Navigatie
Bijdragen & info
Navigatie
Bijdragen & info
Door Albert de Jong
Met betrekking tot het Spaanse probleem bestaat in brede kringen der libertaire arbeidersbeweging nog steeds de grootst denkbare verwarring. Met het Spaanse probleem bedoel ik de vraagstukken, die door de Spaanse Revolutie en de Spaanse oorlog tegen het fascisme zijn opgeworpen of althans uitermate actueel zijn geworden.
In de kringen der libertaire arbeidersbeweging komt een debatteermethode voor, die misschien zeer gemakkelijk, maar volkomen waardeloos is door het daarin naar voren tredende gebrek aan onderscheidingsvermogen. Men toetst de praktijk van een arbeidersbeweging aan enkele zuiver persoonlijke opvattingen om dan zijn fiolen van toom en verontwaardiging over haar uit te storten. Dat heeft geen zin. Voor een wezenlijke discussie is een gemeenschappelijk uitgangspunt de onmisbare voorwaarde. Een Franse paradox drukt deze waarheid uit door te zeggen, dat men het, om goed te kunnen discussiëren, met elkander eens moet zijn.
Er is een andere, even gangbare, doch ook onjuiste methode. De CNT-FAI volgt onder bepaalde omstandigheden op een gegeven ogenblik een zekere tactiek. Zonder meer wordt daarvoor de Internationale Arbeiders Associatie, de IWA/IAA, aansprakelijk gesteld. De tactiek in de Spaanse Revolutie is echter nooit door de IAA bepaald, doch door de organisaties der Spaanse kameraden. Men mag er dus de IAA niet verantwoordelijk voor stellen, en zekere juist dan niet, wanneer die tactiek in strijd kwam met de beginselen der IAA.
Maar men gaat nog verder: de CNT[1], die mét de FAI[2], de Spaanse anarchistische jeugd en de Spaanse anarcho-syndicalistische vrouwen een zekere politiek bepaalt in de Spaanse strijd, is lid van de IAA; het Nederlands Syndicalistisch Vakverbond (NSV) is ook lid van de IAA, en dus is het NSV, verantwoordelijk voor de in Spanje gevolgde tactiek. Het NSV had echter aan de bepaling daarvan part nog deel!
Ook dit is nog niet alle». In De Syndicalist hebben wij uit de Persdienst van de CNT-FAI en uit de Persdienst van de IAA zeer veel artikelen gepubliceerd, steeds met uitdrukkelijke bronvermelding. Wil deze publicatie nu zeggen, dat het NSV het steeds voor honderd procent met geest en letter dier artikelen eens is geweest? Natuurlijk niet. Trouwens, ‘hét NSV' kan vrijwel over die artikelen niet anders zijn mening uitspreken dan nadat ze vertaald en afgedrukt zijn en dan nog alleen via de afgevaardigden op een congres. Natuurlijk kan ieder lid die dit wenst op de grondslag der IAA-beginselen zijn mening over bepaalde zaken in De Syndicalist tot uitdrukking brengen, maar dan krijgt men toch slechts een aantal persoonlijke inzichten van NSV-leden en niet het standpunt van het NSV.
Er is nóg een punt, dat tot misverstand aanleiding geeft. Voor het secretariaat van de IAA heeft onze Zweedse kameraad Albert Jensen een uitvoerig overzicht geschreven over het verloop en het einde van de strijd in Spanje. Ik heb dat overzicht ter informatie van onze leden en lezers volledig afgedrukt. Want ik beschouw het allereerst als mijn taak, onze leden zoveel mogelijk in kennis te stellen van het beschikbare materiaal, opdat zij zich een zelfstandig oordeel kunnen vormen.
In bedoeld artikel werd geen kritiek uitgeoefend op de CNT. Betekent dit nu, dat Jensen op de door de CNT gevolgde tactiek geen kritiek heeft? Toevallig is mij het tegendeel bekend. Maar net zo min als enig ander lid van de IAA heeft Jensen of een secretaris van de IAA of een redacteur van de Persdienst het recht om deze te gebruiken voor het verkondigen van zijn persoonlijke mening. Deed een redacteur zo iets, in de gehele IAA ZOU dit opgevat worden als een schromelijk misbruik van vertrouwen en van de positie die men in de Internationale bekleedt.
Deze in de IAA algemeen geldende opvatting betekent geen inperking van de persoonlijke vrijheid. Zij betekent het tegendeel. Uit anarchistisch oogpunt wil men de een niet meer vrijheid of rechten toekennen dan de ander. Met name wil men niet opzettelijk aan functionarissen rechten toestaan, die niet aan ieder lid op dezelfde wijze toegekend zouden kunnen worden. Wij weten allen uit ervaring, dat de functionarissen in een beweging door allerlei oorzaken, soms ook door de laksheid der leden, maar al te spoedig een overwegende invloed gaan uitoefenen, en al kan men dit misschien niet geheel tegengaan, er is geen reden om het in de hand te werken. Integendeel! Er is reden om het zoveel mogelijk te beperken door het treffen van bepaalde maatregelen. Vandaar ook de tendens in de anarcho-syndicalistische beweging om niet steeds dezelfde functionarissen te handhaven. Trouwens, in tal van volkomen burgerlijke organisaties zijn bestuurders ook niet eeuwig herkiesbaar en in dat opzicht staat soms de arbeidersbeweging bij zulke organisaties ver achter!
Precies als ieder lid van de organisatie kan ook de functionaris der IAA zijn afwijkend standpunt in zijn syndicaat naar voren brengen en langs deze weg op de nationale en internationale congressen doen uitkomen. Er is een andere weg bovendien. Ieder lid van de IAA had dezelfde rechten om te schrijven in het discussie-orgaan van de IAA. Daar kan ook de redacteur van de IAA-persdienst zijn persoonlijk standpunt verdedigen.[3] Niet echter in de Persdienst, waarvan de principiële inhoud niet mag afhangen van de toevallige redacteur.
Het is dus niet de taak van een secretaris der IAA, de CNT te kritiseren, dat is de taak van een internationaal congres, dat wil zeggen van alle IAA-secties tezamen.
Wie in verband met de gebeurtenissen in Spanje het syndicalisme of de syndicalistische beweging wil kritiseren, moet, zo heb ik gezegd, beginnen met wèl te onderscheiden. Hij zal onderscheid moeten maken tussen de CNT, de IAA en het NSV, drie lichamen, elk met hun eigen verantwoordelijkheid. Hij zal bovendien onderscheid moeten maken tussen de tactiek en de daden van de CNT voor zover die in overeenstemming waren met de beginselen van de IAA, — die ook haar eigen beginselen zijn, of althans waren —, en voor zover zij daarmee in strijd zijn.
Om een eerlijke, een behoorlijke en verhelderend werken de kritiek uit te oefenen, moet men zich zo volledig mogelijk op de hoogte stellen van alle feiten en opvattingen, die over de zaak in kwestie toegankelijk zijn. Maar hoe gaat het meestal? Iemand hoort of leest iets, is het er niet mee eens, het wekt zijn ontstemming en hij grijpt naar de pen, scheert alles over één kam en bereikt niets anders dan de verwarring en daarmede de, ten dele vermeende, tegenstellingen in de hand te werken. Wie van 1936 af De Syndicalist ook maar oppervlakkig heeft gelezen, weet zeer goed, dat het NSV volstrekt niet alles voor zijn rekening heeft genomen wat de Spaanse kameraden sedert 19 juli van dat jaar voor juist hebben gehouden. Hij weet evenzeer, dat de IAA op een gegeven ogenblik geen verantwoordelijkheid voor de Spaanse tactiek heeft willen aanvaarden, doch uitdrukkelijk verklaard heeft, deze geheel voor rekening van de CNT te laten. Hij zal zich herinneren, dat wij meer dan eens in een noot bij publicaties van de CNT hebben aangetekend, dat een bepaalde tactiek in strijd was met de IAA-beginselen. Ik noem het ministerialisme, de militarisering. Maar bovenal, wij hebben in een serie artikelen de opvattingen in de IAA en de tegenstellingen tot de CNT objectief weergegeven en belicht. Wij hebben voorts een serie kritische artikelen van [Alexander Schapiro|A. Schapiro]] in De Syndicalist afgedrukt.
Het is waar dat wij, nochtans zonder aanleiding tot misverstand te geven, sober zijn geweest in onze kritiek. En dat met reden. Het is zeer simplistisch alle zaken absoluut te stellen en geen oog te hebben voor het betrekkelijke. Maar dat is orthodox, het is fanatiek, het is christelijk. De realiteit is nooit absoluut; zij is steeds betrekkelijk.
In allerlei opzicht heeft de arbeidersbeweging schromelijk en vaak op beschamende wijze gefaald. Wij noemen slechts het meedoen aan de wereldoorlog en het uitblijven van ieder revolutionair verzet in Duitsland, waar het nationaal-'socialisme’ zonder strijd de macht in handen kon nemen.
Het blijft de onvergankelijke eer van het Spaanse syndicalisme, dat het langs revolutionaire weg in 1909 aan de oorlog tegen Marokko een einde maakte en de deelname van Spanje aan de wereldoorlog heeft verhinderd door het onwankelbare besluit zich daartegen te zullen verzetten. En het blijft de onvergankelijke eer van de CNT-FAI, dat zij het Spaanse volk zijn voorgegaan in zijn waarlijk heldhaftige strijd tegen het fascisme. Zo groot kunnen naar anderer inzicht later begane fouten niet zijn, dat zij dit historische feit te niet zouden kunnen doen. De betekenis van de CNT-FAI wordt pas duidelijk, wanneer men zich bewust wordt van deze waarheid, dat wanneer de grote arbeidersbewegingen in de andere landen van Europa ook maar de helft van het inzicht en de overtuigingsmoed van onze Spaanse kameraden hadden bezeten, de wereldoorlog zomin had kunnen worden gevoerd als dat het fascisme in een groot deel van Europa had kunnen zegevieren.
Indien de Duitse arbeiders in 1933 tot verzet tegen het nazisme waren overgegaan, zou dan één redelijk, vrijheidslievend socialist eraan gedacht hebben, hen op dat ogenblik te kritiseren wegens hun opvattingen, omdat deze de onze niet zijn? Hij zou hen hebben gesteund. Anders ware hij geen revolutionair! Indien op dit ogenblik Duitse of Italiaanse arbeiders in verzet kwamen tegen het hun opgelegde regime, zou er dan voor een revolutionair enige andere plicht bestaan dan al het mogelijke te doen om hun strijd te steunen?
In Spanje werd een strijd gevoerd van internationale betekenis; het Europese proletariaat liet de Spaanse arbeiders in de steek. Het verhinderde geen munitietransporten, het organiseerde geen boycot, het deed niets tegen de schandelijke ‘non-interventiepolitiek’ der regeringen, kortom het verzuimde zijn proletarische plicht, ook in Nederland. De door onze Spaanse kameraden gevolgde politiek is voor een niet gering gedeelte een uitvloeisel van het feit, dat zij, strijdende tegen Franco, aangevallen door de legers der fascistische staten, verraden door de democratische regeringen en Rusland, belaagd door de onoprechte bondgenoten in het antifascistische front, in de steek gelaten door de proletariërs aller landen, voor een bovenmenselijke taak werden geplaatst. Hadden wij dan de kolommen van De Syndicalist moeten vullen met vertogen om de Nederlandse arbeiders te vertellen, dat zij het niet goed deden, deze Spaanse anarcho-syndicalisten, van wie de Nederlandse arbeidersklasse de eerste beginselen van socialisme en strijd nog heeft te leren? Neen, wij hebben haar de CNT ten voorbeeld gesteld. Wij hebben de Nederlandse arbeiders hun plicht voorgehouden. Wij hadden, in óns land, geen behoefte aan kritiek op een arbeidersbeweging die in haar titanenstrijd doodbloedde door gebrek aan solidariteit en klassebewustzijn bij het Nederlandse en het gehele Europese proletariaat
Behoefte aan kritiek op een strijdende arbeidersbeweging onder zulke omstandigheden kan slechts opkomen in lieden, die zich in hun onderbewustzijn van de revolutionaire strijd los wensen te maken. Men versta mij niet verkeerd. Ik ben niet tegen kritiek. De kritiek moet vrij zijn, ook en vooral in de revolutie, omdat zij de enig mogelijke correctie is op gemaakte fouten en fouten kan voorkomen. Maar kritiek in Nederlandse bladen kan die functie niet vervullen. Kritiek op strijd tijdens de strijd heeft slechts zin voor zover zij de strijd gunstig kan beïnvloeden, de gevolgde tactiek kan wijzigen. In dit opzicht is de op de IAA- congressen en in de Franse pers uitgeoefende kritiek van betekenis geweest, omdat zij Spanje bereikte. Het belangrijkst was ongetwijfeld die van kameraden uit landen als Italië, Rusland, Portugal, Zuid-Amerika, omdat zij daar revolutionaire ervaring hebben opgedaan.
Is een strijd achter de rug, hetzij een revolutie of een staking, dan verandert de situatie. Wij zouden geen syndicalisten zijn, indien wij niet zouden begrijpen, dat dan de tijd gekomen is om uit de strijd van het verleden de lessen te putten voor de toekomst Juist het syndicalisme immers is de opvatting toegedaan, dat de juiste tactiek voor de bevrijdingsstrijd der arbeiders niet aan een studeertafel kan worden uitgebroed, maar door de arbeiders zelf moet worden gevonden uit de in die strijd opgedane ervaringen.
Het is dus ook niet de taak van de redacteur van een syndicalistisch orgaan die lessen voor zichzelf te trekken en zijn conclusies te propageren in dat orgaan.
Wie persoonlijk een blad uitgeeft, kan volstaan met zijn eigen opvattingen weer te geven. Ieder begrijpt dat het de opvattingen zijn van een individu. Hij kan verder in zijn krant laten schrijven wie hij wil. Het zijn en blijven alles persoonlijke meningen — zij kunnen desnoods tegenstrijdig zijn — maar zij geven niet weer de conclusies van een collectiviteit.
In een syndicalistische beweging moeten het de leden, de syndicaten, de federaties, de nationale secties gezamenlijk zijn, die ten slotte voor de internationale beweging beginselen en tactiek vaststellen, welke daarna door propagandisten en redacteuren gerepresenteerd behoren te worden. Natuurlijk is daarbij een voorafgaande schriftelijke gedachtenwisseling onontbeerlijk.
De tijd om lessen uit de Spaanse gebeurtenissen te trekken, is mijns inziens aangebroken. Ik zal daarom in een of meer volgende artikelen mijn mening over een en ander tot uitdrukking brengen.
Wanneer ik ertoe overga, ter inleiding van een algemene discussie naar ik hoop, mijn persoonlijke mening te zeggen ten aanzien van de conclusies, welke onze beweging uit de Spaanse gebeurtenissen zal moeten trekken, dan doe ik dat niet zonder aarzeling. Liever had ik gezien, dat andere leden van het NSV dan juist de redacteur de discussie hadden geopend, bijvoorbeeld naar aanleiding van de indertijd afgedrukte artikelen van Schapiro en van de jongste publicaties in de Persdienst der IAA. Ik heb daarop gewacht. Het was de bedoeling geweest de zaak aan te snijden in ons Pinksterkamp. Nu die mogelijkheid is vervallen, meen ik dat op deze wijze het onderwerp moet worden aangesneden.
Beter ware het, indien wij de discussie over Spanje konden voeren in een speciaal discussie-orgaan, uitsluitend voor leden van het NSV. Bij gebrek aan een dergelijk orgaan moeten wij ons wel van De Syndicalist bedienen.
De vorige week heb ik aan de artikelen die nu volgen, een uitvoerige inleiding vooraf laten gaan om het karakter en de wezenlijke betekenis van mijn beschouwingen bij voorbaat duidelijk vast te leggen. Omtrent veel van hetgeen daarin werd opgemerkt bestaat trouwens ook nog vaak genoeg misverstand in onze eigen kringen.
Uitdrukkelijk stel ik dus vast, dat ik uitsluitend mijn persoonlijke mening ga zeggen, waarvoor alleen ikzelf aansprakelijk ben, en waarvoor noch het NSV-bestuur, noch het NSV, noch de IAA verantwoordelijk kunnen worden gesteld.
Het zijn dus geen redactionele artikelen, maar veel meer dragen zij het karakter van een serie 'Ingezonden Stukken' van een NSV-lid, dat toevallig redacteur is van het NSV-orgaan.
Ik schrijf in de hoop en het vertrouwen, dat ook andere NSV-leden hun inzicht zullen publiceren. Ook hun bijdragen zullen als 'Ingezonden Stukken* beschouwd moeten worden. Maar langs deze weg kan ten slotte in deze belangrijke materie een standpunt worden vastgesteld van het NSV, dat te zijner tijd als zodanig namens het NSV aan de IAA kan worden voorgedragen.
Het is bekend, dat de kameraden in Spanje sedert 19 juli 1936 in allerlei opzichten zijn af geweken niet alleen van de theorieën, maar ook van de beginselen van het anarcho-syndicalisme. Zij hebben dat gedaan, omdat zij het in de gegeven omstandigheden noodzakelijk, ja onvermijdelijk achtten om het gestelde doel te bereiken. De vraag, die wij thans onder ogen moeten zien is deze: Hebben de bedoelde afwijkingen van onze theorieën en beginselen inderdaad het bereiken van het doel bevorderd of hebben zij een tegenovergesteld gevolg gehad? Zou het eerste het geval zijn, dan zouden wij onze theorieën en beginselen moeten herzien. Want wij hangen geen onaantastbare beginselen en theorieën aan, die als het ware goddelijk zijn geïnspireerd en die wij zouden willen handhaven, ook al zou de wereld erom moeten vergaan. Wij willen de bevrijding van arbeidersklasse en mensheid uit de greep van staat en kapitalisme. Wij willen het vrije communisme. Zou in de Spaanse strijd inderdaad gebleken zijn, dat onze beginselen, methodes en theorieën een hinderpaal vormen in de strijd voor de verwezenlijking van ons doel, dan zullen wij als vrije denkers moeten erkennen, dat rij onjuist rijn en zullen wij op grond van de opgedane ervaringen die beginselen en theorieën herzien. Blijkt daarentegen, dat de bedoelde afwijkingen van beginsel en theorie de strijd hebben geschaad, dan zal onze beweging voor de problemen, die door de Spaanse Revolutie rijn gesteld en zich in iedere revolutie zullen voordoen, een oplossing moeten aanwijzen binnen het raam van onze beginselen en theorieën.
Men weet waarin de afwijkingen hebben bestaan. Zij zijn in De Syndicalist herhaaldelijk genoemd en ook hebben wij uitvoerig mededeling gedaan van de argumenten, waarmede de Spaanse kameraden hun houding hebben verklaard en verdedigd, alsmede van de kritiek, die daarop in de kringen der IAA is uitgeoefend.[4]
Ik zal een en ander in het kort resumeren om vervolgens na te gaan, wat de feiten ons omtrent de aangevoerde argumenten hebben te zeggen. Voor de feiten zal ik mij voornamelijk baseren op de mededelingen, die wij van de zijde der IAA hebben ontvangen.[5]
De voornaamste punten, waarop onze Spaanse kameraden van de beginselen zijn afgeweken en die even zoveel punten van discussie in de IAA hebben gevormd, kunnen wij als volgt samenvatten:
De aanwending van het geweld als zodanig, waarin vooral een aantal Nederlandse kameraden de oorzaak van alle mislukking ziet, laat ik voorlopig buiten beschouwing. Zij was niet in strijd met de beginselen der IAA en niemand zal kunnen volhouden, dat de aanvaarding van het revolutionaire geweld in Spanje tot verzwakking der revolutie heeft geleid.
Ik zal punt voor punt aan een nadere beschouwing onderwerpen en begin daarmee in een volgend artikel.
Een van de merkwaardigste feiten in de ontwikkeling van de Spaanse strijd is zonder twijfel het zitting nemen van anarcho-syndicalisten in een staatsregering. De overwegingen, die hen daarbij hebben geleid, zijn vroeger reeds uitvoerig in ons blad uiteengezet. Ik vat ze hier nog eens samen.
De Spaanse Revolutie, zo betoogden de kameraden van de CNT-FAI, had al dadelijk met grote moeilijkheden te kampen: het proletariaat in andere landen volgde het voorbeeld der Spaanse arbeiders niet, zij was geïsoleerd. Zij was onmiddellijk gewikkeld in een oorlog tegen Franco, die gesteund werd door Duitsland, Italië en Portugal. De zogenaamd democratische landen voerden een politiek, die er in waarheid op gericht was de Spaanse Revolutie te worgen en de overwinning van het Spaanse anarcho-syndicalisme te verhinderen. De anarcho-syndicalistische bewegingen in de zogenaamde democratische landen zijn te zwak (in Engeland bestaat er zelfs in het geheel geen), om deze politiek der regeringen te doorkruisen. De arbeidersbewegingen der marxistische school staan principieel, en grotendeels bepaald vijandig, tegenover de CNT-FAI. Het gevaar voor interventie van de zijde van Engeland- Frankrijk in geval van een revolutie in anarcho-syndicalistische zin werd niet denkbeeldig geacht De afzetting van de regering te Madrid en te Barcelona zou betekend hebben, dat alle buitenlandse staten Franco zouden hebben erkend. Azaña en Companys, die wilden vluchten, werden door onze mensen gedwongen op hun post te blijven, om te voorkomen, dat Spanje door alle kapitalistische mogendheden vernietigd zou worden. Doordat de CNT en FAI niet in geheel Spanje zo sterk waren als in Catalonië, werd het fascisme wel daar, maar niet in het gehele land in enkele dagen verslagen. De strijd kreeg het karakter van een oorlog, die andere eisen stelt dan burgerkrijg in de straten. De Revolutie zelve had allerlei organen in het leven geroepen, die in de plaats traden van het kapitalisme en de staat. Maar de organisatie van de verdediging tegen Franco was in handen van de regering van Madrid. De colonnes van onze mensen liet men opzettelijk zonder wapenen zitten. De CNT-FAI hebben toen met de Anarchistische Jeugd een grootse campagne ingezet voor de instelling van een Nationale Raad van Defensie, samengesteld uit de antifascistische organisaties. Dit denkbeeld werd door geen van de andere sectoren ondersteund. De militaire toestand was bedenkelijk. De fascistische legers rukten op; Madrid werd bedreigd. De enige mogelijkheid voor onze kameraden om invloed en controle op de oorlogvoering te verkrijgen, bestond in het zitting nemen in de regering. Daartoe hebben zij toen, met succes, een campagne op touw gezet, ofschoon zij in het begin der Revolutie de hun door Caballero aangeboden ministerzetels hadden geweigerd. In Catalonië was mede regeringsverantwoordelijkheid aanvaard om de macht niet in handen te laten van de anderen, met name van de PSUC, waarin de sedert juli 1936 veel sterker geworden sociaal-democraten en Bolsjewiki zich hadden verenigd.
De kameraden in Spanje zijn dus in de regering gaan zitten om controle te verkrijgen over de oorlogvoering en een einde te maken aan de sabotage, waaraan hun legers bloot stonden op het punt der voorziening met wapenen.
Op 19 juli 1936 hadden zij ‘voor de vorm’ en tegenover de democratische staten de regering van Spanje en van Catalonië laten voortbestaan. Het initiatief tot de strijd, dat aanvankelijk geheel bij de anarcho-syndicalistische arbeidersmassa’s was gelegen, was reeds in handen der regering overgegaan. Om daarop controle te verkrijgen, was de CNT nu genoodzaakt, in strijd met al haar beginselen, zelf in de regering te gaan zitten.
In De Syndicalist van 23 april 1938 heeft Schapiro de tactiek der CNT op dit punt gekritiseerd, en het was niet voor de eerste maal. Hij schreef onder andere:
Het Nationale Comité had eerst de instelling van een nationale verdedigingsraad geëist — en wel bij ultimatum. Het ultimatum is doodgezwegen, en de CNT verschanste zich achter de eis van vier ministerportefeuilles, waaronder die van Financiën en van Oorlog. Deze voorwaarde was, als minimumprogram, een conditio sine qua non. Als zij de commando- en de controleposten kreeg, kon de CNT hopen oorlog en revolutie te leiden. Eindelijk werden de CNT enkele portefeuilles toegekend, maar […] portefeuilles van volstrekt ondergeschikte betekenis, die geen enkele mogelijkheid boden om de leiding in handen te nemen of controle uit te oefenen.
Het ondanks alles aannemen van die overbodige en nutteloze ministerzetels is, zelfs vanuit een zuiver tactisch standpunt, een grove fout van de CNT geweest. Vanuit principieel standpunt, vanuit anarchistisch standpunt, ja ook zelfs vanuit revolutionair standpunt was de eis deel te nemen aan het bestaande bewind reeds een kardinale fout, die betekende dat men, al was het dan slechts terwille van ogenblikkelijke doeleinden, de staat accepteerde als een instrument, dat de strijd tegen een zogenaamd gemeenschappelijke vijand (en nog wel in het belang van de arbeiders!) zou kunnen organiseren.
Aan de sabotage der anarcho-syndicalistische fronten heeft het ministerialisme geen einde gemaakt; zij is doorgegaan en door de communisten gebruikt als middel om de milicianos te dwingen tot aanvaarding der contrarevolutionaire militarisering, die overigens ook met instemming der anarchistische ministers is doorgevoerd.
En hoe weinig de ministeriële praktijk erin geslaagd is controle op de militaire organisatie te verkrijgen, heeft de val van Barcelona bewezen. De verdediging van deze stad en van geheel Catalonië was verwaarloosd zonder dat de arbeidersmassa’s het wisten. Toen onze mensen het door kregen en tot hun oude beproefde methoden der revolutionaire oorlogvoering wilden terugkeren, was het te laat en ontbraken hun daartoe de middelen.
De Persdienst der IAA heeft zonder kritiek de feiten weergegeven, maar deze feiten zijn welsprekend genoeg. Wij lezen daarin:
“De Santillán legt er in zijn verslag de nadruk op, dat de ineenstorting in Catalonië veel minder een militair dan wel een politiek karakter droeg. Want men hield in Catalonië op te vechten, men trok zich nog slechts terug, en wel onder bevel van de communistische officieren. En de ineenstorting was een ineenstorting ten gevolge van de politiek, die onder communistische invloed door Negrín werd gevoerd. Herhaaldelijk hebben onze kameraden bij de regering voorstellen ingediend, maar altijd met negatief resultaat. Nu werd de tijd rijp voor het grote offensief, dat Franco aan het Catalaanse front voorbereidde. Onze kameraden dienden bij Negrín nieuwe voorstellen in. Hij verwaardigde zich niet hierop te antwoorden. Binnen het leger werd de neiging tot ontbinding en demoralisering voortdurend sterker. Op economisch gebied heerste de chaos. Er bestonden een bureaucratie en een apparaat voor de ‘openbare orde’, die een groter aantal mensen omvatten dan de strijdende legers aan het front. Weer gingen onze kameraden tot nieuwe maatregelen over. Zij waren bereid een paar duizend betrouwbare en vastbesloten kerels te bewapenen om deze achter de linies van de tegenstander te smokkelen, teneinde achter diens rug een guerrilla te ontketenen en sabotage toe te passen.
Op dezelfde wijze wilde men ook in Marokko optreden. De regering behoefde slechts de vereiste middelen en wapenen ter beschikking te stellen. Onze kameraden wilden het hele risico voor de gevaarlijke opdracht op zich nemen. Maar zij kregen van de regering geen antwoord. Het offensief naderde. Onze kameraden onderzochten de toestand aan het front. De demoralisering nam op gevaarlijke wijze toe. De versterkingen waren ondeugdelijk, de beste beroepsofficieren met een antifascistisch verleden, die sedert de 18de juli aan de kant van het volk hadden gestreden, waren verdrongen door twijfelachtige elementen of geïsoleerd. Op een goede dag vroeg een groep van onze kameraden bij de regering passen aan om naar China te kunnen gaan en daar tegen het fascisme te strijden, daar het hun niet vergund was, dit in Spanje te doen. Eindelijk riep de regering de vertegenwoordigers van de organisaties en partijen bij elkaar. Eindelijk! Negrín sprak over het offensief van het vorige jaar aan de Ebro en verklaarde, dat de regering maatregelen had genomen om het te verwachten offensief van Franco tot stilstand te brengen. Hij trakteerde de aanwezigen op champagne. Onze gedelegeerden verwijderden zich met een koele buiging. Het lichtzinnige optimisme der regering verontrustte hen in de hoogste mate.”
De toestand werd catastrofaal. Onze kameraden eisten naast de officiële oorlogvoering tevens dc toepassing van de in Spanje zo vaak aangegrepen guerrilla-oorlog, alsmede een krachtig optreden in het achterland van Franco. Er was niets te bereiken. Alles bleef bij het oude. Men bleef Oost-Indisch doof voor alle waarschuwingen. De Persdienst vervolgt dan:
“Zo begon het offensief, en de voorspellingen van onze kameraden werden maar al te zeer bewaarheid. Het leger streed niet, maar trok zich terug en liet de wapens op het slagveld achter. Een uitzondering vormden alleen de troepen, die uit aanhangers der libertaire beweging bestonden! Daar evenwel het opperbevel zich ook daar als regel in handen van communisten bevond, nam de ontbinding catastrofale afmetingen aan.”
Enkele anarchistische groepen eisten — zo vermeldt de Persdienst der IAA verder — dat men tot iedere prijs Tarragona zou houden. Men gaf hun bevel zich terug te trekken. En de Persdienst vervolgt: Men had Barcelona nog.
“Men kon zich in het industriegebied om Barcelona vastbijten. Men kon van Barcelona een tweede Madrid maken. Het bleek echter, dat de militaire leiding nergens op had gerekend. Men had geen behoorlijke versterkingen aangebracht om de vijand te kunnen ophouden en weer in het land te kunnen wortelschieten. In ieder geval stroomde het leger verder naar Barcelona. Maar ook daar bleef het niet. Er werd niets gedaan om Barcelona te verdedigen. De troepen kregen bevel zich verder terug te trekken. De pogingen en oproepen van onze kameraden om in Barcelona weerstand te bieden, vonden geen weerklank.”
Ik zal niet verder citeren. Men kan dit alles uitvoerig nalezen in De Syndicalist van 22 april jongstleden. Het aangehaalde is voldoende om de conclusie te rechtvaardigen, die ik wil trekken. Vast staat immers, dat in de tragische dagen van de val van Barcelona de legerleiding volkomen en de regeringslegers zelf voor een goed deel volkomen onbetrouwbaar waren. Betrouwbaar was de proletarische massa, althans voor zover haar vertrouwen niet volkomen was ondermijnd door de fascistische praktijken in het antifascistische Spanje. In juli 1936 had deze massa het initiatief in de strijd en was de leiding in handen onzer syndicaten. Thans stonden de massa en de syndicaten machteloos. Zij beschikten niet over de wapenen, niet over de militaire formaties en werden door de catastrofale situatie van Barcelona en in Catalonië evenzeer overvallen en verrast als de gehele wereld buiten Spanje.
Vastgesteld moet worden dat de tactiek van de CNT om aan de regering deel te nemen, volkomen heeft gefaald. Ik volsta niet met te constateren, dat deze deelname in strijd was met onze theorieën. Ik stel vast, dat de Spaanse kameraden de doeleinden, die hun met het doen van deze concessie voor ogen stonden, geenszins hebben bereikt, zodat die concessie volmaakt nutteloos en dus onjuist is geweest. Niet de concessie, maar de theorie is door de Spaanse feiten gerechtvaardigd. De gebeurtenissen in Spanje geven ons geen enkele aanleiding af te wijken van ons anti-parlementaire standpunt, noch van het standpunt, dat strijd tegen het fascisme niet aan de zijde van de burgerlijke staat, van democratische regeringen of op kapitalistische grondslag zegevierend kan worden gevoerd.
In hun strijd tegen het fascisme hebben de kameraden van de CNT-FAI zonder twijfel gehandeld in strijd met de antimilitaristische beginselen. Niet echter, zoals velen hier te lande geloven, omdat zij het ‘georganiseerde geweld’, doch omdat zij de militarisering hebben aanvaard. Het eerste is niet, het laatste is wel met onze beginselen in strijd. De beginselverklaring der IAA laat hieromtrent geen twijfel open. Zij zegt:
“Hoewel de syndicalisten tegenstanders zijn van ieder georganiseerd geweld in handen van welke revolutionaire regering ook, ontkennen zij niet, dat de beslissende fasen van de strijd tussen het kapitalistische heden en de vrije communistische toekomst zich niet zonder botsingen zullen voltrekken. Zij aanvaarden daarom het geweld als verdedigingsmiddel tegen de geweldsmethoden der regerende klassen in de strijd voor de bezetting van de bedrijven en van de grond en bodem door het revolutionaire volk. Evenzeer als de onteigening der bedrijven en van het land door de revolutionaire economische arbeidersorganisaties praktisch moet worden doorgevoerd en in de banen der sociale revolutie geleid, mag ook de verdediging der revolutie niet worden overgelaten aan een bepaalde militaire of aan enige andere organisatie, die buiten de economische groeperingen staat; zij moet veeleer worden toevertrouwd aan de massa zelf en haar economische organisaties.”
Het is zonder meer duidelijk, dat de IAA de noodzakelijkheid van 'georganiseerd geweld' erkent, een standpunt dat op het IAA-congres van 1935 met de grootst mogelijke meerderheid is gehandhaafd. Maar de militarisering was ongetwijfeld in strijd met de beginselen der IAA, want zij betekende dat de verdediging van het revolutionaire Spanje werd toevertrouwd aan een bepaalde militaire organisatie buiten de economische groeperingen om, zij betekende: aanvaarding van het georganiseerd geweld in handen ener regering.
Dat de militarisering in Spanje een rechtstreeks uitvloeisel was van de aanvaarding van bet geweld wordt in Holland vaak zonder meer aangenomen, maar is bepaald onjuist Er werkten heel andere oorzaken. De Spaanse kameraden verkeerden in een dwangpositie door de afhankelijkheid van de Russische wapens en de sabotage, welke daarmede werd bedreven. Of het inderdaad niet mogelijk zou zijn geweest elders dan in Rusland voor goud wapens te krijgen, kan hier buiten beschouwing worden gelaten. Onze kameraden waren ervan overtuigd, dat Spanje voor wapens op Rusland was aangewezen, en niet zij hadden daarover de controle.
In het laatste ligt ook de sleutel voor de verklaring der militarisering. De beginselverklaring der IAA wil de organisatie der militaire verdediging toevertrouwd zien aan de massa zelf en haar economische organisaties. Maar om dit mogelijk te maken, moet ook de macht in handen der massa en van haar economische organisaties zijn.
De eerste voorwaarde daartoe is de zegevierende Revolutie en de afschaffing van de staat. Aan beide voorwaarden is in Spanje niet voldaan. De Revolutie was niet integraal, de staat is gehandhaafd. De kameraden, samenwerkende met ‘marxistische’ en burgerlijke partijen, namen zelf zitting in de regering, zoals wij in het vorige artikel hebben gezien. Hoe kon het anders dan dat nu ook de gewapende verdediging tegen het fascisme in handen der regering was? De kameraden hadden er juist zitting in genomen om er controle op te krijgen. Maar een gewapende macht in handen van welke regering ook, is steeds militaristisch. De Spaanse regering en de politieke partijen waren geen voorstanders der militarisering uit noodzaak, maar uit beginsel. Hun doel is immers door middel van het militarisme macht te hebben óver en tégen het volk.
De wezenlijke oorzaak der militarisering in Spanje lag in het feit, dat niet alle macht in handen van de boeren, arbeiders en soldaten is gekomen, doch in plaats daarvan de staatsmacht gehandhaafd bleef.
Hierover moest feitelijk onder anarchisten geen verschil van mening mógelijk zijn. De vraag, of georganiseerd geweld in handen van het revolutionaire volk ten gevolge van de eisen der militaire techniek toch tot militarisering zou hebben geleid, is in Spanje niet beantwoord, want dit geweld was niet in handen van de arbeidersmassa’s en haar eigen organisaties, doch van de regering en de staat.
Hing de militarisering dus volkomen samen met de gehele in Spanje door de kameraden aanvaarde politiek en was zij daarvan een onvermijdelijk uitvloeisel, zij is door verschillende vooraanstaande figuren in de CNT ook als zodanig verdedigd. Zij voerden als argumenten voor hun standpunt aan, dat de strijd spoedig van karakter veranderde. De gevechten in de straten maakten plaats voor de strijd in het open veld, die andere eisen stelt. Eenheid van optreden was een vereiste tegenover de legers van Franco, die voortdurend terrein wonnen. De campagne tot het instellen van een Nationale Raad van Verdediging vond buiten de eigen kringen nergens weerklank. De toestand aan de fronten was bedenkelijk. Madrid werd bedreigd. De legers van Franco rukten iedere dag verder op. Het enthousiasme der massa’s liep terug. Tegenover de goed gedisciplineerde fascistische legers, aldus onze kameraden, is een methodisch en gedisciplineerd optreden der revolutionaire legers een eerste vereiste. Daaraan ontbrak veel. Discussies over de te volgen methodes verzwakten het front.
In de kringen der IAA zijn ook deze opvattingen onderworpen aan ernstige kritiek, die wij vroeger reeds in De Syndicalist uitvoerig hebben medegedeeld.
Deze kritiek ziet de oorzaak der gevolgde tactiek in de omstandigheid, dat de juli-revolutie de regeerders in de staat niet heeft weggejaagd. Dan zou de oorlogvoering in handen der Revolutie zijn geweest. Oorlog en revolutie zijn niet te schaden, omdat het syndicalisme slechts één oorlog aanvaardt: de revolutionaire oorlog, dat wil zeggen de verdediging van de Revolutie. Er is geen andere mogelijkheid om bet fascisme te overwinnen dan de Sociale Revolutie. De leiding van de oorlog in handen te laten van burgerlijken, sociaal-democraten en stalinisten betekende de Revolutie bloot stellen aan het gevaar, om niet te zeggen de zekerheid van verraad, omdat dezen niet de Revolutie, doch een burgerlijk-kapitalistische staat als doel van de oorlog stelden.
Indien inderdaad het enthousiasme der eerste dagen later is ingezonken, dan is dat ongetwijfeld doordat het volk zelf de zaak niet in handen had. Het volk moet er verzekerd van kunnen zijn, dat het de oorlog voert voor zijn eigen belang en niet voor andere doeleinden wordt misbruikt. Dat is de grote kracht van iedere revolutionaire oorlog.
Het is volkomen onjuist om van de ‘goed gedisciplineerde’ legers van Franco te spreken alsof deze een navolgenswaardig voorbeeld zouden vormen. De discipline der militaristische legers berust op de revolvers der officieren en de mitrailleurs achter de soldaten. Elke gewapende macht, die georganiseerd wordt op de wijze der militaristische legers, zal nooit een wapen in handen van het volk zijn, maar zich altijd weer tegen het volk keren.
Het is voorts een vergissing te menen, dat de op militaire discipline berustende legers in een revolutionaire strijd de grootste kracht zouden kunnen ontwikkelen. In zulke legers wordt de revolutionaire spankracht gedood. Van de zijde der Russische kameraden is gewezen op het voorbeeld van Petrograd, dat door de bewapening der arbeiders en niet door het Rode Leger tegen de bedreiging door Joedenitsj is gered.
Wat zeggen nu de ervaringen in Spanje opgedaan ten aanzien van de militarisering? Het feit, dat de burgeroorlog ten slotte is verloren, kan niet zonder meer als een gevolg der militarisering worden beschouwd. Er is immers geen enkel bewijs dat men er, gezien de geweldige overmacht van Franco, zonder de militarisering wel in geslaagd zou zijn het Spaanse fascisme te verslaan. Maar wel is leerzaam de wijze, waarop de strijd ten slotte geëindigd is.
Inderdaad is de oorlogsleiding der regering en politieke partijen volkomen onbetrouwbaar gebleken, in de eerste plaats voor de Revolutie, maar bovendien voor de oorlogvoering tegen Franco. De terreur en de corruptie hunnerzijds hebben het elan der massa — hoe bewonderenswaardig dit ook is geweest — zonder twijfel ondermijnd. Zij voelde dat de juli-revolutie voor een groot deel teniet was gedaan door de kuiperijen en het geweld van Negrín en zijn stalinisten.
‘Men kan niet ongestraft — aldus de Persdienst der IAA — jarenlang met een in wezen fascistisch politiestelsel regeren, men kan niet antifascistische boeren en arbeiders neerschieten, men kan niet alle bruikbare antifascistische officieren verwijderen en ze door van partijwege begunstigde nietsnutten vervangen. Men kan maar niet een groot aantal antifascistische soldaten uitmoorden enkel en alleen omdat ze behoren tot libertaire richtingen in de arbeidersbeweging, men kan dit maar niet een zekere tijd doen, zonder dat de massa’s zich beginnen af te vragen, wat eigenlijk het verschil is tussen het regime van Negrín en het fascistische regime van Franco. Men kan niet op die wijze voortgaan, zonder demoralisering en ontbinding te veroorzaken en de strijdwil te ondermijnen. Het is deze demoralisering, die langzamerhand haar intrede deed en ten slotte tot de morele ineenstorting heeft geleid.’
Zonder twijfel is de voorspelling, dat een gedisciplineerd staatsleger zich altijd tegen het volk zal keren in Spanje door de feiten volkomen bevestigd. Men denke slechts aan de gewelddadige vernietiging der landbouwcollectieven in Aragon door de stalinistische overste Lister, die de boeren en arbeiders die zich ertegen verzetten, door zijn soldaten liet neerschieten.
Dat de op militaire discipline berustende legers in een revolutionaire strijd geenszins de grootste kracht ontwikkelen, hebben onze Spaanse kameraden tenslotte zelf zeer goed ingezien blijkens hun herhaalde aandrang om tot de guerrillamethodes terug te keren door in het achterland van Franco en in Marokko te opereren.
Men herleze nog tens het tweede artikel der IAA over de nederlaag in Spanje (De Syndicalist van 15 april 1939) om te beseffen tot welke catastrofale toestanden de politiek van samenwerking der Spaanse kameraden met principiële tegenstanders en het goede vertrouwen, dat zij in hen hadden gesteld, hebben geleid.
Dat de Spaanse strijd gewonnen zou zijn indien de militarisering niet was ingevoerd, kan dus niet worden gezegd. Maar de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de strijd verloren werd, bewijzen onomstotelijk, dat de militarisering aan die strijd geenszins ten goede is gekomen. Wat de tegenstanders der militarisering ertegen hebben aangevoerd is door de feiten woord voor woord bevestigd. Zij was een onderdeel, een onvermijdelijk onderdeel van een bepaalde politiek.
Door de aanvaarding van de militarisering hebben de Spaanse kameraden de antimilitaristische beginselen van het revolutionaire syndicalisme losgelaten. Zij hebben het gedaan in de verwachting daardoor de strijd tegen het fascisme krachtiger te voeren. Het is niet gelukt Deze afwijking onzer beginselen heeft de strijd niet versterkt, doch verzwakt.
En zo is mijn conclusie, dat de Spaanse ervaringen geen aanleiding geven onze antimilitaristische beginselen los te laten, doch integendeel bewijzen dat zij, juist in de Revolutie, onverzwakt moeten worden gehandhaafd, wil de Revolutie beantwoorden aan haar wezenlijke doel: de bevrijding der arbeidersklasse en der gehele Mensheid.
Het is niet nodig afzonderlijke artikelen te wijden aan de politiek van samenwerking met andere partijen en de aanvaarding van centralistische staatsorganen in de plaats van de federalistische organen, die in de eerste dagen der Revolutie waren geboren. Evenals trouwens het ministerialisme en de militarisering vloeien zij voort uit het standpunt der CNT met betrekking tot de Revolutie, dat de kern uitmaakt van haar gehele politiek.
Onmiddellijk na het uitbreken der Revolutie, op 20 juli 1936, gaf een voltallige vergadering der gewestelijke federaties en plaatselijke arbeidssecretariaten van Catalonië ‘zonder zich te laten meeslepen door de gebeurtenissen van het ogenblik of zich te laten bedwelmen door de snelle en definitieve overwinning, die de burcht in onze handen had gebracht’, de volgende parolen uit: ‘De steden en provincies van Spanje te veroveren, die in handen van het fascisme waren.’ ‘Geen vrij communisme.’ ‘De eerste taak is, de vijand te verslaan waar hij wordt aangetroffen,’ en rij stelde voor een organisatie te stichten, die alle antifascisten zou kunnen verenigen.
Ongeveer veertien dagen later, in het begin van augustus 1936, kwam de CNT, in een nationaal plenum van gewestelijke federaties bijeen. Hier werd hetzelfde besloten wat het gewest Catalonië op 20 juli had aanvaard: ‘Geen libertair communisme. Onze eerste plicht is de fascistische legers te verslaan.’
Onze kameraden maakten dus een scheiding tussen de oorlog tegen het fascisme en de Revolutie. Zij stelden de oorlog op de voorgrond, en sloten voor het voeren van de oorlog compromissen met politieke partijen, die vijandig tegenover de Revolutie stonden.
De argumenten der Spaanse kameraden ten gunste dezer politiek hebben wij vroeger als eens weergegeven. In het kort laten wij ze nog eens volgen. Hoewel het vaststaat, zo zegden ons de Spaanse kameraden, dat zonder de Spaanse anarchosyndicalistische beweging Franco in Spanje gezegevierd zou hebben, zoals Hitler heeft gezegevierd in Duitsland, zo betekent dit niet, dat de CNT definitief het fascisme zou kunnen uitroeien en de Sociale Revolutie doorvoeren zonder de hulp van anderen. De CNT is de machtigste arbeidersbeweging in Spanje, maar niet de enige. Niet alle arbeiders zijn bij de CNT aangesloten. Deze beheerst niet het gehele politieke en economische terrein in Spanje. Naast haar bestond de moderne vakbeweging, georganiseerd in de UGT[6], die ook een beduidend aantal leden telde, en zich in min of meer revolutionaire richting begon te ontwikkelen. De revolutionaire opstandsbewegingen van 1931 tot 1934 rijn verloren gegaan doordat in deze bewegingen de arbeiders niet schouder aan schouder stonden. Weliswaar was het de CNT die in juli 1936 de spits afbeet en zegevierde, maar ook anderen aanvaardden de strijd tegen Franco. Indien de CNT-FAI zich tegenover deze antifascistische sectoren had geplaatst, zou dit onderlinge strijd hebben betekend, waarvan slechts Franco had kunnen profiteren. Waar de CNT, ook in Catalonië, niet alle arbeiden omvatte, had de Sociale Revolutie slechts consequent doorgevoerd kunnen worden door middel van een dictatuur der CNT, die wij als anarchosyndicalisten verwerpen.
De kameraden van de CNT wezen voorts op de moeilijkheden als gevolg van het feit, dal het revolutionaire Spanje een oorlog tegen het fascisme had te voeren. Een andere moeilijkheid lag in het feit, dat de Revolutie tot Spanje beperkt bleef. Bij doorvoering der Revolutie, afzetting der republikeinse regeringen, opheffing van de staat, vreesden zij de vijandschap der democratische regeringen van Frankrijk en Engeland.
Van begin af aan is tegen de opvattingen stelling genomen in kringen der IAA. In deze kringen zag men juist in het prijsgeven van de Sociale Revolutie de oorzaak, dat allerlei partijen en personen, die in juli 1936 niet of nauwelijks te vinden waren, daarna met hun chicanes en chantage onze kameraden tot retireren konden dwingen. Naar het oordeel dezer kringen ontwikkelden de Spaanse kameraden over de Revolutie geheel nieuwe theorieën, die wij nooit hebben gehuldigd. Immers: iedere Revolutie had tot dusverre een gewapende strijd te voeren, iedere Revolutie was een burgeroorlog. Het zou heel mooi zijn, als de Revolutie internationaal kon zijn, maar de historie leert, dat zij altijd in één land begint, waar op een gegeven ogenblik de omstandigheden er rijp voor zijn. Juist de consequente doorvoering van de Revolutie in Spanje zelf zou de eerste voorwaarde zijn geweest om revoluties in andere landen mogelijk te maken. Een zegevierende revolutie prikkelt tot navolging.
Burgeroorlog, gevaar voor buitenlandse inmenging, het niet in één beweging georganiseerd zijn der gehele arbeidersklasse en het nationale karakter, dat zijn om zo te zeggen de normale omstandigheden voor iedere Revolutie. Als op grond van deze omstandigheden de anarchistische beginselen niet zouden kunnen worden doorgevoerd, dan zou dat in géén enkele revolutie mogelijk zijn en zouden die beginselen dus onjuist zijn.
Maar deze opvatting moet ten sterkste worden bestreden. De moeilijkheden, waarvoor onze Spaanse kameraden zich geplaatst zien, hadden integendeel alleen voorkomen kunnen worden door in juli de Sociale Revolutie consequent door te voeren. De Spaanse kameraden vergissen zich wanneer zij menen, dat dit een dictatuur zou hebben meegebracht. Het gevaar voor een dictatuur bestaat juist nu, en had alleen door de Revolutie voorkomen kunnen worden.
In juli 1936 stond in Catalonië de gehele arbeidersklasse, om zo te zeggen de gehele bevolking, achter de CNT-FAI. Spontaan gingen in en buiten Catalonië de arbeiders en boeren ertoe over de bedrijven en de bodem te bezetten; dat deden niet alleen de leden van de CNT, maar ook de overige arbeiders. De consequente doorvoering van deze beweging zou ertoe geleid hebben, dat de volledige macht in handen was gekomen van alle producenten, georganiseerd volgens de bedrijven. Geen enkele arbeider of intellectueel die deelneemt aan het productieproces zou zijn uitgeschakeld. Dat was geen dictatuur over het volk geweest, maar de heerschappij van het volk.
De handhaving van Companys en Azaña was een fout. Het eerste werk van iedere, zelfs van onbetekenende en van zuiver politieke revoluties is steeds geweest het oude regime te verjagen. Geen revolutie kan zich voltrekken in samenwerking met of onder leiding van de heersers van gisteren. Ook met de handhaving van deze tegenstanders der Revolutie zal men de zogenaamde democratische staten niet aan zijn zijde krijgen; zij zullen veeleer samenwerken om de Revolutie te worgen.
Wij zijn tegenstanders van de dictatuur, van welke organisatie ook. Maar dit standpunt brengt allerminst mede, dat men in de Revolutie een plaats zou moeten inruimen voor de politici en de politieke partijen. Integendeel, dit betekent juist het gevaar scheppen van een dictatuur. Want het wezen van de politieke partij bestaat in gezag en dictatuur. Elke partij is een vereniging van personen, die geen ander doel nastreven dan het voor zich veroveren van groter invloed en macht, dan hun krachtens hun plaats in het productieproces toekomt. Zij stelt zich ten doel verovering van macht boven en over de arbeiders. En juist omdat wij tegen dictatuur zijn, moeten wij onder de leuze ‘alle macht aan de arbeiders en hun syndicaten’ de politieke partijen uitschakelen.
Dat de CNT alleen de Revolutie niet kon doorvoeren of alléén de strijd tegen Franco niet kon voeren, is juist Beide zijn de taak van de gehele arbeidersklasse, die in de Sociale Revolutie de macht in handen neemt en daartoe in juli bereid was. Het had moeten gebeuren over de hoofden van alle burgerlijke elementen, de regeerders, de politieke partijen heen, dóór alle producenten.
Wat wij hierboven weergeven is geen kritiek ‘achteraf — achteraf heeft men gemakkelijk praten — neen, het is kritiek, die in de jaren 1937 en 1938 reeds is uitgeoefend door militanten uit verschillende secties van de IAA. Reeds toen hebben zij er op gewezen, dat van de democratische regeringen nooit de minste steun te verwachten is voor een wezenlijke strijd tegen het fascisme. In plaats van enig vertrouwen in deze regeringen te stellen, hadden de Spaanse kameraden door middel van de consequente Revolutie een beroep moeten doen op dc revolutionaire sentimenten van de arbeidersklasse buiten Spanje.
De strijd tegen het fascisme kan alleen afdoende worden gevoerd door middel van de Sociale Revolutie. Zij alleen kan het volk de kracht geven om de strijd vol te houden en te winnen. Zonder Revolutie kan het resultaat niets anders zijn dan een kapitalistisch staatsregime, dat ten slotte overal een openlijk of bedekt fascistisch karakter aanneemt
Tot zover de kritiek, die reeds twee jaren voor het tragische einde op de in Spanje gevolgde politiek werd uitgeoefend.
Mijn vorige artikel was gewijd aan de houding die de CNT reeds in juli 1936 ten opzichte van de Revolutie had ingenomen. Haar verdere politiek in Spaanse burgeroorlog was de onvermijdelijke consequentie van deze houding. Eenmaal de Revolutie voor het vrije communisme afgewezen hebbende, werd zij in een bepaalde richting gedwongen, in de richting die zij is gegaan, omdat er geen andere weg open bleef, tenzij de CNT op een gegeven ogenblik met haar in juli 1936 ten opzichte van de Revolutie ingenomen standpunt zou hebben gebroken. Zij heeft dat niet gedaan, ook niet in mei 1937. Zo heeft deze houding de grondslag gevormd der gehele CNT-politiek van 1936 tot 1939 en hebben de gebeurtenissen zich ontwikkeld zoals zij zich, krachtens die houding, wel moesten ontwikkelen.
Een zeer heldere kritiek op het standpunt der CNT ten opzichte van de Revolutie en de antifascistische oorlog tegen Franco is uitgesproken door onze Russische kameraad Alexander Schapiro in De Syndicalist van 14 mei 1938. Het was echter niet toen en ook niet daar, dat Schapiro, die in de Russische Revolutie zulke belangrijke ervaringen had opgedaan, ze heeft doen horen. Het lijkt mij van belang een deel van zijn artikel hieronder nog eens af te drukken en wel om verschillende redenen.
De beëindiging en de afloop van de strijd in Spanje stellen het artikel in een nieuw licht. Wat toen nog als pessimisme van de schrijver kon worden gezien, is thans helaas realiteit gebleken.
Velen zijn al te spoedig klaar geweest om hun conclusies uit de Spaanse Revolutie te trekken. De een oordeelde, dat de gewapende strijd zelf de oorzaak der mislukking was. Een ander putte uit de Spaanse gebeurtenissen een nieuw bewijs, dat een goed doel (revolutie, bevrijding) niet met slechte middelen (geweld) kon worden gediend. Een derde meent, dat wij uit Spanje toch de les moeten trekken, dat wij aan politiek moeten gaan doen, aan parlementaire politiek wel te verstaan. Een vierde concludeert uit de Spaanse Revolutie, dat men er zonder een zekere dictatuur niet komt. Al deze conclusies betreffen de strijdmiddelen en de methodes der Revolutie. Maar het fundamentele feit is, dat deze Revolutie zelf niet consequent is doorgevoerd, dat zij is geremd, dat zij is achteruitgeschoven voor een ander doel, namelijk de antifascistische oorlog, tezamen gevoerd met de ‘democratie’. En nu is het duidelijk, dat waar de Revolutie zelf bewust en met een bepaald, zij het op zichzelf eerlijk bedoeld, oogmerk op de achtergrond is geschoven, men haar verloop, mislukking en einde niet kan verklaren uit de strijdmiddelen en methodes der Revolutie, want die zijn tenslotte van secundaire aard. Anders gezegd: wanneer een revolutionaire en strijdende arbeidersbeweging ten gunste van een doel, dat haar belangrijker of tenminste dringender lijkt de Revolutie op het tweede plan plaatst, wanneer zij andere belangen dan die van de Revolutie hoger stelt, dan is het duidelijk dat dáárdoor de positie en het lot der Revolutie zijn bepaald en niet door de keuze van strijdmiddelen en methodes, waarover binnen het raam der Revolutie verschil van mening bestaat. Want welke revolutionaire strijdwijzen en tactiek ook waren toegepast, gewelddadig of lijdelijk verzet, politieke dictatuur of geen dictatuur, aan de positie van de Revolutie, die terwille van de antifascistische oorlog en de eenheid in die oorlog op de achtergrond was geschoven, had dat niets meer kunnen veranderen. Revolutionairen, die over bepaalde revolutionaire strijdwijzen en methodes onderling discuteren, zullen het toch eens zijn over het gemeenschappelijke uitgangspunt, dat de Revolutie moet zegevieren en, ten einde te zegevieren, allereerst in volle consequentie moet worden doorgevoerd. Wij weten nu, dat dit in Spanje niet is gebeurd. Dat is het fundamentele feit en op dat feit valt de nadruk in Schapiro’s artikel, waarvan wij hier een gedeelte laten volgen.
“Hoe kan men” — zo vraagt Schapiro — “een vrije maatschappij opbouwen als men begint met te besluiten om zich in een gemeenschappelijk front te binden aan de politieke tegenstanders van een zodanige maatschappij? Toen zij voor dit probleem gesteld werden, hadden onze Spaanse kameraden uit de geschiedenis van de revoluties, en vooral uit de zeer recente geschiedenis van de Russische Revolutie van 1917, een nuttige les kunnen trekken: Als het gaat om een revolutie, dat wil zeggen om het vernietigen van een regime, ten einde in de plaats daarvan een nieuw regime op te bouwen, dan kan er geen sprake zijn van compromissen of overeenkomsten met ideologische tegenstanders van het nieuwe regime of met politieke verdedigers van het regime dat men vernietigt, zelfs indien deze compromissen of overeenkomsten noodzakelijk schijnen om een doel te verwezenlijken dat voor allen hetzelfde schijnt. De geestesgesteldheid van voorlopige compromissen draagt in zich de uiterst gevaarlijke kiem van het revolutionaire défaitisme. De ontwikkeling van de gebeurtenissen in Spanje heeft trouwens bewezen, dat dat gevaar zeer reëel is. In plaats te proclameren dat de revolutie het doel is waarnaar wij streven, en dat wij de Revolutie zullen doorvoeren terwijl wij de burgeroorlog slechts beschouwen als het middel om dat doel te bereiken, hebben onze kameraden van de CNT, uit vrees dat zij in het binnenland de ‘republikeinse’ en marxistische lichtgeraaktheid niet voldoende zouden ontzien en de Engelse en de Franse democratie aanstoot zouden geven, het beter gevonden de revolutie op de achtergrond te dringen, in de hoop dat men, als de oorlog maar eenmaal ten einde was, de revolutie weer zou kunnen opnemen op het punt waar men haar vrijwillig tot staan had gebracht. En als wij over revolutie praten, bedoelen wij daarmee, wel te verstaan, de revolutie die als uiteindelijk doel en bekroning heeft de verwezenlijking van het libertaire communisme.”
Dit parool, dat door de CNT was gelanceerd — ‘geen libertair communisme’ — betekende dus voor de anarchisten dat de oorlog tegen het fascisme op de voorgrond werd geschoven en, of men het wenste of niet, doel werd op zichzelf, en niet een incident in de ontwikkeling van de Sociale Revolutie.
Door die dubbele tactiek van compromissen — het opschorten van de revolutie ten bate van een burgeroorlog die al heel spoedig een oorlog zonder meer werd, en het deelnemen aan de regering ‘om de oorlog beter te kunnen voeren’ — verzonk de CNT in het drijfzand van het loslaten harer beginselen, waardoor de geestdrift tot revolutionaire opbouw bij de arbeidersmassa’s — bij de boeren en de arbeiders — slechts kon worden ondermijnd. Men herhaalde de fout van Kropotkin in 1914. Vóór de wereldoorlog had Kropotkin verklaard, dat in geval van oorlog de revolutie moest worden geproclameerd en dat deze tegen de binnendringende legers moest worden verdedigd. De dag na het uitbreken van de oorlog had Kropotkin in elk geval de schijn van een rechtvaardiging voor zijn houding, daar de revolutie was uitgebleven. In Spanje echter is de revolutie niet uitgebleven. Zij brak er uit bij het vallen van de eerste geweerschoten in de oorlog der fascisten. Men had de oprukkende zegevierende revolutie dus moeten verdedigen tegen de aanvallende legers, doch haar niet mogen remmen en tot stilstand mogen brengen door te verklaren, dat zij ongelegen kwam. Thans bewijzen de gebeurtenissen, dat de Spaanse Revolutie in een hachelijke positie verkeert, ondanks het antifascistische front. Misschien zelfs dankzij het antifascistische front, dat de grootste verwarring heeft gesticht en de revolutie onvruchtbaar en werkloos heeft gemaakt. De algemene toestand zou op het ogenblik zeker niet slechter zijn geweest, indien men het republikeinse regime zonder meer had weggevaagd en als men openlijk had verklaard, dat de revolutie optrok voor het libertaire communisme. De toestand zou gunstiger zijn geweest, zelfs indien de nederlaag op het oorlogsfront het werk van de wederopbouw tot stilstand had gebracht. Maar door dit werk vrijwillig op te geven, enkel en alleen ten bate van de oorlog, heeft men de scheppingsdrang van het proletariaat van alle inhoud beroofd, van een proletariaat dat reedt door zijn eigen krachtsinspanning de dageraad van een nieuwe maatschappij zag gloren. Hoe meer men de revolutie in staat had gesteld zich uit te breiden en te verdiepen, hoe moeilijker het zou zijn geworden in geval van een nederlaag tot de oude toestand terug te keren. Maar nu die terugkeer is vergemakkelijkt door medestanders, die zeker de revolutie niet wensten, en die, door het feit dat ze aan de macht kwamen, die wijzelf hun in de handen hebben geworpen, langzaam en voorzichtig het hele werk van de dagen na 19 juli konden vernietigen, zal iedere militaire nederlaag ons onvermijdelijk terugbrengen tot de vroegere toestand, zo niet tot erger. De leuze ‘eerst de oorlog’ heeft zodoende door de deelname aan de regering het werk van de revolutie vernietigd.
Het volgende artikel zal bestemd zijn om aan de hand der feiten na te gaan, in hoeverre het verloop der gebeurtenissen in Spanje de opvattingen der CNT hebben bevestigd en in hoeverre zij de uitgeoefende kritiek rechtvaardigen.
In het vijfde en zesde artikel heb ik de houding van de CNT ten opzichte van de Revolutie weergegeven en melding gemaakt van de kritiek, welke daarop indertijd was uitgeoefend. Thans is het mijn taak na te gaan wat de praktijk ons te zeggen heeft ten aanzien dier beide standpunten.
Er is geen diepgaande studie nodig van de toestanden in het republikeinse Spanje voor dit aan Franco ten offer viel om te concluderen, dat deze toestanden allerminst ten gunste spraken van de door onze kameraden gevolgde politiek. Dat deze politiek Spanje voordelen heeft gebracht wat de houding der buitenlandse democratische regeringen betreft, kan men zeer zeker niet beweren. Terecht gewaagt Albert Jensen in de Persdienst van de IAA van het verraad der Franse Volksfront- regering onder Blum, wier eerste werk het is geweest de uitvoer naar Spanje te verhinderen van zelfs reeds vroeger besteld oorlogsmateriaal. Blum nodigde Engeland, Rusland, Italië en Duitsland uit zich bij deze wapenblokkade aan te sluiten, hetgeen tot de beruchte ‘non-interventie’ heeft geleid. Alle pogingen van de stalinisten en de burgerlijke partijen in Spanje om de strijd in dit land te maken tot en te doen zien als een strijd voor de burgerlijke democratie en allerminst voor de Sociale Revolutie, heeft niets veranderd aan de verraderlijke houding der democratische regeringen, die zich alle uitsluitend door het eigen staatsbelang en de kapitalistische belangen van het eigen land hebben laten leiden. Om het lot van het Spaanse volk, om zijn vrijheid en zijn recht heeft geen dezer regeringen zich bekommerd. Een zegevierende Revolutie in Spanje daarentegen zou het in juli 1936 gewekte enthousiasme bij de Europese arbeiders hebben versterkt, hen met nieuw geloof hebben vervuld en hun strijdkracht hebben verhoogd. Op de arbeidersmassa’s in de democratische staten en niet op de democratische regeringen had de hoop gevestigd, de politiek gericht moeten zijn. Hun druk op de eigen regeringen ten gunste van Spanje zou slechts bereikt kunnen hebben wat door het naar achteren schuiven der Revolutie nooit verkregen kan worden. Maar ook wie pessimistisch is ten opzichte van hetgeen de Europese arbeiders in dit opzicht hadden kunnen doen of gedaan zouden hebben, zal moeten toegeven dat het offer van de concessies der CNT-FAI aan de Spaanse Republiek, aan de staat, om de sympathie te winnen der democratisch regeringen, niet slechts principieel onjuist was, maar ook tevergeefs is gebracht.
De CNT heeft van het handhaven en doorvoeren van een consequent revolutionair program afgezien om onderlinge strijd in het antifascistische kamp te voorkomen. Men moet helaas vaststellen, dat dit oogmerk niet is bereikt. Er was geen eenheid in het antifascistische kamp. Er was een schandelijke terreur van de zijde der stalinisten, zoals de lezers van De Syndicalist voldoende bekend is. Eenheid was er nauwelijks meer dan naar het uiterlijke. En zij kon slechts verkregen en gehandhaafd worden doordat onze mensen alles over hun kant lieten gaan. De stalinisten hebben Berneri en naar alle waarschijnlijkheid Durruti vermoord, zij hebben in de tragische mei-week tientallen, daarna duizenden van onze mensen vermoord. Onderlinge strijd in het antifascistische kamp kon alleen nog maar voorkomen worden doordat onze prachtige Spaanse beweging, die zich altijd tegen alle onderdrukking heldhaftig had verzet, dit alles over zich liet heengaan, niet uit gebrek aan moed, doch terwille van de antifascistische oorlog tegen Franco. Wie eenmaal samenwerking met tegenstanders voor een bepaald doel aanvaardt, ontkomt niet aan zekere concessies. Maar men kan terwille van een samenwerking niet zijn kameraden laten vermoorden. Dat is geen concessie, doch overgave. Te goeder trouw en volkomen loyaal medewerkende lot de eenheid, zijn onze makkers het slachtoffer geworden van de machiavellistische praktijken hunner tegenstanders, en ten slotte konden zij niet terug zonder de schijn van de verantwoordelijkheid van onderlinge tweestrijd op zich te laden. In mei 1937 was nog een verandering mogelijk geweest, indien de uitdaging der communisten in Barcelona ware beantwoord met een nieuwe barricadenstrijd, waartoe de arbeidersbevolking der stad gereed stond, maar die de uitvoerende comités niet aandorsten met het oog op het front. Terwille daarvan riepen zij op tot het staken van de strijd, tot eenheid.
Eenheid der Spaanse arbeiders in de strijd tegen Franco en voor de Sociale Revolutie was ongetwijfeld een noodzakelijkheid. Samenwerking van alle arbeiders, gemeenschappelijk optreden, zijn dat eveneens. Maar eenheid is iets anders dan een compromis met burgerlijke, socialistische en stalinistische partij-politici. De vereiste eenheid was er op 19 juli, toen de arbeiders gemeenschappelijk tegen de fascisten optraden en overgingen tot de onteigening van bodem en bedrijven, tot comunismo libertario of collectivisatie. Toen zegevierde de geest van het anarcho-syndicalisme, in die zin dat niet alleen de syndicalistisch georganiseerde arbeiders, maar ook de modernen tot eensgezinde en gelijkvormige actie overgingen. Toen ontstond de eenheid der Revolutie, die immers in diepste wezen bestaat in het eensgezinde en zelfstandige optreden der onderdrukte massa’s. Had deze Revolutie ter wille van de strijd tegen Franco geremd mogen worden of had alles op ’t spel gezet moeten worden om ze in het belang van die strijd in gans Spanje te doen zegevieren? Ziedaar de wezenlijke strijdvraag.
Het handhaven van staat en regeringen, het daarmee noodzakelijk gepaard gaande binnenhalen der politieke partijen waren de vernietiging der eenheid. Want daarmee begint het gekuip om de macht. De Revolutie was de voorwaarde geweest voor de eenheid, de enig denkbare eenheid, namelijk die vanonderen op.
Wij hebben het argument gehoord, dat doorvoering der Revolutie betekend zou hebben: dictatuur van de CNT. Het is pas sedert de strijd in Spanje, dat een dergelijk argument wordt gehoord. Er zijn zelfs anarchisten of gewezen anarchisten, die er de conclusie aan verbinden dat wij een dergelijke dictatuur ook maar moeten aanvaarden. Het een is nog onjuister dan het andere. Wij zijn tegen dictatuur; óók van de CNT. Dictatuur is de dood van de Revolutie, ook als zij onzerzijds wordt uitgeoefend, ook als de CNT de macht over het Spaanse volk in handen zou hebben gekregen. Maar kan men volhouden, dat de doorvoering der Revolutie in Spanje, dat wil dus zeggen het in bezit en beheer nemen van de gehele bodem en van alle bedrijven in het gehele niet door Franco beheerste gebied, de verjaging van het oude regime, de vernietiging van de staat, de liquidatie van het kapitalisme, de decentralisatie der macht, een federalistische opbouw op de grondslag van de zelfstandigheid en zelfregering der eenheden aan de basis, een dictatuur zou hebben betekend? Het tegenovergestelde is waar: het zou de enige mogelijkheid zijn geweest ter voorkoming van de dictatuur. De voorspelling in De Syndicalist, dat juist de nu gevolgde tactiek tot dictatuur zou leiden, is helaas letterlijk uitgekomen. In Catalonië heerste een fascistische dictatuur nog vóór Franco er overwonnen had: de dictatuur der stalinisten.
Zo moet ook hier worden vastgesteld: de CNT is afgeweken van de IAA-beginselen zonder het doel dat zij zich daarbij voor ogen had gesteld, te bereiken. De praktijk in Spanje heeft niet de beginselen der IAA, doch wel de politiek der Spaanse kameraden in het ongelijk gesteld.
In een volgend, laatste artikel, zal ik mijn conclusies samenvatten.
Om te besluiten, wil ik een aantal conclusies trekken uit de Spaanse gebeurtenissen, die ik de kameraden ter discussie voorleg.
1. Het anarcho-syndicalisme heeft als strijdbeweging der arbeidersklasse tegen het fascisme zijn onbetwistbare superioriteit bewezen boven alle politieke partijen.
Ik bedoel dit niet in abstracta ten opzichte van de theorieën en de beginselen van het anarcho-syndicalisme, maar ook ten volle ten opzichte van onze Spaanse anarcho-syndicalistische beweging zoals zij concreet bestond: de CNT.
Alle grote arbeidersbewegingen zijn in de loop der jaren ondergegaan in de partijpolitiek en terechtgekomen bij staat en kapitalisme. Zij hebben geleid tot nieuwe vormen van heerschappij over de arbeiders. Zij zijn aangevreten door corruptie en alle andere zonden van kapitalisme, staat en politiek. Zij alle hebben zich machteloos getoond tot enig verzet tegen het fascisme. Zij zijn niet vernietigd door de kracht van het fascisme, maar hadden zichzelf reeds lang tevoren innerlijk te gronde gericht en hun wezenlijke waarde en kracht werden door het fascisme aan het licht gebracht.
Met de CNT was het heel anders gesteld. Als grote beweging heeft zij in de lange jaren van haar bestaan steeds haar karakter van onbedorven revolutionaire en socialistische arbeidersbeweging ongerept gehandhaafd.
Toen na de Spaanse verkiezingen in februari 1936 alle politieke partijen in en buiten Spanje de juichkreet aanhieven dat in dit land het fascisme verslagen was, begreep de CNT en met haar de FAI, dat dit onzin was en dat de strijd, die met de wapenen, niet lang op zich zou laten wachten. Op die strijd bereidde de CNT zich voor, moedig en bewust. Aan haar is het te danken, dat het Spaanse volk niet door het fascisme kon worden overrompeld, doch gereedstond tot de strijd, die het onder aanvoering van de CNT-FAI heeft geopend. Het is aan de Spaanse anarcho-syndicalistische beweging te danken, dat Franco niet heeft kunnen zegevieren in Spanje op de wijze als Hitler in Duitsland. Het blijft de onvergankelijke eer van onze Spaanse beweging, van de mannen en vrouwen der CNT, dat Spanje het eerste en voorlopig het enige land is geweest, waar de opmars van het internationale fascisme is gestuit op een verzet, dat zich bijna drie jaren heeft gehandhaafd en dat slechts gebroken is kunnen worden met behulp van buitenlandse legers en materiaal, door middel van uithongering en barbaarse bombardementen. Geen kritiek — ook de onze niet — kan deze eer onzer Spaanse beweging teniet doen.
Wanneer ik dit uitdrukkelijk onderstreep, op de voorgrond stel in mijn conclusies, dan is dat niet om de Spaanse kameraden te verheerlijken en nog veel minder om de door mij uitgeoefende kritiek wat te vergulden. Het is omdat ik er twee gevolgtrekkingen aan wil verbinden:
a) Geen parlementair-politieke partij heeft het recht onze Spaanse beweging te critiseren met het air, dat zij het altijd wel beter heeft geweten.
b) Iedere conclusie uit de Spaanse gebeurtenissen ten gunste van parlementarisme, reformisme of partijdictatuur moet als onjuist worden afgewezen.
De ervaring heeft immers in de eerste plaats bewezen, dat alleen de anarchosyndicalistische beweging haar revolutionaire daadkracht tegenover kapitalisme en fascisme heeft gehandhaafd. In de tweede plaats heb ik in de voorgaande artikelen uitvoerig betoogd, dat het loslaten onzer beginselen en theorieën de Spaanse strijd niet ten goede is gekomen en dat daarmede zelfs de beoogde beperkte doeleinden niet bereikt zijn geworden.
2. Het Spaanse anarchosyndicalisme heeft op bewonderenswaardige wijze zijn revolutionaire taak vervuld voor wat betreft de overname van de bedrijven en de productie.
In de laatste tientallen jaren is er in de revolutionaire literatuur herhaaldelijk op gewezen, dat 'de dag na de revolutie’ het economische leven voortgang moet hebben. De revolutie moet brood hebben. Het Russische proletariaat is in dit opzicht belangrijk tekort geschoten. De Spaanse anarchosyndicalisten hebben onmiddellijk na de 19de juli als iets volkomen vanzelfsprekends de bedrijven overgenomen en de productie georganiseerd overeenkomstig de bijzondere behoeften van het ogenblik. Dat daarbij ook fouten zijn gemaakt, spreekt vanzelf. Dat het ene bedrijf in revolutionair opzicht verder ging dan het ander was, gezien de voorwaarden en de inzichten der in elk bedrijf werkzame arbeiders, evenzeer onvermijdelijk. Maar op initiatief van de CNT zijn de Spaanse arbeiders er op bewonderenswaardige wijze in geslaagd van onderen op een federatief georganiseerd economisch stelsel van productie op te bouwen, dat onder vernietiging van vele oude vormen hel economische leven feitelijk in het geheel niet heeft onderbroken. In dit opzicht heeft de Spaanse Revolutie meer gepresteerd en beter werk geleverd dan enige voorgaande. Het staat vast, dat geen politieke partij door middel van staat en dictatuur op dit gebied had kunnen verrichten wat de spontaan en zelfstandig handelende miljoenen arbeiders met hun syndicaten tot stand hebben gebracht. Voor zover zij op dit terrein tekort zijn geschoten, met name voor wat het feit betreft, dat na het begin een teruggang is ingetreden, moet dit mijns inziens worden toegeschreven aan de omstandigheden, die ik in mijn derde conclusie zal neerleggen.
3. In politiek opzicht is het Spaanse anarchosyndicalisme tekort geschoten. Op dit terrein ligt de grondoorzaak van alle gemaakte fouten.
De bewijzen voor het eerste deel dezer stelling zijn in de voorgaande artikelen voldoende aangevoerd. De vraag rijst echter, waaraan het geconstateerde tekort moet worden toegeschreven. Waarom hebben de Spaanse kameraden de Revolutie niet consequent doorgevoerd? Waarom hebben zij de regeringen niet verjaagd, de staat niet vernietigd, niet alle macht gepoogd in handen der arbeiders te leggen? Het komt mij voor, dat de diepere oorzaken andere zijn dan de redenen, die de Spaanse kameraden zelf daarvoor aanzien. Het komt mij voor, dat de Spaanse kameraden de verantwoordelijkheid voor de consequente revolutie niet hebben aangekund. Ik zeg niet: aangedurfd. Want zeker heeft het hun noch aan revolutionair radi-calisme, noch aan individuele en collectieve moed ontbroken.
Maar de radicale vernietiging van de staat en zijn instanties zou hen voor taken en functies hebben gesteld, waartegen zij zich niet opgewassen voelden. Het is mijn overtuiging, dat zij er daarom voor zijn teruggeschrokken.
Wanneer de staat was vernietigd en de regeringen waren verjaagd, zou Spanje rijn gebleven en daarmede de verhouding van het Spaanse volk tegenover de andere volkeren en staten, dat wil zeggen de buitenlandse politiek. Welk lichaam zou deze hebben te leiden? Op welke wijze moest het tot stand komen? Op welke wijze moest de verantwoordelijkheid van de, laat ons zeggen, ‘Raad voor buitenlandse aangelegenheden’ tegenover de syndicaten worden georganiseerd?
Vernietiging van de staat betekent ontbinding van de politie. Maar de maatschappij, en ook de Revolutie, hebben een taak tegenover misdadigers en overtreders. De behoefte bestond aan controle der fascisten en andere contrarevolutionaire elementen. Censuur werd nodig geoordeeld op brieven. Het is duidelijk, dat men dit alles niet kan overlaten aan het syndicaat der politie-agenten. De oude politie kan men daarvoor ook niet gebruiken. Voor de aanhangers van staat en partijdictatuur is deze zaak gemakkelijk genoeg. Zij nemen de bestaande instellingen eenvoudig over, 'zuiveren’ op zijn best de leiding, maar revolutioneren ze niet en spoedig verworden die instellingen dan weer tot organen der contrarevolutie.
Voor ons is het probleem minder eenvoudig. De staat en zijn organen vervullen een aantal functies, die niet onvervuld kunnen blijven, die ook niet op de oude wijze kunnen worden voortgezet, maar waarin de Revolutie heeft te voorzien op een wijze, die overeenstemt met haar wezen en haar doeleinden. Op die taak waren de Spaanse kameraden niet voorbereid, noch theoretisch, noch praktisch. Dit geldt echter niet de Spaanse kameraden alleen. Onze gehele Internationale heeft zich weinig of niet beziggehouden met de vraag, op welke wijze het hier liggende probleem door ons moet worden opgelost. Doordat de kameraden op deze vraag evenmin het antwoord wisten, zijn ze ertoe gekomen de staat te handhaven en hun toevlucht te zoeken bij de oude regeerders. Daaruit is, naar ik het zie, al het andere voortgekomen. Daardoor moesten zij, om althans enige invloed te hebben, zelf in de regering treden, waar zij echter de gevangene van hun ministerie werden zonder dat er enig revolutionair initiatief van hen kon uitgaan. Alle initiatief lag bij de oude regeerders, die over de nodig routine beschikten. Uit die situatie is ook de militarisering voortgevloeid en de opvatting over de oorlog niet ter verdediging van de Revolutie, maar van de democratie.
De voornaamste les, die wij uit de Spaanse gebeurtenissen hebben te leren, is naar mijn overtuiging deze, dat onze beweging de vraag onder ogen heeft te zien, op welke wijze de revolutionaire arbeiders niet alleen de economische, maar alle onmisbare functies van de maatschappij en het openbare leven hebben te vervullen. Waarschijnlijk zal de oplossing gevonden moeten worden op de grondslag der vrije communes, die zich federatief met elkander tot een groter geheel verenigen. In deze communes zullen niet alleen de producenten, doch alle bewoners hun stem doen gelden. Maar hoe dan ook, de oplossing moet gevonden worden in het kader van en overeenkomstig onze federatieve en vrijheidslievende anarchosyndicalistische beginselen. Het gemis aan een eigen positieve en praktische oplossing mag ons er niet toe verleiden onze toevlucht te nemen tot de methodes van de vijanden van de vrijheid en de revolutie. Dat zou een herhaling zijn van de Spaanse fout met alle gevolgen van dien. Wij zullen een oplossing moeten zoeken op de basis van onze eigen beginselen, want ware die niet te vinden, zo zouden deze beginselen ontoereikend zijn voor de revolutionaire opbouw, en dus onhoudbaar, want onjuist. De ervaring in Spanje heeft wel bewezen, dat men revolutionaire beginselen niet slechts ten dele ten uitvoer kan leggen. Men kan ze niet op een bepaald terrein veronachtzamen of ter zijde stellen zonder die beginselen als geheel en daarmede de Revolutie zelf in gevaar te brengen.
Met het oog op de omvang breek ik hier nog eenmaal af om mijn vierde conclusie te trekken én een enkel woord over de invloed van de in Spanje gevolgde tactiek op de huidige opvattingen van vele kameraden tot de volgende week uit te stellen.
Een volgende conclusie, die ik uit de Spaanse gebeurtenissen nog zou willen trekken, is deze:
4. De Spaanse kameraden hebben het bolsjewistische gevaar volkomen onderschat.
Over dit punt behoef ik niet veel te zeggen. Maar ieder die Spanje tijdens de Revolutie heeft bezocht of elders met Spaanse kameraden heeft gesproken, weet, dat zij de gedachte aan het gevaar voor een bolsjewistische dictatuur zonder meer belachelijk vonden, gezien de sterkte van het bolsjewisme in Spanje. Voor waarschuwingen in dit opzicht waren zij ontoegankelijk, en eenmaal opgenomen in het ‘antifascistische eenheidsfront’, zijn zij tegenover de stalinisten veel te toegeeflijk en kritiekloos geweest.
Hoe ver de macht van Stalin ten slotte in Spanje heeft gereikt, bewijzen de mededelingen in de Persdienst der IAA naast vele andere gegevens, die ons ten dienste staan.
Op dit punt zijn de Spaanse kameraden voor een groot deel slachtoffer geworden van hun naïviteit, van vanuit een menselijk oogpunt op zichzelf prijzenswaardige eigenschappen. Zelf oprecht in hun uitingen en volkomen betrouwbaar in hun doen, hebben zij geloofd in de oprechtheid hunner bondgenoten en in hun vertrouwen gesteld. Maar zij stonden tegenover stalinisten, die er van begin af aan op uit zijn geweest met de meest gemene middelen ener geraffineerde misdadigheid de macht aan zich te trekken en hun terreur over de strijdende revolutionaire arbeiders uit te oefenen. Het is of de stalinisten alle methodes der inquisitie, van het jezuïtisme, het machiavellisme en het fascisme grondig hebben bestudeerd, wetenschappelijk hebben geperfectioneerd om ze zelf systematisch en geraffineerd toe te passen tegenover allen, die hun dictatuur niet blindelings volgden. Tegenover zulke methodes waren de onbaatzuchtige en eerlijke strijders der CNT-FAI niet opgewassen. In morele zin pleit dat allerminst tegen hen, want om de mogelijkheid van zulke methodes bij anderen te veronderstellen, moet men zelf een misdadiger zijn. Thans heeft echter de ervaring geleerd, dat de stalinisten even grote vijanden van de Revolutie en de vrijheid zijn als de fascisten, en daar zij zich voordoen als vrienden der Revolutie, moet deze voor hen dubbel op haar hoede zijn.
Wanneer ik uitvoerig ben ingegaan op de problemen, welke de Spaanse Revolutie ons heeft gesteld, dan is dat niet alleen en ook niet in de eerste plaats om bouwstenen aan te dragen voor de uitwerking onzer revolutionaire theorieën en nuttige lessen te trekken met het oog op toekomstige revoluties.
Het is veel meer om stelling te nemen tegen een concreet en actueel gevaar, dat op dit ogenblik te constateren valt. Ik bedoel het gevaar, dat men de in Spanje begane fouten tot een nieuw beginsel maakt. Verklaarbaar is dit verschijnsel zeer zeker. Als de Spaanse kameraden, zoals velen hunner van oordeel zijn, juist hebben gehandeld door van de IAA-beginselen af te wijken, door deel te nemen aan het volksfront en de oorlog tegen het fascisme ten gunste der democratie, door in de regering te gaan zitten en de militarisering te aanvaarden, waarom zouden wij dan in andere landen niet dezelfde tactiek toepassen? Indien men van oordeel is dat de Spaanse kameraden in het algemeen juist hebben gehandeld, dan is dat inderdaad de logische en onvermijdelijke consequentie. In de IAA zijn er een niet te verwaarlozen aantal kameraden, die deze consequentie inderdaad trekken. Indien men de tactiek der CNT ten aanzien van in wezen internationale vraagstukken principieel goedkeurt, dan valt ook niet in te zien, waarom men diezelfde tactiek voor andere landen zou afwijzen. Juist daarom is het voor onze internationale beweging een gebiedende eis, de in Spanje toegepaste tactiek zonder omwegen kritisch onder het oog te zien. Want de IAA heeft geen andere keuze: of zij zal het loslaten van haar beginselen door de CNT moeten afkeuren, of zij zal zelf haar beginselen en daarmede haar gehele verleden moeten verloochenen.
Zoals gezegd, er zijn er die het laatste voorstaan. Ik heb Spaanse kameraden gesproken, die zich verklaarden voor deelname aan de ‘democratische oorlog’ tegen Duitsland en Italië. In Zweden zijn de meningen over de houding van de CNT verdeeld. Elders is de gedachte opgekomen aan de vorming van een 'syndicalistische partij’, die het politieke deel van de Revolutie voor haar rekening zou moeten nemen. Er zijn, althans onder de Spaanse kameraden, voorstanders van het eenheidsfront met politieke partijen en de moderne vakbeweging. Wij weten, dat de CNT door een delegatie vertegenwoordigd was op het congres van de CGT te Nantes in 1938.
Wij constateren hier het verschijnsel, dat men op grond van de tekortkomingen der Spaanse beweging ertoe neigt voor een deel de methodes, de leuzen en de tactiek der parlementaire arbeidersbeweging over te nemen. Ik acht dit absoluut onjuist, omdat deze bewegingen in ieder opzicht — oorlog, fascisme, staat, klassenstrijd — van veel groter en ernstiger tekortkomingen hebben blijk gegeven dan het anarcho-syndicalisme.
Juist in dit verband heb ik het van groot belang geacht het standpunt te verdedigen, dat niet de beginselen en de theorieën der IAA in Spanje schipbreuk hebben geleden, maar dat juist het afwijken van die beginselen tot slechte resultaten heeft geleid, zodat alle vraagstukken, die de Revolutie inderdaad heeft opgeworpen en de moeilijkheden, die zij meebrengt, alleen binnen het raam van de beginselen kunnen worden opgelost, terwijl de parlementaire of dictatoriale methodes der politieke partijen ons geen stap verder kunnen brengen, doch integendeel de Revolutie het juiste spoor bijster doen worden.
Het valt niet te miskennen, dat de Spaanse Revolutie in de kringen der IAA een zekere verwarring heeft gebracht. Het is mijns inziens noodzakelijk, dat de afzonderlijke secties haar standpunt bepalen en dat daarna onze Internationale over haar toekomst een beslissing neemt. Ook het NSV zal zijn standpunt moeten bepalen. Als mijn artikelen een grondslag voor discussie kunnen vormen, is voor een belangrijk deel het doel bereikt, dat ik mij bij het schrijven ervan heb gesteld.