Navigatie
Bijdragen & info
Navigatie
Bijdragen & info
Door Coördinatie van Autonome Groepen in Spanje
SEAT is een filiaal van FIAT. Maar de kameraden van de ERAT denken dat de Spaanse staat er een meerderheidsaandeel van 51% heeft, wat echter geverifieerd zou moeten worden.
De SEAT-fabrieken in Barcelona hebben ongeveer 30.000 man personeel, dat als volgt kan worden onderverdeeld: 20.000 arbeiders, 7.000 à 8.000 man kader en 2.000 a 3.000 kantoorarbeiders.
Weinig research-afdelingen dus, daar de meeste ontwerpen worden uitgewerkt door het moederbedrijf. Wij hebben geen documenten bij de hand en kunnen bijgevolg niets zeggen over het kapitaal dat deze 30.000 personen doen circuleren, maar ongetwijfeld is dat tamelijk kolossaal.
Uiteraard veroorzaakt ieder conflict bij SEAT repercussies in massa’s bedrijven die van SEAT afhankelijk zijn, en raakt het bijgevolg een van de zenuwen van de Spaanse economie.
Alle kameraden van de ERAT werken al jaren bij SEAT en hebben vaak een niet te verwaarlozen rol gespeeld bij de verschillende conflicten die er zich hebben voorgedaan. We hebben er met hen over gepraat en kunnen ze als volgt samenvatten:
1968: Er zijn Comisiones Obreras, maar ze zijn weinig talrijk. Als de directie het bedrijf wil herstructureren gaan de arbeiders spontaan in staking. Zij willen niet dat teams worden ontbonden, omdat de mensen elkaar goed kennen en omdat daardoor de mogelijkheden om zich tegen het helse tempo te verzetten worden beperkt. De Comisiones Obreras steunen de stakingen; gebrek aan voorbereiding en repressie doen de staking echter volledig mislukken. De herstructurering gaat door, maar niet zonder verzet in bepaalde sectoren. Er vallen vele ontslagen.
1971: Tijdens het beruchte proces van Burgos vindt er een staking plaats van vier uur. De Comisiones Obreras zijn sterker geworden, maar zij zijn in een tendensstrijd verwikkeld.
Bij de vernieuwing van de arbeidsovereenkomst wordt er een bijeenkomst georganiseerd om tegen de werkloosheid te protesteren. Zij wordt door de politie met geweld uiteengedreven; de volgende dag is er een algemene staking. Twee weken lang houden de arbeiders de fabriek bezet. De Policia Armada (de “grijzen”) die hen moet verdrijven, wordt teruggedrongen. Bij de schermutselingen valt onder de arbeiders een dode: Antonio Ruis Villalba, die door meerdere kogels getroffen wordt; er zijn ook vele gewonden. Tijdens de staking organiseren de arbeiders bijeenkomsten in de bergen om de smerissen te ontwijken, maar er wordt geklikt en midden in de bergen vinden vechtpartijen plaats. Ten slotte bereiken de arbeiders dat talrijke toeleveringsbedrijven in SEAT worden geïntegreerd (dit bracht veel verdeling teweeg).
1973: De directie wil de verhoging van de sociale verzekeringspremie verhalen op het loon van de arbeiders. Er breekt een algehele staking uit. Vergaderingen worden belegd in de bergen, want de fabrieken zijn gesloten en bewaakt door smerissen. Na twee weken hervatten de arbeiders het werk. Zij hebben verloren, en natuurlijk vallen vele ontslagen.
Eind 1974-begin 1975: Zeer harde staking ter gelegenheid van de vernieuwing van de arbeidsovereenkomst. Onmiddellijk wordt door de bazen een uitsluiting van tien dagen afgekondigd. De arbeiders gaan na twee weken weer aan het werk. Daarna volgt weer een algemene staking van twee weken.
De arbeiders houden hun vergaderingen in het hart van Barcelona, op de Plaza de Cataluna. Iedere dag zijn er demonstraties, de repressie is hevig. Er vallen vijfhonderd ontslagen. De toenmalige gouverneur van Barcelona, Martin Villa, lanceert een oproep aan de bedrijven geen ontslagenen in dienst te nemen. De staking mislukt. Wat de ervaring van de arbeiders in de strijd betreft, vallen echter enige belangrijke feiten te melden.
Houding van de Comisiones Obreras: Zij hebben alles gedaan om de arbeiders te demobiliseren; zelfs hebben zij een akkoord gesloten met de directie dat hun militanten niet zouden worden ontslagen of weer in dienst zouden worden genomen en dat zij zitting zouden hebben in de administratieve raad. De Comisiones Obreras verveelvoudigen hun persoonlijke bezoeken om de arbeiders te ontmoedigen (“Wij zullen alles verhezen”, enzovoort). Als de staking voorbij is, schrikken zij er niet voor terug te verkondigen dat men gemakkelijker bij SEAT wordt aangenomen als men een lidmaatschapskaart van de Comisiones Obreras kan laten zien.
Sabotage: Drie dagen nadat het werk is hervat, ontploft een bom in de auto van een bedrijfsleider van SEAT. Een actie die de houding van het kaderpersoneel aanzienlijk “verzacht” heeft.
Verkiezing van de eerste arbeidersafgevaardigden: Toen de arbeiders merkten dat de Comisiones Obreras hen niet werkelijk vertegenwoordigden, hebben zij in algemene vergaderingen per werkplaats twee afgevaardigden gekozen om de onderhandelin-gen te leiden, afgevaardigden die op ieder moment konden worden teruggeroepen. In totaal waren dat vierentwintig afgevaardigden; hun representativiteit is echter nooit door de directie erkend.
Tegelijkertijd hebben de arbeiders heftige kritiek geleverd op het kader van de verticale vakbonden om hen tot aftreden te dwingen (de Comisiones zitten in de verticale bonden).
Hoe in werkplaats nr. 5 de werkzaamheden zijn hervat op 15 januari 1975: Er werken 1.600 arbeiders in twee ploegen (twee maal 800). Werkhervatting om 6 uur ’s morgens. Tussen twee rijen smerissen, met hun stenguns in de aanslag, moeten de arbeiders één voor één naar binnen. De hele fabriek is omsingeld door smerissen en stillen.
De arbeiders gaan naar de kleedkamers en wachten daar tot ze met een paar honderd zijn. Een ingenieur komt met ze praten (hij staat bekend als verantwoordelijk voor 85 ontslagen); hij stelt een gesprek voor met de directie. Een afvaardiging van negen arbeiders gaat onderhandelen.
In het kantoor zijn aanwezig: de bazen Martín Benito, Romero en Esteban, smerissen in burger en gewapende bewakers van het bedrijf. Het enige wat de negen afgevaardigden te horen krijgen is: “Als jullie binnen een kwartier niet weer aan het werk zijn, worden jullie alle negen op straat gezet en volgt onmiddellijk ontslag.” Een arbeider antwoordt: “Als wij op straat staan, is jullie graf gedolven.” Vier arbeiders gaan terug naar hun kameraden om dit uit te leggen, terwijl de overige vijf in gijzeling worden gehouden. Aangezien vele andere werkplaatsen al weer aan het werk zijn, besluit men hetzelfde te doen.
Er heerst na deze staking een klimaat van angst en teleurstelling, wat de strijdvaardigheid van de arbeiders erg verzwakt. Men zal tot medio 1976 moeten wachten voordat er verbetering komt in de situatie. Dan is Franco dood en zet de “democratisering” haar eerste passen.
1976: De CCOO en de USO zitten nog steeds in de verticale bonden. De posities van de CCOO worden fel aangevallen door de CSUT en de CNT.
Veel discussies, maar geen spoor van efficiënte strijd. De problemen wat betreft hygiëne, tempo, veiligheid, worden ernstiger. In werkplaats nr. 5 wordt voor het eerst een afvaardiging gekozen van één afgevaardigde voor dertig personen.
Tegenover deze ontwikkeling van de situatie, die hun dreigt te ontsnappen, weten de CCOO en de UGT de verkiezingen te manipuleren en het zo te regelen dat hun militanten gekozen worden.
Werkplaats nr. 5 geeft nog steeds blijk van grote strijdlust: de arbeiders verlagen er spontaan het tempo en onderbreken het werk om te vergaderen. Uit solidariteit met wat in het Baskenland gebeurt (de uitzonderingstoestand), wordt een algemene staking van vier uur gehouden, waardoor de hele fabriek getroffen wordt.
1977: De strijdvaardigheid van de arbeiders is fors gestegen. In het begin van het jaar worden verscheidene vergaderingen gehouden waarbij het hele bedrijf betrokken is. De rivaliteit tussen de vakbonden laait hoog op, er zijn voortdurend rellen en af en toe vallen er klappen. Men gaat geen contributie meer betalen en vaak worden lidmaatschapskaarten verscheurd (vooral die van de CCOO).
Kleine stakingen breken uit en worden systematisch gesaboteerd door de CCOO en de PSUC, die tot een akkoord zijn gekomen met de directie: alle ontslagen militanten van de afgelopen twintig jaar worden opnieuw aangenomen in ruil voor “sociale vrede” in de fabriek.
Juni 1977: Voor het eerst wordt een fabrieksraad gekozen voor de gehele SEAT, bestaande uit 287 afgevaardigden (één afgevaardigde voor ongeveer honderd personen), die per werkplaats gekozen zijn en op ieder moment kunnen worden afgezet.
Organisatieschema:
Fabriekscomité: 22 leden, gekozen door de basis in de werkplaatsen, ieder moment afzetbaar. Belast met de onderhandelingen met de directie.
Fabrieksraad: 287 afgevaardigden, gekozen onder dezelfde voorwaarden als het Comité. De functie ervan is de coördinatie van acties, eisen, voorstellen en problemen die binnen het bedrijf naar voren komen.
Vergaderingen van werkplaats of kantoor: Het aantal afgevaardigden varieert naargelang het aantal arbeiders in iedere sector. Belast met de interne problemen van de sector. Zelfde wijze van verkiezing en van afzetbaarheid. Men dient goed te begrijpen dat bij deze structuur het aantal arbeiders dat eraan deelneemt bijzonder belangrijk is, want op ieder niveau worden andere mensen benoemd.
Bijna elke dag zijn er vergaderingen tijdens de schafttijd (20 minuten), die zonodig overschreden wordt. Alle afgevaardigden zijn slechts woordvoerders.
1978: Op dit moment werkt het systeem prima. Het wordt alleen gesteund door de CNT. Alle andere vakbonden willen het schipbreuk doen lijden. De directie ziet zich echter gedwongen met het fabriekscomité in discussie te gaan. De vakbondsverkiezingen bij SEAT zijn momenteel in voorbereiding en de zaak van de gewapende groep ERAT legt een groot gewicht in de schaal.
Laten we, voor we gaan uitleggen wat de groep ERAT is en wil, een schema opzetten van de vakbondskrachten binnen SEAT:
Vakbond | Officiële vakbondscijfers |
---|---|
CCOO | 11.000 leden |
UGT | 10.000 |
CSUT | 3.000 |
CNT | 2.000 |
USO | 300 |
Andere vakbonden, SU, SOC, AOA: enkele militanten.
Maar pas op! Deze cijfers zijn bedrieglijk. Volgens de kameraden van de ERAT is de CNT de enige vakbond die werkelijk functioneert. De andere hebben reusachtige wervingscampagnes gehouden; men heeft zijn lidmaatschapskaart, maar dat is alles. De bureaucraten nemen alles op zich. Bovendien staan er nog veel arbeiders ingeschreven die hun lidmaatschapskaart hebben verscheurd, van vakbond zijn veranderd of geen contributie meer betalen. Het systematische “opblazen” door sommige vakbonden van hun aanhang is hierbij buiten beschouwing gelaten. Niet iedereen is lid van de vakbond bij SEAT.
Tussen 16 en 20 april 1978 arresteert de DGS (staatsveiligheidsdienst) tien personen die ervan worden verdacht te hebben meegedaan aan verschillende overvallen. Men vindt wapens en explosieven. Zes van hen werken bij SEAT. De zaak neemt een duidelijke politieke wending en doet veel stof opwaaien. Op dit moment zijn vijf van hen weer vrijgelaten. De overige
vijf bevestigen dat zij deel uitmaken van de gewapende groep ERAT, bedoeld om fondsen bijeen te brengen voor de arbeiders, in het bijzonder voor die van SEAT.
Op 21 april 1978 demonstreren arbeiders van SEAT hun solidariteit met de gearresteerden voor de poorten van de Modelgevangenis. Bij SEAT gaan de zaken nu snel. De reformistische vakbonden proberen de kameraden van de ERAT te laten doorgaan voor “terroristen” en insinueren dat dit voor de hele fabrieksraad zou gelden. De CCOO en de UGT drijven het zelfs zo ver dat zij ontbinding eisen van de Raad en van de “arbeidersvergaderingen”. Ze hebben zelfs drieduizend handtekeningen verzameld van werklozen die verklaren nooit geld van de ERAT te hebben gehad! (Wat zegt dat, gezien het aantal werklozen?)
De Fabrieksraad blijft bij zijn onvoorwaardelijke steun aan de gevangenen, evenals de CNT. Door dit alles komt een debat op gang over het concept van de revolutionaire strijd. Gewapende strijd of niet, enzovoort. De arbeiders van SEAT zijn wat de oplossing van dit probleem betreft duidelijk in de goede richting.
De structuur van de Fabrieksraad van SEAT vormt een werkelijke vertegenwoordiging van het personeel. Wij hebben aan de kameraden van de ERAT gevraagd wat hun directe motieven waren om tot de gewapende strijd over te gaan. Hoewel we wel meer zouden willen weten, zullen we toch trachten zo getrouw mogelijk weer te geven wat ze ons hebben verteld:
“Allemaal zijn we afkomstig uit gauchistische groepen (FAC, FRAP, PCI, enzovoort), die we hebben verlaten, omdat hun opvattingen over de voorhoede niet overeenkwamen met de werkelijkheid van de strijd hier. De arbeiders hebben laten zien dat zij in staat zijn zichzelf te organiseren, buiten iedere politieke of syndicalistische sector om. We hadden genoeg van de steriele debatten tussen de verschillende organisaties, terwijl de behoeften van de strijd voor de hand lagen.
“Iedere dag, maar vooral op de dagen dat het loon werd uitbetaald, kwamen vrouwen van werklozen of stakers uit andere bedrijven bij ons om solidariteit vragen. Wij deden natuurlijk wat we konden, maar wij verdienden met ons werk net genoeg om van te leven en hadden zelfs vaak schulden bij SEAT.
“Toen zijn we tot de slotsom gekomen dat het welletjes was, dat we iets moesten doen. De opzet van onze groep stoelde op de volgende twee criteria: verwerping van het politiek geruzie en behoefte aan geld.
“Het eerste waartoe we besloten, zeven of acht maanden terug, was dat iedereen zijn eigen persoonlijke neigingen buiten beschouwing zou laten en dat de groep zou opereren naargelang de behoeften van de strijd en van de arbeiders.
“Er zijn inderdaad bankovervallen gepleegd. Wij zeggen niet dat wij (die zijn gearresteerd) dat hebben gedaan, maar het is gebeurd. Het geld dat we konden bemachtigen is geheel ter beschikking gesteld van de arbeiders en werklozen, afhankelijk van wat nodig en mogelijk was. Wij achten zulke onteigeningen noodzakelijk Wij denken ook dat de gewapende strijd hierbij niet moet blijven stilstaan. Het is slechts een aspect ervan.
“De arbeiders moeten zich volledig inzetten en zich gereedmaken voor de komende strijd. Dat wil zeggen dat zij voorbereidingen dienen te treffen voor eventuele sabotages om de bazen te ‘helpen’ onderhandelen; zij moeten voorzieningen treffen voor het vormen van zelfverdedigingsgroepen, voor het geval dat militanten persoonlijk worden bedreigd. En dat komt meer en meer voor.
“Wij hebben ons er dus niet toe beperkt zelf tot actie over te gaan, wij hebben onze opvattingen over de strijd ook proberen duidelijk te maken aan de arbeiders. En dat deden we in de vergaderingen. Als de arbeiders het ergens niet mee eens waren, konden ze dat ook duidelijk maken en ons tegenspreken. “Wij kunnen wel stellen dat de reeks sabotages die gepleegd zijn, aangetoond heeft dat we niet de enigen zijn die er zo over denken, en er naar handelen.
“Enkele voorbeelden van sabotage door de arbeiders:
“De watertoevoer afsluiten, zodat de elektroden van de elektrische soldeermachines doorbranden en bijgevolg de hele montageband wordt stilgelegd.
“De elektrische leiding doorknippen in de ondergrondse installaties, zodat de hele werkplaats urenlang wordt lamgelegd.
“Met schroevendraaiers montagebanden blokkeren.
“Kortsluiting veroorzaken in terminals, zodat het werk voor de hele dag ontregeld is.
“Zulke acties worden ondernomen als de arbeiders schoon genoeg hebben van het tempo of als zij rustig willen vergaderen.
“Sigarenaanstekers in auto’s die voor de export zijn bestemd, beschilderen met revolutionaire kleuren.
“Teksten kalken op muren of auto’s en stickers plakken aan de binnenkant. “Dat zijn middelen waarmee je laat zien dat er mensen zijn die zich niet neerleggen bij de uitbuiting.
“Directe aanvallen op chefs (dingen gooien of een flink pak slaag uitdelen) of op ingenieurs die bijzonder repressief optreden.
“Bomalarm in directiekantoren.
“Suiker in benzinetanks.
“Plannen ontvreemden en vernietigen.
“Zulke acties komen het meest voor in of vlak na een periode van strijd om de woede en het verzet tegen onze omstandigheden uit te drukken. Maar samen hebben wij ook geleerd hoe je molotovcocktails moet maken, en er zijn zelfverdedigingsgroepen georganiseerd om onze demonstraties te beschermen tegen de aanvallen van de politie.
“Wij hebben er eveneens naar gestreefd de solidariteit te winnen van kameraden uit andere bedrijven. Wij hebben hun onze strijd uiteengezet en die van hen gesteund. We hebben zelfs een keer een elektriciteitspaal omvergehaald, zodat een bepaald bedrijf twee dagen zonder stroom kwam te zitten (in de streek van Vallés); we hebben ook een keer de waterleiding gesaboteerd die naar de villa liep van een kapitalist.
“Zulke acties worden over het algemeen, ondanks de kapitalistische propaganda, goed begrepen door de arbeiders, omdat zij direct verband houden met hun strijd.
“Waar wij, en vele arbeiders met ons, tegen in opstand komen, is dat onze eisen worden verdraaid in de richting van politieke doeleinden, zoals bijvoorbeeld het Pact van Moncloa.
“Telkens wordt herhaald dat we ons verantwoordelijk dienen te gedragen, dat we geacht worden rekening te houden met de algemene belangen van de maatschappij, en om zulke voorwendsels zouden wij onze strijd moeten afremmen, de buikriem aanhalen.
“Telkens komt men met een programma van eisen dat door de vakbonden is uitgewerkt en bedoeld om de kool en de geit te sparen; en in feite komen ze uitsluitend de bazen goed uit.
“Telkens hebben diezelfde vakbonden of partijen de pretentie het beter te weten dan wij wat goed voor ons is; en uiteraard zijn zij de enigen die in aanmerking komen om onderhandelingen te voeren!
“Vakbonden en partijen zijn in feite slechts bemiddelaars die de conflicten tussen bazen en arbeiders trachten te regelen. Wij zijn het daar niet mee eens. De partijen en vakbonden (met uitzondering van de CNT, die ons steunt) hebben van de hun geboden gelegenheid gebruik gemaakt (wij vragen ons af of het wel helemaal toevallig was dat de politie ons op dit cruciale moment heeft ontdekt) om te trachten onze strijdmethoden in diskrediet te brengen, en vooral ook de Fabrieksraad.
“In juni aanstaande moeten vakbondsverkiezingen worden gehouden; veel bureaucraten koesteren de hoop dat deze officiële verkiezingen een eind zullen maken aan de zelforganisatie van de arbeiders. Dat zal echter niet zo gemakkelijk zijn.
“Wij zitten momenteel in de gevangenis, maar onze strijd is niet voorbij. Ten slotte zijn er bij SEAT nog duizenden kameraden die ermee doorgaan.
“Wel vragen wij ons op dit moment af of de groep ERAT in dezelfde vorm moet verder gaan. Het is mogelijk dat wij van naam veranderen en een autonome groep worden. Daar zijn we het bijna allemaal over eens. Ook noemen velen van ons zich libertair, maar dat is iets recents en het gevolg van een hele ontwikkeling. In het begin, bij de oprichting van de groep, was er maar één militant van de CNT. De anderen waren niet bij een vakbond aangesloten en hadden extreem-links reeds enige tijd verlaten.
“Waar wij zeker van zijn, is dat veel arbeiders bij SEAT er werkelijk niets voor voelen zich door wie dan ook te laten inkapselen. Onlangs hebben zij dit bewezen toen zij, om het vuile werk van de reformisten te dwarsbomen, in staking gingen voor de bevrijding van twee van ons, en om te bewerkstelligen dat de Fabrieksraad ons regelmatig mag bezoeken. De beide kameraden die niet betrokken waren bij de ERAT, zijn vrijgelaten en eens in de twee weken zien wij drie afgevaardigden van de Fabrieksraad. De staking heeft één uur geduurd.”
(zonder datum)