Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:over_het_verplichten_van_staatsburgers_tot_enige_geloofsovertuiging

Over het verplichten van staatsburgers tot enige geloofsovertuiging

Door Max Stirner

Het hierop volgende document is een door Gustav Meyer ontdekt manuscript, dat onder voorbehoud wordt toegeschreven aan Max Stirner. Henry Mackay bestrijdt het auteurschap van Stirner echter.


Over het verplichten van staatsburgers tot enige geloofsovertuiging

Het is erg als een goedbedoelende domheid zich in zaken mengt, die buiten haar gezichtskring liggen, zoals dat de Kölnische en de Spenerse Zeitung met betrekking tot de geplande vereniging van de “Vrijen” is overkomen; beiden overbieden elkaar in een klungelige oudewijvenwijsheid, frappante onjuiste uitleg en zinloze veronderstellingen. En toch was het zo eenvoudig geweest om hier de waarheid te ontdekken, omdat de basis, waaruit dit besluit is voortgekomen, voor geen enkel ontwikkeld iemand nog een terra incognita kan zijn. Het zou alleen maar nodig zijn geweest om terug te grijpen op Strauss, Feuerbach, Bauer en op de “Deutschen Jahrbücher,” om zich dergelijke fantastische en avontuurlijke ideeën niet op de hals te hoeven halen. Maar de religie moest verdedigd worden, de Vrijen moesten door de christelijke gezindte bestreden worden; dat geeft de zaak natuurlijk een ander cachet, en wat eerst domheid lijkt, is dan misschien een weldoordachte, door alle precedenten tot nu toe en door de heiligheid van de zaak, gerechtvaardigde tactiek. Dan lijken de uitspraken van de maliënkolders alleen maar een retorische figuur, de herinnering aan de godin van het verstand een schrikbeeld, dat vervaardigd wordt voor zwakke geesten. Daarom moeten zij er ook van verzekerd zijn, dat ze voor en na rustig kunnen slapen, als ze maar een goed hoofdkussen hebben en de politie het welverdiende vertrouwen schenken, dat zij de achterbakse aanvallen op het leven van vreedzame burgers en eerbare familievaders zal weten te voorkomen. Bovendien weten we dat in naam van God en religie brandstapels zijn opgericht, dolken getrokken, en vervolgingen zijn ingesteld; het grootste vel papier, dat ooit uit een Engelse papierfabriek is gekomen, zou niet groot genoeg zijn om een volledige martyrologie van de slachtoffers van de religie op te schrijven.

Iets dergelijks is niet bekend van de filosofie; zij is altijd alleen maar de onderdrukte en vervolgde geweest en zal deze eerzame plaats ook bezwaarlijk met die van de vervolging willen ruilen. De tijden hebben zich in ieder geval gebeterd: men stenigt niet meer, men kruisigt niet meer, men verbrandt niet meer; maar men beschikt nog wel over andere, niet minder probate middelen: men ontneemt de docenten ambt en brood, men verjaagt mensen die hun oude geloof trouw blijven uit het vaderland, mensen die het verstand als enige en exclusieve norm van hun leven en handelen erkennen, worden verdacht gemaakt en men zet de hartstochten van het gepeupel tegen hen op. Men zegt niet: stenig de snoodaards! maar men denkt met een verholen argumentatio ad hominem, dat het gezonde verstand van de medeburgers een dergelijke handelswijze niet zal dulden. Misschien werkt 't; zoniet, dan probeert men wat anders. Of men geeft op een zeer begrijpelijke manier aan, dat lieden, die vrijzinnig zijn, vast schurken, moordenaars of bandieten zijn.

Wat is het dan dat de “Vrijen” willen, als dat dergelijke lachwekkend aanklachten kan oproepen? Het antwoord is eenvoudig: ze willen gewoon vrij zijn, vrij van elk geloof, van elke traditie en gezag, omdat die onmenselijk zijn. Zij willen geen religie, omdat elke religie alleen maar uiterlijk vastlegt en iets laat zien wat niet eigen is aan de mens, aan wat in zijn eigen borst leeft. Daarom is het belachelijk om hen de verstandsreligie of de godin van het verstand in de schoenen te schuiven. Er kan alleen maar sprake zijn van verstandsreligie, als men de keten weliswaar heeft verbroken, maar die nog niet heeft afgeworpen. De “Vrijen” kennen geen God tegenover, geen in een nevelachtige onzekerheid rondzwevende God, geen geopenbaarde God, geen être suprême, of hoe met het ook wil noemen, maar alleen de God ín de mens en de geschiedenis, als men die tenminste nog zo wil noemen. Alleen zij zijn bij hem, omdat hij binnen in hen het zit. Alle andere stadia van het bewustzijn vertonen slechts een bedrieglijk spiegelbeeld, een leeg hersenspinsel. Voor hen bestaat natuurlijk geen openbaring, omdat aan de mens niet zijn eigen wezen geopenbaard, maar alleen tot bewustzijn gebracht kan worden; voor hen bestaat niet de gebruikelijke voorstelling van de persoonlijke onsterfelijkheid, omdat ze weten, dat alleen de geest onsterfelijk is; voor hen bestaan niet die vele vernederende voorstellingen, die er alleen maar op neerkomen, dat ze het eindige eindeloos en de geest door een brute verzinnelijking te schande maken.

Jammer dus, slavenzielen, bij wie het besef van jullie knechtschap aangeboren is en bij wie de knieën te buigzaam zijn gevormd, om genoegen te kunnen scheppen in de positie, die alleen de vrije en edele mensheid betaamt. Sidder dus, eerzame lieden, houdt je beurs vast en let op je nek! Wie zal jullie je 4 procent garanderen, als er geen religie meer bestaat? Wie zal jullie voor moord en doodslag behoeden? Vertrouw dus alleen maar op de politie, maar wantrouw vooral mensen die niet moe worden om jullie te vertellen, dat de religie de voorwaarde voor moraal en zedelijkheid is. Wees ervan overtuigd, dat overal waar je deze uitspraken hoort, altijd in troebel water wordt gevist. Natuurlijk hebben onze zielzorgers ons verzekerd, dat men geen goed mens kan zijn, zonder een goede christen te zijn. Dat hebben ze echt gezegd, maar wie van jullie heeft dat geloofd? Het zou van belang voor hun kaste kunnen zijn, dat het christendom de enige bron van alle deugden lijkt, want zij zijn haar plaatsvervangers; het zou in hun eigen belang kunnen zijn, om over een God tegenover de mens te spreken, want zij zijn zijn lijfwacht, zijn huurlingen, zijn hielenlikkers, die om een goede reden de vervreemding tussen hem en ons zoveel mogelijk proberen te vergroten. Maar wij dan? Wij moeten geloven dat er zonder religie, vooral zonder christendom, geen deugd, geen moraal, geen zedelijkheid enz. bestaat. Met zo'n sprookje houdt men kinderen voor de gek. Wij weten waar wij het juiste en goede moeten zoeken, en zullen ons er wel voor hoeden om dat uit de tweede hand te krijgen, omdat wij helaas maar al te goed weten, dat wij dat daaruit niet zuiver en onvervalst ontvangen. Wie een waarachtig mens wil zijn, moet in zijn eigen boezem tasten, moet het edele en grootse zoeken in de menselijke natuur en in de geschiedenis van de mensheid, en als hem dat niet bevalt, moet hij dat zien als een teken dat hij de vrijheid niet waard is, en dat hij de echte menselijke waardigheid mist. Nee, farizeeërs, jullie zullen ons niet op de mouw spelden dat er buiten het christendom geen moraal en geen zedelijkheid bestaat. Dat heeft juist op beide begrippen het stempel van het eigenbelang gedrukt, doordat het vergelding en beloning in de leer heeft ingevoerd. Laten wij edeler zijn en het goede doen, niet met het oog op het hiernamaals en de beloning daar, maar omdat onze menselijke natuur dat waard is.

Men heeft ons ook wijsgemaakt dat men een goede christen moet zijn, om een goede burger te kunnen zijn; met heeft het onophoudelijk over de christelijke staat, alsof kerk en staat niet twee geheel gescheiden, slechts toevallig en onrechtmatig vermengde terreinen zouden zijn. Alsof ik niet mijn plicht jegens de staat zou kunnen vervullen, zonder bij enige kerk te behoren. Of misschien zelfs nog beter, omdat het consequente doorvoeren van de religieuze eisen tot een volledige ontkenning van de staat leidt.

Natuurlijk is het weer in het belang van de boemannen, om onder bescherming van de staat het geweten te binden, de overtuigingen te ketenen. Wat erg voor de staat, dat zij ophoudt te bestaan, als ze een christelijke staat wil zijn. Het was toch de christelijke staat, die de joden vanwege hun religie uit de gemeenschap met hun medeburgers wilde verwijderen en in aparte genootschappen wilde stoppen; het was toch de christelijke staat, die de oud-lutheranen niet gedoogde en de vrijheid van onderwijs alleen binnen de grenzen van het christendom wilde toestaan. De “Vrijen” eerbiedigen de staat, niet alleen de christelijke; zij zijn haar met lijf en leden toegewijd, ze zullen bezit en bloed opofferen, als haar doelstellingen dat vragen, en willen voorlopig minstens haar bliksemlegioen zijn. Maar ze willen niets met de kerk te maken hebben en zullen proberen om het onvermijdelijke scheidingsproces tussen kerk en staat naar vermogen te bespoedigen. Ze erkennen het christendom niet, maar omdat de staat dat ter bevestiging van burgerlijke plechtigheden heeft aanvaard, moeten zij zich laten dopen, zich kerkelijk laten bevestigen, zich laten trouwen enz. Ze kunnen niet geboren worden, het leven verlaten en geen belangrijke handeling verrichten, zonder met de kerk in aanvaring te komen; ze moeten zelfs de naam God, die zij niet kennen, als getuige van de waarheid aanroepen. Dat is voor hen een ondraaglijke toestand, waar ze zich koste wat kost aan willen onttrekken.

Dat is alles wat ze vragen; zij willen burger mogen zijn, zonder een religie te hebben. En dat lijkt toch niet teveel gewenst. Waar in zoveel vormen de domheid regeert, moet toch ook het verstand een bestaan kunnen worden gegund. Dus geen religie! Uittreden uit de kerk! Maar wel moraal, zedelijkheid en plichten jegens gezin, burgerlijke maatschappij en staat. Geen afgodendienst, maar verering van de zedelijke krachten en al het echte menselijke. Maar waarom daar nu al mee tevoorschijn komen? vraag jij dan, kloeke Th. H., wiens het christendom zelf niet helemaal onverdacht lijkt, omdat jij de zaak maar ongeveer een paar duizend jaar wil uitstellen. Waarom nu? Omdat eindelijk de tijd is aangebroken waarin de huls opgeblazen moet worden. Vroeger was de vrijheid alleen in de wetenschap aanwezig, en daar ook alleen maar in duistere formules gehuld. Leibniz, Spinoza, en Hegel hadden die waarheid, maar die was alleen voor ingewijden bestemd. Eindelijk maakt ze nu aanstalten om vanuit de wetenschap naar het leven over te springen en algemeen begrijpelijk en praktisch te worden. Laten we hopen, dat het haar eindelijk zal lukken.

En nou jij, bange man, die over moord en dolken droomt, nou zal ook jouw angst wel gestild zijn. Of niet? Dan zullen wij voor jou bij dat enge uitschot van de “Vrijen” een vrijkaartje voor jou en voor je gezin en een sauve garde voor je huis bemachtigen, zodat je kunt zien, dat de “Vrijen” zich netjes wreken. En dan, si fractus illabatur orbis, (Horatius carm. III 3, 7: indien het hemelgewelf breekt en instort) ben je veilig!

namespace/over_het_verplichten_van_staatsburgers_tot_enige_geloofsovertuiging.txt · Laatst gewijzigd: 28/11/19 12:12 door defiance