Navigatie
Bijdragen & info
Navigatie
Bijdragen & info
Stromingen
anarcho-communisme, anarcho-collectivisme, mutualisme, individualisme, anarchisme zonder adjectieven
Strategieën
anarcho-syndicalisme, insurrectionalisme, anarcho-pacifisme, propaganda van de daad
Focus
Anarcha-feminisme, soms ook bekend als anarchistisch feminisme of anarcho-feminisme, is een combinatie van anarchisme met feminisme. Anarcha-feminisme kan gezien worden een feministische nadruk binnen het anarchisme, en andersom een revolutionaire en egalitaire toevoeging aan het feminisme; bij het anarchisme om duidelijk te maken dat ook voor de anarchistische beweging geslachtsongelijkheid nog altijd een belangrijk thema is; bij het feminisme om duidelijk te maken dat het uiteindelijke doel niet is om binnen het kapitalisme een 100% geslachtsgelijkheid na te streven, maar dat ook de economische ongelijkheid en het racisme dat het kapitalisme voor vrouwen voortbrengt, moet worden vervangen door een egalitair en bevrijdend systeem. In essentie ziet de filosofie het anarchisme als een noodzakelijk component van feminisme en visa versa.
Anarcha-feminisme kan eenvoudigweg omschreven worden als anarchistisch feminisme of feministisch anarchisme. Waarom die combinatie: anarchisme plus feminisme? Waarom is alleen anarchisme voor zelfverklaarde anarcha-feministes[1] niet genoeg? En waarom voldoet de term feminisme voor hen ook niet altijd? Dat zullen we dadelijk bekijken.
Zelf kwam ik eerst in contact met feminisme en later pas met anarchisme. Wat feminisme betekende was vanaf het begin al duidelijk voor me. Ik heb er nooit vooroordelen over gehad of negatieve connotaties aan verbonden. Natuurlijk is mijn kennis en affiniteit met feminisme ondertussen wel gegroeid, maar het is voor mij altijd heel logisch geweest om mezelf feministe te noemen en het feminisme als iets positiefs te zien. Bij anarchisme lag dat anders. Ik ging er van uit dat anarchisme en anarchie gelijk stond aan chaos en destructie. En daar zag ik niet echt het nut van in. Het was dan ook een beetje verwarrend toen ik zelfverklaarde anarchistes heel leuke projecten zag opstarten zoals volkskeukens, weggeefwinkels, DIY festivals en acties voor een betere wereld. Waarom noemden zij zich anarchist? In de geschiedenisles had ik immers heel andere verhalen gehoord over anarchie dan wat ik om me heen zag. Ik moest mijn ideeën over anarchisme dus heel wat bijschaven en begon me er steeds meer in te vinden.
Er bestaan heel wat definities van feminisme en uiteenlopende feministische stromingen. Vandaar dat het ook van belang is om een reeks van soorten feminismes samen te stellen op deze blog. Ik kan me vinden in verschillende definities die ik al ben tegengekomen waaronder: feminisme is een beweging tegen seksisme, seksistische uitbuiting en onderdrukking (Bell Hooks) en feminisme is de verzetsbeweging tegen het patriarchaat (zoals Tikara het hier op deze blog al omschreven heeft in de tekst over onderdrukking). Het gaat er dus om dat feminisme een theorie en een praktijk en een sociale beweging is die strijdt tegen dominantie en onderdrukking op basis van gender en sekse en voor gelijkheid. Anarchistes zijn ook tegen onderdrukking en hiërarchie. Anarchie betekent letterlijk “afwezigheid van gezag”. Anarchisten willen een samenleving zonder dwang en authoriteit. In de plaats zien ze een wereld waarin mensen op gelijke hoogte samenleven in vrijheid en wederzijdse samenwerking.
De principes, ideeën en praktijken van anarchisme en feminisme vertonen heel wat gelijkenissen. Ze hebben mekaar ook beïnvloed doorheen de geschiedenis en nog steeds kunnen beide stromingen van elkaar leren. In het volgende stuk ga ik verder ingaan op die gelijkenissen.
Het is opvallend dat in veel teksten uit de tweede feministische golf (jaren 1960 tot 1980) wordt opgemerkt hoe anarchistisch de feministische beweging eigenlijk is. Anarchistische vrouwen die actief waren tijdens de tweede golf wezen op het feit dat de collectieven, actiegroepen en conscious-raising groups van de toenmalige women’s liberation movement kenmerken hadden die als anarchistisch beschouwd kunnen worden.
In de anarchistische beweging gaat/ging het immers om het vernietigen of breken van machtsstructuren, iets waar feministes ook mee bezig waren. In de praktijk probeerden zowel anarchistes en feministes op niet-hiërarchische manieren in groep samen te werken (wat helaas soms makkelijker gezegd was dan gedaan, maar het werd tenminste geprobeerd). Feministes streden tegen mannelijke dominantie en anarchistes tegen de dominantie van de staat, de kerk en de burgerij.
Merk de gelijkenis op tussen de idealen/principes van de Franse revolutie: “liberté, égalité et fraternité”, het anarchisme: “freedom, anti-authority and mutual aid” en het feminisme: “liberation, equality and sisterhood”. Zowel in het anarchisme als in het feminisme stonden bevrijding, gelijkheid en solidariteit centraal. Of die idealen ook helemaal in de praktijk zijn gebracht is nog iets anders…
Een vaak geciteerde uitspraak van de anarcha-feministe Lynne Farrow is: “Feminism practices what anarchism preaches.” (Farrow, 2002: 15). Zij heeft het over de omgang en structuren van de feministische collectieven uit de tweede feministische golf. De vrouwen in deze groepen behandelden elkaar als gelijken en vermeden hiërarchische organisatiestructuren. In kleine leiderloze groepen discussieerden ze, wisselden ze ervaringen en kennis uit en planden ze acties.
De anarcha-feministe schrijfster Peggy Kornegger argumenteerde dat
De huidige vrouwenbeweging [van de jaren 70] en een radicale feministische analyse van de samenleving hebben veel bijgedragen aan de libertaire theorie. Het is naar mijn overtuiging zelfs zo dat feministen in zowel theorie als praktijk al jaren onbewust anarchisten zijn.Kornegger, 2002: 26
Ze merkt op dat de organisatiemethodes van feministes gelijkenissen vertoonden met die van anarchistes:
De structuur van de vrouwengroep toont een ongelofelijke gelijkenis met die van de anarchistische affiniteitsgroepen in de anarcho-syndicalistische vakbonden in Spanje, Frankrijk en veel andere landen. Toch noemde wij onszelf geen anarchisten of organiseerden wij ons bewust volgens anarchistische principes.Kornegger, 2002: 26-27
Ook een andere anarcha-feministe, Elaine Reeder, kan zich daarin vinden: “It has been said that women often practice Anarchism and do no know it, while some men call themselves Anarchists and do not practice it.” (Reeder geciteerd in Kurin, 2004: 260) Haar kritiek, die ook door andere anarcha-feministes geuit wordt, dat mannelijke anarchisten hun principes niet altijd in de praktijk brengen, daar zal ik in het derde deel meer uitleg over geven.
Voor veel anarchistische feministes zou anarchisme feminisme moeten insluiten en heeft feminisme erg anarchistische eigenschappen. Beide stromingen overlappen elkaar voor een groot deel op ideologisch vlak. Maar als anarchisme en feminisme dan toch zoveel gelijkenissen vertonen, waarom dan niet gewoon “anarchisme” of “feminisme”? Kan de een zonder de ander?
Alle feministes werken op een bepaalde manier voor het terugdringen of de eliminatie van de mannelijke overheersing, of het patriarchaat. Sommige feministes stellen echter dat de oplossingen die het liberale feminisme voorstellen niet genoeg zijn. Hieronder ook anarcha-feministes, die soms ondersteuning bieden aan liberale feministische initiatieven maar in hun acties een bottom-up of grass-roots-aanpak hebben.Iannello, 1993: 291
Vanaf de jaren 1980, na de tweede golf, begint de feministische beweging zich te professionaliseren. Organisaties worden bureaucratischer en top-down gestructureerd. Het is niet meer de brede basis van vrouwen en andere gelijkgestemden die op straat komt, maar een relatief kleine groep “professionele feministes” die ijveren voor de rechten van vrouwen binnen de bestaande maatschappelijke structuren. Toch is deze tendens niet volledig; ook grassroots organisaties en collectieven blijven bestaan. Tussen deze autonome basisgroepen zitten ook anarcha-feministes. Zij hechten veel belang aan het zich niet-hiërarchisch organiseren en aan DIY-activisme. Hun ideeën zijn vaak veel vergaander en radicaler dan de eisen die door gelijke kanseninstituten geformuleerd worden en hun actiemethodes eveneens.
Anarcha-feministes vinden de “anarcha” onmisbaar omdat ze duidelijk ijveren voor een radicaal, antiautoritair en links feminisme. Ze zijn het oneens met andere feministes die meer vrouwen aan de top in kapitalistische bedrijven of vrouwelijke ministers willen. Dat interesseert anarcha-feministes niet, want volgens hen moeten het kapitalisme en de staat (en andere authoritaire instituten) samen met het patriarchaat verdwijnen. Feminisme en kapitalisme gaan niet samen volgens vele anarcha-feministes en andere linkse feministes:
“Feministisch kapitalisme is een contradictie in terminis. […] Wat wij willen is noch integratie noch een coup d'état waarin “de macht van ene groep jongens wordt overgeheveld naar een andere groep jongens.”Kornegger, 2002: 28
Het meer “gematigd” feminisme – vaak liberaal feminisme genoemd – richtte zich vooral op de verbetering van de situatie van vrouwen binnen het bestaande maatschappelijke systeem, waarin witte middenklasse heterovrouwen uit westerse landen gepriviligeerd worden (en waarin volgens mij nooit een volledig seksisme-vrije samenleving behaald kan worden). Andere vrouwen, queers en transpersonen worden dus te vaak vergeten of genegeerd wat bekritiseerd wordt door zwarte, lesbische, internationale, zuidelijke, trans-, socialistische, anarchistische en andere feministes. Ook radicale feministes voelen er weinig voor om te werken “binnen het systeem”; dat systeem (dat door hen het patriarchaat genoemd wordt) moet net omver geworpen worden. Het kan niet “verbeterd” worden of aangepast worden aan de noden van feministes/vrouwen/queers.
Daarnaast staan anarcha-feministes wantrouwig tegenover de hiërarchisch georganiseerde geïnstitutionaliseerde feministische organisaties. Ze geven de voorkeur aan egalitaire grassroots collectieven zoals die in de tweede golf als wortels uit de grond schoten. Deze kleine collectieven die kunnen samenwerken met elkaar in een netwerk, werken met niet-hiërarchische organisatiestructuren – waarop door sommige feministes ook kritiek is gegeven – en zo trachten ze hun idealen van gelijkheid en zusterschap hier en nu in de praktijk te brengen (bv. iedereen evenveel inspraak, wisselen van leiderschap, gedeelde verantwoordelijkheden, kennis en vaardigheden delen, etc).
Typisch aan anarchistes en anarcha-feministes is dat ze een afkeer hebben van de staat. Binnen het politieke systeem werken om verandering te eisen, zien anarcha-feministes dan ook niet zitten. Ook andere feministes wijzen op de beperkingen en negatieve gevolgen van het kiezen voor deze strategie. De Nederlandse onderzoekster Saskia Poldervaart schrijft:
Juist doordat feministen zich tot de overheid richten met hun eisen wat betreft gender en etniciteit is het brede bewegingsaspect verloren gegaan. Hierdoor is het (dominante) feminisme geïnstitutionaliseerd geraakt en is er een gebrek aan interesse ontstaan voor protestgroepen waarin ook jonge feministen actief zijn. Poldervaart, 2002: 35
en
Gericht zijn op het overheidsbeleid houdt in dat je kritiek en creatieve feministische alternatieven bij voorbaat moet inperken, met het gevaar dat je hetzelfde jargon gaat spreken als de overheid. Poldervaart, 2005: 15
Gelijke kanseninstituten en officiële antidiscriminatie-initiatieven hebben zeker wel hun nut, maar een echt radicaal feminisme dat een volledige verandering van de maatschappij wil kan onmogelijk die radicale verandering binnen het bestaande systeem bereiken. De anarcha-feministische activiste en schrijfster Emma Goldman (1869-1940) waarschuwde hier al voor:
De staat, elke overheid, van welke vorm, karakter of kleur deze ook zijn moge - zij het constitutioneel, monarchie of republiek, fascistisch, nazisistisch of bolsjewistisch - is per definitie conservatief, statisch, intolerant tegenover verandering en verzet zich daartegen. Wat voor een veranderingen deze ook ondergaat, deze zijn altijd het gevolg van de druk die op de staat wordt uitgeoefend. Druk die sterk genoeg is om de regerende machten vredig in te laten stemmen of anders over het algemeen “op andere wijze” - dat wil zeggen, door middel van revolutie.Goldman, 2001: 9
Wat anarchisme aan feminisme kan toevoegen is een kritische kijk op klasse, kapitalisme en staatsmacht. Dit is nodig omdat veel feministes vandaag de dag zich nogal naïef afhankelijk maken van de staat en binnen het kapitalistische systeem veranderingen teweeg proberen te brengen. Dit kan een begin zijn, maar het is helaas – pindakaas – niet genoeg. Net zoals het patriarchaat niet automatisch zal vallen met het einde van het kapitalisme, is een ander economisch systeem ook hard nodig als we echt alle vrouwen, transpersonen, holebi’s en queers (en andere mensen) willen bevrijden. Daarnaast biedt anarchistische theorie en praktijk een interessante aanvulling op de feministische machtsanalyses en alternatieve organisatiemethodes (want als we onszelf al niet organiseren volgens onze idealen, hoe kunnen we dan verwachten dat de buitenwereld dat gaat doen?).
Je zou kunnen zeggen dat anarchisme sowieso al feministisch is – en dat zou zo inderdaad moeten zijn als de theoretische principes van gelijkheid gevolgd worden – maar in de praktijk is daar soms nog te weinig van te merken. Het blijft nodig dat feministes binnen de anarchistische beweging blijven vechten tegen het seksisme, de homofobie, de vervreemding van vrouwen, de dominantie van (bepaalde) mannen, de traditionele taakverdelingen en het machogedrag die daar aanwezig kunnen zijn.
Anarchistische theoretici en activistes hebben steeds geijverd voor een maatschappij die egalitair gestructureerd is, maar toch ondervonden anarcha-feministes problemen binnen hun anarchistische groepen en gemeenschappen die gelijkaardig waren aan die van socialistische feministes binnen hun linkse kringen. Er is nog relatief weinig ruimte voor de feministische kritieken van anarcha-feministes, antiseksistische strijd en genderkwesties in anarchistische groepen. Deze worden namelijk niet gehoord of als tweederangsproblemen bestempeld die ofwel zullen opgelost worden “na de revolutie” ofwel wordt er aangenomen dat ze automatisch – hocus pocus pas en weg is het patriarchaat – zullen verdwijnen als de anarchistische samenleving een feit is en het kapitalisme verslagen.
De Nederlandse Judith Metz heeft onderzoek gedaan naar het seksisme binnen de – wat zij noemt – “autonome beweging”. Ze heeft verschillende anarchistische vrouwen geïnterviewd en uit hun verhalen kwamen allerlei situaties naar voren in verband met machogedrag, grote bekkencultuur, uitsluiting van vrouwen, homofobe grappen, ongelijke taakverdelingen en een ongelijke status, en andere vormen van seksisme. Andere onderzoeksters komen met gelijkaardige resultaten en ook in anarcha-feministische (maga)zines worden zulke kritieken geleverd. Sommigen van hen noemen deze vorm van macho of seksistisch anarchisme die weinig aandacht heeft voor feministische strijd en uitsluiting van vrouwen, transen, holebi’s en queers “manarchisme”. Maar natuurlijk zijn er ook veel mannen niet gelukkig mee omdat ze zich ook moeten bewijzen met stoer “mannelijk” gedrag en een grote mond. Gelukkig is deze situatie niet in alle anarchistische groepen de realiteit. Mede dankzij anarcha-feministes zijn sommige groepen heel bewust bezig met gender, met feministische actie en met het tegengaan van hiërarchieën binnen de groep.
De term anarcha-feminisme is niet bedoeld om nog meer verdeeldheid en versplintering te zaaien. Om nog maar eens Peggy Kornegger te citeren:
Ik begon een verbinding te leggen tussen anarchisme en radicaal feminisme. […] Het blijkt cruciaal dat we onze visies met elkaar delen om sommige van de barrières af te breken die door onbegrip en versplintering tussen ons worden opgeworpen. Hoewel ik mijzelf een anarcha-feminist noem, kan deze definitie gemakkelijk ook socialisme, communisme, cultureel feminisme, lesbisch separatisme of enig ander van de vele politieke labels behelzen. Zoals Su Negrin schreef: “Geen politieke paraplu kan al mijn behoeftes afdekken.” We zouden wel eens meer met elkaar gemeen hebben als we denken.Kornegger, 2002: 19
Voor mij zijn anarchisme en feminisme twee wegen die naar eenzelfde doel leiden: gelijkheid, bevrijding, solidariteit. Maar door de combinatie van beiden worden ze nog versterkt en eventuele tekortkomingen tegengegaan.
Maar het gebruik van beide woorden, anarchisme en feminisme, garandeert nog geen perfecte beweging of samenleving. Het gaat immers niet over de woorden zelf, maar over de inhoud en wat daar mee gedaan wordt. Dus ook binnen anarcha-feministische kringen kunnen dingen mislopen. Er kan machtsmisbruik ontstaan, zelfs in kleine groepen van gelijkdenkende mensen met goede bedoelingen, en ook al staat dit haaks op de theorie en principes van anarcha-feministes. Net zoals in “gewone” anarchistische groepen, kunnen privileges en vooroordelen genegeerd of ontkend worden, terwijl er net aan gewerkt en tegen gevochten moet worden. Soms houdt men zich enkel bezig met strijden tegen de staat en andere autoriteiten of tegen onderdrukking op basis van gender. Zowel in de anarchistische als in de feministische beweging is er nog veel te weinig aandacht voor etniciteit, migratie en de belangen van minderheidsgroepen (zowel binnen de beweging zelf als in de bredere maatschappij). Er worden goedbedoelde pogingen ondernomen om hier iets aan te doen, maar de weg is nog lang. Toch denk ik dat de ideeën en ervaringen van anarchistes en feministes samen ons al een heel eind op weg in de goede richting kunnen helpen.