Navigatie
Bijdragen & info
Navigatie
Bijdragen & info
Een interview met Gabriel Kuhn door Luther Blissett
Anarchistisch schrijver en activist Gabriel Kuhn heeft vele vertalingen en samenstellingen op zijn naam, zoals zijn meest recente boek Antifascism, Sport, Sobriety. Dit interview is het tweede deel van een langer gesprek met Freedom Press-interviewer Luther Blissett. Het eerste deel over antifascistische sport, autonomen en PhD's kun je hier vinden.
Luther Blissett: Als je kijkt naar bevrijdingsbewegingen en de strijd voor sociale gerechtigheid, vooral de niet-pacifistische, dan lijkt er een focus te liggen op zij die fysiek botsen, en vaak verliezen, met eigendom en autoriteit. Dit wordt onder andere een beetje bediscussieerd in Who’s afraid of the Black Blocks. Is dit een accurate, hoewel korte en generaliserende representatie? Wat zijn sommige andere rollen die vitaal zijn in de steun voor bewegingen? Hoe denk je dat bewegingen meer deelnemers kunnen aantrekken voor deze rollen?
Gabriel Kuhn: Dit zijn hele grote vragen. Ik zal ze proberen een beetje te ontrafelen. Om te beginnen moeten we militante bevrijdingsstrijd niet gelijkstellen aan de tactiek van straatgevechten zoals het zwarte blok. Zwarte Blokken zijn over het algemeen een fenomeen van de Eerste Wereld. Ze hebben hun plek onder bepaalde omstandigheden, maar de realiteit van militante massa’s in de Derde Wereld, vechtend tegen zowel nationale als internationale onderdrukkers, is heel anders.
Als we het hebben over het zwarte blok en het militante verzet van autonome bewegingen in de Eerste Wereld, dan zijn er zeker problemen geweest met het fetisjeren van de jonge, mannelijke straatvechter. Er zijn ook problemen geweest met avonturisme, onverantwoordelijkheid en een gebrek aan zowel politieke als strategische visie. Dit doet niet af aan de tactiek, maar het eist van ons dat we er op reflecteren en deze moeten verbeteren, vooral door het de verbinden aan bredere sociale bewegingen en andere vormen van verzet in een gemeenschappelijke poging om een grotere diversiteit aan mensen betrokken te krijgen.
Massabewegingen die militante middelen inzetten hebben vergelijkbare problemen, maar de verscheidenheid van deze bewegingen is zo groot – van spontane volksopstanden tot Maoïstische volkslegers – dat het uitermate ongepast zou zijn om dit te veralgemeniseren. Waar deze problemen bestaan, moeten ze worden aangepakt, maar of en hoe dit moet gebeuren is aan de mensen die hierbij betrokken zijn op de grond.
Welke rollen er belangrijk zijn voor de steun van bewegingen? Ik ga hier geen originaliteitspunten scoren, maar het antwoord is: elke rol die het onderzoek, analyse, propaganda, mobilisatie en confrontatie die een beweging nodig heeft versterkt. Van allerlei soorten mensen zullen aangetrokken worden tot deze rollen zolang als de strijd hen een beter leven beloofd en dat zij het gevoel hebben om bekrachtigd te worden in tegenstelling tot gereduceerd tot een pion in iemand anders zijn spel.
Blissett: Waarom denk je dat militanten worden aangetrokken tot Mao of Maoïsme?
Kuhn: In de 1960’s en 1970’ leek Maoïsme de brug te zijn naar wereldrevolutie als een aanpassing van het Marxistisch-Leninisme. Radicalen wereldwijd schaarde zich erachter. Met de crisis die Links doormaakt sinds het einde van de Koude Oorlog, de opkomst van het neoliberalisme en de politieke en economische ontwikkelingen in China, is de revolutionaire hoop in Maoïsme grotendeels verdwenen. In de Eerste Wereld raakte Maoïsme bijna uitgestorven.
In een aantal Derde Wereldlanden, waaronder Nepal, India en de Filepijnen, hebben sterke Maoïstische bewegingen echter overleefd. De aantrekkingskracht van Maoïsme voor revolutionairen in de Derde Wereld blijft de toepassing van Marxistisch-Leninistische principes voor de omstandigheden van arme landarbeiders-samenlevingen. De opleving van Maoïsme onder radicalen in de Eerste Wereld komt naar mijn mening door drie redenen:
1. Een groot aantal radicalen uit de Eerste Wereld is moe van wat J. Moufawad-Paul in zijn boek The Communist Necessity (vert. De communistische noodzaak), “Movementism” (van ‘beweging’) noemt – het geloof dat zolang mensen op de een of andere manier politiek actief zijn, er revolutionaire verandering zal plaatsvinden gebaseerd op de samenkomst van hun inspanningen. Veel radicalen zijn tot inzicht gekomen dat dit een doodlopende straat is en geloven dat gemeenschappelijke strategieën en visies nodig zijn om die proces verder te helpen. We kunnen dit ook een kritiek noemen op de praktijk van het anarchisme van de 21ste eeuw. Maoïsme bied een duidelijker analytisch kader voor politieke actie en een helderdere visie van revolutionaire verandering.
2. Maoïsme heeft nog steeds voordeel van diens imago als onorthodoxe en progressieve variant van het Marxistisch-Leninisme, gezien diens populariteit in de Derde Wereld, de historische achtergrond van de scheuring met de Sovjet-Unie, de radicaliteit van de Culturele Revolutie en een bepaalde affiniteit met postkoloniale studies. Losjes gezegd, is het hipper dan het oude en saaie Leninistische spul.
3. Zelfs toen de communistische bewegingen in de Derde Wereld in verval waren, waren er nog Maoïstische massabewegingen die een bedreiging vormde voor de kapitalistische orde en die, in het geval van Nepal, bijdroegen aan baanbrekende politieke veranderingen (ook al waren de daaropvolgende acties van Maoïstische leiders in Nepal onderwerp van veel kritiek).
Dit zijn sterke materiële uitingen van politiek engagement. In contrast, heeft anarchisme soms niet meer te bieden dan een paar infoshops in gegentrificeerde wijken van steden in de Eerste Wereld. Ik hoef daarbij niet uit te leggen dat de invloed van het anarchisme natuurlijk veel verder gaat dan dat, maar sommige radicalen worden aangetrokken door de grootschalige sociale veranderingen die het Maoïsme beloofd.
Blisset: Wat zijn momenteel de meest belangrijke aandachtspunten voor de libertaire anti-imperialisten voor de komende 5 á 10 jaar?
Kuhn: a) we moeten manieren vinden om landelijke en internationale (of transnationale) strijden van de arbeidersklasse met elkaar te verbinden. Nationalisme heeft de wereldwijde arbeidersklasse sinds ongeveer 200 jaar verdeeld, waarbij het verschillende lagen van arbeiders heeft voortgebracht, zwoegend en levend in extreem verschillende omstandigheden. De werkers van de ene natiestaat zien werkers van een andere hoofdzakelijk als concurrenten, wat zich uit in protectionisme, anti-immigratie sentimenten en plat racisme en chauvinisme. Extreemrechts probeert deze sentimenten overal in de wereld uit te buiten. Een werkelijk internationalistische strijd van de werkende klasse betekend het identificeren van de werkers’ ware vijanden – de rijken en machtigen – en het formuleren van een gemeenschappelijke visie voor het bereiken van gerechtigheid in de wereldwijde productie en distributie. Voor arbeiders in de Eerste Wereld – waar soms aan gerefereerd wordt als de ‘arbeidersaristocratie’ – kan dit betekenen dat zij sommige privileges verliezen die de imperialistische orde hen heeft toegekend. Werkers even lastig privileges op te geven als ieder ander. Maar hoe moeilijk deze uitdaging ook moge zijn, het moet gebeuren als we ook maar iets willen bereiken.
b) we moeten libertaire overtuigingen bij dit proces introduceren zonder te vervallen in “movementisme.” Ik zie een alliantie van radicalen van verschillende ideologische achtergronden als noodzakelijk als we enige rol willen spelen in de huidige conflicten.
Een van de hoofdtaken van anarchisten zou zijn om de ontwikkeling van dwingende machtsstructuren te bedwingen, een gevaar dat altijd opdoemt. Anarchisme heeft zijn tekortkomingen en zeker niet alle antwoorden die we nodig hebben als we het hebben over de complexe samenlevingen waar we inleven.
Het moet onderdeel zijn van het revolutionaire proces om de valkuilen van het verleden te vermeiden. Ik denk niet dat het helpt om hysterische aanvallen te maken wanneer iemand “autoriteit” aanneemt of wanneer een “hiërarchie” ontstaat, maar iemand moet veiligstellen dat zulke structuren zich niet vestigen, een doel op zichzelf worden en een nieuwe klasse van heerser vormt.
Blissett: Wat betreft historische wetenschap; waar denk je dat de anarchistische en anti-imperialistische bewegingen meer aan moeten werken?
Kuhn: Wat mij het meeste belangrijk lijkt, is om revolutionaire verandering te analyseren. Hoe gebeurde het? Wat waren de omstandigheden? Hoe zijn deze te vergelijken met die van ons vandaag de dag? Wat gebeurde er daarna? Wat ging goed? Wat ging mis? Ik denk dat we onze grip op revolutie voor een groot verloren zijn. Mensen strooien nog graag met het woord om zichzelf te onderscheiden van “reformisten” of “liberalen”, maar slechts zeer weinigen kunnen articuleren wat ze hier daadwerkelijk mee bedoelen. We moeten dit rechtzetten, de term weer inhoud geven en relevante politiek nastreven.
Blissett: Welk van je huidige projecten is momenteel dichts bij publicatie? Zou je een aantal van de projecten waar je momenteel aan werkt kunnen delen?
Kuhn: Ik ben net klaar met de Duitse vertaling van Keeanga-Yamahtta Taylors geweldige boek From #Black Lives Matter to Black Liberation (vert. Van #Black Lives Matter naar Zwarte Bevrijding). Deze komt binnenkort uit. Het volgende grotere project is een andere vertaling, dit keer naar het Engels. Kersplebedeb zal een Engelse vertaling uitgeven van Torkil Lauesens Det Globale Perspektiv (vert. Het globale perspectief), waarover ik erg enthousiast ben.
Lauesen was lid van de zogenaamde Blekingegade Bende, een groep Marxistische revolutionairen in Denemarken die verschillende grote overvallen pleegden in de 1970’s en 1980’s en de opbrengsten doorspeelden aan bevrijdingsbewegingen in de Derde Wereld. Ik heb al eerder samengewerkt met Lauesen voor de uitgave van het boek Turning Money Into Rebellion (vert. Geld omzetten in opstand) door PM Press, ik kijk erg uit naar deze verdere samenwerking.