Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:het_anarchisme_als_politieke_en_filosofische_stroming

Het anarchisme als politieke en filosofische stroming

Door Anton Constandse

  • Verschenen: 1976
  • Bron: Anarchisme, Anton Constandse, Arthur Lehning, Rudolf de Jong, Uitgave Studium Generale, Katholieke Hogeschool, Tilburg, 1976
  • Digitalisering: Jeroen ten Dam

Een enigszins bewerkte tekst van een lezing voor een Studium Generale van de Katholieke Hogeschool in Tilburg, winter 1975-1976.

Na een periode van spontaan beleefd anarchisme in de 60er Jaren gevolgd door een tijd van meer ondergrondse belangstelling en op de voorgrond tredende minachting ervoor zit het anarchisme nu weer enige tijd in de lift, wat zich o.a. uit in reeksen Studium Generale cursussen. Een van de eerste daarvan werd georganiseerd door het Studium Generale van de Katholieke Hogeschool in Tilburg. Daarvoor werden o.a. uitgenodigd de bijna klassieke Nederlandse sprekers over het anarchisme Anton Constandse, Arthur Lehning en Rudolf de Jong. Met de reserve dat zij bepaald niet de zich in tijdschriften, bijeenkomsten en groepen manifesterende huidige Nederlandse anarchistische beweging vertegenwoordigen zijn zij door hun jarenlange bemoeienis met het onderwerp en misschien juist door hun afstand van deze praktijk bij uitstek aangewezen om anarchistische grondgedachten en grondtendensen naar voren te halen.

Anton Constandse behandelt het politieke en filosofische karakter van het anarchisme, Arthur Lehning spreekt over de bruisende, inspirerende reus die de Rus Michael Bakoenin was, en Rudolf de Jong gaat in op de politieke actualiteit van het anarchisme.


Het anarchisme als politieke en filosofische stroming

Historisch-filosofische achtergronden

Dames en heren! In het algemeen kunnen we zeggen dat de gedachten van het anarchisme uit de vorige eeuw dateren. Deze gedachten zijn utopisch te noemen, omdat datgene wat van het anarchisme verwerkelijkt is geworden, zoals in de Sovjet-Unie tijdens de Russische Revolutie, in Spanje gedurende de burgeroorlog, evenals in de Commune van Parijs, geëindigd is met nederlagen. Voor zover het het marxisme betreft moet men echter erkennen dat de evolutie onder leiding van marxistische partijen ook anders gelopen is dan men zich eigenlijk theoretisch had voorgesteld. De vraag blijft dus wat er van deze filosofieën op het ogenblik nog houdbaar is en wat men zou kunnen toepassen. Wat het anarchisme aangaat moeten we een onderscheid maken tussen de filosofie en de uitwerking daarvan in de vorige en in deze eeuw. Ik denk dan met name aan Proudhon, Bakoenin, Kropotkin (die tot twee eeuwen behoort), Malatesta, figuren die geprobeerd hebben om een sociale vorm te geven aan deze filosofieën.

De grondgedachten

Wat nu de eigenlijke grondgedachte aangaat, daarvoor kan men heel ver in de geschiedenis teruggaan. Men heeft de neiging steeds de nadruk te leggen op de bevrijding van de persoonlijkheid en op het ideaal dat de mens het vermogen heeft en de energie bezit om non-conventioneel te zijn en oppositioneel, dus in verzet te komen tegen zijn omgeving. Nu heeft men iets dergelijks al gevonden bij Stoa, bij de stoïcijnen in de Griekse tijden, die voornamelijk leerden zo weinig mogelijk aandoenlijk te zijn, zo weinig mogelijk emotioneel getroffen, met name door datgene waar' de massa aan hechtte. Dus zich niet gebonden te achten aan macht, goud en allerlei behoeften die aangekweekt werden, maar de vrijheid te zoeken in het controleren van de eigen driften en de eigen onafhankelijkheid groter te maken door afstand te nemen van de maatschappij waarin men verkeerde.

U weet dat die gedachte in de Renaissance ook weer sterk opkomt. Neem bijvoorbeeld zo'n schilderij van Van Scorel, een Noordhollandse schilder, die wat de artistieke uitvoering betreft tot de Renaissance gerekend kan worden. Hij heeft een jonge man geschilderd met een rode baret op, een indrukwekkend portret wat zijn blijk van onafhankelijkheid aangaat. In het latijn staat onder het portret: 'Wie is er rijk? Degene die niets begeert.' Dat is natuurlijk ontzaglijk extreem maar hier hebt u een stukje van dat stoïcisme: namelijk zoveel mogelijk onafhankelijk te zijn van de begeerten en verlangens van de massamens.

Nu kunt u zich voor stellen dat je ook naar China terug kunt gaan in de tijd van Lao Tse - dat is ongeveer in dezelfde tijd als het Boeddhisme, zo'n vijfhonderd jaar vóór onze jaartelling. Deze Lao Tse heeft als stelregel willen verkondigen dat de vrijheid van de mens eigenlijk afhangt van het zich niet door driften laten leiden: enigszins een aristocratische, een elitaire opvatting. Men dient zich voornamelijk te laten leiden door een rede die haar eigen grenzen kent. In de zestiende eeuw komen die denkbeelden opnieuw terug, zoals bij Rabelais en Montaigne, twee grote figuren van de Franse Renaissance. Rabelais heeft veel lustige en erotische verhalen geschreven, die men toentertijd pornografisch vond maar die tegenwoordig zeer draaglijk zijn. Naast zijn filosofische ontwikkeling heeft hij dus een zeer uitbundige erotische fantasie gehad. Ergens in zijn verhalen vertelt hij echter van een kleine gemeenschap (tegenwoordig zou je commune zeggen), die in een klooster gevestigd is, weliswaar zonder kloosterlingen, want hij hield niet van het celibaat. Het was dus een soort bezet klooster zou je kunnen zeggen. Daarin kwamen zelfstandige en vrije mensen bijeen. Maar hij zegt er wel bij dat het alleen welopgevoede mensen waren. Hier hebt u datzelfde ideaal van de Renaissance: mensen die zichzelf beheersen, mensen die over rede beschikken. Boven de poort van dit gebouw staat geschreven: 'doe wat ge wilt'. En 'doe wat ge wilt' is mogelijk voor degenen die zichzelf door de rede laten leiden.

U weet dat de Essais van Montaigne een summum van de filosofie van de Renaissance bevatten, zeer vrijzinnig en in vele opzichten ook verwant met die stoïcijnse aristocratie. Montaigne had een jonge vriend, Etienne de la Boétie, die een verhandeling geschreven heeft over De vrijwillige slavernij.[1] Daarin zet hij uiteen dat de tiran alleen kan overheersen door de vrijwillige slavengeest van degenen die hem gehoorzamen. De tiran heeft maar één hoofd, maar twee ogen en twee armen, dus hoe zou hij in staat zijn om honderdduizend mensen te commanderen? Hoe zou hij de macht hebben om die honderdduizend aan zich te onderwerpen? Dat kan hij ook niet, nee, die honderdduizend onderwerpen zichzelf, die hebben zich vrijwillig in zijn dienst gesteld. Deze gedachte van de vrijwillige slavernij loopt hierop uit: doe niets, gehoorzaam niet meer, weiger en dan valt de tiran door zijn eigen gewicht omlaag. Deze voorbeelden heb ik u genoemd om iets te vertellen over die eeuwige gedachte van individueel verzet. Natuurlijk komt dit alles in de achttiende eeuw weer terug. U weet dat Rousseau filosofeert over het sociale contract. Hij meent dat je de maatschappij zou moeten bezien als een band die de mensen min of meer vrijwillig aanvaarden, want le contrat social houdt een overeenkomst in.

Dat is geloof ik een dwaling. Het is een dwaling waarmee het anarchisme later grote moeilijkheden heeft. Want die gedachte van de vrijwillige overeenkomst is een van de hoekstenen van het anarchisme. Maar men ontkomt natuurlijk niet aan het feit dat de gemeenschap zelf (dus los van de staat, de staat is vanzelfsprekend een zeer gedwongen organisatie, een afgeperste gebondenheid) een onvrijwillige organisatie is. Je wordt erin geboren, je wordt erin opgevoed, je kunt er niet uittreden.

Domela Nieuwenhuis heeft dienaangaande eens gezegd dat als je de uiterste consequentie van een gedachte zou willen trekken, je jezelf zou moeten ophangen. Er zou dan in de gemeenschap geen plaats voor je zijn. Het begrip gemeenschap op zichzelf houdt al een soort compromis in waartoe voor stander s van anarchisme evengoed gedwongen zijn als ieder ander.

De ministaat

Maar goed, u kunt zich voor stellen dat die gedachte uit de 18e eeuw van het contrat social ook weer teruggaat op vrijwilligheid, al bestaat die dan gedeeltelijk in de illusie. Dan ontstaat ook het liberalisme. U kent de naam van Adam Smith: hij behoort nog tot de 18e eeuw en is verbonden met de idee dat de macht van de staat tot een minimum teruggebracht moet· worden. Merkwaardig is het dat op dit ogenblik de gedachte van de minimum staat of ministaat weer naar voren komt in allerlei verhandelingen die zich beroepen op de naam anarchisme. Maar als je ze leest blijkt dat ze eigenlijk alleen die ministaat willen die de zeer consequente liberalen hebben voor gesteld. Nu bestaat er evenwel een enorm verschil tussen datgene wat de liberalen van deze richting propageren en het anarchisme. Het is namelijk dit: in al die denkbeelden over een staat die zijn activiteiten tot het uiterste moet terugbrengen, wordt de staat behouden als verdediger van de eigendom. Voor Smith en al degenen die deze gedachte voor staan wordt de persoonlijke vrijheid verbonden geacht met de persoonlijke eigendom. En de staat moet wel de persoonlijke vrijheid verdedigen maar tevens de eigendom. Later ziet men dan ook dat, wanneer die eigendom bedreigd geacht wordt door het proletariaat, men van liberale kant de staat wil versterken. Men houdt dan niet meer van die mini staat.

Het duidelijkste voorbeeld daarvan is het volgende: in 1850 schrijft de Engelse filosoof Herbert Spencer een boek over de sociologie, waarin een hoofdstuk voorkomt met de titel: 'Het recht van de mens om de staat te ontkennen.' Het is het uiterste van zijn liberale gedachte: de staat moet berusten op het aangaan van een vrijwillige overeenkomst; en wanneer iemand nu niet vrijwillig tot die maatschappij wil behoren moet hij eruit kunnen treden. Maar diezelfde Spencer is in 1880 al helemaal rechts geworden. En dan vindt hij dat de staat gemobiliseerd moet worden om de eigendom te beschermen. In latere uitgaven van het desbetreffende boek haalt hij dat hoofdstuk eruit, zodat je over de eerste drukken moet beschikken om dat hoofdstuk erin te vinden.

Nu is het logisch dat het anarchisme, als filosofie geconcretiseerd, zich vooral tegen de staat keert. De staat is een organisatie die de mens dwingt te gehoorzamen zonder dat hij een keus heeft kunnen maken. Wanneer in de 19e eeuw de individualistische gedachte ingepast wordt in het sociaal milieu en in de strijd van de arbeider, dan treedt de idee naar voren: de staat is een dwangapparaat ten nadele van de arbeider. Waarom hebben deze het recht om die gehoorzaamheid aan de staat op te zeggen? Wel, de staat is in de 19e eeuw een gezagsapparaat van de bourgeoisie. Daarvóór van de feodale kasten, de adel en de geestelijkheid, maar in de vorige eeuw is het een instrument van de bourgeoisie geworden. Met andere woorden: de arbeiders moeten die staat ontkennen. Ze moeten door middel van de algemene werkstaking ophouden te werken voor de bourgeoisie en door middel van algemene dienstweigering ophouden de staat te dienen. Nu komt daar natuurlijk ook de gedachte bij dat je het betalen van belastingen moet kunnen weigeren. En in dezelfde tijd dat Spencer het hoofdstuk schrijft over het recht om de staat te ontkennen, schrijft de van Franse afkomst zijnde Amerikaan David Thoreau zijn beroemde verhandeling over de burgerlijke ongehoorzaamheid[2], burgerlijk in de zin van civiel, wat dus aansluit op datgene wat al in de 16e eeuw beweerd is door Etienne de la Boétie. Deze term 'burgerlijke ongehoorzaamheid' is uitermate populair geworden en heeft in de vijfkwart eeuw die we intussen achter de rug hebben, voortdurend een grote rol gespeeld.

(Thoreau heeft ook een boek geschreven over zijn eenzame leven in de bossen, Walden[3] genaamd. Frederik van Eeden gebruikte deze naam later voor zijn kolonie in het Gooi, waarbij dus ook de gedachte voorzat om zich uit de samenleving terug te trekken naar het landelijke bestaan, met veel ideeën die door Tolstoi ontwikkeld zijn. Tolstoi had namelijk ook een hartgrondige afkeer van de stad, van de industrie en dergelijke. Gandhi is tot de gedachte van het lijdelijk verzet en de geweldloosheid gekomen op grond van de verhandeling van Thoreau. Na Gandhi is het Martin Luther King in de V.S. geweest die ook op basis van Thoreau, Tolstoi en Gandhi gekomen is tot de gedachte om dezelfde methode toe te passen voor de emancipatie van de negers [tegenwoordig zeggen we Afro-Amerikanen]. De anarchistische idee bedoelde te weigeren te werken voor de bourgeoisie, ze was de mythe van de algemene werkstaking. die het begin inluidt van de revolutie zoals men die zich dacht. Een revolutie die tussen twee haakjes al een devolutie wordt, geen omwenteling van de macht, maar een wegwentelen, een afwentelen van het gezag. Daarvoor is de term devolutie gevonden.)

Hoe luidt nu de concretisering van die gedachte in het zogenaamde sociaal-anarchisme? Dat is het tweede punt dat ik met u zou willen behandelen. Het behelst de vraag hoe men zich de mogelijke overgang denkt van een kapitalistische staat naar een staatloos socialisme.

De rol van de staat

Allereerst dient gesteld dat de propaganda tegen de staat niet alleen van de anarchisten afkomstig was. In de vorige eeuw beschouwde men in de socialistische beweging in het algemeen de staat als een werktuig ter onderdrukking van de overheersten door de heersende klasse: dus ook Marx en Engels. Als u bij Marx de verhandeling over 'De Burgeroorlog in Frankrijk'[4] leest, die over de Commune van Parijs gaat, dan ontdekt u dat hij in die Commune denkbeelden probeert te vinden die hij in zijn eigen filosofie kon toepassen. Ook later vindt u bij hem, in de beoordeling van programma' s en dergelijke, ideeën over het aan de arbeiders vijandige karakter van de staat. U vindt dat echter nog veel meer bij Engels in zijn boekje over 'Het ontstaan van de Familie, de Eigendom en de Staat'[5], een boek uit 1884 dat filosofisch zeer interessant is en waarin u onder andere aantreft dat in de toekomst de staat dáár gedeponeerd zal worden waar hij dan thuishoort, namelijk in het oudheidkundige museum, naast het spinnewiel en de bronzen bijl.

Het zal u niet verbazen dat in de Eerste Internationale van 1864 tot 1872 de anarchistische denkbeelden overheersen. Wanneer u de secties beziet van Frankrijk, Spanje, Italië en Zwitserland dan staan die op het standpunt van Proudhon en Bakoenin. Engeland, Duitsland en Amerika staan echter sterk onder de invloed van Marx. In 1872 komt er dan een breuk. Op het congres van de Internationale in Den Haag wordt Bakoenin geroyeerd, hetgeen tot een splitsing leidt. De anarchistische socialisten houden een eigen congres in Saint-Imier. Nog vijf jaar zijn er dan nog aparte congressen van de anarchistische en de marxistische vleugels, totdat in 1877 de hele Eerste Internationale ter ziele is.

Maar let wel, ter ziele doordat toentertijd de invloed van het anarchisme zo sterk was dat Marx en Engels meenden dat ze de anarchisten moesten royeren, wat tenslotte in Den Haag gelukt is. Toch zult u ook later bij hen termen aantreffen die uit het anarchistische arsenaal komen. Bij Proudhon vindt u bijvoorbeeld dat de productie georganiseerd moet worden in vrije en gelijke associaties van arbeiders. Je zou kunnen zeggen 'associaties van vrije en gelijke arbeiders' maar er staat: vrije en gelijke associaties van arbeiders. En men heeft daarbij dus gedacht aan de bedrijfsorganisaties, bedrijfsraden, communes. Die term gebruikt Engels nog in 1884 als hij zegt: als er een maatschappij komt die de productie georganiseerd wil zien op basis van de vrije en gelijke associaties van arbeiders, dan is de staat overbodig geworden. Dit is niet zo vreemd, omdat bij de analyse van de staat alle socialisten tot de overtuiging kwamen dat hij geliquideerd zou moeten worden.

Waarin onderscheiden dan marxisten en anarchisten zich? Wel, de marxisten willen toch deze staat (of een staat met een ander karakter) aanwenden als instrument van de heerschappij van het proletariaat over de verslagen bourgeoisie. Je blijft dus uitgaan van de stelling dat de staat een werktuig is van klasseheerschappij. Maar wanneer in een revolutie de arbeidersklasse zegeviert over de bourgeoisklasse kan die staat een instrument van de heerschappij van het proletariaat worden. Dienaangaande zijn er echter wel duidelijke evoluties. Aanvankelijk wordt in het Communistisch Manifest[6] gedacht aan de eenvoudige verovering van de staat. Maar na de Commune van Parijs ontstaat er een nieuw voorwoord. Daarin wordt gezegd dat je die staat toch niet eenvoudig zo kunt overnemen maar dat je hem van karakter moet veranderen. Het moet een proletarische staat zijn. En daaraan wordt dan de gedachte verbonden van de dictatuur van het proletariaat maar wel opgevat als een staatsdictatuur.

Niettemin is in de praktijk de staat van de bourgeoisie of van de feodaliteit toch wel echt overgenomen. Gaat u dit maar na in de Sovjet-Unie. Daar was het stedelijk proletariaat zeer zwak, terwijl het landelijk proletariaat zeer sterk was maar over veel provincies verdeeld. Er waren in dat jaar 1917 door grondverdeling veel kleine boeren ontstaan. Nadat de bolsjewiki de staat veroverd hebben is deze echter een typisch burgerlijk apparaat gebleven, boven arbeiders en boeren.

Bettelheim, de Franse marxist, heeft twee verhandelingen geschreven over de klassestrijd in de Sovjet-Unie. Hij vraagt zich af hoe het eigenlijk komt dat in de Sovjet-Unie een nieuwe heersende kaste' is ontstaan van bureaucraten, technocraten, militairen en dergelijke. Hij gaat dan terug tot de revolutie en stelt dat het tijdens de revolutie zo was dat maar 13% van de functionarissen wat voor socialisme voelde. Die andere 87% kwamen uit het oude tsarisme en waren helemaal niet willig om de staat te gebruiken voor een dictatuur van het proletariaat. En u weet dat in China de Culturele Revolutie van '65, '66 en '67 een poging is geweest om juist de nieuwe kaste, die in de staat een werktuig van bevoorrechting zag, te liquideren. Dat proces is nog steeds op gang. U kunt uit de oproepen in China van '66 en '67 duidelijk merken dat het gaat tegen de oude intelligentsia, die daar in de steden gevormd is ten tijde van Tsjang Kai-Sjek en nog eerder. Je ontkomt dus niet aan de gedachte dat het er in de praktijk op neerkomt dat men de oude staat gebruikt als instrument van het proletariaat, terwijl hij geen instrument van het proletariaat wordt, hoewel hij wel een 'verzorgingsstaat' is. Hier heb je dan de grote tegenstelling tussen de anarchisten en de marxisten. De anarchisten zeggen namelijk dat je de staat niet kunt aanwenden als een apparaat van de arbeidersklasse, want deze verliest de controle over de staat en moet het gezag noodzakelijkerwijze overlaten aan nieuwe klassen of kasten of categorieën of standen, hoe men het ook zou willen noemen. Ik geloof dat de analyse van de burgerlijke staat in het anarchisme theoretisch wel overeenkomst met de analyse in het marxisme maar dat verder de afwijzing door de anarchisten van de proletarische staat berust op een duidelijker inzicht in het wezen van de staat. Namelijk dat deze in wezen niet echt proletarisch kan wezen, dat hij niet echt een instrument van de revolutie kan zijn. Als u op het ogenblik de formidabele en trieste strijd volgt tussen China en de Sovjet-Unie dan kunt u de oorzaak van niet alleen de scheldpartijen, maar ook van de geweldige spanningen die ontstaan, niet vinden in de systemen van de Sovjet-Unie en China.

Die twee verschillen niet zodanig dat daaruit een dergelijke verbeten tegenstelling zou kunnen voortkomen. Er zijn natuurlijk in China meer utopische pogingen gedaan om een volledig communisme te bereiken dan in de Sovjet-Unie, maar ook die pogingen heeft men toch tijdelijk weer moeten laten rusten. U zult tot de conclusie komen dat de werkelijke tegenstelling niet een contrast is tussen arbeiders en ook niet een tegenstelling tussen twee vormen van socialisme, maar tussen twee staten. Waarbij de ene staat een erfenis is van de tsarentijd en de andere een erfenis van de keizerlijke tijd in China. Twee staten die op eenzelfde continent tegen elkaar liggen, elkaar haten en elkaar ook grondgebied betwisten. Want u kent de stelling van de Chinezen dat de Russen een miljoen vierkante kilometer grond ontstolen hebben aan China. En dat zij thans niets anders zijn dan de 'rode tsaren'. Enerzijds zijn ze sociaal-fascisten (Brezjnev c.s.) en aan de andere kant zijn het rode tsaren. Maar de term 'rode tsaar' heeft voor de Chinezen een bepaalde betekenis, namelijk: jullie zijn de opvolger s van de tsaren die in 1860 door de ongelijke verdragen ons zo ontzaglijk veel grond ontstolen hebben.

Alternatief voor de staat

Als u het venijnige nationalisme in de Sovjet-Unie en China nagaat geloof ik dat de anarchisten gelijk hebben wanneer ze zeggen dat de staat geen instrument van socialisme is maar van nationalisme, een instrument waarmee collectiviteiten angstig en agressief tegenover elkaar staan. Een andere vraag op dit terrein is wat de anarchisten daar tegenover willen stellen. Want men kan natuurlijk wel een analyse geven en een filosofie die zeer goed te verdedigen valt, maar: wat kan men er tegenover stellen?

Misschien is het namelijk zo dat de staat iets onsterfelijks is en het gezag en de onderdrukking eeuwig, en dat alle gedachten over de vrijheid en de vrijwilligheid van de betrekkingen tussen mensen niet te verwezenlijken utopieën zijn. Daar moet men natuurlijk over nadenken. Tot nu toe hebben we geen echte staatloze maatschappij gekend. De pogingen daartoe zijn mislukt. Daar wil ik me echter niet in verdiepen, omdat het afhangt van iemands optimisme of pessimisme omtrent een bepaalde situatie hoe hij over de toekomst denkt. Ik wil alleen zeggen dat er drie gelegenheden zijn geweest waarbij de voorstanders van een staatloos socialisme echt geloofden dat ze dit konden verwezenlijken. Dat was in de Commune van Parijs in 1871, de Russische Revolutie van 1917 en de Spaanse Burgeroorlog. Daar zou ik iets over willen zeggen omdat daarbij tot uiting kwam hoe men zich de mogelijkheid dacht het vrijheidslievende of libertaire socialisme (of anarcho-socialisme) te verwerkelijken.

In de Russische Revolutie ontstaat dadelijk spontaan een beweging voor het scheppen van sovjets, van de raden van arbeiders, boeren en soldaten. U zult in de marxistische literatuur vergeefs zoeken naar de propaganda voor deze raden; ze ontstaan spontaan. Maar men kan het zich voor stellen: de soldaten willen zeggenschap hebben over het gebruik van geweld en ze vormen soldatenraden; de arbeiders willen aanvankelijk medezeggenschap en later volkomen zeggenschap hebben in de bedrijven, en ze vormen arbeidersraden; en de landloze boeren, de landarbeiders gaan zelf tot het liquideren van het grootgrondbezit over: het verdelen van de grond, het stichten van coöperaties en dergelijke.

Bij de gedachte van de sovjets, van de raden van arbeiders, boeren en soldaten knopen nu de anarchisten aan. En wat zij wensen zijn de vrije sovjets, die op hun congressen tot gemeenschappelijke besluiten zullen kunnen komen, van onder op, een systeem van federaties van sovjets, die op een congres dan inderdaad met meerderheid van stemmen besluiten zullen kunnen nemen. Nu hebben ze zich gerealiseerd dat theoretisch een bepaalde sovjet wel weigeren kan die besluiten uit te voeren, hoewel dit praktisch eigenlijk niet mogelijk is. Want het economisch leven is natuurlijk zo nauw verbonden en is zo gecompliceerd geworden dat in de werkelijkheid van die vrijwilligheid toch veel minder terecht komt dan men zou kunnen aannemen. Maar als hoogste macht stond niet de staat en helemaal niet de partij genoteerd, maar de hoogste top was het sovjet-congres. Men moet zich ook realiseren dat in november 1917, toen de sovjet-regering geschapen werd, het een opperste sovjet-congres is geweest dat opdracht heeft gegeven die regering te vormen. En dat die sovjet volkomen soeverein was. Zij zou dus theoretisch een regering kunnen maken en breken. De ontwikkeling is echter helemaal uit de hand gelopen. In de Oekraïne heeft men nog lange tijd de beweging gehad van de Makhno-revolutionairen, die voortdurend sovjet-congressen organiseerden en geweigerd hebben het gezag van de Moskouse partij te erkennen. Zij voerden de strijd naar twee kanten: naar de wit-gardisten Denikin en Wrangel en aan de andere kant tegen de dictatoriale partij van Lenin en Trotski. Ook daar was dus de basis de vrije sovjet, die zonder de dictatuur van een partij probeert om de maatschappij opnieuw te organiseren. De strijd is definitief verloren in het voorjaar van 1921. Dan komt voor het laatst de sovjet van Kronstadt in opstand. Die bekende dramatische geschiedenis eindigt in het militair vernietigen van Kronstadt. Dat is een gevecht geworden in straten en huizen tussen de matrozen en arbeiders van Kronstadt en de centrale regering van de, Sovjet-Unie. Men had dus een concrete idee: onze maatschappij zal een maatschappij zijn waarin de raden soeverein zijn. En waarin ze door hun congressen en federaties de toon zullen aangeven.

Over de Commune van Parijs wil ik kort zijn. De Commune is in 1871 geproclameerd met de opheffing van de Franse staat en zijn vervanging door een federatie van communes. Deze communes dienden autonoom te zijn. Dat is een heel duidelijk anarchistische gedachte geweest.

Over de Spaanse Burgeroorlog het volgende. In Catalonië met name is de burgeroorlog een sociale revolutie geweest onder leiding van anarcho-syndicalisten.

Dezen hadden zich twee dingen ten doel gesteld:

  • a) De collectivisatie van de fabrieken en de bedrijven in het algemeen. Nu is de term socialisatie meestal zo gebruikt dat zij samenvalt met nationalisatie, maar de term collectivisatie wordt vrij consequent in de hele geschiedenis van het socialisme gehandhaafd voor socialisatie door de werkers zelf en onder hun beheer. (Zo zijn bijvoorbeeld de kolchozen, de collectieve boerderijen in de Sovjet-Unie heel anders dan de sovchozen. Sovchozen - die ten onrechte zo heten - zijn staatsboerderijen en de kolchozen zijn collectieve boerderijen, theoretisch onder het beheer van de boeren zelf.) De collectivisatie in Catalonië is met groot succes doorgevoerd, omdat de arbeiders (vanwege het zelfbeheer) bereid waren om niet acht uur, maar tien uur en twaalf uur te werken en grote offers brachten wat loon aangaat. Ze hebben de militie, die tegen Franco vocht, voorzien van alles wat nodig was om de strijd te voeren, vanuit de metaalfabrieken, de textielfabrieken, de levensmiddelenmagazijnen en dergelijke. De collectivisatie is dus geruime tijd een succes geworden door het mobiliseren van de massa-energie, de massa-activiteit. Alleen is in mei '37 al de reactie gevolgd en hebben de meer autoritaire socialisten en burgerlijke republikeinen een eind gemaakt aan een heel stuk van het zelfbestuur in Catalonië. Dat is een trieste tragedie geweest, midden in de Spaanse Burgeroorlog.
  • b) De communes. De commune is de gemeente en deze trad op als een verzorgingsapparaat, je zou kunnen zeggen als een verzorgingsstaat, waarbij u dat woord staat moet vergeten. De commune moest ingesteld zijn op de zorg voor de kinderen, het onderwijs, de zieken, de bejaarden, de rantsoeneringen en dergelijke.

De commune werd hier dus gezien als een orgaan dat allerlei staatstaken overneemt, aan de staat ontneemt. Zij voert die taken uit door directe democratie. U kunt zich voor stellen dat de schepping en het autonoom maken van communes in een burgeroorlog van ontzaglijke waarde is, want er is dan een nieuw orgaan ontstaan terwijl de staat is stukgeslagen door de burgeroorlog, een revolutionair orgaan en dit vertegenwoordigt de gemeenschap. Het kan op allerlei wijzen zeer gevarieerd tot uitdrukking brengen wat men eventueel in een staatloze maatschappij zou kunnen verwezenlijken.

Samenvatting en besluit

Ik heb dus eerst geprobeerd iets te zeggen over de anarchistische filosofie in het algemeen. In de tweede plaats over de gedachte dat de staat een overheersingsapparaat is, hoewel dit niet alleen een idee van de anarchisten is. Daarna: dat het veroveren van de staat niet een wezenlijke verovering van de macht door de arbeiders en de boeren blijkt te zijn. Je krijgt nieuwe categorieën, nieuwe kasten, nieuwe standen, die zich van de staat meester maken. En dan ten laatste: wat hebben de anarchisten gedacht daartegenover te kunnen plaatsen? En dat was dan de idee van bedrijfsraden, bedrijfsorganisaties, communes en dergelijke. Natuurlijk ook de idee van militaire dienstweigering of de vorming van de revolutionaire militie. Een militie die onmiddellijk in dienst zou staan van de bedrijfsorganisaties.

Nu zult u opmerken dat dit alles gebaseerd is op een revolutionaire situatie. En men ziet inderdaad in de geschiedenis van revoluties dat deze dingen een rol spelen, zoals nu weer in Portugal, waar de idee van de raden weer naar voren komt. Wat hebben wij daar eigenlijk in West-Europa, in de Atlantische wereld mee te maken? Dit is een conservatieve wereld, waarin het fascisme aan macht wint. Het is zo dat een belangrijk deel van het proletariaat zeer verburgerlijkt is in opvattingen en gedrag. Wat zou je in zo'n maatschappij te bieden hebben?

Hoewel het nu moeilijk is te geloven aan een sociale revolutie in Nederland, Duitsland of Frankrijk, zou je er aan kunnen denken, als tegenwicht tegen de staatsvergoddelijking, bedacht te zijn (als de mogelijkheid van het wegwentelen van dit systeem komt) op de gevaren die aan de staat kleven. We kunnen uit het anarchisme veel argumenten putten voor een vrij-radensocialisme. Maar het is niet alleen dat. Het is namelijk een feit dat op een aantal terreinen van het leven, dus ook in de burgerlijke maatschappij, anarchistische gedachten een rol kunnen spelen, bijvoorbeeld inzake de rechten van minderheden. Wat dat betreft zien we dat er veel begrip is ontstaan voor de rechten van afwijkende groepen. In het onderwijs vindt u verder de gedachte van een anti-autoritair onderwijs. Men kan niet door middel van het gezag over kinderen daarvan betere mensen maken, betere leden van een gemeenschap; men moet proberen om in die kinderen zelf datgene te wekken wat aantrekkelijk is én voor henzelf én voor de gemeenschap. Daar zit de idee van het mutualisme in. En ik hoef u geen verhandeling te geven over het anti-autoritaire onderwijs, want ook los van het anarchisme zult u die denkbeelden voortdurend tegenkomen.

Dat geldt ook voor de idee van de commune. De gedachte van de commune is die van een gemeenschap met een heel eigen karakter, waarin men regels kan toepassen die in de maatschappij daarbuiten niet hoeven te gelden. Verder kunt u in allerlei kringen, bijvoorbeeld in de kunst en in de verhouding tussen man en vrouw, de idee ontmoeten van de persoonlijke vrijheden die gebaseerd zijn op het mutualisme, het wederzijds respect voor elkaar.

Bakoenin heeft bijvoorbeeld heel sterk deze gedachte onderstreept: de vrijheid is alleen iets waard in gemeenschap. Als iemand zich helemaal isoleert, in staat zou zijn om als enkeling op een onbewoond eiland te leven, dan zegt vrijheid niets. Maar vrijheid krijgt pas haar volle betekenis, wanneer ze gegarandeerd wordt door de medemensen, als dus ieders vrijheid verankerd ligt in de vrijheid van de ander. U moet er natuurlijk wel bij denken dat dit alleen mogelijk is in een socialistische maatschappij met collectief bezit van productiemiddelen. Men kan echter ook nu al streven naar een afwentelen van gezag, zoals ook in de wetenschap en in de filosofie. Men moet de grenzen daarvan in deze maatschappij wel kennen. Maar men zou niettemin van een groot aantal ideeën van deze tijd kunnen zeggen dat het idealen zijn die ook sterk tot uiting zijn gekomen in het anarchisme, die zelfs aan de anarchistische utopie ten grondslag liggen.

Ik denk dat juist het anarchisme als filosofie zeer de moeite waard is en nog veel te zeggen heeft. En dat men voor het gedrag van mensen jegens elkaar, als men daarin de gelijkheid en vrijheid bevorderen wil, uit het anarchisme allerlei waardevolle denkbeelden kan gebruiken.

Voetnoten

  • [1] Etienne de la Boétie, De vrijwillige slavernij, oorspronkelijk 1576, Nederlandse uitgave: Uitgeverij Iris, Amsterdam, 1997, 48 pag.
  • [2] Henry David Thoreau, Burgerlijke ongehoorzaamheid is een plicht, oorspronkelijk 1849, Nederlandse uitgave: Uitgeverij Iris, Amsterdam, 2004, 62 pag.
  • [3] Henry David Thoreau, Walden or life in the woods, oorspronkelijk 1854, Nederlandse vertaling: Walden en de plicht tot burgerlijke ongehoorzaamheid, De Bezige Bij, 2019, 416 pag.
  • [4] Karl Marx, De Burgeroorlog in Frankrijk, oorspronkelijk , Nederlands: De klassenstrijd in Frankrijk, Uitgeverij Pegasus, Amsterdam, 1974, 195 pag.
  • [5] Friedrich Engels, De oorsprong van het gezin, van de particuliere eigendom en van de staat, oorspronkelijk 1884, Nederlands: Uitgeverij Pegasus, Amsterdam, 1980, 253 pag.
  • [6] Karl Marx & Friedrich Engels, Het Communistisch Manifest, oorspronkelijk: 1848, Nederlands: Het Communistisch Manifest, Uitgeverij Pegasus, Amsterdam, 2018, 112 pag.
namespace/het_anarchisme_als_politieke_en_filosofische_stroming.txt · Laatst gewijzigd: 05/10/20 07:53 door defiance