macht dan ook aan de persorganen en politieke organisaties opgelegd waren.
In Berdiansk werd de gevangenis met dynamiet opgeblazen, in aanwezigheid van een enorme massa die trouwens actief deelnam aan de vernietiging van de gevangenis. In Alexandrovsk, Krivoj-Rog, Jekaterinoslav en elders werden de gevangenissen verwoest of in brand gestoken door de makhnovisten. Overal juichte de werkende bevolking deze daad toe.
Bij elke intocht werd onmiddellijk de volledige vrijheid van woord, pers, vergadering en vereniging, van alle soort en voor iedereen, afgekondigd.
Ziehier de authentieke tekst van de Verklaring die de makhnovisten daarover kenbaar maakten in de plekken die door hen bezet werden:
I. Alle socialistische partijen, organisaties en stromingen hebben het recht om vrijelijk hun ideeën, hun theorieën, hun standpunten en hun meningen, zowel mondeling als schriftelijk, te verspreiden. Geen enkele inperking van de vrijheid van socialistische pers en woord; geen enkele vervolging in dat kader.
Opmerking – de communiqués van militair karakter mogen slechts gedrukt worden op uitdrukkelijke voorwaarde dat ze aangeleverd worden door de leiding van het centrale orgaan van de revolutionaire opstandelingen: De Weg naar de Vrijheid.
II. Het leger van de makhnovistische opstandelingen laat alle politieke partijen en organisaties volledig en totaal vrij om hun ideeën te verspreiden, maar waarschuwt alle partijen dat geen enkele poging om een politieke autoriteit voor te bereiden, te organiseren en aan de werkende massa’s op te leggen geduld zal worden, aangezien zulke daden niets gemeen hebben met de vrijheid van ideeën en propaganda.
Jekaterinoslav, 5 november 1919
Revolutionaire Militaire Raad van het leger van makhnovistische opstandelingen.
Het tijdperk van de Makhnovtsjina in de Oekraïne was het enige moment tijdens de hele Russische Revolutie waarop de ware vrijheid van de werkende massa’s haar volledige uitdrukking vond. Zolang de regio vrij bleef, konden de werkers van de bezette steden en plekken – voor de eerste keer – zeggen en doen wat ze wilden en zoals ze het wilden. En vooral hadden ze eindelijk de mogelijkheid om hun leven en hun arbeid zelf te organiseren, naar hun eigen goeddunken, naar hun gevoel van rechtvaardigheid en waarheid.
Tijdens de enkele weken dat de makhnovisten Jekaterinoslav bevrijd hadden verschenen er vijf of zes kranten van diverse politieke pluimage, in alle vrijheid: het rechtse revolutionair-socialistische Narodovlastje (‘De macht van het Volk’), het links revolutionair-socialistische Znamia Vozstanja (‘De banier van de revolte’), het bolsjevieke Zvezda (‘De ster’) en nog andere. Eerlijk gezegd hadden de bolsjevieken minder het recht op vrijheid van pers en vereniging, ten eerste omdat ze de vrijheid van pers en vereniging voor de werkende klassen overal waar ze konden vernietigd hadden en ten tweede omdat hun organisatie in Jekaterinoslav direct had deelgenomen aan de criminele invasie van de regio van Goeliaj-Polje in juni 1919. Het zou niet meer dan rechtvaardig geweest zijn om hen dat betaald te zetten. Maar om de grootse principes van vrijheid van woord en vereniging niet te schaden, werden ze met rust gelaten en konden ze net als alle andere politieke stromingen genieten van de rechten die ingeschreven waren op het vaandel van de Sociale Revolutie.
De enige restrictie die de makhnovisten nodig achtten ten opzichte van de bolsjevieken, de revolutionaire socialisten en de andere etatisten, was het verbod om van die jakobijnse “revolutionaire comités” te vormen die aan het volk een dictatuur wilden opleggen.
Meerdere gebeurtenissen bewezen dat die maatregel nodig was.
Onmiddellijk nadat de makhnovistische troepen Alexandrovsk en Jekaterinoslav hadden ingenomen traden de lokale bolsjevieken uit hun schuilplaatsen en haastten zich om zulke comités (de “rev.-com.”) te vormen in een poging om hun politieke macht op te richten en de bevolking te ‘regeren’. In Alexandrovsk gingen de leden van zo’n comité zelfs zover om aan Makhno voor te stellen om “de actiesfeer” te delen, het is te zeggen, om aan Makhno de ‘militaire macht’ over te laten en aan het comité alle vrijheid van actie en ‘alle politieke en burgerlijke autoriteit’ voor te behouden. Makhno raadde hen aan om “zich aan een eerlijk beroep te wijden” in plaats van te proberen om hun wil aan de werkende bevolking op te leggen. In Jekaterinoslav vond iets gelijkaardigs plaats.
Deze houding van de Makhnovtsjina was juist en logisch: net omdat ze de volledige vrijheid van woord, pers, organisatie enzovoort wilden beschermen moesten ze zonder aarzelen maatregelen treffen tegen de formaties die deze vrijheid wilden schaden, die andere organisaties wilden uitschakelen en hun wil en dictatoriale autoriteit wilden opleggen aan de werkende massa’s.
En de makhnovisten aarzelden niet. In Alexandrovsk dreigde Makhno ermee om alle leden van het “rev.-com.” aan te houden en te executeren als ze de minste poging van die aard ondernamen. Hetzelfde in Jekaterinoslav. En toen in november 1919 uitkwam dat Polonski, een communist en commandant van het derde (makhnovistische) insurrectionele regiment, bij zulk gedoe betrokken was werd hij samen met zijn medestanders geëxecuteerd.
Na een maand werden de makhnovisten verplicht om de stad te verlaten. Maar ze hadden de tijd gehad om aan de werkende massa’s aan te tonen dat de ware vrijheid zich in handen van de werkers zelf bevond en dat ze begon te schitteren en zich begon te ontwikkelen van zodra de libertaire geest en de ware gelijkheid van rechten in hun schoot ontstond.
Het Congres van Alexandrovsk (oktober 1919) – Alexandrovsk en haar omgeving was de eerste etappe waar de Makhnovitsjina voor een min of meer lange tijd bleven.
Bij aankomst richtten ze zich onmiddellijk tot de werkende bevolking met de uitnodiging om deel te nemen aan een algemene conferentie van de werkers van de stad.
De conferentie begon met een gedetailleerd rapport van de Makhnovtsjina over de militaire situatie van het district.
Vervolgens stelde men de werkers voor om zelf het leven in de bevrijde regio te organiseren, met name door de wederopbouw van hun organisaties die vernietigd werden door de reactie, door de bedrijven en fabrieken zoveel als mogelijk terug te laten draaien, door zich in consumentencoöperatieven te organiseren, door zich zonder dralen in verbinding te stellen met de boeren van de omgeving en directe en regelmatige banden te smeden tussen de arbeiders- en boerenorganismes met zicht op de uitwisseling van producten enzovoort.
De arbeiders jubelden deze ideeën toe. Maar ze aarzelden om die ten uitvoer te brengen. Ze waren verward door de nieuwigheid ervan en vooral weinig gerustgesteld door de nabijheid van het front. Ze vreesden voor een terugkeer van de witten – of van de roden. Zoals altijd werd het positieve oeuvre verhinderd door de instabiliteit van de situatie.
De zaken stopten daar evenwel niet.
Enkele dagen later volgde er een tweede conferentie. Het probleem van de organisatie van het leven volgens de principes van het zelfbeheer van de arbeiders werd er uitgediept en geestdriftig bediscussiëerd. De conferentie kwam uiteindelijk op het concrete uit: de exacte manier om eraan te beginnen, de eerste stappen om te zetten.
Er werd een voorstel gedaan om een “Commissie van Initiatief” te vormen, bestaande uit afgevaardigden van enkele actieve arbeidersbonden. De conferentie droeg deze Commissie op om een onmiddellijk actieplan uit te werken.
Enkele arbeiders van de spoorbonden en de schoenmakersbonden verklaarden zich bereid om deze Commisie van Initiatief onmiddellijk te vormen en over te gaan tot het oprichten van arbeidersorganismes die onmisbaar waren voor het opnieuw doen draaien van het economische en sociale leven in de regio.
De Commissie zette zich geestdriftig aan het werk. De spoorwegarbeiders zorgden er al snel voor dat de treinen weer reden, enkele fabrieken openden hun poorten weer, een aantal vakbonden werden heropgericht enzovoort.
Er werd beslist dat, het huidige geld – een soort van papiergeld van verschillende uitgiftes –, in afwachting van diepgaandere hervormingen zou blijven dienen als ruilmiddel. Maar dit probleem was van secundaire orde omdat de bevolking al sinds lange tijd andere middelen gebruikte om producten uit te wisselen.
Kort na deze arbeidersconferenties werd er in Alexandrovsk een groot regionaal Congres van de werkers bijeengeroepen op 20 oktober 1919.
Dit Congres – dat erg opmerkelijk was, zowel door de manier waarop het georganiseerd was als door de inhoud en de resultaten ervan – verdient bijzondere aandacht.
Vermits ik er zelf actief aan deelgenomen heb, sta ik het mezelf toe om er een gedetailleerd verslag van te geven. Want het is net uit de details van dit begin van een positief oeuvre dat de lezer erg leerzame verduidelijkingen en suggesties kan halen.
Door het initiatief voor een regionaal congres van werkers te nemen, belaadden de makhnovisten zich met een erg delicate opgave. Op die manier gingen ze aan de activiteit van de werkende bevolking een belangrijke impuls, hetgeen onmisbaar, prijzenswaardig en natuurlijk was. Maar langs de andere kant moesten ze vermijden om zich aan de congressisten en aan de bevolking op te leggen, vermijden om een dictatoriaal figuur te slaan. Het belangrijkste was boven alles dat dit congres niet zou lijken op de congressen die bijeengeroepen waren door de autoriteiten uitgaande van een politieke partij (of van een heersende kaste), autoriteiten die aan de congressen – behendig getrukeerd – vooraf opgemaakte resoluties voorlegden, die dan onderdanig aangenomen moesten worden na een schijn van discussie, en trouwens ook opgelegd werden aan de zogenaamde “afgevaardigden” onder dreiging van repressie tegen elke eventuele oppositie. Daarenboven moesten de makhnovisten aan het congres vele kwesties voorleggen die het insurrectionele leger zelf aangingen. Het lot van het leger en van het hele ondernomen oeuvre hing af van de manier waarop het congres deze kwesties zou oplossen. Maar zelfs op dit bijzondere domein stonden de makhnovisten erop om elke vorm van druk op de afgevaardigden te vermijden.
Om al deze klippen te omzeilen, werd beslist dat:
1° Er geen enkele “verkiezingscampagne” zou plaatsvinden voor de verkiezing van de afgevaardigden. Men beperkte zich ertoe om de dorpen, organisaties enzovoort mede te delen dat ze een afgevaardigde – of afgevaardigden – moesten kiezen en sturen naar het congres van werkers, dat bijeengeroepen werd in Alexandrovsk op de 20ste oktober. Zo kon de bevolking in alle vrijheid afgevaardigden aanwijzen en mandateren.
2° Dat een vertegenwoordiger van de Makhnovtsjina aan het begin van het congres aan de afgevaardigden zou uitleggen dat het congres ditmaal bijeengeroepen was door de makhnovisten omdat het vooral ging over problemen aangaande het insurrectionele leger als dusdanig; dat het congres tegelijkertijd ongetwijfeld problemen op te lossen had aangaande het leven van de bevolking; dat, in beide gevallen, haar beraadslagingen en beslissingen absoluut vrij zouden zijn van enige druk, en dat de afgevaardigden niet hoefden te vrezen voor wat voor onaangenaam gevolg dan ook omwille van hun houding; dat dit congres tenslotte beschouwd moest worden als het eerste of, eerder, als een bijzonder congres, en dat de werkers van de regio op eigen initiatief hun eigen congres moesten bijeenroepen dat ze dan zouden organiseren zoals ze wilden om er de problemen inzake hun leven te bespreken.
3° Dat de afgevaardigden onmiddellijk na de opening van het congres zelf een bureau moesten verkiezen en de dagorde aanpassen die hen werd voorgesteld – en niet opgelegd – door de makhnovisten.
Twee of drie dagen voor het congres, beleefde ik een erg merkwaardige episode. Op een avond kwam er een erg jonge man bij mij aankloppen. Hij gaf zijn identiteit: kameraad Loebim, lid van het lokale comité van de linkse revolutionair-socialistische partij. Ik merkte onmiddellijk zijn emotionele toestand op. En inderdaad sneed hij onmiddellijk, zonder voorafgaande uitweiding, het probleem aan dat hem bij mij had gebracht.
- Kameraad Volin, schreeuwde hij, terwijl hij op en neer liep in de kleine hotelkamer waar ik verbleef. Excuseer mijn brutaliteit. Maar het gevaar is immens. Jullie zijn je er zeer zeker niet van bewust. En nochtans valt er geen minuut te verliezen. Begrepen, jullie zijn anarchisten, dus utopisten en naïevelingen. Maar jullie gaan jullie naïviteit toch niet tot aan de dwaasheid duwen! Jullie hebben zelfs het recht niet om dat te doen, want het gaat niet alleen over jullie, maar ook over anderen en over een hele zaak.
Ik bekende dat ik niets begrepen had van zijn tirade.
- Vooruit, vooruit!, ging hij verder, alsmaar meer opgewonden. Jullie roepen een congres van boeren en arbeiders bijeen. Dit congres zal een enorm belang hebben. Maar jullie zijn grote kinderen, jullie! Wat doen jullie, in jullie onuitwisbare naïviteit? Jullie sturen overal papiertjes naartoe waar opstaat dat er een congres “zal plaatsvinden”. Punt, dat is alles. Dat is verbijsterend, werkelijk dwaas! Geen uitleg, geen propaganda, geen verkiezingscampagne, geen lijst van kandidaten, niets, helemaal niets! Ik smeek u, kameraad Volin, open uw ogen een beetje! In uw situatie moet u toch een beetje realistisch zijn! Doe iets, snel, zolang er nog tijd is. Stuur agitators, stel kandidaten uit jullie middens voor. Laat ons de tijd om een kleine campagne te voeren. Want wat zullen jullie zeggen als de bevolking – voornamelijk boeren – jullie reactionaire afgevaardigden stuurt die de convocatie van een grondwetgevende vergadering vragen of zelfs de herinvoering van het monarchistische regime? U moet toch weten dat het volk ruw bewerkt is door de contra-revolutionairen! En wat zullen jullie doen wanneer de meerderheid van het congres contra-revolutionair blijkt te zijn en jullie congres saboteert? Handel dan toch voordat het te laat is! Wijzig het congres een beetje en tref maatregelen.
Toen had ik het begrepen.
Als lid van een politieke partij kon Loebim de dingen slechts op zijn manier zien.
- Luister, Loebim, zei ik. Als de werkende massa’s in de huidige omstandigheden, in volle volksrevolutie en na alles wat er gebeurd is, contra-revolutionairen en monarchisten naar hun vrij congres sturen – hoort u me? – dan zou het hele oeuvre van mijn leven een diepgaande vergissing zijn geweest. Dan zou dit hele oeuvre ineenstuiken. En dan zal ik nog slechts één zaak te doen hebben: me door het hoofd schieten met het revolver dat u daar op mijn bureau ziet liggen.
- Het gaat er hier over om serieus te praten, onderbrak hij me, en niet om te paraderen…
- Maar ik verzeker u, kameraad Loebim, dat ik erg serieus ben. We zullen niets veranderen in onze manier van doen. En als dit congres contra-revolutionair blijkt te zijn, dan maak ik een einde aan mijn leven. Ik zou een zodanig vreselijke teleurstelling niet kunnen overleven, Loebim… En merk evenwel een essentiëel feit op: het is niet ik die het congres bijeenroep, noch ben ik het die beslist heeft over de manier waarop het samengeroepen wordt. Dat is het oeuvre van vele kameraden. Ik heb geen enkele bevoegdheid om daar wat dan ook aan te veranderen.
- Ja, dat weet ik. Maar u heeft een grote invloed. U kan deze wijziging voorstellen. Men zal naar u luisteren…
- Ik koester niet het minste verlangen om zoiets voor te stellen, Loebim, want we zijn allemaal akkoord!
Daar stopte het gesprek. Ontroostbaar ging Loebim weg.
Op 20 oktober 1919 kwamen meer dan 200 afgevaardigden – boeren en arbeiders – bijeen in de grote congreszaal.
Naast de zetels van de congressisten waren er enkele plaatsjes voorbehouden voor de vertegenwoordigers van de rechtse socialistische partijen – de revolutionaire socialisten en de mensjevieken – en van de linkse revolutionair-socialistische partij. Al die vertegenwoordigers namen met consultatieve stem deel aan het congres.
Onder de linkse revolutionaire socialisten zag ik kameraad Loebim zitten.
Wat me vooral opviel op de eerste dag van het congres, was de kilte, of eerder het manifeste wantrouwen van bijna de totaliteit van de afgevaardigden. Later kwamen we te weten dat ze zich verwacht hadden aan een congres zoals de voorgaande congressen. Ze hadden zich eraan verwacht om op het podium gewapende mannen te zien die zich bezig hielden met het manoeuvreren van de afgevaardigden en hen de resoluties deden goedkeuren die op voorhand opgesteld waren.
De zaal was verstijfd. En er was enige tijd voor nodig om te ontdooien.
Het was me opgedragen om het congres te openen. Ik deed de overeengekomen uitleg en verklaarde dat ze om te beginnen een bureau moesten verkiezen en vervolgens moesten overleggen over de dagorde die voorgesteld was door de makhnovisten.
Er vond onmiddellijk een incident plaats.
De congressisten zeiden dat ze mij het congres wilden laten voorzitten. Ik overlegde met mijn kameraden en aanvaardde het voorzitterschap. Maar ik verduidelijkte aan de afgevaardigden dat mijn rol zich strikt zou beperken tot het technische aspect van het congres, het is te zeggen, het volgen van de aangenomen dagorde, het inschrijven van de sprekers, hen het woord geven, waken over het goede verloop van de beraadslagingen enzovoort. Ik zei ook dat de afgevaardigden in alle vrijheid moesten beraadslagen en beslissingen nemen, zonder te vrezen voor druk of manoeuvres van mijn kant.
Toen vroeg een rechtse socialist het woord. Hij viel de organisatoren van het congres aan:
- Kameraden afgevaardigden, zei hij, wij, de socialisten, wij hebben de plicht om jullie te waarschuwen dat er hier een schandelijke komedie wordt opgevoerd. Men zal jullie niets opleggen, maar tegelijkertijd en op erg slinkse wijze heeft men jullie al een anarchistische voorzitter opgedrongen. En jullie zullen het hele congres lang gemanoeuvreerd worden door die mensen.
Makhno was kort daarvoor aangekomen om het congres veel succes te wensen en zich te excuseren dat hij naar het front moest vertrekken. Hij nam het woord en antwoordde scherp op de socialistische spreker. Hij herinnerde de afgevaardigden aan de absolute vrijheid van hun verkiezing; hij beschuldigde de socialisten ervan trouwe verdedigers te zijn van de bourgeoisie; hij raadde hun vertegenwoordigers aan om het congres niet te verstoren met hun politieke interventies en zei tenslotte tot hen:
- Jullie zijn geen afgevaardigden. Als het congres jullie niet behaagt, dan zijn jullie vrij om de zaal te verlaten.
Niemand maakte een tegenwerping. Toen protesteerden de socialisten – met vier of vijf – heftig tegen een dergelijk “aan de deur wijzen” en verlieten de zaal. Niemand leek hun vertrek te betreuren. Integendeeld, de zaal leek me tevreden en wat ‘intiemer’ dan daarvoor.
Een afgevaardigde stond op.
- Kameraden, zei hij, voordat we overgaan tot de dagorde, wil ik jullie een voorafgaande kwestie voorleggen die volgens mij van groot belang is. Zonet werd er hier het woord bourgeoisie uitgesproken. Men fulmineert tegen “de bourgeoisie” alsof men uitstekend weet wat dat is en alsof iedereen het daarover eens is. Maar dat lijkt me een grote vergissing. De term “bourgeoisie” is helemaal niet duidelijk. En ik ben van mening dat, gezien het belang ervan en voordat we aan het werk gaan, het nuttig zou zijn om de notie van bourgeoisie te verduidelijken en aldus te weten waar we het over hebben.
Ondanks de behendigheid van de spreker – ik voelde onmiddellijk aan dat er onder de kleren van deze eenvoudige boer helemaal geen authentieke boer schuilging – toonde de rest van zijn toespraak duidelijk aan dat we ons in de aanwezigheid van een verdediger van de bourgeoisie bevonden en dat de bedoeling van deze spreker was om het congres “uit te vragen” en indien mogelijk de afgevaardigden in de war te brengen. Hij rekende er zeker op om – bewust of onbewust – gesteund te worden door een belangrijk aantal afgevaardigden.
Mocht hij daarin geslaagd zijn, dan riskeerde het congres een verwarde en belachelijke wending te nemen en zouden de beraadslagingen ernstig verstoord worden.
Het was een aangrijpend moment. Met mijn rol – zoals ik die aan de congressisten had uitgelegd – had ik niet het minste recht om me op te dringen en met een makkelijk voorwendsel het vervelende voorstel van de afgevaardigde van tafel te vegen. Het was aan het congres – aan andere afgevaardigden – om zich in alle vrijheid daarover uit te spreken. We hadden nog geen flauw idee van hun mentaliteit. Ze waren allemaal onbekenden, en zichtbaar wantrouwige onbekenden. Beslist om het incident zijn gang te laten gaan, vroeg ik me af wat er zou gebeuren. En de vrees van Loebim schoot me te binnen.
Al deze gedachten flitsten door mijn geest. De afgevaardigde beëindigde zijn toespraak en ging zitten. De zaal – dat zag ik heel goed – was even verbijsterd. Toen, plots – alsof ze dat samen van tevoren hadden afgesproken – begonnen vele afgevaardigden vanuit alle hoeken van de zaal te schreeuwen.
- Hé daar! Wie is deze rare kwiet van een afgevaardigde? Waar komt hij vandaan? Wie heeft hem gestuurd? Als hij na alles nog altijd niet weet wat de bourgeoisie is, dan heeft men een vreemde keuze gemaakt om hem hierheen te sturen! Zeg eens, brave man, je hebt dus nog niet geleerd, jij, wat de bourgeoisie is! Wel ouwe, jij hebt een wel erg weerbarstig hoofd. Wel, als je nog niet weet wat de bourgeoisie is, dan moet je maar naar huis gaan en het leren. Of op z’n minst je mond te houden en ons niet voor onnozelaars te nemen.
- Kameraden, riepen meerdere afgevaardigden, zijn jullie niet van mening dat het nu maar eens gedaan moet zijn met al die pogingen om de essentiële arbeid van ons congres te dwarsbomen? Wij hebben hier wel wat anders te doen dan onze tijd te verspillen met haarklieverijen. Er liggen concrete, erg belangrijke kwesties op tafel die moeten opgelost worden. We staan hier nu al meer dan een uur ter plaatse te trappelen en aan te modderen met dommigheden in plaats van te werken. Dat begint hier te lijken op echte sabotage. Aan het werk! Genoeg gezever!
- Ja, ja! Genoeg komedie! Aan het werk!, schreeuwde men van alle kanten.
De pro-bourgeois afgevaardigde slikte alles zonder een woord te zeggen. Hij zat als aan zijn stoel genageld. (Het hele congres lang, dat bijna een week duurde, bewoog hij niet meer en bleef geïsoleerd van de andere afgevaardigden.)
Terwijl de congressisten tekeer gingen tegen hun ongelukkige collega, keek ik naar Loebim. Hij leek me verbaasd, maar wel tevreden.
De ‘voorafgaande’ incidenten waren echter nog niet voorbij.
Amper net nadat de storm was gaan liggen, sprong Loebim – juist hem – op het podium.
Ik gaf hem het woord.
- Kameraden, begon hij, vergeef mij mijn interventie. Ze zal kort zijn. Ik doe ze in naam van het lokaal comité van de linkse revolutionair-socialistische partij. Ditmaal gaat het hier over iets echt belangrijk. De voorzitter, kameraad Volin, heeft verklaard dat hij niet daadwerkelijk wil voorzitten. En jullie hebben het zeker gezien dat hij niet de echte rol van een congresvoorzitter vervuld. Kameraden, wij, de linkse revolutionaire socialisten, vinden dat erg slecht en helemaal vals. Dit betekent dat jullie congres, om het zo te zeggen, geen hoofd zal hebben. Het zal moeten beraadslagen zonder hoofd, met andere woorden, zonder leiding. Hebben jullie, kameraden, al een organisme gezien dat leeft zonder hoofd? Nee, kameraden, dat is niet mogelijk, dat zou wanorde en chaos betekenen. Jullie zien het trouwens zelf al, we zitten er nu al middenin. Nee, zo kan er geen nuttig en vruchtbaar werk verzet worden, dat lijdt geen twijfel. Het congres moet een hoofd hebben, kameraden! Jullie hebben een echte voorzitter nodig, een echt hoofd.
Hoewel Loebim zijn scherpe kritiek op een eerder tragische en smekende toon uitsprak, klonk zijn interventie door de herhaling van het woord ‘hoofd’ bijna belachelijk. Maar aangezien mijn manier van werken zichzelf nog niet beproefd had, vroeg ik me af of de afgevaardigden niet verleid zouden worden door wat Loebim gezegd had.
- Ho daar!, riep men van alle kanten, we hebben genoeg van die hoofden daar! Altijd maar hoofden en hoofden! Genoeg van die hoofden! Laten we voor één keer proberen om het zonder te doen. De kameraad Volin heeft ons goed uitgelegd dat hij het congres technisch zal bijstaan. Dat is meer dan voldoende! Het is aan onszelf om discipline te bewaren, om goed te werken en te waken. Wij willen niet meer van die ‘hoofden’ die ons als marionetten doen bewegen en die dat “werk en discipline” noemen.
Er zat voor Loebim niets anders op dan te gaan zitten.
Dat was het laatste incident. Ik las de dagorde voor en het congres begon haar beraadslagingen.
Pjotr Arsjinov stelt terecht vast dat dit congres omwille van haar discipline, haar goede gang van zaken, haar opmerkelijk elan dat alle afgevaardigden begeesterde, haar serieus en geconcentreerd karakter, het belang van haar belissingen en de bereikte resultaten, buitengewoon was.
De beraadslagingen gebeurden aan een goed tempo en ordentelijk, met een opmerkelijke unanimiteit, intimiteit en geestdrift. Vanaf de derde dag verdween elk schijntje van ‘kilte’. De afgevaardigden waren volledig doordrongen van de vrijheid van hun beraadslagingen en het belang van hun opgave. Ze weden er zich aan zonder terughouden. Ze waren ervan overtuigd zelf te werken en aan hun eigen zaak.
Er waren geen grote toespraken noch gezwollen resoluties. De beraadslagingen gaven blijk van een praktijkgericht karakter, met beide voeten op de grond.
Als het over een ietwat ingewikkeld probleem ging dat enkele noties van algemene orde vereiste, of als de afgevaardigden verduidelijkingen wilden voordat ze verdergingen met hun beraadslagingen, vroegen ze om een substantieel verslag over het probleem. Iemand van ons – ik of een andere aangewezen kameraad – deed dan een uiteenzetting. Na een korte discussie gingen de afgevaardigden dan over tot de definitieve beslissingen. Vaak stelden ze, nadat ze het eens waren geraakt over de basisprincipes, een commissie aan die onmiddellijk een erg uitgewerkt project ontwikkelde en een praktische oplossing aanreikte in plaats van het in elkaar flansen van literaire resoluties.
Sommige kwesties waren erg praktisch maar gingen nauw het leven van de regio of de verdediging van de vrijheid aan. Die werden uitvoerig bediscussiëerd en tot in de kleinste details uitgewerkt, zowel door commissies als door de afgevaardigden.
In mijn hoedanigheid van “technisch voorzitter”, zoals men mij noemde, moest ik alleen maar toezien op de opeenvolging van de kwesties, het resultaat van elke afgeronde beraadslaging formuleren en aankondigen, een zekere werkmethode doen appreciëren en aannemen, enzovoort.
Het belangrijkste was dat het congres geschiedde in ware en absolute vrijheid. Er deed zich geen invloed van bovenaf, geen dwingend element gevoelen.
De idee van de vrije sovjets die zich werkelijk inzetten voor de belangen van de werkende bevolking; de directe relaties tussen de boeren en de arbeiders van de steden, gebaseerd op de wederzijdse uitwisseling van de producten van hun arbeid; de eerste schets van een egalitaire en libertaire sociale organisatie in de steden en op het platteland: al deze kwesties werden serieus bestudeerd en op punt gesteld door de afgevaardigden zelf, met de onbaatzuchtige hulp en medewerking van de aangewezen kameraden.
Het congres hakte ondermeer vele knopen door over problemen aangaande het insurrectionele leger, haar organisatie en haar versterking.
Er werd beslist dat de hele mannelijke bevolking, tot aan de leeftijd van 48 jaar incluis, zich zou aansluiten bij dit leger. In overeenstemming van de geest van het congres, moest deze aanwerving vrijwillig zijn, maar ook zo algemeen en massaal mogelijk gezien de extreem gevaarlijke en precaire situatie waarin de regio zich bevond.
Het congres besliste ook dat de bevoorrading van het leger vooral zou gebeuren doorheen vrijwillige giften van de boeren, met daarbovenop de oorlogsbuit en de vorderingen in welgestelde middens. Men stelde zorgvuldig de grootte op van de giften naargelang de situatie van elke familie.
In verband met de puur ‘politieke’ kwestie besliste het congres dat alle werkers zich overal zouden ontdoen van alle ‘autoriteit’, hun economische, sociale, administratieve of andere leven zelf zouden organiseren, op eigen kracht en met eigen middelen, met behulp van hun directe organismen en op federalistische basis.
De laatste dagen van beraadslagingen van het congres leken op een mooi gedicht. Op de concrete beslissingen volgde een geweldig enthousiasme en geestdrift. Iedereen werd in vervoering gebracht door hun overtuiging in de onoverwinnelijke grootsheid van de ware Revolutie en door het vertrouwen in hun eigen krachten. De geest van de ware vrijheid – zoals die maar zelden wordt aangevoeld – was aanwezig in de zaal. Ieder voelde zich deelnemer aan een werkelijk groots en rechtvaardig oeuvre, gebaseerd op de opperste menselijke Waarheid, die de moeite waard was om alle krachten aan te wijden, en zelfs om voor te sterven.
De boeren, die in hun middens oudere mannen en zelfs grijsaards hadden, zeiden dat dit het eerste congres was waar ze zich niet alleen volledig vrij voelden en meester van zichzelf, maar ook werkelijk broeders, en dat ze dat nooit zouden vergeten. Het is inderdaad weinig waarschijnlijk dat iemand die deelgenomen heeft aan dit congres dat ooit zal vergeten. Voor velen, zoniet voor allen, zal het voor altijd in hun geheugen gegrift staan als een mooie droom van een leven waar de grote en ware vrijheid de mensen dichterbij elkaar bracht, hen de mogelijkheid gaf om verenigd in hart te leven, verbonden door een gevoel van liefde en broederlijkheid.
Toen ze afscheid namen, benadrukten de boeren de noodzaak om de beslissingen van het congres in praktijk te brengen. De afgevaardigden namen kopies van de resoluties mee om die overal op het platteland kenbaar te maken. Het is zeker dat na drie of vier weken, de resultaten van het congres gekend zouden zijn in alle plaatsjes van het district en dat het volgende congres, samengeroepen op initiatief van de boeren en de arbeiders zelf, het niet zou ontberen aan belangstelling en actieve participatie van de grote massa’ werkers aan hun eigen oeuvre.
Jammer genoeg wordt de ware vrijheid van de werkende massa’s voortdurend bedreigd door de schaduw van haar ergste vijand: de Macht. De afgevaardigden hadden nog maar amper de tijd gehad om naar huis terug te keren, of vele dorpen werden opnieuw bezet door de troepen van Denikin die met geforceerde marsen van het noordelijke front gekomen waren. Deze keer was de invasie slechts van korte duur: het waren de eerste samentrekkingen van een zieltogende vijand. Maar ze hield het constructieve oeuvre van de boeren op het meest kostbare moment tegen. En aangezien er vanuit het noorden al een andere autoriteit opdoemde – het bolsjevisme – die eveneens vijandig stond tegenover de idee van vrijheid van de massa’s, bracht deze invasie een onherstelbare slag toe aan de zaak van de werkers; niet alleen maakte ze het hen onmogelijk om een nieuw congres bijeen te brengen, maar ook de beslissingen van het eerste congres konden niet in praktijk gebracht worden.
(Pjotr Arsjinov)
Er zijn een aantal gebeurtenissen die de laatste momenten van het congres tekenden die ik niet kan verzwijgen.
Helemaal aan het einde van de beraadslagingen, enkele ogenblikken voor de afsluiting van het congres toen ik de klassieke “Diverse kwesties” aankondigden, ondernamen en verwezenlijkten enkele afgevaardigden een delicate opgave, waarmee ze een zoveelste bewijs leverden van de totale onafhankelijkheid van het congres, van het enthousiasme dat het opwekte en ook van de morele invloed dat het had bekomen en uitoefende in de loop van de beraadslagingen.
Een afgevaardigde stond op.
- Kameraden, zei hij, voordat we onze beraadslagingen beëindigen en afscheid nemen, hebben enkele afgevaardigden beslist om het congres op de hoogte te brengen van pijnlijke en betreurenswaardige feiten die volgens ons de aandacht vragen van de congressisten. Het is ons ter ore gekomen dat vele gewonden en zieken van het insurrectionele leger erg slecht verzorgd werden bij gebrek aan medicatie, de nodige verzorging enzovoort. Om ons daar van te vergewissen, hebben we zelf een bezoek gebracht aan de ziekenhuizen en andere plaatsen waar deze ongelukkigen verblijven. Kameraden, wat we gezien hebben, is erg droevig. Niet alleen ontberen de zieken en gewonden elke medische zorg, ze worden zelfs niet op menselijke wijze ondergebracht en gevoed. De meerderheid ligt zelfs op de grond, zonder stromatras, zonder hoofdkussen, zonder deken… Het schijnt dat men zelfs niet genoeg stro in de stad kan vinden om de hardheid van de grond wat te verzachten. Velen van deze ongelukkigen sterven bij gebrek aan verzorging. Niemand houdt er zich mee bezig. Wij begrijpen maar al te goed dat de staf van ons leger in de huidige moeilijke omstandigheden niet de tijd heeft om over deze taak te waken. Ook de kameraad Makhno wordt volledig in beslag genomen door het front. Reden te meer, kameraden, opdat het congres deze taak op zich zou nemen. Deze zieken en gewonden zijn onze kameraden, onze broeders, onze zonen. Ze lijden voor de zaak van ons allen. Ik ben er zeker van dat we met een beetje goede wil op z’n minst stro zouden kunnen vinden om hun lijden wat te verzachten. Kameraden, ik stel het congres voor om onmiddellijk een commissie aan te duiden die om zich met deze kwestie moet bezighouden en die al het mogelijke moet doen om deze dienstverlening te organiseren. Ze moet ook alle dokters van de stad en alle apothekers aanspreken om hun hulp en bijstand te vragen. En er moeten ook vrijwillige verpleegsters gezocht worden.
Het voorstel werd niet alleen door het hele congres aangenomen, ook vormden een vijftiental afgevaardigden-vrijwilligers onmiddellijk een commissie om zich met deze kwestie bezig te houden. Deze afgevaardigden die toen ze thuis vertrokken waren dachten binnen de 24 of 48u terug thuis te komen na een schijncongres, aarzelden niet om hun eigen belangen op te offeren en hun terugkeer uit te stellen om de zaak van kameraden in nood te dienen. Nochtans hadden ze maar erg weinig levensmiddelen meegenomen en wachtten er thuis dringende persoonlijke problemen op een oplossing.
Daar moeten we nog aan toevoegen dat ze meerdere dagen in Alexandrovsk moesten blijven en zich met succes van hun taak kweten. Men vond het stro en slaagde erin om snel een geïmproviseerde medische dienst te organiseren.
Een andere afgevaardigde stond op.
- Kameraden, verklaarde hij, ik moet jullie spreken over een andere zorgwekkende kwestie. We hebben vernomen dat er een aantal wrijvingen hebben plaatsgevonden tussen de burgerbevolking en de diensten van het insurrectionele leger. Men meldde ons bijvoorbeeld dat er binnen het leger een contraspionage-dienst bestaat die zich willekeurige en oncontroleerbare daden toestaat – waarvan sommige bijzonder ernstig – een beetje op de manier van de bolsjevistische Tsjeka: huiszoekingen, arrestaties en zelfs folter en executies. Wij weten niet of er iets van waarheid schuilt in deze geruchten. Maar er hebben ons klachten bereikt die serieus lijken. Het zou voor ons leger onterend en gevaarlijk zijn om zulke weg op te gaan. Het zou zwaar afbreuk doen aan – en een gevaar vormen voor – heel onze zaak. We willen ons absoluut niet bemoeien met zaken van strikt militaire orde. Maar we hebben de plicht om ons te verzetten tegen misbruiken en excessen als die werkelijk gebeuren. Want die excessen jagen de bevolking in het harnas tegen onze beweging. Het congres, dat het algemene vertrouwen en de waardering van de bevolking geniet, heeft de plicht om een verregaand onderzoek uit te voeren over dit punt, de waarheid uit te vissen, maatregelen te treffen en als het waar is, de mensen gerust te stellen. Het is ons congres, het levende uitvloeisel van de belangen van het werkende volk dat op dit moment de belangrijkste instelling van de regio vormt. Het staat boven alles, want het vertegenwoordigt hier het werkende volk zelf. Ik stel het congres dus voor om onmiddellijk een commissie te vormen om deze verhalen na te trekken en zonodig maatregelen te treffen.
Er werd onmiddellijk een commissie van enkele afgevaardigden samengesteld.
Laten we trouwens benadrukken dat een dergelijk initiatief van de afgevaardigden van het werkende volk onder het bolsjevistische regime nooit mogelijk zou zijn geweest en dat al deze activiteit van het congres de eerste noties gaf van de manier waarop de nieuwe, opschietende samenleving van begin af aan moest functioneren als ze echt wilde vooruitgaan en zich verwezenlijken.
De gebeurtenissen die volgden lieten aan deze commissie niet toe om haar opdracht te voltooien. De onophoudelijke gevechten, de manoeuvres van het leger, de dringende taken die alle diensten van het leger volledig in beslag namen, verhinderden dat. Later zullen we nog terugkomen op dit onderwerp.
Een derde afgevaardigde stond op.
- Kameraden! Aangezien het congres hier nu bezig is met te reageren tegen bepaalde tekortkomingen en lacunes… sta me toe om nog een ander betreurenswaardig feit aan te halen. Het is niet zo belangrijk, maar het verdient evenwel onze aandacht omwille van de jammere ingesteldheid waarvan het getuigt. Kameraden, jullie hebben zeker allemaal de kennisgeving gelezen die enkele dagen geleden op de muren van onze stad geplakt werd en ondertekend is door kameraad Klein, militair commandant van Alexandrovsk. Met deze kennisgeving nodigt de commandant Klein de bevolking uit om geen misbruik te maken van alcoholische dranken, om zich te onthouden en zich vooral niet op straat te vertonen in staat van dronkenschap. Dat is heel terecht en heel goed. De vorm van de kennisgeving is niet beledigend of brutaal, ze is absoluut niet kwetsend of autoritair en we kunnen kameraad Klein er alleen maar voor feliciteren. Alleen, kameraden, kijk: eergisteren vond er hier een avondfeest plaats met volksmuziek, dans en andere verstrooiing, in hetzelfde huis waar ons congres zetelt, daar, in de zaal hiernaast. Veel opstandelingen en burgers zijn naar dat avondfeest gekomen. Ik benadruk dat er tot hiertoe helemaal niets mis mee is. De jeugd vermaakt, ontspant en verpoost zich. Dat is menselijk en natuurlijk. Maar kijk, kameraden: er werd veel gedronken die avond. Vele opstandelingen en burgers hebben zich rijkelijk bezat die avond. Om jullie daarvan te vergewissen, volstaat het om de berg lege flessen hiernaast in de gang te bekijken. (Hilariteit.) Opgelet, kameraden! Het onderwerp van mijn interventie gaat niet daarover. We hebben ons vermaakt, we hebben gedronken, we hebben ons zelfs bezat. Goed! Dat is niet zo erg. Maar wat wel erg is, is dat één van degenen die zich werkelijk als een varken heeft bezopen, net onze kameraad Klein was, één van de commandanten van het leger, de militaire commandant van de stad en de ondertekenaar van die uitstekende kennisgeving tegen dronkemansgedrag! Kameraden, hij was zo bezopen dat hij niet meer rechtop kon staan en dat men hem in de vroege ochtend op een wagen naar huis moest voeren. En onderweg heeft hij zitten schreeuwen, ruziemaken enzovoort. Kameraden, dan stelt zich de vraag: vond kameraad Klein dat hij boven de andere burgers stond toen hij zijn kennisgeving opstelde en ondertekende, dat hij vrijgesteld is van het goede gedrag dat hij aan de andere preekt? Zou hij daarentegen niet juist de eerste moeten zijn om het goede voorbeeld te geven? Volgens mij heeft hij een zware fout begaan die niet zonder gevolg kan blijven.
Hoewel het wangedrag van Klein eigenlijk vrij onschuldig was en de afgevaardigden het incident eerder komisch opnamen gaven ze toch een zekere emotie te kennen. De verontwaardiging was algemeen, want het gedrag van Klein kon inderdaad de uitdrukking zijn van een laakbare ingesteldheid: die van een ‘chef’ die vindt dat hij boven de ‘massa’ staat.
- We moeten Klein onmiddellijk hier laten komen!, stelde men voor.
- Dat hij onmiddellijk uitleg komt geven voor het congres!
Men stuurde er drie of vier afgevaardigden op uit om Klein naar het congres te brengen.
Een halfuur later kwamen de afgevaardigden terug met Klein. Ik was erg nieuwsgierig naar zijn houding.
Klein was één van de beste commandanten van het insurrectionele leger. Jong, moedig, erg gedreven en strijdbaar – een robuuste, goedgebouwde kerel met harde en krijgszuchtige uitdrukking – wierp hij zich altijd in het heetst van de strijd en was voor niets of niemand bang. Hij had vele verwondingen opgelopen. Geacht en geliefd, zowel door zijn collega’s als door de gewone strijders, was hij één van degenen die de bolsjevieken om de tuin had geleid en een aantal regimenten van het rode leger naar Makhno had gebracht.
Hij kwam uit een boerenfamilie van Duitse origine en als ik me niet vergis, was hij van primitieve vorming.
Hij wist dat hij in alle gevallen krachtdadig gesteund en verdedigd zou worden door zijn collega’s – de andere commandanten – en door Makhno zelf.
Zou hij voldoende bewustzijn hebben om te begrijpen dat het congres van afgevaardigden van het werkvolk zowel boven hem als boven het leger en Makhno stond? Zou hij aanvoelen dat het congres van werkers de belangrijkste instelling was waar iedereen verantwoording aan verschuldigd was? Zou hij begrijpen dat de werkers en hun congres de meesters waren, dat het leger, Makhno, enzovoort gewoon dienaars waren van de gemene zaak, die gehouden waren om op elk moment verantwoording af te leggen aan het werkende volk en haar organen?
Dat waren de vragen die door mijn geest spookten terwijl het congres de komst van Klein afwachtte.
Een dergelijke opvatting was volledig nieuw. De bolsjevieken hadden er alles aan gedaan om de geest van de massa’s uit te vagen. Onder hun regime was het simpelweg ondenkbaar dat een arbeiderscongres een commissaris of een legercommandant tot de orde zou roepen! Het was een ondenkbaar, onmogelijk iets. Maar stel zelfs dat een arbeiderscongres dat zou aangedurfd hebben, met wat een verontwaardiging, wat een achteloosheid zou die commissaris of commandant op het congres gesprongen zijn, op het podium met zijn wapens hebben staan zwaaien of zijn verdiensten op te sommen! “Wat denken jullie wel,” zou hij uitgeroepen hebben, “jullie, bijeenraapsel van arbeiders, jullie hebben het lef om verantwoordiging te vragen van een commissaris, van een verdienstelijke chef, die op zijn actief heel wat prestaties, verwondingen, onderscheidingen heeft staan, van een gewaardeerde en gedecoreerde chef! Jullie hebben het recht niet! Ik ben slechts aan mijn oversten verantwoording verschuldigd. Als jullie me iets te verwijten hebben, dan moeten jullie je maar tot hen richten!”
Arbeiders, gehoorzaam jullie chefs!… Stalin heeft altijd gelijk!
Zou Klein niet verlokt worden om een dergelijk toontje aan te slaan? Zou hij oprecht, diepgaand doordrongen zijn van een heel andere situatie en een heel andere ‘psychologie’?
Goed ingesnoerd in zijn uniform en bewapend klom Klein op het podium. Het leek alsof hij een beetje verrast was, een beetje beschaamd.
- Kameraad Klein, vroeg de ‘interpellerende’ afgevaardigde, bent u de militaire commandant van onze stad?
- Ja.
- Heeft u de kennisgeving tegen alcoholmisbruik en dronkenmanschap op openbare plaatsen opgesteld en laten ophangen?
- Ja, kameraad. Dat ben ik geweest.
- Zeg, kameraad Klein: acht u zich als burger en militair commandant van onze stad moreel verplicht om te gehoorzamen aan uw eigen raadgeving of vindt u dat u daarbuiten valt of boven deze kennisgeving staat?
Zichtbaar beschaamd en verward, deed Klein enkele stappen naar de rand van het podium en zei erg oprecht, met onzekere stem:
- Kameraden afgevaardigden, ik heb het mis, ik weet het. Ik heb een fout begaan toen ik me die ene avond op een onwaardige manier bezopen heb. Maar luister een beetje en begrijp me. Ik ben een strijder, een man van het front, een soldaat, ja! Ik ben geen bureaucraat, ik. Ik weet niet waarom men mij commandant van de stad gemaakt heeft ondanks mijn bezwaren. Als commandant heb ik totaal niets te doen buiten dan de hele dag voor een bureau te zitten en papieren te ondertekenen. Dat werk is niets voor mij! Ik heb actie nodig, de open lucht, het front, de maten. Kameraden, ik verveel me hier steendood. En daarom heb ik me toen bezat. Kameraden, ik zou mijn fout graag weer goedmaken. Daarom hebben jullie slechts te vragen me naar het front te laten sturen. Daar kan ik echt verdienstelijk zijn. Terwijl hier, op deze vervloekte post van commandant kan ik jullie niets beloven. Ik kan me er niet aan aanpassen. Het is sterker dan mezelf. Dat men iemand anders vindt voor mijn plaats, iemand die capabel is voor dit werk. Vergeef me, kameraden, en moge men mij naar het front sturen.
De afgevaardigden vroegen hem om even naar buiten te gaan. Gewillig gehoorzaamde hij.
Men beraadslaagde over zijn geval. Het was overduidelijk dat zijn gedrag niet te wijten was aan de mentaliteit van een zelfingenomen en verwaande chef. Dat was alles wat men wilde weten. Het congres begreep zijn oprechtheid en zijn redenen erg goed. Men riep hem terug de zaal terug binnen om hem te zeggen dat het Congres, rekening houdende met zijn uitleg, hem zijn fout niet kwalijk nam en dat men het nodige zou doen opdat hij naar het front kon gaan.
Hij bedankte de afgevaardigden en ging zoals hij gekomen was. De afgevaardigden deden de nodige demarches in zijn voordeel en enkele dagen later keerde hij naar het front terug.
Sommige lezers zullen deze verhalen misschien betekenisloos en té weinig waard vinden om zovele bladzijden in te nemen. Ik sta mezelf toe hen te zeggen dat deze verhalen vanuit een revolutionair gezichtspunt tot in de kleinste details oneindig veel belangrijker, suggestiever en nuttiger zijn dan alle toespraken van Lenin, Trotski, Stalin van voor, tijdens en na de revolutie.
Het incident Klein was het laatste. Enkele minuten later beëindigde het congres haar werkzaamheden.
Maar ik zou hier graag nog een kleine, persoonlijke belevenis vertellen die plaatsvond buiten het eigenlijke congres om.
Aan de uitgang kwam ik een lachende en stralende Loebim tegen.
- U kan zich niet inbeelden, zei hij, hoe tevreden ik ben. U heeft zeker gezien hoe bedrijvig ik was tijdens het congres. Weet u wat ik gedaan heb? Ik ben gespecialiseerd in het vormen van groepjes verkenners en speciale detachementen. Net deze kwestie stond op de dagorde. Wel, twee dagen lang heb ik bij de commissie van afgevaardigden gewerkt die deze kwestie moest bestuderen en er een zinvolle oplossing voor moest zien te vinden. Ik heb hen een handje geholpen. Ze hebben me bedankt voor mijn werk. En ik heb werkelijk iets goed en noodzakelijk gedaan. Ik weet dat dit de zaak ten goede zal komen. Ik ben erg tevreden…
- Loebim, zei ik hem, zeg me nu eens erg eerlijk: heeft u tijdens dit goede en nuttige werk ook maar één ogenblik gedacht aan uw politieke rol? Herinnerde u zich uw hoedanigheid van lid van een ‘politieke partij’? Van verantwoordelijkheid ten overstaan van ‘uw partij’ enzovoort? Was uw nuttige werk juist niet een apolitiek, concreet, precies werk, een werk van samenwerking, coöperatie en niet het werk van een “hoofd”, van “een noodzakelijke leiding”, van gouvernementele actie?
Loebim keek me peinzend aan.
- In elk geval, zei hij, was het congres heel mooi, heel geslaagd, dat moet ik toegeven…
- Ziedaar, Loebim, besloot ik. Denk er goed over na. U heeft uw rol voortreffelijk vervuld en goed werk verricht op het moment dat u uw “politiek ambt” achterwege liet en eenvoudigweg uw collega’s hielp als kameraad die bekend is met de kwestie. Geloof me, daarin schuilt het hele geheim van het succes van dit congres. En daarin schuilt ook het hele geheim van het slagen van een revolutie. Zo zouden alle revolutionairen moeten handelen, en overal, zowel op lokaal niveau als op grotere schaal. Wanneer de revolutionairen en de massa’s dat zullen begrepen hebben zal de ware overwinning van de Revolutie verzekerd zijn.
Ik heb Loebim niet meer teruggezien. Ik weet niet wat er van hem geworden is. Als hij nog in leven is, zou ik niet weten wat hij nu denkt. Ik zou graag willen dat hij deze zinnen te lezen krijgt… En dat hij het zich herinnert…
De laatste overwinning van de Makhnovtsjina op de denikinisten – De verovering van Jekaterinoslav – Enkele dagen na het einde van het congres van Alexandrovsk namen de Makhnovtsjina definitief Jekaterinoslav in. Maar men kon niets positiefs organiseren – zelfs niet ondernemen – in deze stad. De troepen van Denikin werden weliswaar uit de stad verjaagd, maar konden zich vlakbij ingraven, op de linkeroever van de Dnjepr. Ondanks hun pogingen slaagden de Makhnovtsjina er niet in om ze te verdrijven. Een maand lang bombardeerden de denikinisten elke dag de stad die onder vuur lag van de batterijen van vele pantsertreinen. Elke keer wanneer de commissie voor cultuur van het insurrectionele leger erin slaagde om een conferentie van arbeiders bijeen te roepen, verhoogden de denikinisten, die van alles op de hoogte waren, de intensiteit van de bombardementen en richtten hun bommenregen vooral op de plaatsen waar de zittingen gehouden zouden worden. Geen enkele serieuze arbeid, geen enkele methodieke organisatie was mogelijk. Men slaagde er nog net in om enkele bijeenkomsten te houden in de stad en in de buitenwijken.
Eén van de lievelingsargumenten van de bolsjevieken tegen de Makhnovtsjina was de stelling dat de opstandelingen in de periode dat ze Jekaterinoslav in handen hadden, niets gedaan hebben om een opbouwende organisatie bij te brengen aan het leven van deze stad. Daarmee verbergen ze voor de massa’s twee bijzonder belangrijke omstandigheden. Ten eerste zijn de Makhnovtsjina nooit de vertegenwoordigers geweest van een partij of een autoriteit. In Jekaterinoslav waren ze gewoon een revolutionair militair detachement dat de vrijheid van de stad verdedigde. In die hoedanigheid kwam het hen helemaal niet toe om de verwezenlijking van het opbouwende programma van de Revolutie te ondernemen. Dit oeuvre kwam enkel en alleen toe aan de werkende massa’s ter plekke. Het makhnovistische leger kon hen in het uiterste geval slechts helpen met raadgevingen, aanwijzingen, haar geest van initiatief en haar organistorische vermogens, wat het trouwens in de mate van het mogelijke ook deed. De bolsjevieken zeggen net helemaal niets over de uitzonderlijke situatie van de stad op dat moment. Tijdens heel de periode dat de Makhnovtsjina er waren, bevond de stad zich niet alleen in staat van beleg, maar werd ze ook effectief belegerd. Er ging geen uur voorbij zonder dat er een obus ontplofte. Het is deze situatie die de arbeiders – en niet het makhnovistische leger – verhinderde om zich onmiddellijk te werpen op de organisatie van het leven naar de principes van de vrije actie.
En wat het fabeltje betreft dat de Makhnovtsjina aan de spoorwegarbeiders die om hulp kwamen vragen gezegd zouden hebben dat ze geen spoorwegen nodig hadden omdat de steppe en hun goede paarden perfect volstonden… dit verzinsel werd door de kranten van Denikin gelanceerd in oktober 1919. Uit diezelfde bron haalden de bolsjevieken hun fabeltje om het voor hun eigen doeleinden te gebruiken.
(Arsjinov)
Deze fabel kwam bovenop de andere legendes en laster die de bolsjevieken verspreidden met de bedoeling om de makhnovistische beweging te compromitteren in de ogen van de massa’s.
De epidemie – De terugtrekking uit Jekaterinoslav – De terugkeer van de bolsjevieken in de Oekraïne – Hun nieuwe conflict met de Makhnovtsjina – Vanaf november richtte een vreselijke epidemie van exanthematische tyfus die heel Rusland bestrijkte, ravages aan in de rangen van het insurrectionele leger. De helft van de manschappen waren ziek, en de proporties van de overlijdens waren heel hoog. Deze epidemie was de voornaamste reden waarvoor de Makhnovtsjina zich verplicht zagen om zich uit Jekaterinoslav terug te trekken toen deze stad eind november aangevallen werd door de voornaamste troepenmacht van Denikin die op terugtocht was naar de Krim en op de hielen gezeten werd door de bolsjevieken.
De Makhnovtsjina hergroepeerden zich na de terugtrekking in de streek tussen de steden Melitopol, Nikopol en Alexandrovsk.
Eind december 1919 kwam het opperbevel van meerdere divisies van het Rode Leger die Denikin achtervolgden in Alexandrovsk aan waar het de staf van de Makhnovtsjina ontmoette.
De makhnovisten verwachtten zich al enige tijd aan zulke gebeurtenis. In de nieuwe omstandigheden dachten de Makhnovtsjina niet aan een botsing, maar aan een broederlijke ontmoeting. Ze hadden dus geen voorzorgsmaatregelen getroffen.
De ontmoeting was in alle opzichten gelijkaardig als de vorige ontmoetingen: vriendelijk – soms zelfs hartelijk – in schijn, maar ze hield ook – en daar verwachtte men zich aan – verrassingen en stormen in petto. Zonder enige twijfel herinnerden de bolsjevieken zich met bitterheid en rancune de slag die bepaalde makhnovistische regimenten hen recentelijk hadden toegebracht door de rangen van het Rode Leger te verlaten en meerdere rode regimenten mee te sleuren. Evenmin zonder enige twijfel konden ze de aanwezigheid van een vrij leger niet voor lange tijd tolereren, noch van een onafhankelijke beweging, noch van een hele regio die hun autoriteit niet erkenden. Vroeg of laten waren conflicten onvermijdelijk. En de bolsjevieken zouden niet aarzelen om bij de eerste gelegenheid aan te vallen. De Makhnovtsjina waren zich min of meer bewust van deze situatie en hoewel ze bereid waren om alle onenigheden op vreedzame en broederlijke wijze te regelen, konden ze zich niet ontdoen van een gevoel van argwaan.
De soldaten van beide legers groetten elkaar evenwel vriendschappelijk en broederlijk. Er vond een gemeenschappelijke bijeenkomst plaats waar de strijders van beide legers elkaar de hand gaven en verklaarden om in goed overleg tegen de gemeenschappelijke vijand te vechten: het kapitalisme en de contrarevolutie. Enkele eenheden van het Rode Leger maakten zelfs hun intentie kenbaar om zich bij de makhnovistische rangen te voegen.
Acht dagen later barstte de storm los.
De “commandant van het insurrectionele leger” (Makhno) ontving het bevel van de Revolutionaire Militaire Raad van het XIVde korps van het Rode Leger om het insurrectionele leger naar het Poolse front te leiden.
Allen begrepen onmiddellijk dat dit een eerste stap was in de richting van een nieuwe aanval tegen de makhnovisten. Het bevel om te vertrekken naar het Poolse front was nonsens omwille van meerdere redenen. Eerst en vooral was het insurrectionele leger niet ondergeschikt aan het XIVde legerkorps, noch aan eender welke andere rode militaire eenheid. Het rode commando had geen enkel bevel te geven aan het insurrectionele leger dat op haar eentje de last van de strijd tegen de reactie in de Oekraïne had gedragen. Ten tweede, zelfs indien er op broederlijke wijze tot dit vertrek beslist zou zijn, dan zou het materieel onmogelijk zijn geweest om het ten uitvoer te brengen aangezien de helft van de manschappen, bijna alle commandanten, leden van de staf en Makhno zelf toen ziek waren. Tenslotte zou de strijdbaarheid en het revolutionaire nut van het insurrectionele leger zeker veel groter zijn ter plekke, in de Oekraïne, dan op het Poolse front waar dit leger, gecatapulteerd in een vreemde, ongekende omgeving, verplicht zou zijn om te vechten voor doelen die het niet kende.
De makhnovisten antwoordden op die manier op het bevel van het rode commando en weigerden zonder omhalen om het uit te voeren.
Maar aan beide kanten wist men maar al te goed dat zowel het bevel als het antwoord “zuivere diplomatie” waren. Men wist waar het in werkelijkheid om ging.
Het insurrectionele leger naar het Poolse front sturen stond gelijk aan het doorsnijden van de plaatselijke revolutionaire slagader. En dat was wat de bolsjevieken in hun schild voerden. Ze wilden de absolute heer en meester worden van de regio. Als het insurrectionele leger zich onderwierp, bereikten ze hun doel. Als het weigerde, dan maakten ze zich klaar voor de tegenaaval die tot hetzelfde resultaat moest leiden. De mahnovisten wisten dat. En ze maakten zich klaar om de slag af te weren. De rest was niets anders dan ‘literatuur’.
Het antwoord op de weigering liet niet op zich wachten. Maar de makhnovisten schoten als eersten in actie en zo vermeden ze bloedbaden. Terwijl ze hun antwoord stuurden, richtten ze tegelijkertijd een oproep tot de soldaten van het Rode Leger om hen te waarschuwen niet de dupe te zijn van de provocerende manoeuvres van hun chefs. Vervolgens braken de Makhnovtsjina hun kamp op en trokken naar Goeliaj-Polje dat net ontruimd was door de witten en waar geen enkele autoriteit meer was. Ze kwamen er zonder problemen en ongelukken toe. Voorlopig verzette het Rode Leger zich niet tegen deze beweging. Slechts enkele detachementen zonder belang en enkele geïsoleeerde figuren, die achter waren gebleven op het gros van de troepen, werden door de bolsjevieken gevangen genomen.
Vijftien dagen later, rond midden januari 1920, stelden de bolsjevieken Makhno en de strijders van zijn leger buiten de wet als straf voor hun weigering om naar het Poolse front te gaan.
De tweede bolsjevistische aanval tegen de Makhnovtsjina – De derde acte van het drama begon. Dat zou negen maanden duren.
Negen maanden lang voerden de Makhnovtsjina een verbeten strijd tegen de ‘communistische’ autoriteiten. We gaan er niet alle details van uitleggen. We beperken ons ertoe te zeggen dat het langs beide kanten een genadeloze strijd was. Om een eventuele verbroedering tussen de soldaten van het Rode Leger en de Makhnovtsjina te vermijden, wierp het bolsjevistische commando de Letse infanteriedivisie en Chinese detachementen in de strijd, met andere woorden, korpsen waarvan de contingenten zich totaal niet bewust waren van de ware essentie van de Russische Revolutie en blind gehoorzaamden aan de chefs.
Langs de kant van de bolsjevieken werd de strijd gevoerd met een gluiperigheid en wreedheid zonder voorga.
Hoewel de rode troepen tien keer talrijker waren, manoeuvreerden de detachementen van Makhno erg behendig, geholpen door de bevolking, waardoor ze zich voortdurend buiten het bereik van de rode troepen bevonden. Het bolsjevistische opperbevel vermeed trouwens opzettelijk een openlijk gevecht tegen Makhno en zijn leger. Het gaf de voorkeur aan een andere soort oorlog.
Met behulp van vele verkenners lokaliseerde het Rode Leger op methodische wijze de dorpen en plekken waar de makhnovistische detachementen zwak stonden of onbestaande waren. De bolsjevistische troepen vielen die plaatsen zonder verdediging dan aan en namen ze bijna zonder slag of stoot in. Op meerdere plekken konden ze zich zo stevig vestigen en de vrije ontwikkeling van de regio, die begonnen was in 1919, stopzetten.
Overal waar de bolsjevieken zich vestigden, ontketenden ze “de oorlog” niet alleen tegen het insurrectionele leger, maar tegen de boerenbevolking in het algemeen. De massa-arrestaties en executies begonnen onmiddellijk. De denikinistische repressie verbleekte tegenover die van de bolsjevieken.
De communistische pers van die tijd sprak over de strijd tegen de opstandelingen in termen van statistieken en verslagen, gevangen genomen en gefusilleerde makhnovisten. Maar ze liet het uiteraard na om daaraan toe te voegen dat het bijna nooit ging over opstandelingen-militanten die tot het leger behoorden, maar over dorpsbewoners die verdacht werden van sympathie voor de Makhnovtsjina.
De komst van de soldaten van het Rode Leger in een dorp betekende de onmiddellijke arrestatie van vele boeren die vervolgens opgesloten en grotendeels gefusilleerd werden, hetzij als makhnovistische opstandelingen, hetzij als “gijzelaars”.
Goeliaj-Polje werd verschillende keren ingenomen en opnieuw heroverd. Uiteraard had het dorp het meest te lijden onder de herhaaldelijke incursies van de bolsjevieken. Elke overlevende van dit dorp kan vertellen over de afgrijselijke gevallen van de bolsjevistische repressie.
Laten we terloops opmerken dat Makhno – die ziek en buiten bewustzijn was – tijdens de eerste incursies meermaals bijna in handen van de vijand was gevallen. Hij dankt zijn redding – en ook zijn genezing – aan de sublieme toewijding van de boeren die zich vaak uit eigen beweging opofferden om tijd te winnen om de zieke naar een veiligere plek te verplaatsen.
In de Oekraïne zouden er naar de meest gematigde berekeningen in die periode meer dan 200 000 boeren en arbeiders gefusilleerd of zwaar veminkt zijn door de sovjetautoriteiten. Een ongeveer even groot aantal werd gevangengezet of gedeporteerd naar de Siberische woestenij of elders.
Uiteraard konden de Makhnovtsjina niet onverschillig blijven tegenover een zo monsterlijke misvorming van de Revolutie. Ze beantwoordden de terreur van de bolsjevieken met niet minder harde slagen. Ze pasten alle middelen en methodes van guerilla toe die ze vroeger in hun strijd tegen de hetman Skoropadski hadden gebruikt.
Wanneer de makhnovisten – tijdens een gevecht of bij verrassing – vele rode gevangenen maakten, ontwapenden ze de soldaten en stelden hen in vrijheid wetende dat men hen onder dwang naar de vuurlinie stuurde. Degenen die zich bij de makhnovisten wilden aansluiten werden broederlijk ontvangen. Maar de chefs, commissarissen en andere vertegenwoordigers van de communistische partij werden over het algemeen over de kling gejaagd, met uitzondering van die gevallen waarin de soldaten om plausibele redenen om genade vroegen. Laten we niet vergeten dat alle makhnovisten, wie ze ook waren, die door de bolsjevieken gevangen genomen werden, zonder onderscheid ter plekke gefusilleerd werden.
De sovjetautoriteiten en hun agenten schilderden de makhnovisten vele malen af als vulgaire, genadeloze moordenaars, als vreselijke bandieten. Ze publiceerden lange lijsten van soldaten van het Rode Leger en van leden van de communistische partij die door deze “criminelen” terechtgesteld waren. Maar ze zwegen altijd over de essentie, namelijk dat deze slachtoffers vielen tijdens gevechten die door de communisten zelf begonnen of uitgelokt waren.
In werkelijkheid kan men de tact, fijngevoeligheid, spontane discipline en revolutionaire waardigheid waarvan de makhnovisten blijk gaven ten overstaan van de soldaten van het Rode Leger alleen maar bewonderen.
Maar wat de chefs van dit leger en van de “aristocratie” van de communistische partij betreft: de Makhnovstjina beschouwden hen als de enige en ware oorzaken van alle kwaad en alle horror waarin de “Sovjetmacht” het land had ondergedompeld. Het waren de chefs die opzettelijk de vrijheid van de werkers hadden verstikt en van de opstandige regio een gapende wonde hadden gemaakt waaruit het bloed van het volk spoot. Daarom handelden ze tegenover deze chefs zonder genade noch omzichtigheid: de chefs werden gewoonlijk terechtgesteld onmiddellijk nadat ze gevangen genomen waren.
Eén van de grote bezorgdheden van de bolsjevistische regering was de wetenschap dat Makhno leefde en dat ze hem maar niet te pakken kregen. De bolsjevieken waren er stellig van overtuigd dat de executie van Makhno gelijkstond aan de liquidatie van de beweging. Heel de zomer van 1920 smeedden ze complotten en aanslagen tegen Makhno, maar er was geen enkele gelukt. Daarover bestaat een overtuigende documentatie. Maar we zullen niet blijven hangen bij deze persoonlijke “bijkomstigheden” van de beweging.
Heel het jaar 1920 – en later ook nog – voerden de sovjetautoriteiten strijd tgen de Makhnovtsjina in de pretentie strijd te voeren tegen het banditisme. Ze ontplooiden een intense agitatie om het land daarvan te overtuigen, zetten daarvoor hun hele pers en propaganda-apparaat in en beklemtoonden ten allen prijze deze laster, zowel in het binnenland als in het buitenland.
Tegelijkertijd werden er vele infanterie- en cavaleriedivisies op uitgestuurd om de beweging te vernietigen en haar effectief in de afgrond van het banditisme te duwen. De gevangen genomen makhnovisten werden genadeloos gefusilleerd, hun families – Batkos, moeders, echtgenotes, verwanten – werden gefolterd of vermoord, hun eigendommen werden geplunderd of in beslag genomen, hun woonsten verwoest. Dat alles vond plaats op massale schaal.
Men moest een bovenmenselijke wil hebben en heldhaftige inspanningen doen opdat de massa van opstandelingen haar strikt revolutionaire posities tegenover al deze wreedheden die de autoriteiten dagelijks begingen intact zou houden en uit wanhoop niet zou afglijden in de afgrond van het banditisme. Deze massa verloor niet één dag haar moed. Ze strijkte nooit haar revolutionaire vlag. Ze bleef tot aan het einde toe trouw aan haar opgave.
Voor degenen die de kans hadden om dit tijdens deze zo zware, zo pijnlijke periode te aanschouwen, was het een waarlijk wonder. Het toonde aan hoe diep het geloof van de werkende massa’s in de Revolutie ging, hoe krachtig hun toewijding was aan de zaak waarvan de idee hen in vervoering bracht.
(Arsjinov)
Vanaf de zomer van 1920 moesten de makhnovisten niet alleen tegen de detachementen van het Rode leger strijd voeren, maar ook tegen het hele bolsjevistische systeem, tegen alle etatistische krachten van de bolsjevieken in Rusland en in de Oekraïne. Dag na dag werd deze strijd intenser en breidde die zich uit. In deze omstandigheden zagen de insurrectionele troepen zich soms verplicht – om de botsing met een numeriek superieure vijand te vermijden – om hun basis verder weg te vestigen en geforceerde marsen van 1000 kilometer en meer te doen. Ze trokken zich soms terug naar het bassin van de Donetz, soms naar de departementen van Kharkov en Poltava.
De insurrectionele troepen maakten van deze onvrijwillige omzwervingen gebruik voor hun propagandadoeleinden: elk dorp waar de troepen één of twee dagen lang halt hielden, werd een breed makhnovistisch gehoor.
De extreem moeilijke situatie waarin het insurrectionele leger zich bevond, verhinderde het er niet van om een pefect overzicht te houden van de organisatie.
Na de nederlaag van Denikin en de terugkeer van de opstandelingen in hun regio, werd er een “Raad (sovjet) van de (makhnovistische) revolutionaire opstandelingen” gevormd. In die raad zetelden afgevaardigden van alle eenheden van het leger. De raad hield zich bezig met alle kwesties die de eigenlijke militaire operaties niet aangingen.
In de zomer van 1920, in de bijzonder instabiele en moeilijke omstandigheden waarin het leger zich op dat moment bevond, werd een dergelijke instelling te hinderlijk en kon die trouwens ook niet degelijk functioneren. De sovjet werd toen vervangen door een beperkte raad van zeven verkozen leden of leden die door de opstandelingen geratificeerd werden. Deze nieuwe raad was in drie secties opgedeeld: de militaire aangelegenheden en operaties, de organisatie en algemene controle en tenslotte het onderricht, de propaganda en de cultuur.
De bolsjevieken in gevaar – Hun akkoord met het insurrectionele leger – Laten we nu overgaan tot de vierde acte: de expeditie van Wrangel.
De ex-tsaristische officier baron Wrangel verving Denikin aan het hoofd van de witte beweging. In dezelfde streken – in de Krim, Kaukasus en rondom de Don en de Koeban – probeerde hij de overblijfselen van de denikinistische troepen samen te voegen en te reorganiseren. Hij slaagde daarin. Vervolgens versterkte hij zijn basistroepen met meerdere opeenvolgende rekruteringen en uiteindelijk had hij een leger met een sterke onderlinge samenhang en een grote toewijding op de been gebracht. De rampzalige politiek van de bolsjevieken dreef alsmaar bredere lagen van de bevolking tegen hen in het harnas.
Vanaf de lente van 1920 begon Wrangel de bolsjevieken serieuze kopzorgen te bezorgen. Hij was fijner, sluwer dan zijn voorganger en werd erg snel een groot gevaar.
Vanaf het midden van de zomer begon hij de overhand te krijgen. Hij trok langzaam maar gestaag op. Zijn offensief werd al snel een dreiging voor het hele bassin van de Donetz. De bolsjevieken waren op dat ogenblik erg druk bezig op het Poolse front en kenden daar vele tegenslagen. De hele Revolutie liep opnieuw gevaar.
Zoals ten tijde van het offensief van Denikin, beslisten de Makhnovtsjina om Wrangel te bekampen in de mate van hun krachten en middelen. Meermaals traden ze in het strijdperk tegen zijn troepen. Maar telkens, in volle strijd, vielen de rode troepen de Makhnovtsjina in de rug aan, dwongen hen om de frontlinies op te breken en zich terug te trekken.
De sovjet-autoriteiten hielden niet op met het lasteren en door het slijk halen van de makhnovisten. Terwijl ze het in verband met de Makhnovtsjina de hele tijd hadden over “bandieten” en “verdedigers van de koelakken”, verspreidden ze overal het valse gerucht van een bondgenootschap tussen Makhno en Wrangel. De gevolmachtigde vertegenwoordiger van de regering van Kharkov, Jakovlev, aarzelde zelfs niet om in volle zitting van de sovjet van Jekaterinoslav te verklaren dat de regering beschikte over geschreven bewijsmateriaal van dit bondgenootschap. Al deze procédés waren “middelen van politieke strijd” voor de bolsjevieken.
De Makhnovtsjina kon niet onverschillig blijven tegenover de alsmaar dreigendere opmars van Wrangel. Ze vonden het noodzakelijk om hem zonder dralen te bekampen, zonder hem de tijd te laten om zijn gebied uit te breiden en zijn posities te consolideren. Maar wat met de communisten? Ten eerste verhinderden ze de makhnovisten om te handelen en ten tweede was hun dictatuur al even nefast en vijandig voor de vrijheid van de werkers als die van Wrangel.
Na het probleem in al haar facetten onderzocht te hebben, achtte de Raad van Opstandelingen en de legerstaf dat Wrangel ondanks alles toch de “vijand nummer 1” ten opzichte van de Revolutie was en dat moest getracht worden om met de bolsjevieken tot afspraken te komen.
De kwestie werd aan de massa van opstandelingen voorgelegd die tijdens een grote bijeenkomst beslisten dat de verplettering van Wrangel grootse resultaten kon hebben. De assemblee schaarde zich achter de mening van de Raad en de staf.
Er werd beslist om aan de communisten een opschorting van de vijandelijkheden tussen hen en de Makhnovtsjina voor te stellen om Wrangel gezamenlijk te kunnen verpletteren.
In juli en augustus werden in naam van de Raad en de commandant van het insurrectionele leger telegrammen in die zin naar Moskou en Kharkov gestuurd. Er kwam geen antwoord. De communisten zetten hun campagne tegen de makhnovisten onverstoord verder.
In september moesten de communisten Jekaterinoslav ontruimen. Wrangel nam bijna zonder tegenstand Berdiansk, Alexandrovsk, Goeliaj-Polje, Sinelnikovo enzovoort in.
Pas toen kwam een gevolmachtigde delegatie van het Centraal Comité van de Communistische Partij, met een zekere Ivanov aan het hoofd naar Strarobelsk (in de streek rond Kharkov), waar de makhnovisten op dat moment kamp hadden opgeslagen. De delegatie wilde onderhandelen over gezamenlijke actie tegen Wrangel.
Deze onderhandelingen vonden stante pede plaats in Strarobelsk zelf. Ze leidden tot de eerste contouren van een militair en politiek akkoord tussen de makhnovisten en de sovjetmacht. De clausules van deze contouren werden naar Kharkov gestuurd om definitief uitgewerkt en geratificeerd te worden. Daartoe, en ook om een constante verbinding met de bolsjevistische generale staf te onderhouden, vertrokken Boedanov en Popov naar Kharkov.
Tussen 10 en 15 december 1920 werden de clausules van het akkoord definitief uitgeschreven en door beide partijen aangenomen.
Ondanks onze bekommernis om ons verhaal te houden, moet dit historische document in zijn volledigheid geciteerd worden. De teneur ervan is veelzeggend. Daarenboven kunnen de gebeurtenissen na dit akkoord niet op juiste waarde geschat en begrepen worden zonder de clausules van dit document in detail te kennen.
Bepalingen van het preliminaire militaire en politieke akkoord tussen de sovjet-regering van de Oekraïne en het (makhnovistische) Insurrectionele Revolutionaire Leger van de Oekraïne.
Deel I – Politiek akkoord
1. Onmiddellijke invrijheidstelling van alle makhnovisten en anarchisten die gevangen zitten of verbannen zijn, op alle gebieden van de sovjetrepublieken; staking van alle vervolgingen van makhnovisten en anarchisten; enkel degenen die een gewapende strijd voeren tegen de sovjet-regering zijn van deze clausule uitgesloten
2. Volledige vrijheid van alle openbare meningsuiting en alle propaganda van principes en ideeën, zowel gesproken als geschreven, voor alle makhnovisten en anarchisten, met uitzondering van het oproepen tot de gewelddadige omverwerping van de Macht van de Sovjets, en op voorwaarde de voorschriften van de militaire censuur te eerbiedigen.
3. Voor alle publicaties zullen de makhnovisten en de anarchisten, als revolutionaire organisaties erkend door de regering van de Sovjets, kunnen beschikken over het statelijke technische apparaat, op voorwaarde, uiteraad, zich te schikken naar de technische reglementen van het publiceren.
4. Vrije deelname aan de verkiezingen van de Sovjets; het recht voor makhnovisten en anarchisten om daarbij verkozen te worden. Vrije deelname aan de organisatie van het volgende vijfde Pan-Oekraïense Congres van de Sovjets, dat in december moet plaatsvinden.
Ondertekend: Op mandaat van de regering van de Sovjets van de Socialistische Sovjetrepubliek van de Oekraïne, Jakovlev. Gevolmachtigden van de Raad en het commando van het (makhnovistische) Insurrectionele Revolutionaire Leger van de Oekraïne, Koerilenko, Popov.
Deel II – Militair akkoord
5. Het (makhnovistische) Insurrectionele Revolutionaire Leger van de Oekraïne zal deel uitmaken van de gewapende krachten van de Republiek als partizanenleger en betreffende de operaties, ondergeschikt zijn aan het opperbevel van het Rode Leger. Het zal haar interne structuur behouden zonder de organisatorische bases en principes van het reguliere Rode Leger te moeten aannemen.
6. Het (makhnovistische) Insurrectionele Revolutionaire Leger van de Oekraïne zal wanneer ze door het gebied van de Sovjets trekt, zich aan het front bevindt of langs de fronten trekt, in haar rangen geen detachementen nog deserteurs van het Rode Leger opnemen. Opmerkingen:
a) De eenheden van het Rode Leger en de individuele rode soldaten die het Insurrectionele Revolutionaire Leger achter het front van Wrangel zouden ontmoet hebben en er zich zouden bij aangesloten hebben, moeten zich weer bij haar rangen voegen als ze het Rode Leger tegenkomen.
b) De makhnovistische partizanen die zich achter de frontlinies van Wrangel bevinden, net zoals alle manschappen die zich momenteel in de rangen van het Insurrectionele Leger bevinden, zullen bij het Insurrectionele Leger blijven, ook als ze al eerder gemobiliseerd waren door het Rode Leger.
c) Met het doel om de gemeenschappelijke vijand te verpletteren – het witte leger – zal het (makhnovistische) Insurrectionele Revolutionaire Leger van de Oekraïne de werkende massa’s die achter haar staan op de hoogte stellen van dit akkoord; ze zal de bevolking uitnodigen om alle vijandelijke actie tegen de Macht van de Sovjets te staken; van haar kant zal de regering van de Sovjets onmiddellijk de clausules van het afgesloten akkoord publiceren.
7. De families van de strijders van het Insurrectionele Leger die op het grondgebied van de Sovjetrepubliek wonen zullen dezelfde rechten genieten als de soldaten van het Rode Leger en zullen tot dat doel de nodige documenten krijgen van de sovjet-regering van de Oekraïne.
Ondertekend: Commandant van het zuidelijke front, Froenzee. Leden van de Revolutionaire Raad van het zuidelijke front, Bela Kun, Goesev. Gevolmachtigde afgevaardigden van de Raad en het commando van het makhnovistische Insurrectionele Leger, Koerilenko, Popov.
Bovenop de drie clausules van het politieke akkoord, stelden de makhnovistische afgevaardigden aan de sovjet-regering een vierde clausule voor:
Eén van de essentiële elementen van de makhnovistische beweging is de strijd voor het zelfbeheer van de arbeiders, daarom acht het Insurrectionele Leger het gepast om aan te dringen op het volgende punt (het vierde): in de regio waar het makhnovistische leger zal opereren, zal de arbeiders- en boerenbevolking zelf haar vrije instellingen voor het economische en politieke zelfbeheer scheppen; deze instellingen zullen autonoom zijn en op federatieve wijze – doorheen akkoorden –met de regeringsorganen van de Sovjetrepublieken verbonden worden.
Het ging er eigenlijk over om de makhnovistische opstandelingen twee of drie departementen van de Oekraïne te laten opdat ze er in alle vrijheid hun sociaal experiment konden doen en federatieve banden te onderhouden met de USSR.
Hoewel deze speciale clausule geen geheel vormde met het ondertekende akkoord, hechtten de makhnovisten er uiteraard een bijzonder groot belang aan.
Een opmerkelijk detail: na het afsluiten van dit akkoord, zagen de bolsjevieken zich verplicht om via het “Algemene Oorlogscommissariaat”te verklaren dat Makhno nooit banden had gehad met Wrangel, dat de geruchten die daarover door de autoriteiten verspreid waren, foutief waren, gebaseerd bleken op verkeerde informatie,… Deze verklaringen werden gepubliceerd door het Algemene Oorlogscommissariaat onder de titel “Makhno en Wrangel”, in De Proletariër en andere bladen van Kharkov, rond 20 oktober 1920.
We nodigen de lezer uit om de tekst van dit akkoord grondig te bestuderen. Men zal er twee tegengestelde tendensen in terugvinden: een etatistische die de gewoonlijke privileges en prerogatieven van de autoriteit verdedigt; en een andere volkse en revolutionaire tendens, die de gewoonlijke eisen van de onderworpen massa’s verdedigt.
Het is erg tekenend dat het eerste deel van het akkoord – de “politieke” clausules en de eisen van de werkers – uitsluitend de makhnovistische theses bevat. In dat opzicht namen de sovjet-autoriteiten de klassieke houding van alle tirannieën aan: ze probeerden de eisen die door de makhnovisten geformuleerd werden in te perken, af te dingen op alle punten, al het mogelijke te doen om de rechten van het werkvolk te beperken, de rechten die onmisbaar zijn voor haar ware vrijheid en tevens onvervreemdbaar.
De sovjet-autoriteiten stelden de publicatie van het gesloten akkoord onder verschillende voorwendsels lange tijd uit.
De makhnovisten zagen er een teken aan de wand in dat niets goeds voorspelde.
Ze konden niet naast het gebrek aan oprechtheid van de sovjet-autoriteiten kijken en verklaarden beslist dat het insurrrectionele leger zolang het akkoord niet gepubliceerd was, niet kon handelen naar de clausules ervan.
Pas na deze directe druk besliste de sovjet-regering eindelijk om de tekst van het akkoord te publiceren. Maar het akkoord werd niet in haar volledigheid gepubliceerd en slechts éénmaal. Eerst werd deel II (het militaire akkoord) gepubliceerd en met een interval daarna het deel I (het politieke akkoord). De ware betekenis van het akkoord werd erdoor verduisterd. Het merendeel van de lezers begrepen er zeker niets van en dat was exact wat de bolsjevieken wilden.
Wat de speciale politieke clausule (nummer 4) betreft: de Oekraïense autoriteiten scheidden het van het akkoord, ze beweerden dat er voor die clausule speciaal overleg met Moskou nodig was.
De Makhnovtsjina brengen Wrangel een eerste nederlaag toe – Zijn definitieve nederlaag. Tussen 15 en 20 oktober trok het makhnovistische leger op om Wrangel aan te vallen.
De frontlinie strekte zich uit van Sinelnikovo tot Alexandrovsk-Pologuï-Berdiansk. De opmars ging in de richting van Perekop .
Vanaf de eerste gevechten die plaatsvonden tussen Pologuï en de stad Orekhov werd een belangrijk deel van de troepen van Wrangel onder leiding van generaal Drozdov in de pan gehakt. 4000 soldaten werden gevangen genomen .
Drie weken later was de regio bevrijd van de troepen van Wrangel. Die trok zich terug naar de Krim.
Begin november bevonden de makhnovisten zich samen met het Rode Leger reeds voor Perekop.
Enkele dagen later, terwijl het Rode Leger Perekop blokkeerde, trok een deel van de makhnovistische troepen zo’n dertig kilometer links van de landengte, over het ijs van de zeestraat van Sivasj. De cavalerie onder leiding van Martsjenko (een anarchistische boer, afkomstig uit Goeliaj-Polje) trok als eerste op, gevolgd door het regiment mitrailleurs onder leiding van Kojin (een revolutionaire boer en een erg bekwaam commandant). Tijdens de oversteek werden de Makhnovtsjina voortdurend onder vuur genomen door de vijand, en het manoeuvre kostte vele levens. Maar de onverschrokkenheid en volharding van de aanvallers brak uiteindelijk de weerstand van Wrangels troepen. Die sloegen op de vlucht. Op dat moment trok er een ander makhnovistisch leger, dat van de Krim onder bevel van Simon Karetnik (een andere anarchistische boer uit Goeliaj-Polje), op naar Simferopol dat stormenderhand ingenomen werd op 13 en 14 november. Tegelijkertijd nam het Rode Leger Perekop in.
Het is onbetwistbaar dat de makhnoviste, door hun doorbraak via Sivasi een erg grote bijdrage leverden aan de verovering van de landengte van Perekop dat onneembaar geacht werd. De doorbraak dwong Wrangel immers om naar het einde van het schiereiland van de Krim zich terug te trekken. Alleen zo kon hij vermijden volledig omsingeld te worden in de bergengtes van Perekop.
De onderneming van Wrangel kwam aan haar einde. De overblijfselen van zijn troepen scheepten in alle haast in op de zuidelijke kust van de Krim en vertrokken naar het buitenland.
Nieuwe pogingen tot opbouwend werk in de opstandige regio – We hebben hogerop al gezegd dat sinds het achterlaten van Jekaterinoslav en het tweede conflict met de bolsjevieken, gevolgd door de expeditie van Wrangel, de militaire gebeurtenissen opnieuw elke scheppende activiteit van de werkende massa’s in de opstandige regio lamlegden. We moeten evenwel een uitzondering maken voor het dorp Goeliaj-Polje.
Trouwens, hoewel Goeliaj-Polje beschouwd wordt als een dorp, is het eerder een stad, en zelfs een vrij grote stad. Zeker, in de periode waar het hier over gaat, woonden er bijna alleen maar boeren. Maar Goeliaj-Polje telde toch tussen de 20 000 en 30 000 inwoners. Het dorp had meerdere lagere scholen en twee middelbare. Het leven was er intens en de mentaliteit van de bevolking erg ontwikkeld. De intellectuelen – leerkrachten, onderwijzers en andere – waren er al lange tijd gevestigd.
Hoewel Goeliaj-Polje tijdens de verbeten strijden tegen Denikin, tegen de bolsjevieken en tegen Wrangel meermaals van handen wisselde; hoewel de sovjet-regering in tegenspraak met het gesloten akkoord een semi-blokkade van de regio staande hield en zoveel mogelijk stokken probeerde te steken in de wielen van de vrije activiteit van de werkers, zette de actieve kern van makhnovisten die in Goeliaj-Polje gebleven waren haar constructieve oeuvre energiek verder, met de enthousiaste hulp en medewerking van de hele bevolking.
Men hield zich in de eerste plaats bezig met de organisatie van een lokale vrije sovjet van werkers. Deze sovjet moest de fundamenten van het nieuwe – economische en sociale – leven in de regio op poten stellen, een leven gebaseerd op de principes van vrijheid en gelijkheid, ontdaan van alle “politieke” autoriteit. De inwoners van Goeliaj-Polje organiseerden daartoe meerdere voorafgaande vergaderingen en richtten tenslotte een sovjet op die meerdere weken lang zou functioneren. Later werd die door de bolsjevieken vernietigd.
Tegelijkertijd bracht de Raad van Opstandelingen de “Fundamentele statuten van de Vrije Sovjet” uit.
Langs de andere kant wijdde men zich actief aan het oeuvre van schoolonderwijs en openbaar onderricht. Dit oeuvre drong zich op aangezien de herhaaldelijke incursies van de verschillende legers een nefaste neerslag hadden op het domein van het onderwijs. De leerkrachten ontvingen al sinds lange tijd geen enkele vorm van vergoeding meer en zaten overal verspreid. De schoolgebouwen waren verlaten.
Vanaf het moment dat de omstandigheden het toelieten wierpen de makhnovisten en de hele bevolking van Goeliaj-Polje zich op de taak om dit domein weer te doen opbloeien.
Het zijn hier vooral de richtinggevende ideeën waarop dit oeuvre gebaseerd werd die onze aandacht verdienen.
1. Het zijn de werkers zelf die moeten toezien op het goede functioneren van het onderwijs en het onderricht van de jonge werkende generatie.
2. De school moet niet alleen een bron van onmisbare kennis zijn, maar ook in evengrote mate een middel tot vorming van de bewuste en vrije mens, capabel om te strijden voor een ware menselijke samenleving, erin te leven en erin te handelen.
3. Om deze twee voorwaarden te kunnen vervullen, moet de school onafhankelijk zijn en dus gescheiden van Kerk en Staat.
4. Het onderwijs en het onderricht van de jeugd moet het oeuvre zijn van degenen die ertoe gebracht worden door hun aanleg, bekwaamheid, kennis en andere onmisbare kwaliteiten in deze materie. Uiteraard moet dit oeuvre onder de effectieve en waakzame controle geplaatst worden van de werkers.
Er waren in Goeliaj-Polje enkele intellectuelen die voorstanders waren van de principes van de Vrije School van Francisco Ferrer. Onder hun impuls werd er een levendige beweging op gang getrokken die tot een erg interessante schets van een grootse onderneming van onderricht leidde.
De boeren en arbeiders stonden in voor het onderhoud van het pedagogisch personeel van de scholen van het dorp en de omgeving.
Er werd een gemengde commissie gevormd bestaande uit boeren, arbeiders en leerkrachten om te voorzien in alle, zowel economische als pedagogische, behoeften van het schoolleven.
De commissie ontwierp in recordtempo een plan voor een vrij onderwijs, geïnspireerd op de ideeën van Francisco Ferrer.
Tegelijkertijd werden er ook speciale lessen voor volwassenen georganiseerd.
Er werd ook onderwezen in “politieke” noties – of beter gezegd, sociale noties.
Velen die indertijd hun activiteit in het onderwijs hadden opgegeven en zelfs uit Goeliaj-Polje vertrokken waren, keerden terug naar hun post toen ze van het nieuwe begin op de hoogte werden gebracht. Enkele specialisten die elders woonden kwamen naar het dorp om te helpen.
Zo begon het oeuvre van onderwijs opnieuw, op nieuwe bases.
Het valt ook op te merken dat er opnieuw theaterstukken opgevoerd werden.
Dit hele scheppende elan van de massa’s werd brutaal gebroken door een nieuwe en vreselijke aanval van de bolsjevieken, op het hele grondgebied van de Oekraïne, op 26 november 1920.
Het was het begin van de vijfde en laatste acte van het drama.
Het verraad van de bolsjevieken – Hun derde en finale aanval tegen de Makhnovtsjina – Na alles wat er gebeurd was geloofde niemand onder de makhnovisten nog in de revolutionaire betrouwbaarheid van de bolsjevieken. Men wist dat het alleen het gevaar van Wrangels offensief was dat hen gedwongen had om met Makhno te onderhandelen. En men was er erg zeker van dat eens dit gevaar uit de weg geruimd was, de sovjet-regering niet zou wachten met het ondernemen van een nieuwe campagne tegen de Makhnovtsjina. Niemand geloofde in de stevigheid, noch in de duurzaamheid van het akkoord. Maar men veronderstelde evenwel dat de niet-vijandige houding toch drie of vier maanden zou duren, en men hoopte die tijd te kunnen gebruiken voor een energieke propaganda voor de ideeën van de makhnovistische en libertaire beweging.
In deze laatste hoop werd men teleurgesteld.
De manier waarop de bolsjevieke regering de clausules van het akkoord toepaste was al veelzeggend en verdacht. Op geen enkel moment dachten de bolsjevieken eraan om de overeenkomsten effectief uit te voeren. De macht liet de makhnovisten en de anarchisten slechts druppelsgewijs vrij. Ze probeerde de ideologische activiteit van de libertaire militanten met alle mogelijke middelen te belemmeren.
Opgeslorpt door de militaire zaken konden de makhnovisten zich – voorlopig – niet bezighouden met deze abnormale situatie.
Desondanks bloeide er weer een zekere anarchistische activiteit op in de Oekraïne. De propaganda kon in zekere mate hernomen worden en er verschenen enkele kranten.
De belangstelling en sympathie van de werkende bevolking voor de libertaire ideeën en beweging gingen alle verwachtingen te boven. Toen ik uit de gevangenis – van Moskou – kwam en terugkeerde naar de Oekraïne was ik verrast te zien dat er elke avond en bij elke aangekondigde conferentie een ware massa ons lokaal in Kharkov vulde. Telkens waren we gedwongen om honderden mensen de toegang te weigeren. En ondanks de reeds intense koude van die tijd bleven velen buiten staan om doorheen de openstaande deur te luisteren naar elk woord van de spreker.
De rangen van de Oekraïense anarchisten groeiden ook aan met militanten die uit Groot-Rusland waren afgezakt waar de bolsjevieken amper rekening hielden met het akkoord.
Dag na dag groeide de anarchistische beweging.
Deze stand van zaken versnelde de reactie van de bolsjevieken die volledig buiten zichzelf waren door dit succes.
De makhnovisten rekenden veel op de gevolgen van de beruchte “vierde clausule” van het politiek akkoord. Ze drongen bijzonder aan op de hoogdringendheid om het te onderzoeken en een beslissing te nemen. Want ze waren vooral gehaast om van de bolsjevieken een erkenning te bekomen van het recht op economisch en sociaal zelfbeheer van de arbeiders en boeren.
De vertegenwoordigers van de Makhnovtsjina eisten dat de sovjet-autoriteiten een keuze maakten: ofwel de clausule in kwestie ondertekenen, ofwel publiekelijk uitleggen waarom ze zich ertegen verzetten.
Beetje bij beetje begon de anarchistische propaganda zich op deze kwestie te concentreren. Naar het midden van de maand november toe, stond deze “vierde clausule” overal in de publieke belangstelling en beloofde ze in de toekomst van kapitaal belang te worden. Maar net deze clausule was totaal onaanvaardbaar in de ogen van de bolsjevieken.
Rond die tijd werd er een anarchistisch congres gepland in Kharkov om de wijze van de libertaire activiteit in de nieuwe omstandigheden te bepalen. Rond diezelfde tijd kon het avontuur van Wrangel beschouwd worden als definitief afgesloten.
En op diezelfde moment begon Lenin heimelijk met de voorbereiding van een nieuwe aanval tegen de makhnovisten en de anarchisten. Keer op keer verstuurde hij zijn beruchte geheime telegrammen waarvan de anarchisten te laat op de hoogte gebracht werden door een sympathiserende telegrafist.
Onmiddellijk nadat het telegram van Simon Karetnik – dat meldde dat hij zich bij de insurrectionele troepen in de Krim bevond en optrok naar Simferopol – aan Goeliaj-Polje overgemaakt werd, riep de adjudant van Makhno, Gregori Vasilevski, uit: “Dit is het einde van het akkoord! Ik wed erop dat de bolsjevieken ons binnen de acht dagen zullen aanvallen!” Hij zei dit op 15 of 16 november. En op 26 november vielen de bolsjevieken verraderlijk de makhnovistische staf en troepen aan in de Krim en in Goeliaj-Polje. In Kharkov namen ze de makhnovistische vertegenwoordigers gevangen en vernielden er alle lokalen van de net opnieuw gevormde libertaire organisaties. Ook alle anarchisten werden gearresteerd, waaronder velen die gekomen waren om deel te nemen aan het congres. Overal in de Oekraïne gingen de bolsjevieken op dezelfde manier te werk.
(Arsjinov)
Zo begon de derde en laatste oorlog van de bolsjevieken tegen de makhnovisten, de anarchisten en de werkende massa’s in de Oekraïne, een oorlog die na negen maanden van ongelijke en genadeloze strijd eindigde met de militaire nederlaag van de vrije beweging.
Eens te meer haalde de brute kracht het met behulp van bedrog en verraad.
Laten we van deze laatste acte enkele details en verduidelijkingen meegeven.
Uiteraard draalden de bolsjevieken niet om uitleg te verschaffen over hun slag van Judas.
Ze beweerden dat de makhnovisten en de anarchisten bezig waren met de voorbereiding van een complot en een grote opstand tegen de regering van de sovjets; ze beschuldigden Makhno ervan geweigerd te hebben om naar het Kaukasische front te gaan en onder de boeren gerekruteerd te hebben om een leger tegen de sovjetautoriteiten te vormen; ze zeiden dat de makhnovisten vooral bezig waren met schermutselingen tegen de achterhoede van het Rode Leger in plaats van Wrangel in de Krim te bestrijden enzovoort.
Het spreekt voor zich dat al deze beschuldigingen pure leugens waren. Maar door ze te blijven herhalen en door de stilte die aan de makhnovisten en de anarchisten opgelegd werd, slaagden de bolsjevieken erin om velen deze leugens te doen geloven, zowel in het buitenland als in de USSR.
Meerdere feiten laten ons toe de waarheid te vertellen.
1.Op 23 november 1920 hielden de makhnovisten in Pologuï en Goeliaj-Polje negen bolsjevistische spionnen aan die tot de 42ste infanteriedivisie van het Rode Leger behoorden. Ze gaven toe door de chef van contraspionage naar Goeliaj-Polje gestuurd te zijn om informatie te vergaren over de verblijfplaatsen van Makhno, van de leden van de staf, van de commandanten van het insurrectionele leger en van de leden van de raad. Wanneer ze die informatie gevonden hadden moesten ze ter plekke blijven om de komst van het Rode Leger af te wachten en dan onmiddellijk te kunnen aanwijzen waar die personen zich bevonden. In het geval dat deze personen door een aanval van het Rode Leger op de vlucht zouden slagen, moesten de spionnen hen achtervolgen en hen niet uit het oog verliezen. De spionnen verklaarden dat men zich rond 24 of 25 november moest verwachten aan een aanval tegen Goeliaj-Polje.
De Raad van revolutionaire opstandelingen en de commandant van het leger stuurden een gedetailleerde uiteenzetting van dit complot naar Rakovski, toenmalig voorzitter van de Raad van Volkscommissarissen van de Oekraïne, en naar de Revolutionaire Militaire Raad van Kharkov, met de eis om:
1° de chef van de 42ste divisie en alle anderen die betrokken waren bij het complot onmiddellijk aan te houden en voor een oorlogstribunaal te leiden.
2° de doortocht door Goeliaj-Polje, Pologuï, Malaja-Tokmatsjka en Toerkenovka aan de rode detachementen te ontzeggen.
Het antwoord van de regering van Kharkov zei: “Het zogenaamde complot zal wel een misverstand zijn. Toch hebben de sovjetautoriteiten een speciale commissie opgedragen om de kwestie te onderzoeken en stellen ze aan de staf van het makhnovistische leger voor om twee van hun leden af te vaardigden om deel te nemen aan de werkzaamheden van deze commissie.”
Op 25 november werd dit antwoord van Kharkov naar Goeliaj-Polje doorgebeld.
De volgende dag onderhandelde P. Rybin, secretaris van de Raad van revolutionaire opstandelingen, per telefoon opnieuw over de kwestie met Kharkov. De bolsjevieke autoriteiten van Kharkov bevestigden hem dat de affaire van de 42ste divisie zonder enige twijfel tot volledige genoegdoening van de makhnovisten zou geregeld worden en ze voegden er ook aan toe dat de vierde clausule van het politieke akkoord in der minne zou beklonken worden, op vriendschappelijke wijze.
Dit telefonisch gesprek met Rybin vond plaats om 9 uur ’s morgens, op 26 november. Zes uren daarvoor, in het midden van de nacht, werden de vertegenwoordigers van de makhnovisten in Kharkov gearresteerd, samen met alle anarchisten die zich in Kharkov en elders bevonden.
Exact twee uur na het telefoongesprek omsingelden de rode troepen Goeliaj-Polje
langs alle kanten en begonnen het dorp te bombarderen.
Op dezelfde dag en hetzelfde uur werd het makhnovistische leger in de Krim aangevallen. Daar slaagden de bolsjvieken erin – door list – om alle leden van de staf van dit leger en de commandant ervan, Simon Karetnik, te arresteren. Allen werden zonder uitzondering onmiddellijk gefusilleerd.
2. Ik bevond me samen met de vertegenwoordigers van de Makhnovtsjina in Kharkov en wist niets van wat er tegen ons beraamd werd. Op 25 november werd me opgedragen om naar Rakovski te stappen en uit zijn mond te vernemen hoe de zaken er nu voorstonden in verband met de vierde clausule van het akkoord.
Rakovski ontving me hartelijk. Hij nodigde me uit om in zijn werkbureau plaats te nemen. Hijzelf zat comfortabel in een aangename zetel en speelde nonchalant met een mooie briefopener. Hij zei me met de glimlach op de lippen dat de onderhandelingen tussen Kharkov en Moskou over de vierde clausule op het punt stonden om afgerond te worden en dat het ernaar uitzag dat men zich aan een gelukkige uitkomst kon verwachten. Het zou nog slechts een kwestie van dagen zijn.
Op het moment dat hij me deze dingen zei bevond het bevel om de “affaire” tegen de anarchisten en de makhnovisten te ontketenen zich in de lade van de bureau waartegenover ik zat.
De volgende avond moest ik een conferentie over anarchisme geven aan het landbouwinstituut van Kharkov. De zaal zat boordevol en de conferentie duurde tot laat in de nacht. Rond half één kwam ik thuis en schreef nog even verder aan een artikel voor onze krant. Rond halfdrie ging ik slapen. Ik was nog maar amper ingeslapen of ik werd gewekt door veelzeggend lawaai: geweerschoten, wapengekletter, laarzengedreun in de traphal, vuistslagen op de deuren, schreeuwen en beledigingen. Men klopte hevig op de deur van mijn kamer. “Openmaken of we trappen de deur in!” Ik ontgrendelde de deur en werd brutaal vastgegrepen, meegenomen en in een kelder geworpen waar we al met enkele tientallen waren. De vierde clausule kende alzo een “gelukkige uitkomst”.
3. Op 27 november, de dag na de aanval tegen Goeliaj-Polje, troffen de makhnovisten in het bezit van gevangengenomen rode soldaten proclamaties aan met als titels: “Vooruit tegen Makhno!” en “Dood aan de Makhnovtsjina!”, gepubliceerd door de politieke sectie van het IVde leger, zonder datum. De gevangenen zeiden dat ze deze proclamaties op 15 of 16 november gekregen hadden. Ze bevatten een oproep tot strijd tegen Makhno, die erin beschuldigd wordt om de clausules van het politieke en militaire akkoord te hebben overtreden, geweigerd te hebben naar het Kaukasische front te gaan, een opstand te hebben geprovoceerd tegen de sovjet-macht enzovoort.
Dit bewijst dat al deze beschuldigingen op voorhand gefabriceerd en gedrukt werden, toen het insurrectionele leger nog bezig was zich een weg te banen naar de Krim en Simferopol in te nemen, en toen de makhnovistische vertegenwoordigers nog rustig doorwerkten in Kharkov en elders.
4. In de loop van oktober en november 1920, met andere woorden in de periode dat het politieke en militaire akkoord tussen de makhnovisten en de bolsjevieken onderhandeld en afgesloten werd, werden er twee moordpogingen van de bolsjevieken tegen Makhno verijdeld. De bolsjevieken hadden daartoe huurmoordenaars aangeworven.
Het is overduidelijk dat heel deze operatie zorgvuldig voorbereid werd en dat de uitwerking ervan op z’n minst een vijftiental dagen vroeg.
In heel deze onderneming – de bolsjevieken wilden dat het de finale slag was – ging het niet alleen over een verraderlijke aanval tegen de makhnovisten, maar over een machinatie die minutieus tot in de kleinste details uitgewerkt was. Men voorzag zelfs middelen om de waakzaamheid van de makhnovisten te verslappen, om hen op een dwaalspoor te brengen met valse beweringen van veiligheid, met leugenachtige beloftes enzovoort. Het lijdt dus geen twijfel dat de voorbereidingen ervan veel tijd vergden.
Dit is de waarheid over de breuk van het akkoord tussen de makhnovisten en de Macht van de sovjets.
Deze waarheid wordt trouwens bevestigd door sommige documenten van sovjet-oorsprong.
Laten we het bevel van Froenzee, toenmalig commandant van het zuidelijk front, aanhalen. Dit document volstaat om het verraad van de bolsjevieken aan te tonen en al hun leugens en uitvluchten met de grond gelijk te maken:
Bevel aan kameraad Makhno, commandant van het Insurrectionele Leger. Kopie aan de commandanten van de legers van het zuidelijke front. N° 00149. Opgesteld bij de Generale Staf. Melitopol, 23 november 1920.
Gezien de staking van de vijandelijkheden tegen Wrangel en diens totale nederlaag acht de Revolutionaire Militaire Raad van het zuidelijke front de taak van het leger van partizanen volbracht. De Raad stelt de Revolutionaire Militaire Raad van het Insurrectionele Leger dus voor om onmiddellijk werk te maken van het omvormen van de insurrectionele partizanendetachementen tot reguliere militaire eenheden van het Rode Leger.
Er bestaat geen reden meer voor het voortbestaan van het Insurrectionele Leger als dusdanig. Integendeel, het voortbestaan van deze detachementen met bijzondere organisatievorm en met speciale doeleinden naast het Rode Leger, brengt absoluut ontoelaatbare gevolgen voort . Daarom schrijft de Revolutionaire Militaire Raad van het zuidelijke front het volgende voor aan de Revolutionaire Militaire Raad van het Insurrectionele Leger:
1. Alle eenheden van het voormalige insurrectionele leger die zich momenteel in de Krim bevinden, moeten onmiddellijk ingelijfd worden in het IVde sovjetleger. De Revolutionaire Militaire Raad zal zorg dragen voor hun omvorming.
2. De sectie van militaire formaties van Goeliaj-Polje moet geliquideerd worden. Conform de aanwijzingen van de commandant van dit deel van het leger zullen de strijders verdeeld worden over de reservedetachementen.
3. De Revolutionaire Militaire Raad van het Insurrectionele Leger moet alle nodige maatregelen treffen om aan de strijders de noodzaak van deze omvorming uit te leggen.
Ondertekend: M. Froenzee, leidinggevend commandant van het zuidelijke front; Smilga, lid van de Revolutionaire Militaire Raad; Karatygine, chef van de Generale Staf.
De lezer herinnert zich ongetwijfeld de geschiedenis van het akkoord tussen de sovjet-regering en de makhnovisten.
De ondertekening van het akkoord werd voorafgegaan door onderhandelingen tussen de makhnovistische gevolmachtigden en een bolsjevieke delegatie onder leiding van Ivanov, die speciaal voor deze gelegenheid naar het kamp van de makhnovisten in Strarobelsk was gekomen.
Deze onderhandelingen werden verdergezet in Kharkov waar de makhnovistische vertegenwoordigers drie weken lang samenwerkten met de bolsjevieken om de sluiting van het akkoord tot een goed einde te brengen. Elk artikel werd zorgvuldig onderzocht en bediscussieerd door beide partijen.
De uiteindelijke opstelling van het akkoord werd door beide partijen goedgekeurd, het is te zeggen door de sovjet-regering en door de regio van revolutionaire opstandelingen in de persoon van de Raad van revolutionaire opstandelingen van de Oekraïne. Het akkoord werd beklonken met de respectievelijke ondertekeningen.
Uiteraard kon er geen enkel van de artikels van het akkoord afgeschaft of gewijzigd worden zonder een voorafgaande overeenstemming tussen beide partijen.
Het bevel van Froenzee schafte niet enkel het eerste lid van het militaire akkoord af, maar simpelweg het hele akkoord. Dit bewees dat het akkoord nooit serieus genomen werd door de bolsjevieken, dat ze een onwaardige komedie hadden gespeeld en dat het akkoord niets anders was dan bedrog, een manoeuvre, een valstrik om de makhnovisten tegen Wrangel te doen oprukken om ze vervolgens in de pan te hakken.
Het grofste is nog dat het bevel van Froenzee onder zijn schijn van een zekere, ietwat brutale “openhartigheid ” – of naïviteit – ook bedoeld was als manoeuvre:
1° Tezamen met dit papier n° 00149 ontving het IVde leger van de Krim het bevel om met alle tot haar beschikking staande middelen tegen de makhnovisten op te treden en gebruik te maken van alle militaire middelen in geval van een weigering tot gehoorzaamheid van de kant van de opstandelingen.
2° Noch de staf van het insurrectionele leger die in Goeliaj-Polje was gebleven, noch de makhnovistische afvaardiging in Kharkov ontvingen een kopie van dit bevel. De makhnovisten kwamen de inhoud ervan pas drie of vier weken na de agressie van de bolsjevieken te weten en dan nog slechts omdat ze een aantal kranten toevallig in handen gekregen hadden. De redenen voor dit vreemde feit zijn eenvoudig. De bolsjevieken waren heimelijk een aanval tegen de makhnovisten aan het voorbereiden en konden hen dus niet vooraf waarschuwen door hen een dergelijk document op te sturen: hun plan zou dan compleet falen. Zulk bevel zou onmiddellijk alle makhnovistische krachten op de been hebben gebracht en dan zou de voorbereide aanval van de bolsjevieken afgeslagen worden. De sovjetautoriteiten waren zich daarvan bewust. Daarom hielden ze het bevel tot op de laatste moment geheim.
3° Maar langs de andere kant moesten ze evenwel een rechtvaardiging geven voor de agressie. Daarom werd het bevel van Froenzee pas na de aanval en de breuk in de kranten gepubliceerd. Het verscheen voor de eerste keer op 15 december 1920, in de krant van Kharkov, “De Communist”. Dit nummer werd geantidateerd.
Al deze machinaties hadden tot doel om de makhnovisten te verrassen, hen te verpletteren en vervolgens deze actie, met de “rechtvaardigende stukken” in de hand, uit te leggen als perfect “getrouw”.
Zoals we elders al zeiden, ging de aanval tegen de makhnovisten gepaard met massa-arrestaties van anarchistische militanten. Deze arrestaties over de hele Oekraïne hadden niet alleen tot doel om voor eens en voor altijd alle anarchistische gedachtegoed en activiteit te verstikken, maar ook om elke neiging tot protest in de kiem te smoren, om elke poging om de ware aard van de gebeurtenissen aan het volk uit te leggen onmogelijk te maken.
Niet alleen de anarchisten als dusdanig werden gearresteerd, maar ook hun vrienden of kennissen die geïnteresseerd waren in hun literatuur.
In Elisabethgrad werden vijftien jongeren tussen 15 en 18 jaar in de gevangenis gesmeten. Het is waar dat de oversten van Nikolajev (de chef ter plekke) maar weinig tevreden waren met deze vangst: ze zeiden dat ze “echte anarchisten” wilden en geen kinderen. Maar niet één van deze kinderen werd vrijgelaten.
In Kharkov namen de vervolgingen tegen anarchisten tot dan toe ongekende proporties aan. Er werden hinderlagen en valstrikken georganiseerd tegen alle anarchisten van de stad. Een valstrik van die aard werd opgesteld aan de boekhandel “De Vrije Broederschap”: iedereen die er een boek kwam kopen, werd vastgegrepen en aan de Tsjeka overgemaakt. Men wierp zelfs de mensen in de gevangenis die halt hielden om de krant Nabat te lezen, dat voor de breuk legaal verscheen en op de muur van de boekhandel geplakt was.
Eén van de anarchisten van Kharkov, Gregori Tzesnik, was ontkomen aan arrestatie. De bolsjevieken wierpen daarop zijn vrouw, die volledig vreemd was aan alle politieke actie, in de gevangenis. De gevangene ging onmiddellijk in hongerstaking met de eis tot onmiddellijke vrijlating. De bolsjevieken verklaarden haar dat als Tzesnik de vrijlating van zijn vrouw wilde bekomen, hij zich maar bij de Tsjeka had aan te dienen. Tzesnik was erg ziek, maar toch diende hij zich aan en werd gevangengezet.
We hebben reeds verteld dat de staf en de commandant van het makhnovistische leger in de Krim, Simon Karetnik, op verraderlijke wijze gegrepen en ter plekke geëxecuteerd werden.
Martsjenko, die de cavalerie leidde slaagde erin om, hoewel omsingeld en aangevallen door vele detachementen van het IVde leger, door te breken en zich een weg te banen doorheen de natuurlijke hindernissen en de barrages van het versterkte Perekop. Hij sleepte zijn mannen – of eerder wat er nog overbleef van zijn mannen – mee in geforceerde dagmarsen, zowel overdag als ’s nachts. Uiteindelijk slaagde hij erin om Makhno te vinden (die, zoals we onmiddellijk zullen zien, opnieuw ontkomen was aan de bolsjevieken), in het dorpje Kermentsjik.
Men had er al lucht gekregen van de gelukkige ontsnapping van het makhnovistische leger van de Krim. Men wachtte vol ongeduld op haar terugkeer.
Op 7 december kwam er een ruiter aan in volle galop om te verwittigen dat de troepen van Martsjenko over enkele uren zouden toekomen.
De makhnovisten die in Kermentsjik waren trokken allemaal erg aangedaan hun helden tegemoet.
Hoe vreselijk was hun angst toen ze eindelijk, in de verte, het kleine groepje ruiters zagen dat traag naderde.
In plaats van een krachtige cavalerie van 1500 paarden keerde slechts een 250-tal mannen terug uit de vuurpoel. Martsjenko en Taranovski (een andere waardevolle commandant van het insurrectionele leger) reden voorop.
- De eer is aan mij om u de terugkeer van het leger van de Krim aan te kondigen, zei Martsjenko met bittere ironie.
Enkele opstandelingen vonden nog de kracht om te glimlachen. Maar Makhno was zwaarmoedig. De aanblik van deze lamentabele overblijfselen van zijn geweldige cavalerie deed hem vreselijk lijden. Hij zweeg en probeerde zijn emoties meester te blijven.
- Ja, broeders, ging Martsjenko verder, pas nu weten we echt wat de communisten zijn.
Er vond onmiddellijk een algemene assemblee plaats. Het verloop van de gebeurtenissen in de Krim werd er uiteengezet. Zo vernam men dat de commandant van het leger, Karetnik, door de bolsjevistische staf naar Goeliaj-Polje was gestuurd, zogezegd om deel te nemen aan een militaire beraadslaging. Onderweg werd hij verraderlijk opgepakt. Dat Gavrilenko, leider van de staf van het leger van de Krim, en alle andere leden van deze staf en meerdere commandanten, op dezelfde manier bedrogen werden. Allen werden onmiddellijk gefusilleerd. De commissie voor cultuur en propaganda in Simferopol werd gearresteerd zonder enige militaire list.
Zo werd het zegevierende Insurrectionele Leger van de Krim verraden en uitgeroeid door de bolsjevieken, haar bondgenoten van de dag ervoor.
Na mijn arrestatie in Kharkov werd ik naar de gevangenis van Vetsjeka in Moskou overgebracht. Op een dag werd ik opgeroepen door Samsonov, toenmalig baas van de “Sectie van geheime operatie van de Vetsjeka”.
Eerder dan mij te ondervragen begon hij met mij een discussie over principes. En zo kwamen we ertoe om te praten over de gebeurtenissen in de Oekraïne.
Ik zei hem zonder omwinden wat ik vond van de houding van de bolsjevieken ten opzichte van de makhnovistische beweging en de smerigheid ervan.
- Ah!, begon hij opnieuw, u noemt dat “smerig”, u? Dat toont alleen maar uw onuitroeibare naïviteit aan. Wij bolsjevieken daarentegen, wij zien er het bewijs in dat wij veel geleerd hebben sinds het begin van de Revolutie, en wij zijn nu echte en behendige staatsmannen geworden. Ditmaal hebben we ons niet laten doen; zolang we Makhno nodig hadden, hebben we profijt uit hem weten te halen, en wanneer we zijn diensten niet meer nodig hadden – en hij ons eerder begon te storen – hebben we ons definitief van hem weten te ontdoen.
Zonder dat Samsonov het besefte, waren deze laatste woorden – die wijzelf onderlijnd hebben – een volledige bekentenis van de leugens en werkelijke redenen achter de houding van de bolsjevieken en al hun machinaties. Ze zouden in het geheugen gegrift moeten staan van allen die de ware aard van het staatscommunisme proberen kennen.
De laatste doodstrijd tussen de Autoriteit en de Revolutie (november 1920 – augustus 1921) – Nu rest het ons alleen nog om een beknopte beschrijving te geven van de laatste en de meest dramatische verwikkelingen van deze doodstrijd tussen de Autoriteit en de Revolutie.
De lezer heeft zonet gezien dat Makhno ondanks de minutieuze voorbereiding en het plotselinge van de aanval eens te meer aan de bolsjevieken ontkwam.
Op 26 november, op het moment dat Goeliaj-Polje door de rode troepen omsingeld werd, was er daar alleen maar een speciale groep van 250 makhnovistische ruiters (waaronder Makhno zelf) aanwezig.
Met dit handvol manschappen, numeriek betekenisloos, maar wanhopig en tot alles bereid, stortte Makhno zich in de aanval hoewel hij nog maar amper hersteld was van zijn ziekte en vreselijk leed onder zijn verwondingen, waarvan de laatste een verpletterde enkel was. Hij slaagde erin om het cavalerieregiment van het Rode Leger dat via de kant van Oespenovka naar Goeliaj-Polje oprukte terug te duwen. Op die manier ontkwam hij aan de vijandelijke omsingeling.
Hij begon onmiddellijk met de organisatie van de detachementen opstandelingen die van alle kanten toekwamen, en ook van enkele groepen rode soldaten die de bolsjevieken hadden verlaten en zich bij de Makhnovtsjina wensten aan te sluiten.
Hij slaagde erin om een eenheid van 1000 ruiters en 1500 infanteristen te vormen waarmee hij de tegenaanval inzette.
Acht dagen later werd Goeliaj-Polje opnieuw bevrijd nadat de 42ste divisie van het Rode Leger op de vlucht gejaagd werd en de Makhnovtsjina zowat 6000 gevangenen hadden gemaakt (waarvan 2000 mannen verklaarden zich te willen aansluiten bij het insurrectionele leger; de rest werd na deelgenomen te hebben aan een grote volksbijeenkomst diezelfde dag nog in vrijheid gesteld).
Drie dagen later bracht Makhno de bolsjevieken nabij Andrevka opnieuw een serieuze slag toe. Gedurende de hele nacht en de dag daarop bond hij de strijd aan met twee divisies van het Rode Leger. Beide divisies werden verslagen en de Makhnovtsjina maakten wederom 8000 tot 10 000 gevangenen. Die werden net zoals in Goeliaj-Polje onmiddellijk in vrijheid gesteld; degenen die wilden werden als vrijwilligers opgenomen in het insurrectionele leger.
Makhno bracht het Rode Leger nog drie opeenvolgende slagen toe: nabij Komar, nabij Tzarekonstantinovka en in de buurt van Berdiansk. De infanterie van de bolsjevieken vocht met veel tegenzin en maakte van de minste gelegenheid gebruik om zich gevangen te laten nemen.
De soldaten van het Rode Leger werden onmiddellijk nadat ze gevangen genomen waren opnieuw in vrijheid gesteld. Men raadde hen aan om naar hun woonst terug te gaan en nooit meer te dienen als instrument van de Macht om het volk te onderwerpen. Maar aangezien de makhnovisten onmiddellijk terug op weg moesten, werden de vrijgelaten gevangenen enkele dagen later opnieuw geïntegreerd in hun respectievelijke korpsen. De sovjet-autoriteiten organiseerden speciale commissies om de rode soldaten die vrijgelaten waren door de makhnovisten op te pakken. Op die manier kwamen de makhnovisten in een vicieuze cirkel terecht waar ze niet meer uit geraakten. De handelswijze van de bolsjevieken was oneindig veel eenvoudiger: conform de bevelen van de “Speciale Commissie voor Strijd tegen de Makhnovitsjina” werden alle gevangen genomen makhnovisten ter plaatse gefusilleerd.
(Arsjinov)
De makhnovisten verheugden zich een tijdlang over de idee dat de overwinning hen zou toevallen. Het leek hen dat het zou volstaan om twee of drie bolsjevistische divisies te verslaan opdat een belangrijk deel van het Rode Leger zich bij hen zou aansluiten en de rest zich naar het noorden zou terugtrekken.
Maar de boeren uit verschillende districten brachten het nieuws dat de bolsjevieken zich niet tevreden stelden met het achtervolgen van het insurrectionele leger, maar ook in alle veroverde dorpen hele regimenten, voornamelijk cavalerie, achterlieten. Volgens verslagen van andere boeren concentreerden de bolsjevieken aanzienlijke troepenmachten op vele plaatsen.
Het duurde inderdaad niet lang voordat Makhno ten zuiden van Goeliaj-Polje, nabij Fedorovka, omsingeld werd door meerdere divisies cavalerie en infanterie. De strijd duurde van twee uur ’s morgens tot vier uur ’s avonds. Makhno baande zich een weg doorheen de vijandelijke rangen en slaagde erin om te ontkomen in noordoostelijke richting. Maar drie dagen later moest hij opnieuw vechten vlakbij het dorp Konstantin, ditmaal tegen een erg talrijke cavalerie en een sterke artillerie die in een strakke wurggreep opgesteld stonden. Mahkno vernam uit de mond van enkele gevangen genomen officieren dat hij tegenover vier bolsjevistische legerkorpsen stond: twee cavalerie, twee gemengde; en dat het doel van het rode commando was om hem te omsingelen met meerdere volledig gevormde divisies die momenteel aan het manoeuvreren waren. Deze inlichtingen kwamen perfect overeen met wat de boeren verteld hadden en met wat Makhno zelf gezien en geconcludeerd had.
Het werd alsmaar duidelijker dat de nederlaag van twee of drie rode eenheden van geen enkel belang was gezien de enorme massa troepen die tegen de opstandelingen in de strijd geworpen werd. Het werd duidelijk dat het niet meer ging om het behalen van een overwinning op de bolsjevistische legers, maar wel om het ontlopen van een definitieve uitroeiing van het insurrectionele leger.
Dit insurrectionele leger bestond nog amper uit 3000 strijders en moest dagelijks strijd leveren, elke keer tegen een vijand die vier of vijf keer groter was in aantallen en in wapens. In zulke omstandigheden was de ramp niet meer twijfelachtig.
De Raad van revolutionaire opstandelingen besliste toen om de zuidelijke regio voorlopig te verlaten. De Raad liet aan Makhno de keuzevrijheid over de richting van deze algemene terugtrekking.
Het genie van Makhno ging aan een opperste vuurproef onderworpen worden. Het leek absoluut onmogelijk om te ontkomen aan de vreselijke greep van troepen die zich van overal op het kleine groepje opstandelingen wierpen: 3000 revolutionaire militanten waren langs alle kanten omsingeld door een leger van minstens 150 000 manschappen. Maar op geen enkel ogenblik verloor Makhno zijn moed noch zijn koelbloedigheid. Hij begon een heldhaftig duel met deze troepen.
Omringd door een helse kring van rode divisies, rukte hij op zoals een Titaan uit de legendes, leverde slag na slag; rechts, links, vooraan en achteraan.
Nadat hij meerdere eenheden van het Rode Leger op de vlucht gejaagd had en meer dan 20 000 gevangenen had gemaakt, trok hij op – alsof hij blind geworden was en losgeslagen– in oostelijke richting naar Joezovska, hoewel de arbeiders van deze mijnregio hem hadden gewaarschuwd dat hij er opgewacht werd door een ononderbroken militaire barrage; vervolgens week hij bruusk af naar het westen en nam ongelooflijke wegen waarvan hij alleen het geheim kende.
Vanaf dat moment namen de opstandelingen nooit meer de gewone wegen. Honderden kilometers lang trokken ze door velden en plateaus bedekt met sneeuw en ijs. Daartoe moest men begiftigd zijn met een zin voor ruimte en een orientatievermogen die aan het wonderbaarlijke grensden. In zulke manoeuvres kon geen enkele kaart, geen enkel kompas van nut zijn. Kaarten en instrumenten kunnen de richting aangeven, maar ze kunnen niet verhinderen om in een ravijn te sukkelen of meegesleurd te worden in een stortbeek; wat de makhnovisten niet éénmaal overkwam. Een dergelijke mars doorheen de heuvelachtige steppen zonder wegen was mogelijk omdat de troepen de configuratie van de Oekraïense laagvlaktes uitstekend kenden.
Dit wonderbaarlijke manoeuvre liet het makhnovistische leger toe om honderden vijandelijke kanonnen en mitrailleurs te omzeilen. Het liet haar zelfs toe om in Petrovo (departement van Kherson) twee brigades van het 1ste cavalerieleger van de bolsjevieken te verslaan. Die cavalerie liet zich verrassen omdat ze dachten dat Makhno zich honderd kilometer verderop bevond.
Deze ongelijke strijd duurden meerdere maanden, met onophoudelijke gevechten, overdag en ’s nachts.
Toen de makhnovisten het departement van Kiev bereikten, was het volop aan het vriezen en daarenboven was de regio heuvelachtig en rotsachtig… zodanig onbegaanbaar dat ze alle artillerie, levensmiddelen en munities en bijna alle karren van het konvooi moesten achterlaten . Tegelijkertijd voegden twee divisies vijandelijke cavalerie – de zogenaamde “Divisies van Rode Kozakken” die gelegerd waren aan de westelijke grens – zich toe aan de massa van legers die de bolsjevieken tegen Makhno in de strijd wierpen.
Alle mogelijkheid om nog te ontkomen leek nu onbestaande.
De streek bood even weinig bestaansmiddelen als een begraafplaats. Alleen maar rotsen en steile ravijnen, allemaal bedekt met ijs. Men kwam slechts extreem traag vooruit. Langs alle kanten was er een onophoudelijk spervuur van kanonnen en mitrailleurs.
Niemand hoopte nog op redding.
Maar niemand dacht aan een verspreiding, aan een schaamtelijke vlucht. Allen beslisten om samen te sterven, zij aan zij.
Het was van een onuitsprekelijke droefheid om dit handvol mannen te zien, alleen tussen de rotsen, de hemel en het vijandelijke vuur, bereid om tot de laatste man te vechten, reeds tot de dood bestemd.
Een verscheurende pijn, een dodelijke angst maakte zich van je meester, deed je schreeuwen van wanhoop; ja, schreeuwen, tegenover het hele universum, dat er een verschrikkelijke misdaad ging begaan worden en dat hetgeen het grootste is in de schoot van het volk, het nobelste, het subliemst dat een volk heeft voortgebracht in de heldhaftige tijden van haar geschiedenis, vernietigd zou worden, voor altijd zou vergaan.
Makhno kwam eervol uit de vuurproef die het lot hem voorbehouden had.
Hij trok op tot aan de aan de grenzen van Galisia, ging terug naar Kiev, stak opnieuw de Dnjepr over in de buurt van deze stad, daalde af naar het departement van Poltava, vervolgens naar dat van Kharkov, ging opnieuw noordelijk richting Koersk, stak de spoorweg tussen Koersk en Belgorod over… zo kwam hij eindelijk uit de vijandelijke kring, in een veel gunstigere situatie. Hij had vele bolsjevistische divisies die hem opjaagden ver achter zich gelaten.
(Arsjinov)
De poging om zijn leger gevangen te nemen mislukte.
Maar het ongelijke duel tussen het handvol makhnovisten en de legers van de sovjet-staat kwam nog niet tot een einde.
Het bolsjevistische opperbevel bleef haar doel nastreven: de belangrijkste kern van de Makhnovitsjina te pakken krijgen en uitroeien. De rode divisies van de hele Oekraïne werden op pad gestuurd om Makhno te zoeken en klem te zetten.
In plaats van zelf het einde van het drama te vertellen, plaatsen we hier liever de brief van Makhno – nadat hij Rusland verlaten had – aan Arsjinov. De brief schildert op bewonderenswaardige wijze de laatste stuiptrekkingen van de strijd.
Onmiddellijk na jouw vertrek, lieve vriend, twee dagen later om precies te zijn, nam ik de stad Korotsjka (departement van Koersk) in. Ik deed op duizenden exemplaren de “Statuten van de Vrije Sovjets” verschijnen en rukte toen op naar Varpniarka en daarna, via de streek van de Don, naar de departementen van Jekaterinoslav en Tauride. Dagelijks moest ik verbeten gevechten leveren: langs de ene kant tegen de communistische infanterie die ons op de hielen zat, langs de andere kant tegen het 2de cavalerieleger dat door de bolsjevistische staf op jacht was gestuurd.
Je kent onze ruiters: nooit kon de rode cavalerie – als ze niet ondersteund werd door infanteriedetachementen en pantserwagens – aan de onzen het hoofd bieden. Daarom slaagde ik erin om, hoewel het belangrijke verliezen vergde, een weg te banen zonder van richting te veranderen.
Ons leger toonde elke dag aan dat het werkelijk een volks en revolutionair leger was; in de materiële omstandigheden waarin het zich bevond had het zienderogen moeten smelten, maar het bleef daarentegen slechts groeien in termen van strijders net als op materieel vlak.
In één van de serieuze gevechten die we moesten leveren verloor ons (speciaal) cavaleriedetachement meer dan 30 manschappen waarvan de helft commandanten waren, waaronder onze geliefde en goede vriend – jong in leeftijd, maar oud in oorlogservaringen –, de aanvoerder van dit detachement, Gabriel Trojan. Hij werd neergemaaid door een mitrailleursalvo. Aan zijn zijde vielen ook Apollon en meerdere andere waardevolle en toegewijde kameraden.
Niet zo ver van Goeliaj-Polje voegden zich bij ons nieuwe, verse en gedreven troepen, die aangevoerd werden door Brova en Parkhomenko.
Kort nadien liep de eerste brigade van de 4de cavaleriedivisie van Boedienny, met haar commandant Maslak op kop, over naar ons kamp. De strijd tegen de autoriteit en de willekeur van de bolsjevieken werd alsmaar verbetener.
Begin maart (1921) zei ik aan Brova en Maslak om met een deel van de troepen die zich bij mij bevonden een speciaal korps te vormen om naar de Don en de Koeban op te rukken. Een andere groep onder leiding van Parkhomenko werd naar de regio van Voroneje gestuurd. (Later werd Parkhomenko gedood en vervangen door een anarchist die uit Tsjoegoejev kwam.) Een derde groep van 600 ruiters en het infanterieregiment van Ivanoek, trok op naar Kharkov.
Rond diezelfde tijd moest onze beste kameraad en revolutionair Vdovitsjenko, die gewond geraakt was tijdens een gevecht in gezelschap van een klein detachement naar Novospassovka overgebracht worden om er verzorgd te worden. Een expeditiekorps van de bolsjevieken ontdekte zijn terugtocht. Toen Vdovitsjenko en zijn strijdkameraad Matrossenko tijdens de strijd tegen de vijand beseften dat ze op het punt stonden gevangen genomen te worden schoten ze zich beiden een kogel door het hoofd. Matrossenko was op slag dood. Maar de kogel van Vdovitsjenko bleef steken in zijn schedel, net onder de hersenen. Toen de communisten hem gevangen namen en ontdekten wie hij was, verzorgden ze hem en redden hem, voorlopig, van een gewisse dood. Ik kreeg al snel nieuws van hem. Hij bevond zich in het ziekenhuis van Alexandrovsk en smeekte zijn kameraden om hem te komen bevrijden. Hij werd vreselijk gefolterd om hem te doen afzien van de Makhnovtsjina en daartoe een papier te ondertekenen. Hij weigerde halstarrig en vol minachting, hoewel hij zo zwak was dat hij nog amper kon praten. Omwille van zijn blijvende weigering kon hij op éénder welk moment gefusilleerd worden. Maar ik kon niet te weten komen of dat al gebeurd was of niet.
Rond die tijd voerde ik zelf een raid uit langs de Dnjepr, naar Nikolajev. Vandaar stak ik boven Perekop de Dnjepr over en rukte op naar onze regio waar ik hoopte een aantal van onze detachementen tegemoet te gaan. Maar het communistische commando had nabij Melitopol een hinderlaag gelegd. Onmogelijk om verder te gaan. Eveneens onmogelijk om de Dnjepr over te steken want de sneeuw begon te smelten en de rivier was bezaaid met drijvende ijsblokken. Er moest dus strijd geleverd worden. Ik moest mezelf dus weer in het zadel hijsen om de operaties te kunnen leiden.
Een deel van de vijandelijke troepen werd behendig omzeild en vermeden door de onzen, terwijl ik het andere deel verplichtte om 24u op hun hoede te zijn door hen te bestoken met onze verkennersgroepen. Daardoor kon ik een geforceerde mars van 80 verst uitvoeren en – in de ochtend van 8 maart – een derde bolsjevistische leger dat aan het meer Molotosjni gelegerd was doen terugdeinzen. Daardoor kon ik via het nauwe voorgebergte tussen dit meer en de zee van Azov de vrije streek in de regio van Vorkni-Tokmak bereiken.
Van daaruit stuurde ik Koerilenko naar de regio van Berdiansk-Melitopol om er de insurrectionele beweging aan te voeren. Zelf ging ik naar het departement van Tsjernikov en rekende erop via Goeliaj-Polje te kunnen gaan aangezien boerenafvaardigingen van meerdere districten daar me gevraagd hadden om langs te komen.
Onderweg werden mijn troepen – het is te zeggen, die van Petrenko met 1500 ruiters en twee infanterieregimenten die zich bij mij bevonden – tegengehouden en omsingeld door sterke bolsjevistische divisies. Opnieuw moest ik zelf de leiding opnemen van de tegenaanval. Onze inspanningen werden met succes bekroond: we brachten de vijand een verpletterende nederlaag toe, maakten vele gevangenen en konden wapens, kanonnen, munitie en paarden buitmaken.
Maar twee dagen later werden we opnieuw aangevallen door verse en erg gedreven troepen.
Ik moet je zeggen dat onze manschappen door deze dagelijkse gevechten eraan wenden om geen enkele waarde meer te hechten aan hun leven, en dat tot op zo’n punt dat de exploten van een buitengewone, sublieme heldhaftigheid gangbare feiten werden die onmogelijk te vergelijken vallen met de meest verheven “moed”. Met de kreet “Vrij leven of strijdend sterven!” wierpen de manschappen zich in de strijd tegen eender welke eenheid, overwelmden een veel sterkere vijand en jaagden ze op de vlucht.
Tijdens onze tegenaanval die zo stoutmoedig was dat het aan de waanzin grensde werd ik geraakt door een kogel die mijn dijbeen doorboorde en doordrong tot in mijn onderbuik, vlakbij de appendix. Ik viel van mijn paard. Dit deed onze tegenaanval mislukken en verplichtte ons tot terugtrekken omdat het elan van onze troepen vooral gebroken was door iemand van de onzen die geschreeuwd had (en waarschijnlijk weinig ervaring had ): “Batko is gedood!”
12 Verst lang vervoerde men mij op een soort van kar vooraleer ze me een verband aanbrachten. Ik verloor veel bloed.
Ik was buiten bewustzijn, Leo Zinkovski waakte aan mijn zijde. Het was 14 maart. In de nacht van de 15de kwam ik terug bij bewustzijn. Alle commandanten van ons leger en de leden van de staf met Belasj op kop stonden rond mijn ziekbed en vroegen me om het bevel te ondertekenen om twee detachementen van 100 en 200 naar Koerilenko, Kojin en anderen te sturen die de insurrectionele beweging in verschillende districten aanvoerden. Ze wilden dat ik me met een regiment terugtrok naar een relatief rustige plek waar ik er terug bovenop kon komen.
Ik tekende het bevel. Ik stond ook aan Zaboedko toe om een “vliegend detachement” te vormen om vrij te handelen in de streek, zonder evenwel het contact met mij te verliezen.
In de ochtend van 16 maart waren al deze detachementen reeds vertrokken, met uitzondering van een kleine speciale eenheid die bij mij zou blijven.
Op dat moment stortte de negende rode cavaleriedivisie zich op ons en verplichtte ons om het kamp op te breken. Ze achtervolgden ons dertien uur lang over een afstand van 180 verst. Pas toen we aankwamen in het dorp Sloboda aan de kust van de zee van Azov konden we van paard wisselen en een vijftal uren halt houden.
Bij het ochtendgloren van 17 maart rukten we verder op naar Novospassovka. Maar na 17 verst botsten we op nieuwe, allemaal verse troepen van de vijandelijke cavalerie. Ze waren op pad gestuurd om Koerilenko te achtervolgen, waren hem uit het oog verloren en op ons gestoten. Ze achtervolgden ons 25 verst lang (wij waren gebroken van vermoeidheid, totaal uitgeput en ditmaal werkelijk niet in staat om te vechten) en toen wierp deze cavalerie zich op ons.
Wat doen? Ik was niet alleen niet in staat om me in het zadel te hijsen, maar zelfs niet om overeind te komen. Ik lag neer op de kar en was toeschouwer van een vreselijk lijf-aan-lijfgevecht – een “hakpartij” – die zich op zo’n tweehonderd meter van mij afspeelde. Onze mannen stierven alleen maar voor mij, alleen maar om me niet achter te moeten laten. Maar er was geen enkele redding mogelijk, noch voor hen, noch voor mij. De vijand was vijf tot zes keer sterker en kreeg voortdurend verse reserves.
Plots zag ik de bedieners van onze ‘Lewis’-mitrailleurs – dezelfden die in jouw tijd met mij waren (ze waren met vijf, onder leiding van Misja die afkomstig is uit het dorp Tsjernigovka vlakbij Berdiansk) – mijn kar in beweging trekken en ik hoorde hen zeggen: “Batko, jouw leven is onmisbaar voor de zaak van onze boerenorganisatie. Deze zaak is ons lief. Wij gaan straks sterven. Maar onze dood zal jou redden, jou en degenen die je trouw zijn en voor je zorgen. Vergeet niet om onze woorden aan onze ouders door te zeggen.” Eén van hen omhelsde me, maar daarna zag ik geen enkele van hen meer in mijn buurt. Een ogenblik later droeg Leo Zinkovski me in zijn armen naar de wagen van een boer die men net ergens tegengekomen was. (Hij passeerde vlakbij.) In de verte hoorde ik de mitrailleurs ratelen en bommen ontploffen: het waren onze ‘lewisten’ die de bolsjevieken belemmerden om door te stoten…
We hadden de tijd om drie of vier verst af te leggen en door het wed van het rivier over te steken. Ik was gered. Onze mitrailleurs stierven ginder allemaal.
Kort daarna kwamen we opnieuw langs dezelfde plek en de boeren van Staroboedovka toonden ons de plaats waar ze onze mitrailleurs hadden begraven.
Tot vandaag de dag, lieve vriend, kan ik het huilen niet tegenhouden wanneer ik aan deze onverschrokken strijders denk, deze eenvoudige en oprechte boeren. En toch, ik moet het je zeggen, het lijkt me dat deze episode me genezen heeft. Diezelfde avond hees ik mezelf in het zadel en verliet ik de regio.
In april nam ik opnieuw contact op met alle detachementen van onze troepen. Degenen die niet veraf waren, kregen het bevel om naar de regio van Poltava op te rukken.
In mei voegden de eenheden van Thomas Kojin en van Koerilenko zich daar samen en vormden een korps van 2000 ruiters en enkele infanterieregimenten. Ze beslisten om naar Kharkov op te rukken en er de grote bazen, die van de communistische partij, te gaan verjagen. Maar die waren waakzaam. Ze stuurden meer dan zestig pantserwagens, meerdere cavaleriedivisies en een zwerm infanteristen mijn kant op.
De strijd tegen deze troepen duurde wekenlang.
Een maand later werd de kameraad Stjoes tijdens een gevecht gedood, nog altijd in de streek van Poltava. Hij was op dat moment aanvoerder van de staf van de groep van Zaboedko. Onverschrokken vervulde hij zijn taak.
Nog een maand later was het de beurt aan Koerilenko. Hij dekte de doortocht van onze troepen langs de spoorwegen. In eigen persoon hield hij zich bezig met het plaatsen van de detachementen en bleef altijd bij het hoofdeskader. Op een dag werd hij verrast door de ruiters van Boedienny en gedood in het gevecht.
Op 18 mei trok de cavalerie van Boedienny op: ze kwam vanuit de regio van Jekaterinoslav naar de Don opgerukt om er een opstand van boeren in de kiem te smoren die aangevoerd werd door onze kameraden Brova en Maslak (die daarvoor zelf leider van de eerste brigade van het legerkorps van Boedienny geweest was en zich met alle manschappen die hij aanvoerde bij ons had aangesloten).
Onze groep bestond uit meerdere samengevoegde detachementen onder bevel van Petrenko-Platonov. Onze voornaamste staf en ikzelf maakten deel uit van deze groep. Die dag bevond de groep zich op zo’n 15 à 20 verst van de weg die het leger van Boedienny volgde. Onder meer omdat Boedienny wist dat ik me nog steeds bij die groep bevond raakte hij verleid door de weinige afstand die ons scheidde. Hij beval aan de chef van het detachement pantserwagens (n°1) – een detachement dat later zou deelnemen aan de verplettering van de boeren van de Don – om de toegang tot het dorp Novogrigorievka met 16 pantserwagens af te sluiten. Boedienny zelf zou doorheen de velden in de richting van Novogrigorievka oprukken aan het hoofd van een deel van de 19de cavaleriedivisie (een voormalige divisie van “binnenlandse dienst”). Hij kwam er toe nog voor de pantserwagens, want die moesten de ravijnen vermijden, het wed in de wateren zoeken, wachtposten uitsturen enzovoort. De waakzaamheid van onze verkenners bracht ons op de hoogte van al deze manoeuvres, wat ons toeliet om voorzorgsmaatregelen te nemen. Op het moment zelf dat Boedienny in het zicht kwam van ons kamp, vielen we hem aan.
In een oogwenk keerde Boedienny, die trots op de eerste rang galoppeerde, de teugels. De smerige lafaard sloeg op de vlucht en liet zijn kameraden achter.
Het gevecht dat volgde was een echte nachtmerrie. De soldaten van het Rode Leger behoorden tot de troepen die tot dan toe in centraal-Rusland gebleven waren. Ze verzekerden er “de binnenlandse orde”. Deze soldaten hadden niet aan onze zijde gestreden in de Krim, ze kenden ons niet. Men had hen bedrogen en verteld dat wij “vulgaire bandieten” waren en ze maakten er een erekwestie van om niet terug te deinzen voor delinquenten.
De opstandelingen voelden zich in hun recht en waren beslist om te winnen en de vijand te ontwapenen.
Deze slag was de meest verbetene die we ooit hebben moeten leveren, zowel vroeger als later. Het eindigde in een totale nederlaag van de troepen van Boedienny, hetgeen leidde tot het uiteenvallen van zijn leger en de desertie van veel van zijn soldaten.
Daarna vormde ik een detachement met manschappen afkomstig uit Siberië en stuurde hen, bewapend en voorzien van het nodige, naar Siberië, onder leiding van de kameraad Glazoenov. Aan het begin van augustus 1921 vernamen we via de bolsjevistische kranten dat dit detachement haar opwachting had gemaakt in de regio van Samara. Daarna hebben we er nooit meer iets over gehoord.
De hele zomer van 1921 hielden we niet op met vechten.
De extreme droogte van die zomer en de slechte oogst die erop volgde in de departementen van Jekaterinoslav, Tauride en deels in die van Kherson en Poltava en in de streek van de Don dwongen ons langs de ene kant om naar de Koeban en onder Tzaritzine en Saratov te blijven, en langs de andere kant om in de richting van Kiev en Tsjernikov te gaan. Langs die kant werd de strijd geleid door de kameraad Kijin. Toen we elkaar tegenkwamen gaf hij me hele bundels papieren door: beslissingen genomen door de boeren van het departement van Tsjernikov die verklaarden dat ze ons volledig wilden steunen in onze strijd.
Ikzelf deed een uitval naar de Volga met de detachementen van de kameraden Zaboedko en Petrenko, daarna viel ik terug op de Don en pikte onderweg meerdere van onze eenheden op die ik ook in verbinding stelde met de groep van Azov (de voormalige groep van Vdovitsjenko).
Aan het begin van augustus 1921 werd beslist dat ik omwille van de ernst van mijn verwondingen met enkele van onze commandanten naar het buitenland zou vertrekken om er een serieuze verzorging te bekomen.
Rond diezelfde tijd raakten de beste van onze commandanten gewond: Kojin, Petrenko en Zaboedko.
Op 13 augustus trok ik onder begeleiding van een honderdtal ruiters naar de Dnjepr en in de ochtend van 16 augustus staken we deze rivier tussen Orlik en Krmentsjoek over met behulp van 17 vissersboten. Die dag zelf raakte ik zes keer gewond, maar telkens licht.
Onderweg kwamen we veel detachementen van de onzen tegen. We legden hen de redenen uit voor ons vertrek naar het buitenland uit. Allemaal zeiden ze hetzelfde: “Ga, vertrek, verzorg Batko en kom dan terug om ons te helpen.”
Op 19 augustus, op 12 verst van Bobrinetz, stootten we op de 7de cavaleriedivisie van het Rode Leger dat bivak had opgeslagen langs de oevers van de rivier Ingoelets.
Op onze stappen terugkeren zou betekenen om onze nederlaag tegemoet te gaan, want we waren door een cavalerieregiment langs onze rechterflank gezien geweest en dat maakte onmiddellijk aanstalte om ons de pas af te snijden. Daarom vroeg ik aan Zinkovski om me in het zadel te hijsen. In een oogwenk werden de sabels ontbloot en onder de kreten “Hoera!” stormden we af op de mitrailleursnesten van de divisie die rond een dorp stonden. We maakten 13 Maxim-mitrailleurs en 3 Lewis-mitrailleurs buit. Vervolgens zetten we onze weg verder.
We waren in een valstrik gelopen. Maar zonder de moed te verliezen, vielen we aan en deden het 38ste regiment van de divisie terugwijken. Zo baanden we ons een weg en legden we 110 verst af zonder halt te houden, terwijl we voortdurend de verbeten aanvallen van al deze troepen afweerden.
Uiteindelijk konden we ontkomen, evenwel nadat we, dat is waar, 17 van onze beste kameraden verloren waren.
Op 22 augustus moest men zich nog eens met mij bezighouden: ik werd geraakt door een kogel in de nek die er langs de rechter kaak was uitgekomen. Ik lag dus weer languit op een kar. Maar dat versnelde onze mars alleen maar.
Op 26 augustus moesten we opnieuw de strijd aangaan met de roden. We verloren er onze beste kameraden en strijders: Petrenko-Platonov en Ivanoek.
Ik was gedwongen om nog een laatste maal onze reisweg te wijzigen.
Op 28 augustus stak ik de Dnjestr over. Ik was in het buitenland…
Zo eindigde naar het einde van 1921 toe het grote volksdrama van de Oekraïne, een drama dat een stukje geschiedenis van het volk is – en niet van de partijen, de autoriteiten of de onderdrukkingssystemen – en dat nochtans, of juist daarom, zelfs niet vermoed wordt buiten Rusland . Alle gepatenteerde “übermenschen” en hun acolieten hebben deze feiten zorgvuldig verborgen. Want de ware geschiedenis zou al deze pygmeeën van hun sokkel gestoten hebben, net zoals de ware revolutie van het volk binnenkort voor altijd al deze “übermenschen” aan de macht, wie ze ook zijn, in het stof zal doen bijten. Dan zullen er mensen komen die eindelijk de ware geschiedenis der volkeren zullen weten en durven schrijven.
De communistische regering slaagde er met haar vele divisies, niet twijfelend over de vreselijkste repressiemaatregelen en geweldsdaden, snel in om de laatste makhnovistische detachementen die door het land zwieren te verpletteren of uiteen te slaan.
Het spreekt voor zich dat de sovjet-macht ook de weerstand van een laatste hoopje petljoeriaanse troepen in het zuidoosten brak, net zoals de vele boerenformaties van erg gevarieerde aard die spontaan in opstand waren gekomen tegen de nieuwe heersers of die “ondergedoken” waren om zich te onttrekken aan de meedogenloze straf.
Makhno vluchtte met een handvol strijdkameraden naar het buitenland. Hij keerde nooit meer terug naar zijn geboorteland.
De hele Oekraïne werd onderworpen aan de bolsjevistische dictatuur.
Bij wijze van epiloog zouden wat details over de finale repressie en over het persoonlijke lot van bepaalde makhnovistische militanten wel op hun plaats zijn.
Uiteraard was de derde en laatste oorlog van de bolsjevieken tegen de Makhnovtsjina tegelijkertijd ook een oorlog tegen alle boeren van de Oekraïne.
Het ging niet alleen over de vernietiging van het insurrectionele leger, maar over het definitief overmeesteren van heel die massa van rebelse geest, deze alle mogelijkheden ontnemen om opnieuw de wapens op te nemen en de beweging terug te doen opbloeien. Het doel was het uitrukken van de zaden zelf van elke geest van revolte.
De rode divisies trokken op methodische wijze door alle dorpen van de opstandige regio, roeiden de boeren massaal uit, vaak – een pittig detail – op aanwijzing van de rijke boeren (de “koelakken”) uit de omgeving.
Honderden boeren werden gefusilleerd in Goeliaj-Polje, Novospassovka, Oespenovka, Malaja-Tokamatsjka, Pologuï en in de andere grote dorpen van de regio.
Op meerdere plaatsen gingen de tsjekisten om hun bloeddorst te stillen over tot het executeren van de vrouwen en kinderen van opstandelingen.
Het was Froenzee, de leidinggevende commandant van het zuidelijke front, die deze “repressiecampagne” leidde. “Er moet komaf gemaakt worden met de Makhnovtsjina, in twee tijden en drie bewegingen,” schreef hij op de vooravond van de campagne in zijn bevel aan de legers van het zuiden. En hij gedroeg zich als een huursoldaat, een trouwe dienaar van zijn meesters. Hij behandelde “dat uitschot van moejiks” als een ware overwinnaar, als “nieuwe adel” die dood en vernieling rondom zich zaaide.
Nu dan enkele aantekeningen over het persoonlijke lot van de voornaamste bezielers van de volksbeweging van de Oekraïne.
Simon Karetnik, een boer uit Goeliaj-Polje. Hij was één van de armsten van het dorp. Hij werkte vooral als boerenknecht. Hij kon slechts één jaar school volgen. Hij was anarchist vanaf 1907 en nam vanaf het begin deel aan de beweging. Op verschillende momenten gaf hij blijk van een opmerkelijk oorlogstalent. Hij raakte meermaals gewond tijdens de gevechten tegen Denikin. Hij was lid van de Raad van revolutionaire opstandelingen van de Oekraïne en één van de beste commandanten van het insurrectionele leger. Vanaf 1920 verving hij vaak Makhno aan het opperbevel van het leger. Hij leidde het leger dat naar de Krim trok om Wrangel te bestrijden. Na de nederlaag van Wrangel werd hij door de bolsjevieken naar Goeliaj-Polje gestuurd om er zogezegd deel te nemen aan een militaire raad, maar onderweg werd hij verraderlijk opgepakt en in Melitopol gefusilleerd. Hij liet een weduwe en meerdere kinderen achter.
Martsjenko, afkomstig uit een arme boerenfamilie van Goeliaj-Polje. Onafgewerkte schoolcarrière. Anarchist vanaf 1907 (samen met Makhno en Karetnik) en één van de eerste opstandelingen van de streek rond Goeliaj-Polje. Hij raakte meermaals gewond in de strijd tegen Denikin. Tijdens de laatste twee jaren van de opstand voerde hij de hele makhnovistische cavalerie aan en was lid van de Raad van revolutionaire opstandelingen. Hij werd gedood in januari 1921, vlakbij Poltava, tijdens een gevecht met de roden. Hij liet een weduwe achter.
Gregori Vassilevski, zoon van arme boeren uit Goeliaj-Polje. Lager onderwijs gevolgd. Anarchist van vóór 1917, nam hij deel aan de Makhnovtsjina vanaf het begin. Persoonlijke vriend van Makhno, hij verving hem meermaals aan het hoofd van het leger. Hij werd in december 1920 gedood, tijdens een gevecht tegen de roden in de streek van Kiev. Hij liet een weduwe en kinderen achter.
Boris Veretelnikov, boer uit Goeliaj-Polje. Daarna metaalarbeider in de lokale fabrieken. Later arbeider in de Poetilov-fabrieken in Petrograd. In het begin was hij revolutionair socialist en in 1918 werd hij anarchist. Een erg begaafd spreker en organisator die actief deelnam aan alle etappes van de Russische Revolutie. In 1918 keerde hij naar Goeliaj-Polje terug en wijdde zich vooral aan propaganda. Later sloot hij zich aan bij het insurrectionele leger en gaf blijk van grote militaire kwaliteiten. Hij was enige tijd leider van de staf. In juni 1919 trok hij op aan het hoofd van een haastig gevormd detachement tegen de talrijkere troepen van Denikin om Goeliaj-Polje te proberen verdedigen. Hij werd volledig omsingeld en vocht tot aan zijn laatste snik aan de zijde van zijn kameraden. Samen met heel zijn detachement werd hij gedood. Hij liet een weduwe en kinderen achter.
Pjotr Gavrilenko, boer uit Goeliaj-Polje, anarchist sinds de revolutie van 1905-1906. Eén van de meest actieve militanten van de Makhnovtsjina. In juni 1919 speelde hij als commandant van het IIIde korps van makhnovistische opstandelingen een erg belangrijke rol in de nederlaag van de denikinistische troepen. In 1921 werd hij leider van de staf van het leger van de Krim. Na de nederlaag van Wrangel werd hij verraderlijk gearresteerd door de bolsjevieken en net zoals Karetnik gefusilleerd in Melitopol.
Basil Koerilenko, boer uit Novospassovka. Hij genoot een lagere school-opleiding. Anarchist vanaf het begin van de revolutie. Hij was een getalenteerd en populair propagandist, militant van erg hoge morele kwaliteit en bleek ook één van de beste commandanten van het insurrectionele leger te zijn. Hij raakte meermaals gewond. Vele overwinningen op de troepen van Denikin. In de zomer van 1921 werd hij gedood tijdens een schermutseling met de roden. Hij liet een weduwe achter.
Victor Belasj, boer uit Novospassovka. Lager onderwijs. Anarchist. Tot in 1919 leidde hij een makhnovistisch regiment. Een erg behendig strateeg. Werd daarna leider van de staf van het insurrectionele leger en werkte meerdere opmerkelijke gevechtsplannen uit. In 1921 viel hij in handen van de bolsjevieken. Zijn verdere lot is ons onbekend.
Vdovitsjenko, boer uit Novospassovka. Lager onderwijs. Anarchist. Eén van de meest actieve deelnemers aan de revolutionaire opstand. Aanvoerder van het speciale detachement van de makhnovistische troepen. Hij speelde een aanzienlijke rol in de nederlaag van Denikin onder Peregonovka in september 1919. In 1921 wordt hij gevangen genomen door de bolsjevieken en weigert met misprijzen hun aanbod om naar hun kamp over te lopen. Zijn verdere lot is ons onbekend.
Pjotr Rybin (Zonov), arbeider-metaaldraaier, afkomstig uit het departement van Orel. Revolutionair sinds 1905. Hij emigreerde naar de Verenigde Staten waar hij actief lid was van de uitgeweken Russische revolutionaire beweging. In 1917 keerde hij terug naar Rusland, vestigde zich in Jekaterinoslav en verzette aanzienlijk werk in de reorganisatie van de industrie en het transport. Hij werkte eerst samen met de bolsjevieken in de hoedanigheid van specialist van de vakbeweging. Maar in 1920 voelde hij dat het niet langer mogelijk was om deze samenwerking verder te zetten aangezien de activiteiten van de bolsjevieken naar zijn mening tegen de ware belangen van de arbeiders en de boeren ingingen. In de zomer van 1920 sloot hij zich bij de makhnovistische beweging aan en wijdde er al zijn krachten en kennis aan. In 1921 werd hij in Kharkov aangehouden door de Tsjeka en daarna gefusilleerd.
Kalasjnikov, arbeiderszoon. Hij genoot een zekere mate van onderwijs en werd onderluitenant in het tsaristische leger voor de Revolutie. In 1917 was hij secretaris van een anarchistische groep in Goeliaj-Polje. Later sloot hij zich bij het insurrectionele leger aan en werd één van de meest vooraanstaande commandanten. Hij was de belangrijkste organisator van de opstand van de rode troepen in Novy-Boeg in 1919 toen de makhnovistische regimenten die tijdelijk geïncorporeerd waren in het Rode Leger opgeroepen werden om zich opnieuw bij het insurrectionele leger aan te sluiten en daarbij meerdere rode regimenten meenamen. Kalasjnikov leidde al deze troepen naar de opstandige regio. In 1920 werd hij gedood in een gevecht tegen de roden. Hij liet een weduwe en een kind achter.
Mikhalev-Pavlenko, boerenzoen uit centraal-Rusland. In 1917 werd hij lid van een anarchistische groep in Petrograd. Aan het begin van 1919 kwam hij naar Goeliaj-Polje. Hij kon buigen op een goed beroepsonderwijs. In Goeliaj-Polje organiseerde en leidde hij de genietroepen van het insurrectionele leger. Op 11 of 12 juni 1919, van dienst op een pantsertrein die in een gevecht met de troepen van Denikin verwikkeld was, werd hij op bevel van Vorotsjilov (commandant van het XIVde leger van de bolsjevieken) samen met zijn kameraad Boerbiga verraderlijk gegrepen en op 17 juni in Kharkov gefusilleerd.
Makev, arbeider uit Ivanovo-Voznessensk, vlakbij Moskou. Lid van een anarchistische groep uit deze stad. Eind april 1919 kwam hij met 35 kameraden toe in Goeliaj-Polje. Hij wijdde zich eerst aan propaganda, daarna sloot hij zich aan bij het insurrectionele leger. Hij werd verkozen tot staflid. In november 1919 werd hij gedood tijdens een gevecht met de denikinisten.
Tsjoes, arme boer uit het dorp Boltsjaja-Mikhaelovka. Hij diende in het tsaristische leger als matroos. Aan het begin van de Revolutie werd hij één van de eerste en actiefste opstandelingen van het zuiden van de Oekraïne. Met een groepje partizanen voerde hij een verbeten strijd tegen de Duits-Oostenrijke troepen en tegen die van de hetman. Later sloot hij zich aan bij het insurrectionele leger. Hij bekleedde er verschillende belangrijke posten. In juni 1921 raakte hij dodelijk gewond tijdens een gevecht tegen de bolsjevistische troepen.
Isidor Loety, één van de armste boeren uit Goeliaj-Polje. Muurschilder. Anarchist en intieme vriend van Makhno. Hij nam vanaf het begin deel aan de opstand. In september 1919 werd hij gedood tijdens de slag bij Peregonovka tegen de denikinisten.
Thomas Kojin, revolutionaire boer. Opmerkelijke commandant van de sectie mitrailleurs van het insurrectionele leger. Hij speelde een rol van eerste rang in alle nederlagen die aan Denikin en Wrangel toegebracht werden. In 1921 raakte hij zwaargewond tijdens een gevecht tegen de roden. Zijn verdere lot is ons onbekend.
De broers Yann en Alexander Lepetsjenko, boeren uit Goeliaj-Polje. Anarchisten. Beiden waren onder de eerste opstandelingen tegen de hetman en namen deel aan alle strijden van de Makhnovtsjina. Alexander werd in de lente van 1920 door de bolsjevieken gefusilleerd in Goeliaj-Polje. Het lot van zijn broer is ons onbekend.
Sereguin, boer. Anarchist vanaf 1917. Vanaf het begin neemt hij deel aan de opstand en was voornamelijk leider van de bevoorrading van het insurrectionele leger. Wij weten niet wat er van hem geworden is.
De broers van Nestor Makhno, Gregori en Savva. Beiden namen actief deel aan de opstand. Gregori werd gedood tijdens gevechten tegen Denikin in september 1919. Savva, de oudste van de familie, werd in Goeliaj-Polje door de bolsjevieken opgepakt – niet tijdens een gevecht, maar in zijn woning – en gefusilleerd.
Laten we dan nog de volgende namen vermelden: Boedanov, anarchistisch arbeider (lot onbekend); Tsjernoknisjny, leerkracht (lot onbekend); de broers Tsjoevenko, arbeiders (lot onbekend); Danilov, boer (lot onbekend); Sereda, boer (zwaargewond tijdens de gevechten tegen Wrangel en voor hun breuk met Makhno werd hij door de bolsjevieken gehospitaliseerd; na de breuk wordt hij in maart 1921 onder bijzonder smerige omstandigheden door de bolsjevieken gefusilleerd); Garkoesjka (gedood in 1920); Koljada (lot onbekend); Klein (lot onbekend); Dermentsji (lot onbekend); Pravda (lot onbekend); Bondaretz (gedood in 1920); Brova (gedood); Zaboedko (gedood); Petrenko (gedood); Maslak (lot onbekend); Trojan (gedood), Golik (lot onbekend); Koval (lot onbekend); Parkhomenko (gedood); Ivanoek (gedood); Taranovski (gedood); Popov (gefusilleerd); Domatsjenko (lot onbekend); Tykhenko (lot onbekend); Boergyma (lot onbekend); Tsjoemak, Krat, Kogan en zovele anderen wiens namen ons ontsnappen.
Al deze mannen, zoals de duizenden anonieme strijders, kwamen uit de laagste lagen van de werkende bevolking; op het moment van de revolutionaire actie bloeiden allen op en dienden de ware zaak van de werkers met al hun krachten en tot aan hun laatste snik. Buiten deze zaak hadden ze niets meer in het leven. Hun persoonlijke bestaan, en in bijna elk geval ook hun families en magere bezittingen, waren verwoest. Men moet het lef, de onbeschoftheid, de laagheid van de bolsjevieken bezitten – deze parvenus van het onwaardige ras van “staatsmannen” – om deze sublieme revolutionaire volksbeweging te kwalificeren als “opstand van koelakken” en “banditisme”.
Laten we nog een ander geval aanhalen dat even hatelijk is als alle andere gevallen.
Bogoetsj, een Russisch anarchist die vroeger naar Amerika geëmigreerd was, keerde in 1921 naar Rusland terug. Samen met andere emigranten was hij door de Verenigde Staten uitgewezen.
Op het moment van het akkoord tussen de makhnovisten en de bolsjevieken bevond hij zich in Kharkov. Hij had veel horen praten over het legendarische Goeliaj-Polje en wilde de Makhnovtsjina ter plaatse gaan bestuderen. Helaas! Hij kon het vrije Goeliaj-Polje slechts enkele dagen zien. Onmiddellijk na de breuk keerde hij terug naar Kharkov. Daar werd hij op bevel van de Tsjeka gearresteerd en in maart 1921 gefusilleerd.
Deze executie laat maar één uitleg toe: de bolsjevieken wilden een man die relaties had met het buitenland, die de waarheid kende over de agressie tegen de Makhnovtsjina en die deze kon onthullen in het buitenland, niet in leven laten.
Wat Nestor Makhno zelf betreft, die kwam in augustus 1921 in het buitenland aan (eerst in Roemenië). Hij slaagde erin om naar Polen door te trekken. Daar werd hij aangehouden, beschuldigd van zogenaamde misdrijven tegen de Poolse belangen in de Oekraïne en vrijgesproken. Hij ging naar Dantzig en werd er opnieuw gevangen gezet. Met de hulp van kameraden slaagde hij erin te ontsnappen en zich definitief in Parijs te vestigen.
Makhno was erg ziek en leed vreselijk onder zijn vele verwondingen. Hij kende de taal van het land niet en kon zich maar moeilijk aanpassen aan de nieuwe omgeving die zo verschillend was dan de zijne. Hij leidde een extreem penibel bestaan in Parijs, zowel op materieel als op innerlijk vlak. Zijn leven in het buitenland was niets anders dan een lange en lamentabele agonie waartegen hij niet in staat was om te vechten. Zijn vrienden hielpen hem om het gewicht van deze trieste jaren van neergang te dragen.
Af en toe ontwikkelde hij een zekere activiteit. Hij wijdde zijn krachten vooral aan het schrijven van de geschiedenis van zijn strijden en van de Revolutie in de Oekraïne. Maar hij kon deze niet afwerken. Zijn verhaal stopt eind 1918. We zeiden reeds dat het in drie volumes verscheen: het eerste terwijl hij nog leefde zowel in het Russisch als in het Frans, de twee andere delen na zijn dood alleen in het Russisch.
Zijn gezondheid ging er snel op achteruit. Hij werd opgenomen in het ziekenhuis Tenon en stierf er in juli 1935.
Hij werd gecremeerd in het Crematorium van Père-Lachaise waar men de urne met zijn assen kan zien.
Hij liet een weduwe en een dochter achter.
Enkele bemerkingen en persoonlijke waarderingen over Makhno en de beweging – Voordat ik dit laatste hoofdstuk afrond heb ik nog een dubbele taak te vervullen: langs de ene kant defintief komaf maken met de laster – van bolsjevieken of anderen – waarmee men de beweging heeft willen misvormen en nog steeds wil misvormen, de reputatie van het insurrectionele leger en die van Makhno wil besmeuren; en langs de andere kant de zwakheden en reële gebreken van de Makhnovtsjina, haar bezielers en hun gids van dichterbij onderzoeken.
We hadden het reeds over de inspanningen van de bolsjevieken om de makhnovistische beweging als een uiting van banditisme voor te stellen en Makhno als een grote bandiet.
De hier verzamelde documentatie zal de lezer – dat hoop ik toch – toelaten om zelf over deze laster te oordelen. Ik zal daar niet verder op aandringen.
Het is evenwel onmisbaar om bepaalde feiten in reliëf te zetten die aan deze versie een schijn van waarheid zouden kunnen geven en daardoor de verspreiding en het wortelschieten ervan bevorderen. De bolsjevieken wisten deze feiten behendig te benutten.
Laten we eerst en vooral opmerken dat – omwille van vele redenen – de makhnovistische beweging ondanks haar grote omvang binnen haar eigen limieten opgesloten bleef als in een afgesloten ruimte en tijd, geïsoleerd van de rest van de wereld.
Aangezien het een beweging was die uit de volksmassa’s zelf voortkwam, hield ze zich ver van alle parade, schitter, publiciteit, ‘glorie’ enzovoort. Ze verwezenlijkte geen enkele “politieke” actie, deed geen enkele “leidende elite” ontstaan, liet geen enkele “ster” schitteren.
Als ware beweging – concreet, vol leven en niet vol paperassen of exploten van “geniale chefs” of “übermenschen” – had ze niet de tijd, noch de mogelijkheid, noch de nood om “voor het nageslacht” haar ideeën, documenten en daden neer te schrijven en vast te leggen. De beweging liet maar weinig tastbare sporen na. Haar reële verdiensten werden nergens gegraveerd. Haar documenten werden niet bewaard noch de wereld ingestuurd.
Deze beweging was fataal voorbestemd om in de schaduw te blijven, langs alle kanten omsingeld door meedogenloze vijanden, onophoudelijk bestreden zonder wapenstilstand en zonder genade door de aan de macht zijnde partij, verstikt door het oorverdovende kabaal van de “staatsmannen” en hun omgeving, en tenslotte meer dan 90% van haar beste militanten verloren.
Het is niet makkelijk om tot haar diepgaande substantie door te dringen. Net zoals duizenden bescheiden helden uit revolutionaire tijden voor altijd anoniem zullen blijven was er maar weinig voor nodig opdat ook de makhnovistische beweging een zowat ongekend heldhaftig epos van de Oekraïense werkers zou blijven. En ik weet niet of deze extreem beperkte studie in de huidige omstandigheden op een dag gevolgd zal worden door een groot werk, zoals het onderwerp dat waard is.
Het spreekt voor zich dat de bolsjevieken al deze bijzondere omstandigheden en deze onwetendheid listig uitbuitten om over de beweging te vertellen wat ze wilden.
Ziehier een ander belangrijk punt:
Tijdens de onderlinge strijden in de Oekraïne – verwarde, chaotische strijden die het leven van het land volledig desorganiseerden –, wemelde het er van gewapende formaties bestaande uit aan lager wal geraakte elementen die aangevoerd werden door avonturiers, plunderaars en “bandieten”. Deze formaties waren er niet afkerig van om zich te ‘camoufleren’: hun “partizanen” tooiden zich vaak met een zwarte band en noemden zich in bepaalde omstandigheden “makhnovisten”. Uiteraard schiep dat spijtige verwarring.
Het spreekt voor zich dat deze formaties niets gemeen hadden met de makhnovistische beweging.
Het spreekt ook voor zich dat de makhnovisten zelf tegen deze bendes streden en erin slaagden om ze uiteen te jagen.
Het spreekt tenslotte voor zich dat de bolsjevieken perfect het verschil kenden tussen de insurrectionele beweging en de gewapende bendes zonder overtuiging noch moraal. Maar deze verwarring diende uitstekend hun bedoelingen en, als “ervaren staatsmannen”, buitten ze dit in hun voordeel uit.
Laten we daar trouwens aan toevoegen dat de makhnovisten erg begaan waren met hun goede faam. Ze waakten nauw – en op een volledig natuurlijke wijze – over het gedrag van elke strijder en gedroegen zich over het algemeen correct ten opzichte van de bevolking. Elementen die zich hoewel ze zich bij hen hadden aangesloten niet konden verheffen tot hun mentaal en moreel niveau hielden ze niet in hun rangen.
We vinden daar een bewijs van in de episode die plaatsvond na de nederlaag van de avonturier Grigoriev (zomer 1919).
Deze voormalige tsaristische officier slaagde erin om een aanzienlijk grote rel tegen de bolsjevieken te ontketenen – een reactionaire, pogromistische rel die deels door plunderzucht ingegeven was. Er namen enkele duizenden jonge Oekraïense boeren aan deel, het merendeel onbewust en bedrogen. De werkende massa’s kwamen met behulp van de bolsjevieken en de makhnovisten al snel achter de ware aard van de beweging.
In juli 1919 ontmaskerden Makhno en zijn vrienden Grigoriev voor een openbare assemblee waar ze hem uitgenodigd hadden in het dorp Sentovo. Grigoriev, een brutale, onwetende kerel die totaal onbekend was met de mentaliteit van de makhnovisten, sprak er als eerste en bracht een reactionaire toespraak ten berde. Makhno antwoordde hem op zulke wijze dat hij zich verloren voelde en gebruik wilde maken van zijn wapens. Na een korte strijd werd hij samen met zijn lijfwachten gedood.
Men besliste toen dat de jonge partizanen van Grigoriev waarvan de verpletterende meerderheid ondanks alles gedreven werd door een revolutionaire geest die door hun chef misbruikt werd, zich zouden aansluiten – als ze dat wilden – bij het makhnovistische insurrectionele leger.
Later was men echter verplicht om bijna al deze rekruten te laten vertrekken. Deze soldaten waren onbewust en hadden slechte gewoontes ontwikkeld tijdens hun verblijf in de rangen van Grigoriev, ze slaagden er niet in om zich tot het morele niveau van de makhnovistische strijders te verheffen. Zeker, de makhnovisten waren ervan overtuigd dat ze er met de tijd in zouden slagen om hen op te voeden. Maar in de gegeven omstandigheden kon men zich daar niet mee bezighouden. En om geen schade te berokkenen aan de goede faam van het insurrectionele leger, werden ze weggestuurd.
Makhno en het antisemitisme – Bijzonder ranzige laster werd onder meer verspreid tegen de makhnovistische beweging in het algemeen en tegen Makhno in het bijzonder. Vele auteurs van alle zijden en zeveraars van alle slag hebben die laster herhaald. De enen verspreidden het opzettelijk, anderen – de meerderheid – herhaalden die gewoon zonder de moeite te doen om deze “men zegt dat…” na te gaan en de feiten van dichterbij te onderzoeken.
Men beweert dat de makhnovisten, en Makhno zelf, doordrongen waren van een antisemitische geest, dat ze de joden vervolgden en massacreerden, dat ze pogroms bevorderden en zelfs organiseerden. De meest voorzichtigen verwijten aan Makhno dat hij een “verborgen” antisemiet was, dat hij daden van antisemitisme getolereerd heeft die door “zijn bendes” begaan werden, er zijn “ogen voor gesloten heeft” of ermee sympathiseerde.
We zouden tientallen bladzijden kunnen vullen met massale, onweerlegbare bewijzen van de valsheid van deze beweringen. We zouden artikels en proclamaties van Makhno en van de Raad van revolutionaire opstandelingen kunnen aanhalen tegen de schande van de mensheid dat het antisemitisme is. We zouden een aantal daden kunnen verhalen van spontane repressie uitgevoerd door Makhno zelf of door andere makhnovisten tegen de minste uiting van een antisemitische geest (van enkele geïsoleerde, afgedreven ongelukkigen) in het leger en onder de bevolking. (In die gevallen aarzelde Makhno niet om persoonlijk en met geweld te reageren zoals eender welke mens zou doen tegenover een onrechtvaardigheid, een misdaad of een flagrante agressie.)
Eén van de redenen voor de executie van Grigoriev door de makhnovisten was zijn antisemitisme en het enorme anti-joodse pogrom dat hij in Elisabethgrad had georganiseerd en het leven kostte aan zowat 3000 mensen.
De antisemitische geest die hun chef hen had kunnen aanpraten was één van de redenen waarvoor de voormalige partizanen van Grigoriev weggestuurd werden uit het insurrectionele leger.
We zouden een hele reeks van gelijkaardige feiten kunnen aanhalen en authentieke documenten voorleggen die het tegendeel bewijzen van wat de lasteraars beweerd hebben en gesteund werd door mensen zonder enig scrupule. Pjotr Arsjinov haalt er een deel van aan. We vinden het niet erg zinvol om die hier te herhalen noch om veel verder uit te wijden over het onderwerp, want dat zou veel plaats vergen. Trouwens, alles wat we reeds gezegd hebben over de insurrectionele beweging toont de absurditeit van deze beschuldiging aan.
Laten we beknopt enkele essentiële waarheden opsommen:
1° Revolutionairen van joodse origine speelden een redelijk belangrijke rol in het makhnovistische leger.
2° Enkele leden van de commissie voor onderricht en propaganda waren joden.
3° Naast de vele joodse strijders in de verschillende eenheden van het leger, was er een batterij die uitsluitend bediend werd door joodse artilleristen en een joods infanteriedetachement.
4° De joodse kolonies van de Oekraïne stuurden vele vrijwilligers naar het makhnovistische leger.
5° Op een veralgemeende wijze nam de in de Oekraïne erg talrijke joodse bevolking actief en broederlijk deel aan de activiteit van de beweging. De joodse landbouwkolonies in de districten van Marioepol, Berdiansk, Alexandrovsk enzovoort namen deel aan de regionale assemblees van boeren, arbeiders en partizanen; ze stuurden eveneens afgevaardigden naar de regionale Revolutionaire Militaire Raad.
6° De rijke en reactionaire joden hadden zeker te lijden onder het makhnovistische leger, niet als zijnde joden, maar uitsluitend als zijnde contrarevolutionairen, net zoals de niet-joodse reactionairen.
Ik wil hier de getuigenis overnemen van de eminente joodse schrijver en geschiedkundige M. Tsjerikover, met wie ik enkele jaren geleden in Parijs uitvoerig heb kunnen spreken over deze kwesties.
M. Tsjerikover is geen revolutionair, geen anarchist. Hij is eenvoudigweg een scrupuleuze, zorgvuldige, objectieve geschiedkundige. Sinds jaren heeft hij zich gespecialiseerd in de geschiedenis van de jodenvervolgingen en de pogroms in Rusland. Hij heeft daarover fundamentele werken gepubliceerd die erg uitvoerig gedocumenteerd zijn. Hij ontving getuigenissen, documenten, verhalen, verduidelijkingen, foto’s enzovoort uit alle hoeken van de wereld. Hij aanhoorde honderden officiële en private verklaringen. En hij controleerde zorgvuldig alle aangehaalde feiten voordat hij er gebruik van maakte.
Hieronder plaats ik woord voor woord het antwoord dat hij me gaf op mijn vraag of hij iets precies wist over de houding van het makhnovistische leger en over Makhno, in het bijzonder met betrekking tot de joodse bevolking:
- Ik heb me inderdaad meermaals bezig gehouden met deze kwestie. Mijn conclusie, onder voorbehoud van exacte getuigenissen die me misschien in de toekomst nog zouden bereiken, is de volgende: een leger is altijd een leger, van welke strekking dan ook. Elk leger begaat altijd laakbare en afkeurenswaardige daden, want het is materieel onmogelijk om elk individu van deze massa’s mensen te controleren en te bewaken, deze massa’s ontrukt aan een gezond en normaal leven, in een bestaan geworpen en in een omgeving geplaatst die de slechte instincten aanwakkert, het gebruik van geweld toestaat en, erg vaak, de straffeloosheid toelaat. Dat weet u ongetwijfeld beter dan ik. Het makhnovistische leger was geen uitzondering op deze regel. Ook zij hebben hier en daar laakbare daden begaan. Maar – dit is belangrijk voor u, en het is mijn plezier om het u in alle zekerheid te kunnen zeggen – in haar geheel, valt de houding van het leger van Makhno niet te vergelijken met dat van de andere legers die in Rusland geopereerd hebben tijdens 1917-1921. Ik kan u absoluut formele zekerheid verschaffen over twee feiten:
1° Het is onbetwistbaar dat onder alle legers, het Rode Leger incluis, het leger van Makhno zich het best heeft gedragen ten opzichte van de burgerbevolking in het algemeen en de joodse bevolking in het bijzonder. Ik ontving daarover vele onbetwistbare getuigenissen. De proportie van gerechtvaardigde klachten tegen het makhnovistische leger is in vergelijking met de andere legers van weinig belang.
2° Laten we niet praten van pogroms die zogezegd zouden georganiseerd of bevorderd zijn door Makhno zelf. Dat is laster of een vergissing. Zoiets is er nooit geweest.
Over het makhnovistische leger zelf heb ik enkele precieze aanwijzingen en aanklachten over het onderwerp ontvangen. Maar tot op de dag van vandaag, telkens als ik de feiten wilde nagaan, stelde ik vast dat er zich op de aangegeven datum geen enkel makhnovistisch detachement kon bevinden op de aangegeven plaats, aangezien het hele leger zich daar ver vandaan bevond. Telkens als ik verduidelijkingen zocht, botste ik op deze vaststelling, telkens met een absolute zekerheid: op de plaats en datum van het pogrom opereerde er geen makhnovistisch detachement, noch bevond er zich één in de omgeving. Niet één keer heb ik de aanwezigheid van een makhnovistische eenheid kunnen vaststellen op de plaats waar er een anti-joods pogrom plaatsvond. Bijgevolg was het pogrom in kwestie niet het werk van de makhnovisten.
Deze totaal onpartijdige en precieze getuigenis is van cruciaal belang. Ze bevestigt onder meer een feit dat we reeds aanhaalden: de aanwezigheid van bendes die allerlei misdaden beginnen en niet afkerig stonden tegenover de “winst” van een anti-joods pogrom, en het feit dat deze bendes zich indekten door zich “makhnovisten” te noemen. Alleen een nauwkeurig onderzoek kon de verwarring achterhalen. Het staat buiten kijf dat de bevolking zelf in sommige gevallen om de tuin geleid werd.
Hier onthult zich een feit dat de lezer nooit uit het oog mag verliezen.
De makhnovistische beweging was verre van de enige revolutionaire massabeweging in de Oekraïne. Het was gewoon de belangrijkste, de meest bewuste, de meest diepgaand volkse en revolutionaire beweging. Voortdurend ontstonden er hier en daar andere bewegingen van dezelfde soort – minder omvangrijk, minder duidelijk, minder georganiseerd – tot op de dag dat de laatste vrije kreet door de bolsjevieken gesmoord werd. Een voorbeeld van zulke beweging was bijvoorbeeld de zogenaamde “beweging van groenen”, waarover de buitenlandse pers wat schreef en die vaak verward wordt met de makhnovistische beweging.
Minder bewust van hun ware taak dan de opstandelingen van Goeliaj-Polje, begingen de strijders van deze verschillende gewapende formaties vaak spijtige misstappen en excessen. En erg vaak moest de makhnovistische beweging (die over “een goede rug” beschikte) de gevolgen van dit wangedrag dragen.
De bolsjevieken verweten aan de makhnovisten onder meer dat ze deze “verschillende chaotenbendes” niet hebben kunnen omvormen tot één enkele beweging, hen niet hebben weten organiseren enzovoort. Dit verwijt is een typisch voorbeeld van de bolsjevistische hypocrisie. Wat de sovjetregering in werkelijkheid het meeste zorgen baarde, was juist de eventualiteit van een samenkomen van alle revolutionaire volkskrachten van de Oekraïne onder aanvoering van de makhnovistische beweging. De bolsjevieken deden dan ook al het mogelijke om dat te verhinderen. Daarna aan de makhnovisten verwijten dat ze deze samenvoeging niet verwezenlijkt hebben staat gelijk om iemand wiens voeten men gebonden heeft, daarna te verwijten dat hij niet kan wandelen.
Het is zeer zeker dat de makhnovisten uiteindelijk alle revolutionaire volksbewegingen van het land onder hun banier zouden verenigd hebben. Te meer daar al deze verschillende bewegingen hun oor te luisteren legden bij al wat er in het makhnovistische kamp gebeurde, omdat ze deze beweging als de belangrijkste en krachtigste beschouwden. Het was echt niet de fout van de makhnovisten dat ze deze taak niet konden volbrengen; een taak die, eens volbracht, het verloop van de gebeurtenissen had kunnen wijzigen.
Over het algemeen kon het de makhnovistische opstandelingen – en ook de hele bevolking van de opstandige regio en zelfs daarbuiten – niet schelen wat de nationaliteit van de werkers was.
Vanaf het begin omvatte de “Makhnovtsjina” de arme massa’s van alle nationaliteiten die in de regio woonden. Het grootste deel bestond uiteraard uit boeren van Oekraïense nationaliteit. Zes tot acht procent waren werkers van Groot-Russische afkomst. Daarna kwamen de Grieken, de joden, enzovoort.
In een makhnovistische proclamatie van mei 1919 kunnen we lezen:
Boeren, arbeiders en partizanen, jullie weten dat de werkers van alle nationaliteiten (Russen, joden, Polen, Duitsers, Armeniërs, enzovoort) allemaal evenzeer creperen in de afgrond van de ellende. Jullie weten hoe oprechte en dappere joodse revolutionaire militanten hun leven hebben gegeven in de strijd voor de Vrijheid. De Revolutie en de eer van alle werkers verplichten ons allemaal om zo luid mogelijk uit te schreeuwen dat we oorlog voeren tegen een gemeenschappelijke vijand: tegen het Kapitaal en tegen het principe van Autoriteit, die op gelijke wijze alle werkers onderdrukken, of ze nu van Russische, Poolse, joodse of andere nationaliteit zijn. Wij moeten overal verkondigen dat onze vijanden de uitbuiters en onderdrukkers van alle nationaliteiten zijn: de Russische industrieel, de Duitse baas van de smelterijen, de joodse bankier, de Poolse grootgrondbezitter… De bourgeoisie van alle landen en alle nationaliteiten heeft zich verenigd voor een verbeten strijd tegen de Revolutie, tegen de werkende massa’s van het hele universum en van alle nationaliteiten.
Gevormd door uitgebuiten en in één enkele kracht samengesmolten door de natuurlijke eenheid van de werkers, was de makhnovistische beweging vanaf het begin doordrongen met een diepgaand gevoel van broederschap tussen alle volkeren. Op geen enkel moment deed de beweging beroep op de nationale of ‘patriottische’ gevoelens. De hele strijd van de makhnovisten tegen het bolsjevisme werd uitsluitend in naam van de rechten en de belangen van de Arbeid gevoerd. De nationale vooroordelen hadden niet de minste grip op de Makhnovtsjina. Nooit interesseerde iemand zich voor de nationaliteit van deze of gene strijder, noch maakte hij er zich zorgen over.
Trouwens, de ware Revolutie verandert de individuen en de massa’s fundamenteel. Het elan van de massa’s in revolutie is onbegrensd, op voorwaarde dat het effectief de massa’s zelf zijn die haar verwezenlijken, op voorwaarde dat hun vrijheid om te zoeken en te handelen intact blijft, op voorwaarde dat men er niet in slaagt hen de weg te versperren. En men ziet dan met wat voor een eenvoud, wat voor een gemak dit natuurlijk elan alle vooroordelen, alle kunstmatige noties, alle spoken wegvaagt die nochtans sinds millennia opgehoopt worden zoals het nationale spook, het religieuze schrikbeeld, de autoritaire hersenschim.
De reële zwakheden van Makhno en van de beweging – De bolsjevieken beschuldigden Makhno en de insurrectionele beweging tenslotte nog van iets anders: ze beweerden dat Makhno een “bandiet” was, of op z’n minst een avontuur van dezelfde soort als Gregoriev, intelligenter, slimmer, “beleefder” evenwel, maar toch. Ze beweerden dat Makhno binnen de beweging persoonlijke doeleinden nastreefde en zich indekte met het “anarchistische” etiket en ideologie; dat hij “prinsje” speelde en geen zier gaf om alle comités, commissies en raden; dat hij eigenlijk een meedogeloze persoonlijke dictatuur uitoefende en dat de militanten van de idee die aan de beweging deelnamen zich aldus opzettelijk of uit naïviteit lieten bedotten; dat hij rondom zich een hele camarilla aan “commandanten” verzamelde die zich heimelijk vreselijke daden van geweld, losbandigheid en verdorvenheid toestonden; dat Makhno zijn daden toedekte en eraan deelnaam met de baard van de “ideologen” die hij eigenlijk misprijsde en met wiens ideeën hij in feite de spot dreef, enzovoort.
We komen hier bij een delicaat probleem. Want ook hier zijn er feiten geweest die een schijn van waarheid zouden kunnen geven aan deze beschuldigingen en waar de bolsjevieken goed gebruik van maakten.
Tegelijkertijd raken we hier aan bepaalde gebreken en reële zwakheden van de beweging en haar gids; gebreken en zwakheden die onderzocht moeten worden in het belang zelf van de zaak.
We hebben hierboven de zwakke kanten van de beweging op beknopte wijze opgesomd. We hebben ook gezinspeeld op bepaalde persoonlijke tekortkomingen van Makhno.
Pjotr Arsjinov wijdt hier en daar een aantal paragrafen aan hetzelfde onderwerp.
Wij vinden dat deze beknopte aanwijzingen niet volstaan. Er moet dieper ingegaan worden op bepaalde punten.
In de beschouwing van de makhnovistische beweging moeten drie categorieën van gebreken onderscheiden worden:
Ten eerste komen de algemene gebreken. Deze gebreken waren niet afhankelijk van de wil van de deelnemers en konden aan niemand verweten worden. Het waren vooral: de bijna onophoudelijke noodzaak om te vechten en van streek te veranderen zonder zich ergens te kunnen vestigen en dus zich te kunnen wijden aan een consequent positief werk; de noodzaak van het bestaan van een leger dat noodzakelijkerwijs alsmaar professioneler en permanenter werd; het ontbreken, in de schoot van de opstand, van een gedreven en georganiseerde arbeidersbeweging; de ontoereikendheid van intellectuele krachten.
Ten tweede zijn er bepaalde gebreken van individuele aard, maar deze kunnen eveneens aan niemand verweten worden: het gebrek aan onderricht, de ontoereikendheid van theoretische en historische kennis – en dus noodzakelijkerwijs van een breed zicht op het geheel – bij de drijvende krachten van de beweging. Daar kunnen we nog de té vertrouwende houding van de makhnovisten ten opzichte van de communistische staat en haar werkwijzes aan toevoegen.
Tot slot zijn er de volledig persoonlijke tekortkomingen van Makhno en zijn nauwe vrienden. Deze tekortkomingen kunnen wél verweten worden. Ze hadden kunnen vermeden worden.
Het lijkt ons niet erg nuttig om na al wat er reeds gezegd werd op de eerste twee categorieën dieper in te gaan.
We willen echter wel de aandacht vestigen op één specifiek punt: het lange bestaan van een leger.
Elk leger, wat het ook is, is een kwaad. Zelfs een volks en vrij leger, bestaande uit vrijwilligers en toegewijd aan de verdediging van een nobele zaak, is een gevaar. Het leger wordt permanent en maakt zich daarom noodzakelijkerwijze los van het volk en van de arbeid; het verliest de smaak en de gewoonte van een gezond en ijverig leven; beetje bij beetje, onopvallend – en dat maakt het des te gevaarlijker – wordt het een samenraapsel van nietsdoeners met antisociale, autoritaire, ‘dictatoriale’ trekjes; het krijgt de smaak te pakken van het gebruik van geweld, van het doen gelden van brute kracht, en dat in situaties waar een gebruik van zulke middelen tegenstrijdig is met de zaak die het beweert te verdedigen.
Deze gebreken ontwikkelen zich vooral bij de chefs. Maar de massa strijders is alsmaar meer bereid om hen te volgen, bijna onbewust, zelfs wanneer de chefs het mis hebben.
Daardoor neigt elk leger dat permanent geworden is ertoe om een instrument van onrechtvaardigheid en onderdrukking te worden. Het vergeet uiteindelijk haar primitieve rol en eindigt met zich te beschouwen als een “waarde op zich”.
De bezielers en militaire leiders van een beweging – zelfs in een uitzonderlijk gezonde en gunstige situatie – moeten over werkelijk uiterst verheven individuele kwaliteiten – op spiritueel en moreel vlak – beschikken die overal en tegen elke verleiding bestand zijn om deze kwalen, deze dwalingen, deze klippen, deze gevaren te vermijden.
Bezaten Makhno en de andere bezielers en organisatoren van de beweging en het insurrectionele leger deze kwaliteiten? Wisten ze zich te verheffen boven alle verslapping, boven alle aftakeling? Wisten ze aan het leger en de beweging het spektakel van het “failliet van de chefs” te besparen?
Het spijt ons te moeten vaststellen dat de morele kwaliteiten van Makhno zelf en van veel van zijn vrienden en medewerkers niet volledig ter hoogte waren van de taak.
Tijdens mijn verblijf bij het leger heb ik vaak horen zeggen dat bepaalde commandanten – men had het vooral over Koerilenko – op moreel vlak meer aangewezen waren dan Makhno om de beweging in haar geheel te bezielen en te gidsen. Men voegde daar soms aan toe dat zelfs inzake militaire kwaliteiten, Koerilenko – bijvoorbeeld – niet moest onderdoen voor Makhno en hem zeker voorbijstak door de breedte van zijn visie. Wanneer ik vroeg waarom Makhno in dat geval op zijn post bleef, antwoordde men dat Makhno omwille van bepaalde karaktertrekken meer geliefd, meer geacht werd door de massa; dat men hem beter kende, dat men sinds lange tijd met hem vertrouwd was, dat hij een absoluut vertrouwen genoot, wat erg belangrijk was voor de beweging; dat hij ‘eenvoudiger’, meer ‘vriend’, meer ‘boer’, ‘stoutmoediger’ enzovoort was. (Ik heb Koerilenko niet gekend en heb me van hem dus geen persoonlijk idee kunnen maken.)
In ieder geval schoten Makhno en meerdere van zijn vrienden tekort in bepaalde morele plichten die ze, in hun positie, zonder de minste zwakheid hadden moeten vervullen.
Hier raken we de reële zwakheden van de beweging en de persoonlijke tekortkomingen van de bezielers. Deze zwakheden en tekortkomingen gaven niet enkel een schijn van waarheid aan de beweringen van de bolsjevieken, maar brachten de beweging en haar faam ook veel schade toe.
Men moet zich geen illusies maken. Het zou belachelijk zijn om zich een makhnovistische beweging in te beelden die vrij is van alle zonde, die uitsluitend opbloeit in het licht en de heldhaftigheid en met bezielers die boven alle tekortkomingen, boven alle verwijten staan.
De ‘Makhnovtsjina’ werd verwezenlijkt en gevoerd door mensen. Zoals eender welk menselijk oeuvre had het niet alleen maar lichtpunten, maar ook schaduwzijdes. Het is onontbeerlijk om ons daarover te buigen, zowel om onze zorg voor onpartijdigheid en waarheid te bevredigen als om het geheel beter te begrijpen en er nuttige waarschuwingen en afleidingen uit te halen.
Laten we eerst en vooral Pjotr Arsjinov citeren:
De persoonlijkheid van Makhno heeft veel trekken van een superieure mens: vernuftig, wilskrachtig, onverschrokkenheid, energiek, actief. Al deze trekken tezamen geven hem een indrukwekkend aanzicht en maken hem opmerkenswaardig, zelfs onder revolutionairen.
Het ontbrak Makhno evenwel aan theoretische kennis, aan politiek en historisch weten. Daarom overkwam het hem vaak dat hij de revolutionaire veralgemeningen en afleidingen die zich opdrongen niet kon maken, of zich eenvoudigweg niet bewust was van de noodzaak ervan.
De brede beweging van revolutionaire opstand eiste met aandrang dat er nieuwe sociale en revolutionaire formules gevonden werden die onvereenkwamen met haar essentie. Door zijn gebrek aan theoretische achtergrond kwijtte Makhno zich niet altijd voldoende van deze taak. Gezien de centrale positie die hij in de revolutionaire opstand innam had dit gebrek een weerslag op de hele beweging.
Wij zijn van mening dat de revolutionaire opstand, mocht Makhno een uitgebreidere kennis inzake geschiedenis en sociale en politieke wetenschappen gehad hebben, in plaats van bepaalde nederlagen een reeks overwinningen had kunnen optekenen, overwinningen die een enorme – misschien zelfs beslissende – rol zouden gespeeld hebben in de ontwikkeling van de Russische Revolutie.
Dit is zeer correct. Maar het is niet alles.
Daarenboven had Makhno nog een andere karaktertrek die soms zijn kwaliteiten overschaduwde: van tijd tot tijd liet hij zich gaan in een zekere zorgeloosheid. Deze man, vol energie en wil, getuigde soms, op momenten van uitzonderlijke ernst en tegenover al even ernstige noden, van een misplaatste lichtzinnigheid en niet van een grondig doorzicht dat de ernst van de situatie vereiste.
Zo werden bijvoorbeeld de resultaten van de overwinning op de contrarevolutie van Denikin in de herfst van 1919 niet voldoende uitgebuit, noch verder ontwikkeld tot op de schaal van een pan-Oekraïense opstand, hoewel het moment bijzonder gunstig was voor deze taak. De reden daarvoor was onder meer een zekere overwinningsroes en een flinke dosis – vals – gevoel van geborgenheid en onbekommerdheid: de gidsen van de revolutie, Makhno op kop, vestigden zich in de bevrijde regio zonder voldoende op te letten voor het witte gevaar dat bleef dreigen, noch voor het bolsjevisme dat uit het noorden kwam.
Dit is allemaal zeer terecht. Maar dit is ook nog niet alles.
We voelen ons verplicht om Arsjinov aan te vullen over deze ‘zorgeloosheid’ waar hij amper een allusie op maakt. Want langs de ene kant was deze zorgeloosheid erg vaak het gevolg van een andere zwakheid en langs de andere kant dreven deze morele schipbreuken Makhno vaak tot een ware aftakeling waar de beweging dan ontegensprekelijk onder leed.
Het paradoxale van het karakter van Makhno was dat deze man naast wilskracht en superieur karakter absoluut niet wist te weerstaan aan bepaalde zwakheden en verlokkingen die hem meesleepten en waarin hij meerdere van zijn vrienden en medewerkers meesleurde. (Soms waren het die vrienden die hem meesleurden en dan was hij niet in staat om zich ertegen te verzetten.)
Zijn grootste gebrek was zonder twijfel zijn alcoholmisbruik. Hij raakte er beetje bij beetje aan gewend. In sommige periodes was het werkelijk erbarmelijk.
De staat van dronkenschap uitte zich bij hem vooral op het morele domein. Op fysiek vlak wankelde hij niet. Maar onder invloed van alcohol werd hij gemeen, erg opgewonden, onrechtvaardig, onhandelbaar, gewelddadig. Hoe vaak heb ik hem – tijdens mijn verblijf bij het leger – niet wanhopig achtergelaten omdat ik er niet in slaagde om wat dan ook van redelijkheid uit deze man te sleuren omwille van zijn a-normale toestand, en dat over zaken van een zekere ernst! En in sommige periodes werd deze toestand bijna… de ‘normale’ toestand!
Het tweede gebrek van Makhno en van veel van zijn vertrouwenspersonen – commandanten en anderen – was hun houding tegenover vrouwen. Vooral wanneer ze dronken waren begingen deze mannen ontoelaatbare daden – hatelijke daden was vaak het juiste woord – gaande tot aan een soort van orgieën waaraan bepaalde vrouwen verplicht moesten deelnemen.
Het is overbodig om te zeggen dat deze daden van losbandigheid een demoraliserend effect hadden op degenen die er weet van hadden. De goede faam van het commando leed eronder.
Dit moreel wangedrag leidde overmijderlijkerwijze tot andere excessen en misbruiken. Onder invloed van alcohol werd Makhno onverantwoordelijk: hij verloor de controle over zichzelf. Dan waren het de persoonlijke grillen, vaak ondersteund met geweld, die bruusk de plaats innamen van de revolutionaire plicht; het waren dan de willekeur, de absurde dwalingen, de opwellingen, de ‘dictatoriale apenkuren’ van een bewapende chef die op zonderlinge wijze de plaats innamen van de kalmte, het nadenken, de scherpzinnigheid, de persoonlijke waardigheid, de zelfbeheersing, het respect voor anderen en voor de zaak… allemaal kwaliteiten die een man als Makhno nooit hadden mogen verlaten.
Het onvermijdelijke resultaat van deze dwalingen en verdwazingen was een exces aan “krijgersgevoel” dat leidde tot de vorming van een soort van ‘militaire kliek’ – of ‘camarilla’ – rond Makhno. Deze kliek stond zichzelf soms toe om beslissingen te nemen en daden te stellen zonder rekening te houden met de aanbevelingen van de Raad of van andere instellingen. Ze verloor aldus de juiste inschatting van de dingen. Ze spreidde minachting ten toon ten opzichte van iedereen die zich buiten de kliek bevond. Ze maakte zich ook alsmaar meer los van de massa strijders en van de werkende bevolking.
Om mijn beweringen te staven zal ik een situatie aanhalen waarvan ik meer dan eens getuige was.
Op een avond kwam Makhno in volle zitting binnen nadat de Raad haar beklag had gedaan over het wangedrag van bepaalde commandanten. Hij was dronken en dus erg opgewonden. Hij trok zijn revolver, richtte het op het gehoor en terwijl hij tegenover de deelnemers aan de assemblee er van links naar rechts en van rechts naar links mee zwaaide, beledigde hij hen op brutale wijze. Daarna stormde hij naar buiten zonder de minste uitleg te willen aanhoren.
Zelfs als de klacht ongegrond was, zou de manier om erop te antwoorden op zich alleen al meer dan een klacht verdienen.
Ik zou daar nog andere episodes van hetzelfde genre aan kunnen toevoegen. Laten we evenwel opletten om de schaduwen niet te overdrijven nadat we vermeden hebben om de lichtpunten al te zeer op te hemelen.
Volgens Arsjinov “groeide en ontwikkelde de persoonlijkheid van Makhno naarmate de Revolutie groeide. Elk jaar werd hij zich dieper bewust van zijn taak. In 1921 had hij veel aan diepgang gewonnen in vergelijking met de jaren 1918-1919.”
De daden van wangedrag van Makhno en van sommige van zijn vrienden bleven alles bij elkaar genomen geïsoleerde en sporadische daden, die min of meer gecompenseerd werden door een hele reeks aan hoogst verdienstelijke ondernemingen. Het gaat hier niet om een “algemene houding” maar wel degelijk over dwalingen.
Waar het eigenlijk om draait, is dat het hier niet gaat over een berekende, permanente, rigide houding van een regering die zich met dwingende kracht voor altijd oplegt aan de hele gemeenschap. In de algemene sfeer van vrijheid en omwille van deze basis – een brede, bewuste volksbeweging – kon het kwaad slechts een lokale plaag zijn waarvan de ettervorming het hele mechanisme niet kon besmetten.
Al snel ontwikkelde zich een serieuze weerstand tegen de dwalingen van Makhno en van de ‘kliek’, zowel onder de commandanten als onder de massa opstandelingen. Meermaals bood men Makhno het hoofd en deed men hem de ernst van zijn wangedrag onder ogen zien. Het strekt hem tot eer dat hij zich daar over het algemeen naar schikte en inspanningen deed om te beteren. Arsjinov zegt met recht en reden: “Men moet de ongunstige omstandigheden niet vergeten waaronder Makhno sinds zijn kindertijd geleefd had, de gebreken van de omgeving die hem vanaf zijn eerste jaren omringde: een bijna volledig gebrek aan onderricht bij degenen die hem omringden en vervolgens een compleet gebrek aan verhelderende hulp en ervaring in zijn sociale en revolutionaire strijd.”
Het belangrijkste punt is de algemene sfeer van de beweging. Per slot van rekening waren het niet Makhno, noch de commandanten die telden: het was de massa. Zij bewaarde haar volledige onafhankelijkheid, haar volle vrijheid van mening en actie. Men kan er zeker van zijn dat in de algemene sfeer van een vrije beweging de activiteit van de massa het uiteindelijk gehaald zou hebben op de dwalingen van de ‘chefs’.
Juist opdat deze rem, deze weerstand tegen de dwalingen van de individuen, deze ‘lokalisering’ van het kwaad altijd mogelijk blijft, moet de volledige vrijheid van mening en actie van de werkende massa’s altijd de belangrijkste, de meest absolute en onaantastbare verovering van de Revolutie zijn en blijven.
Hoe vaak heb ik tijdens mijn verblijf in de Oekraïne tegenover de laakbare houding van bepaalde ‘chefs’ niet de eenvoudige en gezonde reacties van de massa’s kunnen waarnemen, zolang die vrij waren! En hoe vaak heb ik er niet over gedacht dat : “Het is niet de ‘chef’, het is niet de ‘commandant’, het is niet de beroepsrevolutionair, het is niet de ‘elite’ die tellen in een ware Revolutie, het is de revolutionaire massa. Het is in die massa dat de Waarheid… en het Heil zit. De rol van de bezieler, van de ‘chef’, van de ware revolutionair, van de ‘elite’ is om de massa te helpen en tegen hun taak opgewassen te blijven!”
Dat de revolutionairen daar goed over nadenken!
Het is dus voor niets nodig om de zwakheden van de makhnovistische beweging ‘op te blazen’ tot de proporties die ze gekregen hebben dankzij de pen van de bolsjevieken. Die hebben opzettelijk de fouten van sommigen overdreven en uitgesmeerd om de hele beweging te discrediteren. De bolsjevistische chefs hadden trouwens maar beter naar zichzelf gekeken.
Maar het is ontegensprekelijk dat bepaalde van die fouten en gebreken de beweging tijdelijk verzwakt hebben.
Wie weet welke wending de gebeurtenissen – ondanks alle obstakels en moeilijkheden – hadden kunnen nemen indien de beweging vanaf het begin gegidst zou zijn geweest op scherpzinnigere, consequentere, ruimdenkendere, met andere woorden, op een de opdracht meer waardige wijze?
De inspanningen van de makhnovisten in hun strijd tegen Denikin waren enorm. De heldhaftigheid die ze maandenlang tentoonspreidden wordt door allen bewonderd. Over de hele uitgestrektheid van de bevrijde regio’s waren zij de enigen die het rollen van de revolutionaire donder deden weerklinken en een grafkuil groeven voor de denikinistische contrarevolutie. Zo hebben de volksmassa’s, zowel in de steden als op het platteland, de gebeurtenissen begrepen.
Maar dit wakkerde bij vele makhnovisten de koppige overtuiging aan dat ze van dan af veilig waren voor eender welke bolsjevistische provocatie; dat het Rode Leger dat op dat ogenblik uit het noorden afdaalde zou begrijpen hoe weinig gefundeerd de laster van de communistische partij over de makhnovisten was; dat dit leger niet langer aan een nieuw bedrog zou gehoorzamen, aan een nieuwe provocatie; dat ze daarentegen gemene zaak zou maken met de makhnovisten vanaf dat ze elkaar zouden ontmoeten.
Het optimisme van bepaalde makhnovisten ging zover dat ze het onwaarschijnlijk achtten dat de communistische partij een nieuwe aanslag tegen het vrije volk zou organiseren aangezien de makhnovistische tendensen duidelijk overgenomen waren door de brede volksmassa’s van de regio.
De militaire en revolutionaire activiteit van de makhnovisten stemde overeen met deze ingesteldheid. Ze beperkten zich tot de bezetting van een deel van de regio van de Dnjepr en de Donetz. Ze probeerden niet om naar het noorden op te trekken. Ze dachten dat wanneer de ontmoeting tussen beide legers een voldongen feit zou zijn, de aan te nemen tactiek zichzelf wel zou uitwijzen.
Dit optimisme kwam niet overeen met de situatie die zich toen in de Oekraïne aan het aftekenen was. Daarom waren de resultaten ook niet wat de makhnovisten gehoopt hadden.
[…]
De verplettering van de contrarevolutie van Denikin was in de herfst van 1919 zeker één van de belangrijkste opgaves van de Makhnovtsjina en trouwens ook van de hele Russische Revolutie. De makhnovisten volbrachten deze opgave uitstekend. Maar dat was niet de hele missie die de makhnovisten tijdens deze tragische periode toekwam. Het land in revolutie, bevrijd van de troepen van Denikin, eiste de onmiddellijke organisatie van de verdediging over de hele lijn. Zonder deze verdediging riskeerde het land en alle revolutionaire mogelijkheden die zich na de liquidatie van Denikin aanboden elke dag opnieuw om verpletterd te worden door de statelijke legers van de bolsjevieken die de Oekraïne waren binnengetrokken in hun achtervolging van de troepen van Denikin.
[…]
Nooit, in geen enkel geval, had het bolsjevisme het vrije bestaan kunnen toelaten van een volksbeweging van onderuit, van een volksbeweging van de massa’s zelf zoals de Makhnovtsjina. Wat de mening van de arbeiders- en boerenmassa’s ook mocht zijn, het bolsjevisme zou zich niet geschaamd hebben om vanaf het eerste contact met zo’n beweging er niet enkel overheen te walsen, maar er ook alles aan te doen om ze te wurgen en uit te roeien. Daarom hadden de makhnovisten, die in het midden van de gebeurtenissen en van de volksbewegingen in de Oekraïne stonden, moeten beginnen met op voorhand alle noodzakelijke maatregelen te treffen om zulke mogelijkheid het hoofd te bieden.
[…]
Het is dus onbetwistbaar dat één van de historische taken die de gebeurtenissen in de herfst van 1919 aan de Makhnovtsjina opdroegen, het vormen van een revolutionair leger was, een voldoende krachtig leger om het revolutionaire volk in staat te stellen haar vrijheid te verdedigen, niet alleen in een afgelegen en beperkte streek, maar op het hele gebied van de Oekraïense opstand.
Op het moment van de verbeten strijd tegen Denikin was dat zeker geen gemakkelijke taak, maar ze was historisch noodzakelijk en perfect realiseerbaar aangezien het grootste deel van de Oekraïne zich reeds in volle opstand bevond en overhelde naar de Makhnovtsjina. Er stroomden detachementen opstandelingen toe om zich bij de makhnovisten aan te sluiten. Ze kwamen niet alleen uit het zuidelijke deel van het land, maar ook uit het noorden (zoals bijvoorbeeld de troepen van Bibik, die Poltava bezet hielden). Er kwamen ook detachementen van het Rode Leger uit Centraal-Rusland die onder het vaandel van de Makhnovtsjina wilden komen vechten voor de Sociale Revolutie. (Onder die rode troepen bevonden zich bijvoorbeeld de redelijk talrijke troepen die onder bevel stonden van Ogarkov en uit de regio van Orel kwamen. Ze kwamen rond eind oktober in Jekaterinoslav aan nadat ze onderweg strijd hadden moeten leveren tegen zowel de bolsjevieken als de denikinisten.)
Het vaandel van de Makhnovtsjina werd spontaan en in de hele Oekraïne gehesen. Het enige wat er nog moest gebeuren was het treffen van de nodige maatregelen om dat alles te organiseren, om de vele gewapende vormen – die zich overal in de Oekraïne roerden – samen te smelten in één groot krachtig revolutionair volksleger dat de wacht zou optrekken rond het gebied van de Revolutie.
Zulke kracht, die dit hele gebied zou verdedigen en niet alleen maar een kleine en beperkte streek, zou als het meest overtuigende argument hebben kunnen gelden tegen de bolsjevieken die het gewoon zijn om te opereren met en te rekenen op kracht.
Nochtans weerhielden de overwinningsroes en een zekere dosis onbezorgdheid de makhnovisten ervan om op het juiste moment een kracht van die aard te vormen. Daarom zagen ze zich vanaf het moment dat het bolsjevistische leger de Oekraïne binnenviel verplicht om zich in de beperkte regio van Goeliaj-Polje te verschansen. Dat was een erg grote militaire vergissing: een vergissing waar de bolsjevieken snel profijt uit wisten te halen en waarvan de gevolgen zich zwaar lieten gevoelen voor de makhnovisten en met hen voor de hele Revolutie in de Oekraïne.
Ik sta nu op het punt om dit laatste hoofdstuk – dat ik zelf het belangrijkste en meest suggestieve vind – af te sluiten. Maar ik wil nog een aantal woorden richten tot degenen die omwille van hun ingesteldheid, hun situatie of andere redenen het vanaf vandaag als hun taak zien om bij te dragen tot de organisatie van een volksbeweging in haar beginfase, haar te begeesteren, haar te helpen.
Dat ze zich niet beperken tot een simpele herlezing van dit epos van de Oekraïense massa’s! Dat ze lang nadenken. Dat ze vooral nadenken over de zwakheden en vergissingen van deze volkse Revolutie: ze zullen er dan zeker belangrijke lessen uit trekken.
De taak zal zwaar zijn. Naast andere problemen die vanaf vandaag opgelost moeten worden, naast andere moeilijkheden die zoveel mogelijk op voorhand moeten worden overwonnen en uit de weg geruimd, moeten ze – eventueel – nadenken over een manier om de noodzaak van de gewapende verdediging van de ware Revolutie te verzoenen met het vermijden van de kwalen die een gewapende kracht met zich meebrengt.
Ja, dat ze er goed over nadenken en dat ze zich inspannen om daartoe, vanaf vandaag, bepaalde fundamentele principes voor hun toekomstige acties vast te leggen.
De tijd dringt. Hun conclusies zouden hen wel eens sneller dan ze denken nuttig kunnen blijken.
Laten we afsluiten met een stukje van Pjotr Arsjinov uit het Besluit van zijn boek, een stukje waar we ons volledig in kunnen terugvinden.
Het verhaal dat hier verteld werd, geeft verre van een beeld van de beweging in al haar grootsheid. We hebben slechts het verhaal van één stroming van deze beweging gedaan en dan nog op erg beknopte wijze. Zeker, de belangrijkste stroming, degene die uit Goeliaj-Polje kwam. Maar deze stroming was slechts een deel van een groot geheel.
[…]
Als we deze stroming van de Makhnovtsjina in al haar vertakkingen over de hele Oekraïne hadden kunnen volgen, als we het verhaal van elk van die vertakkingen hadden kunnen doen en ze vervolgens hadden kunnen bundelen en belichten met een gemeenschappelijk en gelijk licht, dan zouden we een grandioos schilderij gekregen hebben van een volk van meerdere miljoenen mensen in revolutie; een volk dat strijdt, onder de banier van de Makhnovtsjina, voor de fundamentele ideeën van de ware Sociale Revolutie: de ware vrijheid en de ware gelijkheid.
Wij hopen dat een meer gedetailleerde en meer volledige geschiedenis van de makhnovistische beweging op een dag deze taak zal vervullen…
De Makhnovtsjina is universeel en onsterfelijk.
[…]
Daar waar de werkende massa’s zich niet zullen laten onderwerpen, daar waar ze de liefde voor de onafhankelijkheid zullen koesteren, daar waar ze hun klassebewustzijn en klassewil zullen concentreren en richten, zullen ze altijd hun eigen historische sociale bewegingen scheppen, zullen ze naar hun eigen overtuiging handelen. Dit vormt de ware essentie van de Makhnovtsjina.
De bloedige tragedie van de Russische boeren en arbeiders kan niet voorbijtrekken zonder sporen na te laten. De praktijk van het socialisme in Rusland heeft meer dan wat dan ook aangetoond dat de werkende klassen geen vrienden hebben, dat ze alleen maar vijanden hebben die de vruchten van hun arbeid willen bemachtigen. Het statelijke socialisme heeft overduidelijk aangetoond dat zij zich ook aan de zijde van hun vijanden schaart. Dit idee zal jaar na jaar alsmaar meer vaste voet krijgen in het bewustzijn van de volksmassa’s.
Proletariërs van de hele wereld, daal af in jullie eigen dieptes, zoek er de waarheid, schep zelf de waarheid! Jullie zullen haar nergens anders vinden.
Dat is het ordewoord dat de Makhnovtsjina nalaat aan de werkers van de hele wereld.