Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:ons_zogenaamde_meningsverschil_met_de_cnt

Ons zogenaamde meningsverschil met de CNT

Door Alexander Schapiro

  • Oorspronkelijke titel: onbekend
  • Verschenen: onbekend
  • Bron: Voor Arthur Lehning, Wereldvenster, 1979, p. 304
  • Vertaling: uit het Frans vertaald door C. Misset
  • Digitalisering: Tommy Ryan

Ons zogenaamde meningsverschil met de CNT

Er dienen eens en vooral bepaalde misverstanden te worden opgehelderd, die hetzij uit naïviteit en onbegrip, hetzij uit boosaardigheid en kwade trouw in stand worden gehouden en een nuchter en vooral vrijmoedig onderzoek in de weg staan naar de positie die de anarchistische en anarcho-syndicalistische beweging in Spanje innam op de 19de juli, daarna, op de 4de mei 1937, en nog inneemt tot op de dag van vandaag.

Een dodelijk argument dat door de Spaanse kameraden dikwijls wordt gebruikt als antwoord op de discussies die zijn opgelaaid binnen onze internationale beweging, luidt concreet gesteld:

‘Ja, wij hebben fouten gemaakt, maar ze werden ons opgelegd door de omstandigheden. Stel vertrouwen in ons: ons verleden moet elke vrees voor de toekomst bij u wegnemen. Alle kritiek die men momenteel op onze daden heeft, kan slechts een belemmering vormen bij onze activiteiten …'

Om hierop antwoord te geven, moeten we om te beginnen in deze verklaring, die in alle voor internationaal gebruik uitgegeven manifesten weer opduikt, duidelijk vier verschillende aspecten onderscheiden:

1. Het recht op kritiek. De internationale beweging heeft bewezen dat zij dit recht, waar de Spaanse beweging vóór de 19de juli altijd gebruik van maakte, ook na die datum wilde blijven uitoefenen: men hoeft er de meeste van onze anarchistische en anarcho-syndicalistische organen maar op na te slaan om te zien dat het niet aan kritische beschouwingen ontbroken heeft, kritische beschouwingen die onderling slechts verschilden door het temperament van de schrijvers… Er is iets dat men in Barcelona niet kan begrijpen: dat deze kritiek niet alleen een onvervreemdbaar recht impliceert, maar vooral een plicht, zowel tegenover onze zusterorganisaties in Spanje als tegenover onze eigen organisaties in de landen waar de anarchisten en de anarcho-syndicalisten actief zijn en waar onze beweging een zeer sterke weerslag ondervindt van bepaalde, door ons als onaanvaardbaar beschouwde koersafwijkingen, doordat wij door onze tegenstanders worden gemaand ons opnieuw op de uitgangspunten van het anarchisme te bezinnen.

2. In het voorwendsel dat de kritiek de activiteiten zou belemmeren van onze Spaanse kameraden schuilt een groot gevaar omdat het impliciet veronderstelt dat er een soort onschendbaarheid moet worden verleend aan een uiterst beperkt aantal kameraden die zich opwerpen als censoren en halfgoden en ervan uitgaan dat tegen hun beslissingen geen beroep mogelijk is. De regelmatige en permanente controle aan de basis is op het ogenblik ontoereikend in Spanje. Er worden niet vaak algemene vakbondsvergaderingen gehouden. Bij haar huidige activiteiten baseert de CNT zich op bijeenkomsten van Comités en Plenums die slechts worden bezocht door een kleine kern van militante leden, of vertegenwoordigers uit regionale organen of lokale Comités. De eigenlijke massa uit de vakverenigingen heeft niet meer de kans zijn mening kenbaar te maken. Het feit ligt er, ongeacht de redenen die men voor die stand van zaken kan aanvoeren: dat het niet mogelijk is om algemene vergaderingen bijeen te roepen vanwege de burgeroorlog, of dat men bevreesd is dat de nieuwe lichting CNT-leden die zich na de 19de juli heeft aangemeld alle macht in die vergaderingen naar zich toetrekt.

3. Het verleden van een beweging is niet altijd een garantie voor haar toekomst, vooral niet indien de militante activisten van die beweging onder de druk der omstandigheden hun tactiek beginnen ‘bij te stellen’ en daarmee koppig blijven doorgaan. Veel Russische revolutionairen hebben in hun verleden grote offers gebracht en gestreden tegen het tsarisme. Een groot aantal van hen is geëindigd als lafaards en moordenaars. Hun verleden vormde daar geen enkele waarborg tegen. Nu zal het in Spanje zeker niet tot een dergelijke tragedie komen, maar we zijn gedwongen een van de belangrijkste verschijnselen in onze Spaanse beweging te signaleren: de volledige verwijdering tussen de beweging en haar meest (of minder) in aanzien staande leden. Wij komen hier later op terug, maar wij kunnen nu reeds stellen dat juist die verwijdering de hoop rechtvaardigt dat de huidige beweging, en de hele CNT, haar verleden niet is vergeten en ernaar terug wil keren om aan de toekomst te bouwen.

Onze kameraden geven minzaam toe dat ze fouten hebben gemaakt, maar tot dusver konden we niet ontwaren wat die fouten waren. Toch moeten we dat te weten komen, want dan pas kunnen wij nagaan of ze inderdaad door de omstandigheden werden opgelegd. In een open brief aan het Nationale Comité van de CNT hebben we hier reeds naar gevraagd en enkele van die waarschijnlijke fouten nader aangeduid.[1] Het NC heeft zich nimmer verwaardigd antwoord te geven. De voornaamste fout was ongetwijfeld dat de CNT zitting heeft genomen in de regering. Deze fout werd echter in het geheel niet door de omstandigheden opgelegd maar was integendeel een eis van het NC, en Largo Caballero, die zich er uit alle macht tegen verzette, werd gedwongen de CNT als partner te aanvaarden vanwege haar dagelijkse geageer ten faveure van haar deelname aan de regeringsmacht.

Wij vragen nogmaals: beschouwt het NC zijn deelname aan de regering als een fout die geen tweede keer gemaakt zal worden? Is het van mening dat samenwerking op ministerieel niveau en Revolutie hand in hand kunnen gaan? En indien er een keuze moet worden gemaakt tussen (1) samenwerking, (2) alles voor de oorlog en (3) alles voor de Revolutie, welke keus heeft het NC dan gemaakt? Welke keuze zou de CNT hebben gemaakt als zij geraadpleegd had kunnen worden?[2]

Maar laten we eens kijken naar een andere bewijsvoering die aanleiding kan geven tot gevaarlijke misverstanden. Tegen hen die zich kritiek veroorloven op bepaalde daden van het Nationale of het Regionale Comité wordt het volgende argument gebruikt:

‘U bent niet op de hoogte van de situatie in het achterland: u moet eens zien hoe prachtig de collectivisatie zich ontwikkelt die het hele land omvat, overal schiet een nieuwe orde wortel die de belofte van een rijke oogst inhoudt[…]’

Men vergeet dat wij in het buitenland een van de eersten waren om de aandacht te vestigen op het indrukwekkende werk dat in Catalonië, Aragon en de oostelijke kustprovincies tot stand wordt gebracht. De door de boeren op bewonderenswaardige wijze ingeluide collectivisatie van de landbouw’ heeft frappante voorbeelden te zien gegeven van het vermogen van een volk dat zich vrij kan ontplooien, om op nieuwe bases een nieuw leven op te bouwen. Wij gaven hoog op van de toekomstige mogelijkheden die de economische reorganisatie van het land biedt. Zeer onlangs, ter gelegenheid van de ontbinding van de Raad van Aragon, wezen wij nog op de bewonderenswaardige arbeid die in de dorpen in deze streek is verricht, en die veel waardevoller is dan het werk dat we in Catalonië hebben kunnen constateren, waar de collectivisatie van de fabrieken maar al te vaak een coöperatief karakter droeg, met uitkering van winstaandeel …

Maar wij zeiden en blijven zeggen dat alle energie van de regering - van een regering vooral waarin de CNT is vertegenwoordigd - is opgegaan aan het afremmen van het initiatief van de massa’s. Want hoe zouden we het regeringsbesluit ten aanzien van de collectivisaties dat op 24 oktober 1936 door de Generalitat van Catalonië werd uitgevaardigd anders moeten noemen, waarbij onder het voorwendsel deze collectivisaties te ‘normaliseren’- alsof men een revolutie normaliseren kan - een remmende werking werd uitgeoefend op het revolutionaire initiatief van de massa’s. Laten we niet vergeten dat dit regeringsbesluit was ondertekend door Juan Fábregas, commissaris voor Economische Zaken en afgevaardigde van de CNT. Het parool ‘Alles voor de oorlog’ dwong het Nationale en het Regionale Comité niet alleen zich niet bezig te houden met het vraagstuk van de opbouw van de Revolutie, maar ook om een poging te doen het zwaartepunt van de revolutie in het achterland naar de oorlog aan het front te verplaatsen. In die tijd vatte bij de militante leden van het NC de gedachte post dat de revolutie onmogelijk was. Heeft Garcia Oliver niet verklaard dat de regeringsdeelname tijdens en na de oorlog moest voortduren? Lezen we in de tekst van zijn rede in het Vélodróme d’Hiver niet dat men voor het dilemma stond: ‘zich in een totalitaire beweging te storten of een uiterste poging te doen een zeer geavanceerde democratie te vestigen', wat betekende dat hij zich, logisch geredeneerd, neerlegde bij de onmogelijkheid van een revolutie en de noodzaak aan een ‘geavanceerde’ democratie?

En toch ging de CNT van haar kant voort met haar pogingen een nieuwe samenleving op te bouwen, ondanks de rem die het NC in werking liet stellen door zijn meest geziene militanten. Maar de vaart was door de compromispolitiek van het NC zo niet gebroken, dan toch in ernstige mate vertraagd. Wat werd ondernomen, kwam niet meer overeen met de jarenlang gepropageerde revolutionaire actie. De propaganda voor de directe actie en de noodzakelijke verwezenlijking hiervan werd voor Federica Montseny ‘een rechtvaardiging voor het niet-handelen’, terwijl zich naar compromissen voegen, en vandaag verketteren wat gisteren werd aanbeden, voor diezelfde Federica Montseny betekende: ‘Moedig zijn en het leven onder ogen zien en inspelen op de realiteit van het ogenblik.’

Wij worden hier dus geconfronteerd met een verschijnsel dat goedbeschouwd niet geheel nieuw is in de geschiedenis van de revoluties: de massa wil voorwaarts, terwijl de ‘voor-mannen’, de ‘kopstukken’, aan de rem willen trekken. De massa, jarenlang gevoed met het anarchistische ideaal en de noodzaak het nieuwe leven zelf op te bouwen, heeft zich met heel zijn hart en alle energie op die emanciperende arbeid geworpen, terwijl de ‘Comités’ die hun rol als ‘voormannen’ serieus opvatten, opgingen in politieke manoeuvres die- zoals altijd - tot allerlei compromissen nopen, de Revolutie wilden ‘kanaliseren’, ‘meer aanzien geven’, en die Revolutie in feite hebben laten vallen…[5]

Dit verschijnsel van een uitgesproken verwijdering tussen massa's en leiders komt iedere dag duidelijker tot uiting in de legale, semi-legale en illegale pers die zich in Spanje van dag tot dag uitbreidt. Laten we CNT erop nalezen, het orgaan van het Regionale Comité van Midden-Spanje van de CNT; de nummers van het weekblad Ideas, spreekbuis van de libertaire beweging uit de streek Bajo Llobregat, het dagblad Superación, orgaan van de CNT-FAI in Sabadell, het tijdschrift Esfuerzo dat zijn eerste nummer dateert van ‘thermidor’ (is dat profetisch?), en dat wordt uitgegeven door de Anarchistische Jeugd van Barcelona; laten we er de illegale uitgaven op nalezen die men elkaar uit de hand rukt, aan het front en achter de linies, en we zullen zien dat zij die uiteindelijk de ruggengraat van de CNT vormen, maar één zorg hebben. En als er nu reeds over oppositie wordt gesproken, gaat het wel degelijk om oppositie van de CNT en niet binnen de CNT, want er bestaat in de CNT bijna algehele eensgezindheid over de slechte leiding die de leidende organisaties aan de revolutie geven. Laat ons er tegelijk aan toevoegen - een objectieve beschouwing van de situatie noopt ons daartoe - dat de CNT even eensgezind het einde van de burgeroorlog wil afwachten alvorens een begin te maken met de schoonmaak die zij noodzakelijk acht.

Maar dat men ons ook nu nog wil vertellen dat er tussen het NC, het RC en de grote massa van de CNT volledige overeenstemming bestaat over alle fundamentele vraagstukken die de toestand in Spanje sinds de 19de juli 1936 heeft opgeworpen, is als bewering onwaar.

Wijzelf staan aan de kant van de CNT, van hen die op 19 juli de werkelijke sociale revolutie op gang wilden brengen zonder enige concessie; van hen die op 4 mei de meer dan laakbare fouten van de leidende instanties wilden herstellen, en die, onder het door de paniek gemakkelijker aanvaarde dreigement dat zich onmiddellijk rampen zouden voltrekken indien er niet naar de ‘Comités’ werd geluisterd, hun geestdrift hebben ingetoomd; van hen die, zoals de Anarchistische Jeugd van Barcelona, ‘het noodzakelijke klimaat willen scheppen dat zich laat vertalen in een op de praktijk gerichte aanpak, die moet voorkomen dat de offers van onze duizenden strijders vruchteloos blijven.'

Er bestaat dus geen fundamenteel verschil van inzicht tussen ons en de CNT. Wij verschillen van inzicht met de leidende organen van deze organisatie.

En dat is niet hetzelfde.

Voetnoten

  • [1] Schapiro schreef in de zomer van 1937 twee open brieven in le Combat Syndicaliste, maar de maanden juni-juli van het blad waren mij niet toegankelijk. De eerste, gericht aan Mariano Vázquez, secretaris van het Comité Nacional van de CNT, werd herdrukt in Rebellion, Brussel, 1 augustus 1937; een Spaanse vertaling verscheen in Esfuerzo, dat verderop door Schapiro genoemd wordt. Van de tweede open brief is mij alleen een Russische vertaling bekend (‘Otkrytoe pis’mo k nkt’) in het door Gregory Maksimov geredigeerde Dielo Trouda, Chicago, augustus 1937. In 1938 vatte Schapiro als volgt samen wat zijns inziens de belangrijkste fouten van de CNT na 19 juli 1936 waren geweest: 'De bewust door de CNT gewenste en geëiste deelneming aan de regering; de ideologische compromissen met de staatsgezinde partijen, zowel marxistische als burgerlijke; het uitwerken van een reeks minimumprogramma’s, het een nog minimaler dan het andere; de vernietiging van de krachtigste organen van de revolutie en de militarisatie van het gewapende volk; het aanvaarden van het centralisme en het verzwakken van de federalistische activiteit in de boezem van de organisatie zelve; het zich onderwerpen aan de eisen van de Sovjet-Unie en van haar agenten te Barcelona, Valencia en Madrid, wat leidde tot het invoeren in onze Spaanse beweging, en vooral in de officiële pers van de CNT, van een sterke liefde voor het bolsjewisme’ (Alexander Schapiro en Albert De Jong, Waarom verloren wij de revolutie?, p. 59).
  • [2] Noot van Alexander Schapiro: Slechts ter herinnering: wij zijn niet vergeten welke concessies het NC en het RC aan de Sovjet-regering en de Spaanse communisten hebben gedaan - concessies die de posities van deze laatsten in Spanje hebben versterkt en hun de kans hebben gegeven vrijwel alle macht uit te oefenen, Berneri en zoveel andere kameraden te vermoorden en meer dan 2500 kameraden van de CNT gevangen te houden. Was dat een fout van het NC en RC?
  • [3] Op 18 juni 1937 was te Parijs een grote meeting gehouden in het Vélodróme d’Hiver, waar Garcia Oliver en Federica Montseny als voornaamste sprekers de politiek van de CNT verdedigden. Hun redevoeringen - waaruit Schapiro hier citeert - zijn afgedrukt in de brochure La CNT parle au monde, Parijs 1937.
  • [4] Noot van Alexander Schapiro: Bij een ontmoeting in Barcelona tussen D.L., medewerker van het blad le Réveil uit Genève, en Augustin Souchy antwoordde deze laatste op een vraag van zijn gesprekspartner of hij ‘tijdens de meidagen vóór of tegen beëindiging van de vijandelijkheden was': ‘Ik was en ben van mening dat het misschien eenvoudig was een tijdlang de sterkste te zijn, maar dat het niet eenvoudig zou zijn geweest ons te handhaven tegenover de wereld van vijanden die ons bestrijden en onze dood willen. Het is niet overdreven te denken dat onze overwinning in de rest van het republikeins gezinde Spanje onmiddellijk tot conflicten zou hebben geleid, waardoor het front zou zijn verzwakt met alle gevolgen van dien.’ Waarbij D.L. de volgende kanttekening plaatst: ‘Onnodig te zeggen dat wij Souchy's mening niet delen, want als wij onze tegenstanders toestemming moesten vragen om onze positie te mogen versterken en de overwinning te behalen, dat wil zeggen de revolutie te maken, staat het als een paal boven water dat zij die toestemming nooit zouden geven en wij hen altijd als onverzoenlijke vijanden tegenover ons zouden vinden. Daarom is het excuus dat wij niet konden doorgaan antirevolutionair en anti-anarchistisch, en kunnen wij het niet tot het onze maken’ [vgl. Il Risveglio anarchico, Genève, 6 november 1937].
  • Noot van de bewerker: Augustin Souchy (geb. 1892), vanaf de oprichting tot 1933 secretaris van de IAA, speelde vanaf 1936 in verschillende functies een belangrijke rol in de buitenlandse propaganda van de CNT-FAI. Hij stond geheel achter de politiek van de CNT-leiding en werd er indertijd in kringen van de IAA van beschuldigd de relatie tussen de Internationale en de CNT te saboteren.
namespace/ons_zogenaamde_meningsverschil_met_de_cnt.txt · Laatst gewijzigd: 07/12/20 15:50 door defiance