Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:pszisko_jacobs_haalt_anarchistische_poezie_uit_de_vergetelheid

Pszisko Jacobs haalt anarchistische poëzie uit de vergetelheid

Door Hans Ramaer en Cees Bronsveld

  • Verschenen: 1989
  • Bron: Pszisko Jacobs haalt anarchistische poëzie uit de vergetelheid, De AS nr. 86, 1989

Een interview met Pszisko Jacobs door Hans Ramaer en Cees Bronsveld voor een special van tijdschrift De AS over literatuur (nr. 86).


Pszisko Jacobs haalt anarchistische poëzie uit de vergetelheid

Pszisko Jacobs (1917) is schrijver en vertaler te Haarlem. Hij publiceerde essays in velerlei literaire en libertaire bladen. Schreef verder onder meer twee romans, een geschiedenis van de Vrije Jeugdorganisatie (VJO), twee biografische schetsen (van Stirner en Mühsam) en de biografie Henk Eikeboom, anarchist.

Recentelijk verscheen van hem bij het Haarlemse antiquariaat Peetooms (tel. 023-321721) Weerbarstige herinneringen' (reeks Haarlemse verkenningen nr. 10). Het zijnde partiële memoires van een Haarlemse jongen uit een libertair arbeidersgezin, die op veertienjarige leeftijd naar Amsterdam verhuist en daar betrokken raakt bij de anarchistische (jongeren-)beweging. De eerste oorlogsjaren brengt hij door in Duitsland, waar hij zijn uit Polen afkomstige vrouw ontmoet. Via een verblijf in een krankzinnigengesticht ziet hij kans naar Haarlem terug te keren.

Jacobs onderzocht, deels in opdracht van het Fonds voor de Letteren, de Nederlandse anarchistische poëzie vanaf het eind van de vorige eeuw tot vandaag. Het resultaat van dat onderzoek - een manuscript van bijna tweehonderd vel plus diverse bijlagen - ligt sinds kort bij het Fonds. Een uitgever heeft Jacobs nog niet gevonden. AS-redacteuren Cees Bronsveld en Hans Ramaer hadden een gesprek met hem.

De AS: Hoe lang ben je met het onderzoek bezig geweest?

Pszisko Jacobs: “Met enige onderbrekingen zo'n twee-en-een-half jaar. Het Fonds verschafte geld voor een studie tot 1918, maar ik ben niet bij dat jaar gestopt. Want juist daarna, als zich een nieuwe generatie anarchistische dichters aandient, wordt die poëzie interessant.

De meeste tijd ging zitten in het bronnenonderzoek. In de Nederlandse literatuurbeschrijvingen komt helemaal niets voor over anarchistische schrijvers of anarchistische poëzie. Bovendien zijn er maar weinig gedichten bundels uitgegeven, in totaal misschien een stuk of twaalf.

Ik moest dus de archieven induiken. Heel wat maanden heb ik door gebracht op het Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam om er de anarchistische bladen door te nemen. In eerste instantie zocht ik vanzelfsprekend naar gedichten, maar dat is niet voldoende. Je moet ook een indruk krijgen van de verschillende bladen, de context bestuderen. Waarom publiceerde het ene blad meer gedichten dan het andere? Meestal was dat afhankelijk van de persoon van de redacteur. In Morgenrood, dat van 1917-1921 verscheen, staan relatief veel gedichten. Niet toevallig was de dichter Henk Eikeboom eerste medewerker en later redacteur van dat blad. En verder verzamelde ik biografische gegevens. Dat is vreselijk moeilijk geweest. Soms heb je alleen maar een voornaam of initialen, soms een pseudoniem en soms staat er zelfs helemaal niets onder een gedicht. Dat vereist speurwerk. Je moet mensen zoeken die de dichter of dichteres gekend hebben. Niet alle poëzie die ik tegenkwam was anarchistisch, maar ik heb toch alle gedichten genoteerd. Van 1888 tot 1940telde ik er ongeveer 5500 en van 1945tot nu ongeveer 1100. Aan de ene kant toont die ontwikkeling aan dat anarchisten vroeger meer belangstelling hadden in poëzie, misschien vaker gedichten schreven. Aan de andere kantweerspiegelen die cijfers de neergang van de anarchistische beweging.

De AS: Wat versta je onder anarchistische poëzie?

Jacobs: Ik noem poëzie anarchistisch als er een anarchistische gezindheid uit spreekt. Dat kan zijn door het gebruik van woorden als anarchistisch, libertair, vrij-socialistisch en dergelijke, maar ook door het gebruik van termen die nagenoeg uitsluitend in de anarchistische wereldbeschouwing passen. Die eigenlijk alleen goed verstaan worden door anarchisten.

De AS: Dat lijkt een cirkelredenering.

Jacobs: Sinds jaar en dag heeft men het over katholieke, protestantse en socialistische poëzie. Benamingen, die samenhangen met de gezindheid waarvan die gedichten getuigen. Zo is er dus ook anarchistische poëzie.

Overigens ontdekte ik al snel tijdens mijn onderzoek van de oudste anarchistische bladen, zoals De Arbeider en De Vrije Socialist, dat anarchistische dichtkunst inhoudelijk wel revolutionair is, maar naar de vorm helemaal niet. Die was traditioneel negentiende-eeuws. Dat er in de literatuur van alles gebeurde - de Tachtigers met name - lees je volstrekt niet af aan de anarchistische poëzie van rond 1900. En dat duurde toten met de eerste wereldoorlog. Zelfs decennia later vind je in De Vrije Socialist van Rijnders nog van die loodzware gedichten, vol retoriek.

Waarschijnlijk is er wel een samenhang met de functie van het gedicht. Rond de eeuwwisseling waren dichters erg populair. Niet alleen plaatsten de redacties van anarchistische bladen graag poëzie - waarschijnlijk omdat het zo'n goede indruk maakte - , ook op anarchistische bijeenkomsten, vooral de één-meifeesten, declameerden anarchistische dichters uit hun werk. Teun Boot was zo'n gevierde anarchistische dichter. Maar hun werk was Rederijkerspoëzie. Ze waren vooral knap in het vinden van rijmwoorden.

De AS: Waarom is er buiten anarchistische kring nooit aandacht aan anarchistische poëzie besteed?

Jacobs: Zoals gezegd is de kwaliteit van die gedichten in het algemeen niet geweldig. Bovendien zijn ze vaak nogal eenzijdig. De makers van die gedichten wilden hoofdzakelijk strijdlust of verontwaardiging uitdrukken en kozen daarvoor een vast stramien. Verreweg de meeste anarchistische dichters waren louter navolgers, geen poëtische vernieuwers, zodat ze in literaire zin niet opvielen. De literatuuronderzoeker kijkt immers naar het dichterlijk kunnen en dan pas naar wat er gezegd wordt. Bij de anarchistische poëzie ligt dat eerder andersom. Slechts bij een enkeling, zoals Jacq. Krul kan je spreken van originaliteit. De meer individualistisch ingestelde anarchisten lieten nogal eens een persoonlijk geluid horen, maar de sociaal-anarchisten wilden de anarchistische idealen onder woorden brengen en schreven daarom getuigenis poëzie.

Dan is er de politieke kant. Anarchisten drukten in hun gedichten hun minachting voor en hun weerzin tegen de kapitalistische maatschappij uit. De literatuur is echter het bezit van de burgerlijke klasse en die beoordeelt wat goed is en wat niet, wat vastgelegd moet worden en wat niet. In het Letterkundig Museum in Den Haag heeft men zelfs niets van Henk Eikeboom, die toch diverse dichtbundels publiceerde en aan wie de VARA voor de oorlog een radio-programma wijdde. Anarchistische poëzie valt kennelijk buiten de kaders van de burgerlijke literatuur.

Naar mijn mening zijn er tenminste twee anarchistische dichters die ten onrechte in de bestaande literatuuroverzichten ontbreken. De een is Eikeboom. Hij zag zich zelf allereerst als dichter en literator, maar was te gemakzuchtig om zich een plaats in het literaire milieu te veroveren. De ander is Jacq.Krul, een tijdgenoot van Eikeboom. Krul vind ik de meest poëtische van alle anarchistische dichters. Hij emigreerde in 1937 naar Zuid-Afrika en raakte na zijn terugkeer in Nederland in de vergetelheid.

De AS: Waren er invloeden van buitenlandse anarchisten?

Jacobs: “Onmiskenbaar was er in Nederland sprake van een behoorlijke invloed van de Duitse cultuur, niet alleen tot de Eerste Wereldoorlog, ook erna, in de jarentwintig. Maar die was meer van algemeen culturele aard dan dat je kan zeggen: 'kijk, die dichter heeft rechtstreeks invloed gehad op de Nederlandse anarchistische poëzie'. De Duitse anarchist Erich Mühsam en Oscar Kanehl zijn de enige uitzonderingen.

Overigens kom je in de periode 1890-1910 wèl heel vaak vertaalde gedichten tegen in de anarchistische bladen. In arbeiderskringen was het toen zeker niet gebruikelijk dat je je talen sprak en ik denk dan ook dat die vertalers niet zonder trots hun naam erbij lieten zetten. Maar het kwam ook voor dat ze alleen maar hun eigen naam vermeldden en verzwegen dat het een vertaald gedicht was. Je begrijpt dat dat een onderzoek aardig ingewikkeld maakt.

De AS: Zowel de jaren twintig als de jaren zestig zijn in de anarchistische beweging tijden van vernieuwing geweest, niet in het minst door het elan van jongeren, zoals blijkt uit de bladen Alarm en de Moker, en later de Vrije en Provo. Vertoont de anarchistische poëzie een vergelijkbaar beeld?

Jacobs: “De jaren twintig zijn inderdaad een tijd van vernieuwing, met nog een uitloop inde jaren dertig. Dat die periode de beste anarchistische poëzie heeft opgeleverd is met name maar niet alleen te danken aan Eikeboom en Krul. Op heel wat bescheidener schaal kan je een kwalitatieve opleving signaleren in de jaren zestig. In ieder geval was er in die tijd sprake van vernieuwing van de anarchistische poëzie. De gedichten van bijvoorbeeld Arthur Mendes-George en Li Tse - allebei pseudoniemen - in De Vrije zijn een verademing na wat De Vrije Socialist nog in de jaren vijftig afdrukte.

De AS: Concluderend de anarchistische poëzie in Nederland is niet meer geweest dan een randverschijnsel.

Jacobs: “Dat de poëzie als geheel slechts van marginale betekenis is geweest binnen het gebied van de Nederlandse literatuur is een conclusie die ik wel kan onderschrijven. Maar je mag zeker niet vergeten dat, afgezien van Herman Gorter, de socialistische poëzie bijna evenzeer in traditionele vormen bleef steken en helemaal niet enthousiast ontvangen werd door de vaderlandse literatuurcritici. Politieke poëzie is nu eenmaal een zaak die zich per definitie in de marge van de politiek èn in de marge van de literatuur pleegt af te spelen.”

namespace/pszisko_jacobs_haalt_anarchistische_poezie_uit_de_vergetelheid.txt · Laatst gewijzigd: 21/09/20 22:15 door defiance